De algemene, ingevolge het tweede lid van artikel 12 van het Brdis aan de te (her)registreren deskundige te stellen eisen zijn in onderstaande tekst
in cursief opgenomen met een verwijzing naar de onderdelen (a t/m i). Bij de algemene
eis volgen, indien van toepassing, een of meer specifieke eisen. Wanneer geen specifieke
eis is aangegeven, is de desbetreffende algemene eis op zich reeds afdoende bevonden.
Het tweede lid van artikel 12 van het Brdis luidt als volgt:
Een deskundige wordt op zijn aanvraag slechts als deskundige in strafzaken in het
register ingeschreven wanneer hij naar het oordeel van het College:
Artikel 12(2) a. (...) beschikt over voldoende kennis van en ervaring binnen het eigen deskundigheidsgebied
waarop de aanvraag betrekking heeft.
Een aanvrager dient:
-
– te beschikken over een academisch masterdiploma (medisch-biologische vooropleiding);
-
– gedurende tenminste 3 jaar te werken in een relevant vakgebied op het niveau van een
academisch masterdiploma. Gedacht kan worden aan: een ziekenhuis, apotheek, onderzoekslaboratorium
en forensisch instituut;
-
– de ERT-registratie te hebben verkregen;
-
– op de hoogte te zijn van de basisbegrippen uit de in Annex A genoemde gebieden, en
de eventuele beperkingen van zijn kennis op deze gebieden te onderkennen;
-
– in staat te zijn om door te verwijzen naar onderzoekers in aanpalende toxicologische
deskundigheidsgebieden, zoals milieu-toxicologie of veterinaire toxicologie;
-
– lidmaatschap van een relevante beroepsvereniging te vermelden bij de aanvraag.
en
onderscheiden per type aanvrager
A. Initiële aanvrager
B. Heraanvrager
-
(iii) Een geregistreerde deskundige die na registratie een aanvraag tot herregistratie indient,
dient:
-
– in de afgelopen 4 jaar aantoonbaar een minimum van 8 forensische zaken*, die onderworpen
waren aan collegial review, geïnterpreteerd en hierover gerapporteerd te hebben.
-
– in de afgelopen 4 jaar minimaal 32 uur per jaar te hebben besteed aan deskundigheidsbevordering
(bijvoorbeeld het bijwonen van congressen, het geven of volgen van cursussen, publicaties);
-
(iv) Een geregistreerde deskundige die na registratie voor beperkte duur een aanvraag tot
registratie indient, dient:
-
– in de afgelopen 2 jaar aantoonbaar een minimum van 4 forensische zaken*, die onderworpen
waren aan collegial review, geïnterpreteerd en hierover gerapporteerd te hebben.
-
– in de afgelopen 2 jaar minimaal 16 uur per jaar te hebben besteed aan deskundigheidsbevordering
(bijvoorbeeld het bijwonen van congressen, het geven of volgen van cursussen, publicaties);
-
*
In deze zaken moet de aanvrager een aantoonbare rol hebben gespeeld in het pre-analytische
en/of analytische en/of post-analytische deel van het onderzoek en dient er sprake
te zijn van een complexe inhoudelijke interpretatie. Hieronder wordt bijvoorbeeld
niet verstaan het rapporteren van een meetresultaat zonder interpretatie. Onder ‘interpretatie’
wordt niet verstaan het vergelijken van een grenswaarde. Hierbij worden alle relevante
feiten voor zover bekend uit het pre-analytische, analytische en post-analytische
traject en overige relevante feiten meegewogen onder vermelding van de wetenschappelijke
literatuur. Een aanvrager dient recente ervaring te hebben met het interpreteren en
rapporteren van zaken op het moment van zijn aanvraag voor registratie.
Toelichting bij artikel 12 (2) a:
Deskundigheidsbevordering
De registratie-eis met betrekking tot deskundigheidsbevordering geldt voor Forensische
Toxicologie vanaf 1 januari 2016.
Collegial review
Onder collegial review verstaat het College het beoordelen van andermans werk in het
kader van een continue kwaliteitsbewaking van iemands deskundigheid. Hierbij is geen
sprake van een hiërarchische maar van een horizontale verhouding tussen ‘vakinhoudelijke’
collega’s. De reviewer ondertekent het rapport niet.
Verzoek om uitzondering
Indien de aanvrager wil dat het College een uitzondering voor hem maakt op grond van
hetgeen hiervoor staat weergegeven, dan wel omdat de aanvrager wegens omstandigheden
nog niet (volledig) aan de eis van 12 (2) onder a van het Besluit voldoet, dient de
aanvrager hiertoe bij het College een verzoek in te dienen. Het gemotiveerde verzoek
moet als begeleidende brief bij de (her)aanvraag worden ingediend.
Artikel 12(2) b. (...) beschikt over voldoende kennis van en ervaring in het desbetreffende rechtsgebied
en voldoende bekend is met de positie en de rol van de deskundige daarin.
-
– In het algemeen dient een aanvrager voldoende kennis te hebben van het Nederlandse
strafrecht:
-
– In aanvulling op bovenstaande eisen dient een aanvrager voor het deskundigheidsgebied
Forensische Toxicologie:
Toelichting:
Voor (buitenlandse) deskundigen die overwegen een aanvraag voor inschrijving in te
dienen is artikel 19 Brdis van belang. Overeenkomstig het bepaalde in dit artikel is een registratie voor beperkte
duur mogelijk indien de aanvrager niet voldoet aan de eisen genoemd in artikel 12, tweede lid, onder b.
Artikel 12(2) c. (...) in staat is de opdrachtgever inzicht te bieden in de vraag of en zo ja, in hoeverre
de vraagstelling van de opdrachtgever voldoende helder en onderzoekbaar is om deze vanuit zijn specifieke deskundigheid te kunnen beantwoorden.
Artikel 12(2) d,e en f
-
d.
(...) in staat is op basis van de vraagstelling volgens de daarvoor geldende maatstaven
een onderzoeksplan op te stellen en uit te voeren.
-
e.
(...) in staat is onderzoeksmaterialen en -gegevens in een forensische context volgens
de daarvoor geldende maatstaven te verzamelen, vast te leggen, te interpreteren en
te beoordelen.
-
f.
(...) in staat is om de geldende onderzoeksmethoden in een forensische context volgens
de daarvoor geldende maatstaven toe te passen.
Artikel 12(2) g. (...) in staat is zowel schriftelijk als mondeling over de opdracht en elk ander relevant
aspect van zijn deskundigheid gemotiveerd, controleerbaar en in voor de opdrachtgever
begrijpelijke bewoordingen te rapporteren.
Een aanvrager dient:
-
–
in staat te zijn, op basis van de resultaten, aan een leek te rapporteren over een
interpretatie en conclusie (zowel schriftelijk als mondeling) en deze statistisch
te ondersteunen waar relevant.
-
–
Indien nodig, te vragen om nadere informatie omtrent de zaak en te weten waar de grenzen
van zijn deskundigheidsgebied liggen.
Artikel 12(2) h. (...) in staat is een opdracht te voltooien binnen de daarvoor gestelde of afgesproken
termijn.
Artikel 12(2) i. (...) in staat is zijn werkzaamheden als deskundige onafhankelijk, onpartijdig, zorgvuldig,
vakbekwaam en integer te verrichten.
Zie de op de website van het NRGD gepubliceerde Gedragscode NRGD die door het College
gerechtelijk deskundigen is vastgesteld.