Richtlijn voor strafvordering Binnenvaart

Geraadpleegd op 19-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-03-2015.
Geldend van 01-03-2015 t/m heden

Richtlijn voor strafvordering Binnenvaart

Beschrijving

Deze richtlijn heeft betrekking op overtredingen van voorschriften op het gebied van de scheepvaart op de binnenwateren (beroeps- en recreatievaart). De tarieven zijn afgerond volgens de systematiek van de Aanwijzing kader voor strafvordering en OM-afdoeningen.

Inhoudsopgave

I

Algemeen

1

II

Binnenvaartwet (en verwante uitvoeringsregelingen HRA)

2

III

Scheepvaartverkeerswet en Reglementen (o.a. BPR/RPR)

3

IV

Varen onder invloed

8

V

Vervoer van gevaarlijke stoffen

10

I. Algemeen

Dit hoofdstuk bevat essentiële achtergrondinformatie voor alle in de navolgende hoofdstukken opgenomen richtlijnen.

1. Achtergrond

Het strafvorderingsbeleid voor binnenvaart wijkt op een aantal punten af van het ‘Kader voor strafvordering’ en het gebruikelijke strafprocesrecht. De reden hiervoor ligt in het internationale recht.

De wet- en regelgeving op de Nederlandse binnenwateren verschilt per water.1 Op enkele scheepvaartwegen zijn een specifiek verdrag en bijbehorende voorschriften van toepassing. Van belang is met name de Herziene Rijnvaartakte (HRA, ook wel: Akte van Mannheim 1868), die in Nederland geldt op de Rijn, het Pannerdensch Kanaal, de Lek en de Waal (de zgn. ‘Aktewateren’). De HRA heeft een eigen sanctieregime. Zo berust de bevoegdheid om recht te spreken bij zgn. ‘Rijnvaartrechters’ (art. 34 HRA) en kent artikel 32 van de Herziene Rijnvaartakte uitsluitend een geldboete als sanctie. Dit betekent dat bij overtredingen op de internationale Rijn ingevolge artikel 94 Grondwet geen ruimte is voor oplegging van vervangende hechtenis. Hetzelfde geldt voor taakstraffen, verbeurdverklaring of ontzegging van de vaarbevoegdheid. De op te leggen geldboete is sinds 1 november 2011 gemaximeerd op 25.000 euro. De in deze richtlijn opgenomen tarieven zijn vergeleken met de Bussgeldkatalog van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) in Straatsburg.2 Bij een groot aantal feiten is er in navolging van de Bussgeldkatalog voor gekozen om marges aan te geven. Wegingsfactoren zijn daarbij onder meer de ernst van feit, de mate van gevaarzetting, het soort schip en de omstandigheden waaronder het feit werd gepleegd.

2. Wijzigingen

De richtlijn is gecomprimeerd en aangepast aan het nieuwe Kader voor strafvordering3. Omdat het daarin gebruikte puntensysteem is vervallen, zijn alle tarieven van punten omgezet naar euro’s.

3. Reikwijdte

  • Deze richtlijn geldt ook voor de conventionele (grens)wateren (Eems/Dollard, Westerschelde, Het Kanaal van Gent naar Terneuzen en de Gemeenschappelijke Maas)4;

  • Tegen overtredingen op de internationale rijn wordt slechts opgetreden met inachtneming van het sanctieregime van de HRA (zie par. 1.1);

  • De feiten die zijn opgenomen in de ‘Tekstenbundel voor misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen’ – en die met behulp van een feitcode geautomatiseerd kunnen worden afgedaan in de strafrechtsketen – zijn in deze richtlijn buiten beschouwing gelaten;

  • Taakstraffen zijn enkel geïndiceerd indien er geen sprake is van een taakstrafverbod als bedoeld in art. 22b, tweede lid, Sr;

  • Indien transigabele feiten tussentijds onder het bereik van de OM-strafbeschikking worden gebracht, kunnen de tarieven uit deze richtlijn mutatis mutandis worden toegepast (met inachtneming van de Aanwijzing OM-Afdoening);

  • Het bijbehorende opsporings- en vervolgingsbeleid is neergelegd in de Aanwijzing Binnenvaart;

  • Verkorte aanduidingen en gehanteerde afkortingen worden toegelicht in bijlage 1;

  • Deze richtlijn is geldig vanaf de datum van inwerkingtreding.

