Richtlijn voor strafvordering Winkeltijdenwet

Geraadpleegd op 27-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-03-2015.
Geldend van 01-03-2015 t/m heden

Richtlijn voor strafvordering Winkeltijdenwet

Beschrijving

Deze richtlijn voor strafvordering ziet op overtredingen van de artt. 2, 3, derde lid, 6, tweede lid en 8, tweede lid van de Winkeltijdenwet. Dit zijn economische delicten op grond van artikel 1 onder 4° Wet op de economische delicten (Wed). Deze worden in art. 2 lid 4 Wed als overtreding gekwalificeerd.

Bij overtreding van de Winkeltijdenwet is een financiële sanctie passend. Voor de ter onderscheiden situaties gelden de volgende uitgangspunten.

 

uitgangspunt

recidive (+ 50%)

Niet structurele ongeoorloofde openstelling

door individuele ondernemingen (geen filiaalbedrijven)

GB € 650

GB € 950

Structurele ongeoorloofde openstelling

door individuele ondernemingen (geen filiaalbedrijven)

GB € 1.200

GB € 1.800

Ongeoorloofde openstelling

door ondernemingen die deel uitmaken van een concern

GB € 6.000

GB € 9.000

Hoorplicht

Een strafbeschikking houdende betalingsverplichtingen uit hoofde van geldboete en schadevergoedingsmaatregel, die afzonderlijk of gezamenlijk meer belopen dan € 2000 (en als de verdachte een rechtspersoon is € 10.000), wordt slechts uitgevaardigd indien de verdachte, bijgestaan door een raadsman, daaraan voorafgaand is gehoord door de officier van justitie die de strafbeschikking uitvaardigt (artikel 257c lid 2 Wetboek van Strafvordering en art 36, lid 2 Wed).

Eis ter zitting

Indien een aangeboden transactie niet is betaald, wordt het aangeboden bedrag, verhoogd met 20% gevorderd. Bij het aanbrengen van de zaak op zitting na een eerder opgelegde strafbeschikking is het uitgangspunt voor de strafeis van de officier van justitie de bij strafbeschikking opgelegde straf. Als er redenen zijn om aan te nemen dat het verzet uitsluitend is gedaan ter uitstel van de executie of om de procesgang te vertragen, kan een tot maximaal 20% hogere straf worden gevorderd. Dat kan aan de orde zijn wanneer de bestrafte in het verzetschrift geen gronden heeft aangegeven en eveneens verstek laat gaan ter terechtzitting, danwel verschijnt maar geen inhoudelijk verweer voert.

Indien rauwelijks is gedagvaard, dienen de omstandigheden die daartoe aanleiding hebben gegeven in de eis te worden verdisconteerd.