-
1. In artikel 65 van de AWR zijn de bevoegdheden van de inspecteur neergelegd om ambtshalve:
-
a. een onjuiste belastingaanslag te verminderen;
-
b. een onjuiste beschikking te verminderen;
-
c. een in de wet voorziene vermindering te verlenen;
-
d. een in de wet voorziene ontheffing te verlenen;
-
e. een in de wet voorziene teruggaaf te verlenen.
Deze bevoegdheden worden in dit besluit aangeduid met de term: vermindering of teruggaaf
van belasting. De uitoefening van deze bevoegdheden wordt in dit besluit aangeduid
als: ambtshalve verminderen of teruggeven van belasting.
-
2. Dit onderdeel bevat een uitputtende regeling van de gevallen, waarin de inspecteur
van deze bevoegdheden gebruik maakt.
-
3. Dit onderdeel is ook van toepassing op regelingen die onder het bereik van artikel 65 van de AWR zijn gebracht, zoals bijvoorbeeld de werknemersverzekeringen.
Dit onderdeel is niet van toepassing als in de wet of in een op de wet gebaseerde
ministeriële regeling regels voor ambtshalve verminderen of teruggeven zijn gesteld,
zoals bijvoorbeeld in artikel 45aa van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001.
-
4. Dit onderdeel verstaat onder de belanghebbende:
de belastingplichtige, de inhoudingsplichtige of degene die de belasting als hoofdelijk
medeaansprakelijke heeft betaald. Als zowel de belastingplichtige als de inhoudingsplichtige
in beginsel in aanmerking komen voor een vermindering of teruggaaf van belasting,
heeft uitsluitend de belastingplichtige aanspraak op die vermindering of die teruggaaf
van belasting. Dit behoudens die gevallen waarin een wettelijke regeling een ander
dan de belastingplichtige aanwijst, zoals bijvoorbeeld artikel 59, zesde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen. In genoemd voorbeeld wordt de ambtshalve teruggaaf uitsluitend aan de werkgever
verleend.
-
5. Dit onderdeel is van overeenkomstige toepassing voor de vaststelling en herziening
van verliesbeschikkingen. Ondanks dat de ambtshalve vastgestelde en herziene beschikkingen
niet voor bezwaar vatbaar zijn, staan de wettelijke bepalingen niet aan verliesverrekening
in de weg. Een aldus vastgesteld verlies kan ook worden verrekend met inkomens of
belastbare winsten welke gelegen zijn buiten de vijfjaarstermijn, zoals bedoeld in
het negende lid van dit onderdeel.
-
6. De inspecteur verleent geen vermindering of teruggaaf als een verzoek om vermindering
of teruggaaf betrekking heeft op een belastingaanslag of een beschikking, waarvoor:
-
a. de vereiste aangifte niet is gedaan; of
-
b. niet volledig is voldaan aan de verplichtingen ingevolge de artikelen 41, 47, 47a, 49, 52, van de AWR, alsmede aan de verplichtingen ingevolge artikel 53, eerste, tweede en derde lid, van de AWR, voorzover het verplichtingen van administratieplichtigen betreft ten behoeve van
de heffing van de belasting waarvan de inhouding aan hen is opgedragen;
tenzij is gebleken dat en in hoeverre de belastingaanslag of de beschikking onjuist
is.
-
7. Vermindering of teruggaaf van belasting kan worden verleend:
-
a. Uit eigen beweging:
De inspecteur verleent ambtshalve de vermindering of teruggaaf van belasting waarvoor
de belanghebbende redelijkerwijs in aanmerking komt indien enig feit de conclusie
rechtvaardigt dat belanghebbende hiervoor in aanmerking komt.
-
b. Op verzoek:
De inspecteur verleent ambtshalve de vermindering of teruggaaf van belasting waarvoor
de belanghebbende redelijkerwijs in aanmerking komt indien belanghebbende een verzoek
hiertoe indient.