II. Binnenvaartwet

De Binnenvaartwet (BVW) en enkele uitvoeringsregelingen van de HRA op het terrein van technische eisen voor schepen, bemanningsvoorschriften en vaar- en rusttijden worden primair bestuursrechtelijk gehandhaafd. Het strafrecht wordt nog slechts in een zeer beperkt aantal gevallen toegepast (zie hoofdstuk II van de Aanwijzing Binnenvaart).

Artikel

Toelichting

Algemeen

Rijnvaart

Art. 17, vijfde lid, BVW

Gebruik van een schip terwijl het gebruik is onderbroken o.g.v. artikel 17 van de Binnenvaartwet

   
 

Eerste overtreding

GB 3.200 of TS 160 uur ov

GB 3.200

 

Recidive

GB 3.200 en

1 mnd HTS ov

GB 5.000

Art. 25, vierde lid, BVW jo. 13-17 BVB

Voor de tarieven voor varen zonder in het bezit te zijn van een geldig klein vaarbewijs wordt verwezen naar de ‘Tekstenbundel voor misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen’

Zie tekstenbundel (feitcode W300b)

Zie tekstenbundel (feitcode W300b)

Art. 49, eerste lid, jo. betreffende verbodsbepaling BVW

Indien strafrechtelijke handhaving overigens aangewezen is, bijvoorbeeld als er sprake is van gevaar voor de openbare veiligheid (art. 49 BVW), is de gewenste sanctie sterk afhankelijk van de gevaarzetting en de omstandigheden rond de gedraging.

Vertrekpunt kan zijn het voor de bewuste gedraging in de ‘bestuurlijke boete catalogus’ van de ILT (bijlage 11.1 als bedoeld in art. 11.1 van de BVR) opgenomen hoogst op te leggen boetebedrag, met een significante verhoging.

Zie hoofdstuk II van de Aanwijzing Binnenvaart.

Minimaal: GB 700 of TS 50 uren

Maximaal: 4 mnd HTS ov

Zie art. 32 HRA in deze tabel

Art. 32 HRA jo voorschrift voor internationale Rijn 1

Enkele uitvoeringsregelingen2 van de HRA worden – voor zover de bepalingen overeenkomen met hetgeen bij of krachtens de Binnenvaartwet is bepaald – bestuursrechtelijk gehandhaafd (bestuurlijke boete). Indien strafrechtelijke handhaving overigens aangewezen is, bijvoorbeeld als er sprake is van gevaar voor de openbare veiligheid (art. 49 BVW), is de gewenste sanctie sterk afhankelijk van de gevaarzetting en de omstandigheden rond de gedraging. Vertrekpunt kan zijn het voor de bewuste gedraging in de ‘bestuurlijke boete catalogus’ van de ILT (bijlage 11.1 als bedoeld in art. 11.1 van de BVR) opgenomen hoogst op te leggen boetebedrag, met een significante verhoging. Zie hoofdstuk II en V van de Aanwijzing Binnenvaart.

 

GB 700 -16.000

1De mogelijkheid om bij de Binnenvaartwet van het bestuursrecht ‘op te schalen’ naar het strafrecht, wordt op de internationale Rijn niet toegepast over de band van art. 49 BVW (in verband met een voorbehoud in de strafbaarstelling in art. 1, onder 4, van de WED). Indien een overtreding strafbaar is op grond van art. 32 van de Herziene Rijnvaartakte, vormen dat artikel en het relevante voorschrift voor de internationale Rijn (bv. bepaling uit het ROSR) bij gevaar voor de openbare veiligheid de grondslag voor de strafrechtelijke handhaving.