-
c. Naar aanleiding van een niet-ontvankelijk bezwaarschrift of verzoek:
De inspecteur behandelt een bezwaarschrift of in de wet voorzien verzoek dat wegens
termijnoverschrijding of andere redenen van formele aard niet-ontvankelijk is, als
een verzoek om ambtshalve verminderen of teruggeven van belasting. De inspecteur verleent
ambtshalve de vermindering of teruggaaf van belasting waarvoor belanghebbende redelijkerwijs
in aanmerking komt bij de uitspraak waarin de niet-ontvankelijkheid wordt uitgesproken.
-
8. De inspecteur verleent geen vermindering of teruggaaf van belasting:
-
a. Als belanghebbende er niet redelijkerwijs voor in aanmerking komt (zie onder 10 en
11 in dit onderdeel).
-
b. Als er sprake is van nieuwe jurisprudentie of nieuw beleid (zie onder 12, 13 en 14
in dit onderdeel).
-
c. In gevallen waarin de belanghebbende bij de aangifte of op een ander wettelijk voorgeschreven
moment een verzoek had moeten doen of een keuze had moeten maken voor toepassing van
een fiscale faciliteit. Een dergelijk verzoek kan niet meer succesvol worden gedaan
en een dergelijke keuze kan niet meer succesvol worden gemaakt nadat de aanslag onherroepelijk
vast is komen te staan, dan wel de bezwaar- of beroepstermijn is verstreken. Voor
de toepassing van deze bepaling wordt een verzoek om teruggaaf of vermindering in
de zin van de belastingwet, niet aangemerkt als verzoek om een fiscale faciliteit.
-
d. Als een correctiebericht in de zin van artikel 28a Wet op de loonbelasting 1964 moet of kan worden ingediend, tenzij het verzoek wordt gedaan in de vorm van een
correctiebericht.
-
9. De termijn waarbinnen de belanghebbende aanspraak kan maken op het ambtshalve verlenen
van vermindering of teruggaaf van belasting vervalt:
-
a. voor aanslagbelastingen door verloop van vijf jaar na het einde van het kalenderjaar
waarop de belastingaanslag betrekking heeft. Bij afwijkende tijdvakken gaat deze termijn
lopen na afloop van het boekjaar of belastingtijdvak en bij tijdstipbelastingen na
het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan.
-
b. voor aangiftebelastingen door verloop van vijf jaar na het einde van het belastingjaar
waarin de belastingschuld is ontstaan of waarop de teruggaaf betrekking heeft;
-
10. Als de inspecteur voornemens is op grond van bepaalde feiten ambtshalve vermindering
of teruggaaf van belasting te verlenen, maar hij kennis neemt van andere feiten waardoor
hij vermoedt dat de belasting onjuist is berekend, houdt hij daarmee bij het verminderen
of teruggeven van belasting rekening.
-
11. In gevallen waarin ter zake van enig feit ten onrechte belasting is geheven en waarin
als gevolg van die heffing een belasting (ook al betreft deze een ander dan belanghebbende)
ter zake van datzelfde feit niet is geheven en ook niet meer kan worden geheven, verleent
de inspecteur slechts ambtshalve vermindering of teruggaaf voor zover het bedrag van
de eerstgenoemde belasting het bedrag van de andere belasting te boven gaat.
-
12. Een arrest van de Hoge Raad dan wel een beleidsbesluit mijnerzijds waarin een toepassing
van de belastingwet besloten ligt die voor de belanghebbende gunstiger is dan de bij
de heffing van de belasting gevolgde toepassing, leidt niet tot het ambtshalve verlenen
van een vermindering of teruggaaf van belasting indien de belastingaanslag, de voldoening
op aangifte of de afdracht op aangifte onherroepelijk is komen vast te staan vóór
de dag, waarop het arrest door de Hoge Raad is gewezen, onderscheidenlijk vóór de
dagtekening van het beleidsbesluit of andere schriftelijke aanwijzing, tenzij ik op
dit punt een afwijkende regeling heb getroffen.