2Het gaat met name om voorschriften ten aanzien van vaartijden, bemanningseisen, radarexamens en technische eisen. Het ROSR en RSPR zijn opgenomen als bijlagen bij de Binnenvaartregeling.

III. Scheepvaartverkeerswet en Reglementen (o.a. BPR/RPR)

Dit hoofdstuk bevat achtereenvolgens de tarieven voor niet feitgecodeerde overtredingen van de Scheepvaartverkeerswet (SVW), het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) en het Rijnvaartpolitiereglement 1995 (RPR). Deze tarieven zijn van overeenkomstige toepassing op de conventionele (grens)wateren (Eems/Dollard, Westerschelde, Het Kanaal van Gent naar Terneuzen en de Gemeenschappelijke Maas).5

1. Scheepvaartverkeerswet

Artikel

Toelichting

Algemeen

Rijnvaart

26 SVW

Opzettelijk wederrechtelijk een aan een ander toebehorend schip gebruiken op de scheepvaartweg (‘joysailing’)1

   
 

Eerste overtreding

GB 850 of

TS 60 uur

GB 850

 

1 maal recidive

TS 80 uur ov2 en GS 2 wkn vw met proeftijd van 2 jaar (DV)

GB 1.200–1.700

 

Meermalen recidive

GS 2 wkn ov (DV)

GB 1.700–4.300

27/1; 27/2/a; 27/2/b; 28/1; 28/2; 28a/7; 29/3 SVW

‘Varen onder invloed’

Zie hoofdstuk IV

   

1Omdat verondersteld wordt dat het delict vaak in groepsverband wordt gepleegd, is de factor medeplegen in het delict begrepen.

2In geval van een taakstrafverbod (art. 22b Wetboek van Strafrecht) te vervangen door een geldboete van 1.200 euro (evt. in termijnen).

2. Binnenvaartpolitiereglement

Artikel

Toelichting

Transactie (GB)

1.04 BPR

Als schipper niet alle voorzorgmaatregelen nemen die geboden zijn.

175–1.400

1.04 jo. 1.03/3 BPR

Als lid bemanning etc. die zelfstandig koers en snelheid schip bepaalt niet alle voorzorgsmaatregelen nemen die door algemene plicht tot waakzaamheid worden gevorderd.

175–700

1.06 BPR

Afmetingen etc. schip/samenstel niet verenigbaar met karakteristiek/afmetingen van de vaarweg en de kunstwerken.

350–1.000

1.07/1 BPR

Schip tot over vlak onderkant inzinkingsmerken beladen

350–1.000

1.07/2 BPR

Te geringe stabiliteit door onjuiste belading

350–1.000

1.07/2 BPR

Niet genoeg vrij uitzicht tijdens de vaart.

350–700

1.07/3 BPR

Geen controle stabiliteit (stabiliteitsberekening) bij het genoemde containervervoer

700

1.09/3 BPR

Geen bekwame persoon in stuurhut snel schip die het roer bedient

275–700

1.09/3 BPR

Geen (bekwame) tweede persoon in stuurhut snel schip

275–450

1.09/4 BPR

In de stuurhut niet in staat alle inlichtingen en aanwijzingen te vernemen.

250

1.09/4 BPR

Geen uitkijk of luisterpost aanwezig.

250

1.10/1/a BPR

Niet aan boord aanwezig: Meetbrief

350

1.10/1/b BPR

Niet aan boord aanwezig: ADN bescheiden.

Zie hoofdstuk V

1.10/1/c BPR

Niet aan boord aanwezig: Groot vaarbewijs c.q. vaarbevoegdheidsbewijs.

350

1.10/1/c BPR

Niet aan boord aanwezig: Klein vaarbewijs c.q. vaarbevoegdheidsbewijs.

175

1.10/1/d BPR

Niet aan boord aanwezig: Radarpatent.

350

1.10/1/e BPR

Niet aan boord aanwezig: Handboek marifonie.

100

1.10/1/f BPR

Niet aan boord aanwezig: het registratiebewijs gebruik frequentieruimte (maritiem mobiel)

100

1.10/1/g BPR

Niet aan boord aanwezig: Marifoon bedieningscertificaat.

100

1.10/1/h BPR

Niet aan boord aanwezig: het certificaat van onderzoek, met inbegrip van het stuwplan of de ladinglijst voor de actuele beladingstoestand en, de stabiliteitsberekening etc

350

1.10/1/i BPR

Niet aan boord aanwezig: Certificaat navigatielantaarns.

100

1.12 BPR

Niet voldoen aan genoemde verplichtingen ter voorkoming gevaar voor uitstekende delen, niet voorhalen ankers, etc.

200–500

1.13 BPR

Verplichtingen ter bescherming van verkeerstekens.

200–500

1.14 BPR

Niet onverwijld autoriteit kennis geven van beschadiging kunstwerk met schip etc.

500

1.15/1 BPR

Verbod te water doen geraken van voorwerpen of stoffen.

200–650

1.15/2 BPR

Niet voldoen aan meldingsplicht bij te water raken van voorwerpen of stoffen.

425

1.19 BPR

Als schipper geen gevolg gegeven aan een verkeersaanwijzing.

275–425

1.19 BPR

Als schipper geen gevolg gegeven aan een verkeersaanwijzing. Verbod verder te varen.

650–1.000

1.20 BPR

Geen medewerking verlenen aan bevoegde autoriteit

175

1.21 BPR

Bijzonder transport zonder vergunning.

175–1.000

1.23 BPR

Evenement of andere gebeurtenis niet tijdig melden c.q. zonder toestemming doen plaats vinden

175–700

Hfdst. 3 BPR

Optische tekens van grote schepen. Bedrag per onjuist of niet gevoerd teken. (dagteken of licht/lichtcombinatie).

Voor ontbrekende seinvoering bij vervoer gevaarlijke stoffen; zie hoofdstuk V

200

Hfdst. 3 BPR

Optische tekens van kleine schepen. Bedrag per onjuist of niet gevoerd teken. (dagteken of licht/lichtcombinatie).

100

4.01/1/A BPR

Als schipper met groot motorschip geen geluidsseinen geven of kunnen geven.

200

4.05 BPR

Onjuist gebruik marifoon

125

4.05 BPR

Marifoon niet in overeenstemming met de regels, of niet aanwezig.

350–1.000

Hfdst. 6 BPR

Niet houden aan vaarregels. Geen aanvaring.

200–350

Hfdst. 6 BPR

Niet houden aan vaarregels. Met aanvaring, lichte schade geen letsel.

350–700

6.18/2 BPR

Varen binnen afstand van 50 m bij schip met gevaarlijke stoffen dat 2 of 3 kegels voert.

550

6.20 BPR

Hinderlijke waterbeweging, geen schade.

200–350

6.20 BPR

Hinderlijke waterbeweging, waarbij schade is ontstaan voor derden.

350–700

6.26–6.28b BPR

Doorvaren van bruggen, stuwen en sluizen in strijd met verkeersteken dat gebod of verbod inhoudt.

200–350

6.26–6.28b BPR

Doorvaren van bruggen, stuwen en sluizen in strijd met verkeersteken dat gebod of verbod inhoudt. Met aanvaring, lichte schade, geen letsel.

350–700

6.29–6.33 BPR

Als schipper bij slecht zicht, niet houden aan de vaarregels. Geen aanvaring. (Uitz: transactie 6.30 lid 2 stuurboordswal houden)

425–700

6.29–6.33 BPR

Als schipper bij slecht zicht, niet houden aan de vaarregels. Met aanvaring, lichte schade, geen letsel.

700–1.000

6.29–6.33 BPR

Als schipper schip niet stil gelegd bij slecht zicht c.q. varen zonder radar bij slecht zicht.

550

6.32 BPR

Varen op radar zonder radardiploma.

550

7.01–7.07 BPR

Ligplaats nemen in strijd met de voorschriften.

125

7.07/1 BPR

Minimumafstand niet in acht nemen tot schip met gevaarlijke stoffen

550

7.08 BPR

Geen bewaking of toezicht.