-
13. Bovenstaande is van overeenkomstige toepassing op uitspraken van het Hof van Justitie
van de Europese Gemeenschappen alsmede op rechterlijke uitspraken van andere supranationale
colleges. Het vorenstaande vindt geen toepassing voor zover het arrest van het Hof
van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 13 januari 2004, C-453/00, (Kühne
& Heitz) en de daarop gebaseerde latere jurisprudentie tot een gunstiger resultaat
leidt.
-
14. Een uitspraak van een Rechtbank of Gerechtshof is doorgaans geen aanleiding voor het
ambtshalve verlenen van vermindering of teruggaaf van belasting. Dit lijdt evenwel
uitzondering als ik kenbaar heb gemaakt dat de uitspraak tot richtsnoer moet worden
genomen. Het gestelde in dit onderdeel onder 12 is dan van overeenkomstige toepassing.
-
15. Er kunnen zich bijzondere situaties voordoen waarin de inspecteur moet afwijken van
de in dit onderdeel opgenomen regeling. Het gaat daarbij om de volgende gevallen:
-
a. De inspecteur is verplicht op grond van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur
een vermindering of teruggaaf ambtshalve te verlenen.
Voorbeeld 1:
Een belastingplichtige heeft afgezien van het instellen van bezwaar of beroep op grond
van de toezegging van de inspecteur dat de aan de belastingplichtige opgelegde aanslag
zal worden verminderd indien de fiscus in een procedure betreffende een ander belastingjaar
over een soortgelijk geval bij dezelfde belastingplichtige in het ongelijk wordt gesteld.
Nadat de uitspraak van de rechter in de procedure onherroepelijk is geworden komt
de inspecteur tot de conclusie dat de belastingplichtige op grond van die uitspraak
in aanmerking komt voor vermindering van de hem opgelegde aanslag.
Inmiddels is de termijn voor het verlenen van ambtshalve vermindering (zie dit onderdeel
onder 9) verstreken. De inspecteur heeft de belastingplichtige evenwel toegezegd dat
de aanslag zal worden verminderd. Het vertrouwensbeginsel noopt de inspecteur tot
het verlenen van de toegezegde vermindering.
Voorbeeld 2
Belastingplichtige en de inspecteur verschillen van mening over de vraag in welk jaar
of in welk belastingmiddel een inkomensbestanddeel begrepen dient te worden. Er wordt
een procedure gevoerd over het ene jaar of middel, en er wordt tevens, al dan niet
door de belastingplichtige aangegeven, ter behoud van rechten geheven in het andere
jaar of middel.
Als de inspecteur de procedure wint noopt het zorgvuldigheidsbeginsel de inspecteur
tot het verlenen van een teruggaaf van de ten onrechte geheven belasting in het andere
jaar of middel, ongeacht termijn genoemd in dit onderdeel onder 9.
-
b. Als ik in een beleidsbesluit een bijzondere regeling heb getroffen.
-
16. Als een belastingplichtige ondanks de toepassing van een bilateraal belastingverdrag
wordt geconfronteerd met een situatie van dubbele belasting, dan treden de betrokken
bevoegde autoriteiten op zijn verzoek in overleg om na te gaan of zij voor deze situatie
van dubbele belasting een oplossing kunnen vinden. De meeste belastingverdragen bevatten
een bepaling waarin is omschreven dat een overeengekomen oplossing wordt uitgevoerd
ongeacht de (verjarings)termijnen in de nationale wetgeving van de beide staten. In
een aantal (oudere) verdragen ontbreekt die bepaling. Ook voor deze verdragen geldt
dat een met de andere staat overeengekomen regeling tot oplossing van de dubbele belasting
kan worden uitgevoerd ongeacht de vijfjaarstermijn.
-
17. Wanneer de belanghebbende de wettelijke termijn voor het indienen van een verzoek
om teruggaaf van accijns of verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken ongebruikt
heeft laten verstrijken, verleent de inspecteur geen teruggaaf als in de voorafgaande
drie jaren reeds tweemaal eerder een verzoekschrift te laat is ingediend en betrokkene
er daarbij op is gewezen dat bij een derde en volgend te laat ingediend verzoekschrift
niet nogmaals ambtshalve teruggaaf zal worden verleend.