Uitz: Bewaking ADN. Tarief zie hoofdstuk V

125–700

8.03/a BPR

Met snelle motorboot deelnemen aan de scheepvaart met gevaar brand/ontploffing etc.

250

8.03/c BPR

Met snelle motorboot deelnemen aan de scheepvaart zonder deugdelijk stuurinrichting.

250

8.03/a jo. 8.04 BPR

Als eigenaar of houder niet zorg dragen dat snelle motorboot deelneemt aan de scheepvaart zonder gevaar voor brand/ontploffing etc.

250

8.03/c jo. 8.04 BPR

Als eigenaar of houder niet zorg dragen dat een snelle motorboot deelneemt aan de scheepvaart met een deugdelijke stuurinrichting.

250

8.05/2 BPR

Met de motor van een snelle motorboot onnodig geluid veroorzaken.

100

8.05/3 BPR

De motor van een stilliggende snelle motorboot onnodig lang of zonder redelijk doel in werking houden.

100

9.02 BPR

Overschrijden van de ten hoogste toegelaten afmetingen van schepen of samenstellen.

700–1.800

9.03 BPR

In strijd met de voorschriften op genoemde vaarwegen ligplaats nemen.

Uitz: Verbod ontgassen. Tarief zie hoofdstuk V.

175–350

9.04/1/3/4/5 BPR

Handelen in strijd met de genoemde verplichtingen.

100

9.04/6 BPR

Op klein schip geen radarreflector voeren bij slecht zicht op de vaarwegen van bijlage 15 onder b.

200

9.06 BPR

Handelen in strijd met de genoemde verplichtingen.

200–1.000

9.07 BPR

Als schipper groot schip niet of niet juist voldoen aan meld-,uitluister- en communicatieplicht.

350

9.07 BPR

Als schipper klein schip niet of niet juist voldoen aan meld-,uitluister- en communicatieplicht.

100

9.08 BPR

Varend brandstof afleveren zonder toestemming van de bevoegde autoriteit op de bedoelde vaarwegen.

350

11.01/2/3 BPR

Niet voldoende de ruimte laten, tekens tonen of geluidseinen geven. Geen aanvaring.

200–350

11.01/2/3 BPR

Niet voldoende de ruimte laten, tekens tonen of geluidseinen geven. Met aanvaring, lichte schade, geen letsel.

350–650

3. Rijnvaartpolitiereglement 1995 (RPR)

Artikel

Onderwerp

Transactie (GB)

1.02/7 RPR

Schipper met een alcoholconcentratie in het bloed van 0,5 ‰ of meer (c.q. 220 µg/l). Zie hoofdstuk IV

1.03/4 RPR

Als dienstdoend lid bemanning etc. die zelfstandig koers en snelheid schip bepaalt en daarbij een alcoholconcentratie in het bloed heeft van 0,5 ‰ of meer (c.q. 220 µg/l). Zie hoofdstuk IV

1.04 RPR

Als schipper niet alle voorzorgsmaatregelen nemen die door algemene plicht tot waakzaamheid/goed zeemanschap worden gevorderd.

175–1.400

1.04 jo. 1.03/3 RPR

Als dienstdoend lid bemanning etc. die zelfstandig koers en snelheid schip bepaalt niet alle voorzorgsmaatregelen nemen die door algemene plicht tot waakzaamheid worden gevorderd.

175–700

1.06 RPR

Afmetingen etc. schip/samenstel niet verenigbaar met karakteristiek/afmetingen van de vaarweg en de kunstwerken.

350–1.000

1.07/1 RPR

Schip tot over vlak onderkant inzinkingsmerken beladen (veiligheidsafstand)

350–1.000

1.07/2 RPR

Niet genoeg vrij uitzicht

350–700

1.07/3 RPR

Te geringe stabiliteit door onjuiste belading.

350–1.000

1.07/4 RPR

Geen controle stabiliteit (stabiliteitsberekening!) bij het genoemde containervervoer.

700

1.07/5 RPR

Meer passagiers dan toegestaan / onvoldoende zitplaatsen (snel schip)

450–800

1.09/3 RPR

In de stuurhut niet in staat alle inlichtingen en aanwijzingen te vernemen.

250

1.09/4 RPR

Geen uitkijk of luisterpost aanwezig.

250

1.09/5 RPR

Geen bekwame persoon in stuurhut snel schip die het roer bedient

275–700

1.09/5 RPR

Geen (bekwame) tweede persoon in stuurhut snel schip

275–450

1.10/1/a RPR

Niet aan boord aanwezig: Certificaat van onderzoek of gelijkwaardig doc.

350

1.10/1/b RPR

Niet aan boord aanwezig: Rijnpatent of gelijkwaardig doc.

350

1.10/1/b RPR

Niet aan boord aanwezig: Sportpatent of gelijkwaardig doc.

100

1.10/1/b RPR

Niet aan boord aanwezig: Dienstboekje of gelijkwaardig doc.

175

1.10/1/c RPR

Niet aan boord aanwezig: Vaartijdenboek m.i.v. verklaring bijlage K (23.08 ROSR).

1.100

1.10/1/d RPR

Niet aan boord aanwezig: Verklaring inzake afgifte vaartijdenboek.

100

1.10/1/e RPR

Niet aan boord aanwezig: Rijnvaartverklaring.

100

1.10/1/f RPR

Niet aan boord aanwezig: Meetbrief

350

1.10/1/g RPR

Niet aan boord aanwezig: Verklaring inbouw/functioneren tachograaf.

125

1.10/1/h RPR

Niet aan boord aanwezig: Radarpatent c.q. vervangend diploma.

350

1.10/1/i RPR

Niet aan boord aanwezig: Verklaring inbouw en functioneren radar-installatie/bochtaanwijzer.

125

1.10/1/k RPR

Niet aan boord aanwezig: Marifoon bedieningscertificaat.

100

1.10/1/l RPR

Niet aan boord aanwezig: Vergunning gebruik frequentieruimte.

100

1.10/1/m RPR

Niet aan boord aanwezig: Handboek marifonie.

100

1.10/1/n RPR

Niet aan boord aanwezig: Behoorlijk bijgehouden olie-afgifteboek.

275

1.10/1/o RPR

Niet aan boord aanwezig: Bescheiden betreffende stoomketels en onder druk staande vaten.

125

1.10/1/p RPR

Niet aan boord aanwezig: Verklaring installaties voor vloeibaar gemaakte gassen.

125

1.10/1/q RPR

Niet aan boord aanwezig: Bescheiden betreffende elektrische installaties.

125

1.10/1/r RPR

Niet aan boord aanwezig: Keuringsbewijs brandblusapparaten.

125

1.10/1/s RPR

Niet aan boord aanwezig: Keuringsbewijs kranen.

125

1.10/1/t RPR

Niet aan boord aanwezig: ADN bescheiden, nr. 8.1.2.1, 8.1.2.2, 8.1.2.3.

Zie hoofdstuk V

1.10/1/u RPR

Niet aan boord aanwezig: Stabiliteitsgegevens schip + stuwplan/ladinglijst etc.

350

1.11 RPR

Geen reglement aan boord

100

1.12 RPR

Niet voldoen aan genoemde verplichtingen ter voorkoming gevaar voor uitstekende delen, niet voorhalen ankers, verloren voorwerpen etc.

200–500

1.13 RPR

Verplichtingen ter bescherming van verkeerstekens.

200–500

1.14 RPR

Niet onverwijld autoriteit kennis geven van beschadiging kunstwerk met schip.

500

1.15/1 RPR

Verbod te water doen geraken van voorwerpen of vloeistoffen.

200–650

1.15/2 RPR

Niet voldoen aan meldingsplicht bij te water geraken van voorwerpen of vloeistoffen.

425

1.19 RPR

Als schipper geen gevolg geven aan een verkeersaanwijzing.

275–425

1.19 RPR

Als schipper geen gevolg geven aan een verkeersaanwijzing. Verbod verder te varen.

650–1.000

1.20 RPR

Geen medewerking verlenen aan bevoegde autoriteit

175

1.21 RPR

Bijzonder transport zonder vergunning.

175–1.000

1.23 RPR

Evenement houden zonder toestemming.

175–700

2.01/1/c RPR

Het officiële scheepsnummer niet op schip aangebracht.

200

Hfdst. 3 RPR

Optische tekens van ‘grote’ schepen. Bedrag per onjuist of niet gevoerd teken (dagteken of licht/lichtcombinatie).

Uitz: Ontbrekende seinvoering cf. ADN. Tarief zie hoofdstuk V

200

Hfdst. 3 RPR

Optische tekens van kleine schepen. Bedrag per onjuist of niet gevoerd teken (dagteken of licht/lichtcombinatie).

100

4.01/1/a; 4.02 RPR

Als schipper met motorschip geen geluidsseinen geven of kunnen geven.

Vgl feitenbundel; indien daarin niet opgenomen, hier opnemen a+b +4.02

200

4.05 RPR

Onjuist gebruik marifoon.

125

4.05 RPR

Marifooninstallatie niet in overeenstemming met de regels, of niet aanwezig.

350–1.000

4.06 RPR

Gebruik maken van radar met ongeschikte radarinstallatie.

550

Hfdst. 6 RPR

Niet houden aan vaarregels. Geen aanvaring.

200–350

Hfdst. 6 RPR

Niet houden aan vaarregels. Met aanvaring / lichte schade, geen letsel.

350–700

6.17/2 RPR

Varen binnen afstand van 50 m bij schip met gevaarlijke stoffen dat 2 of 3 kegels voert.

550

6.20 RPR

Hinderlijke waterbeweging. Geen schade.

200–350

6.20 RPR

Hinderlijke waterbeweging. Met lichte schade, geen letsel.

350–700

6.24–6.29 RPR

Doorvaren van (schip)bruggen, stuwen en sluizen in strijd met vaarregels of verkeersteken dat gebod of verbod inhoudt. Geen aanvaring.

200–350

6.24–6.29 RPR

Doorvaren van (schip)bruggen, stuwen en sluizen in strijd met vaarregels of verkeersteken dat gebod of verbod inhoudt. Met aanvaring / lichte schade, geen letsel.

350–700

6.30–6.34 RPR

Als schipper bij slecht zicht, niet houden aan de vaarregels. Geen aanvaring.

425–700

6.30–6.34 RPR

Als schipper bij slecht zicht, niet houden aan de vaarregels. Met aanvaring, lichte schade, geen letsel.

700–1.000

6.30–6.34 RPR

Als schipper schip niet stil gelegd bij slecht zicht c.q. varen zonder radar bij slecht zicht.

550

6.32 RPR

Varen op radar. Geen radardiploma.

550

7.01–7.06 RPR

Ligplaats nemen in strijd met de voorschriften.

125

7.07/1 RPR

Minimumafstand niet in acht nemen tot schip met gevaarlijke stoffen.

550

7.08 RPR

Geen bewaking of toezicht (geen vervoer van gevaarlijke stoffen).

Uitz: bewaking ADN. Tarief zie hoofdstuk V

125–700

8.01 RPR

Slepen van/door duwstel in strijd met verbod.

175

8.02–8.04 RPR

Duwstel met ander schip dan duwbak.

175–350

8.05 RPR

Onjuiste koppelingen.

175

8.06 RPR

Geen telefoonverbinding.

175

8.08 RPR

Onjuiste tussenruimte bij samenstel van slepen.

175

8.09 RPR

‘Blijf weg’ -sein regels niet in acht nemen

350

Hfst. 11 RPR

Overschrijden van de ten hoogste toegelaten afmetingen van schepen, duwstellen en andere samenstellen.

700–1.800

12.01/1 RPR

Als schipper schip niet of niet juist voldoen aan de meldplicht.

350

14.01/2/a -14.11 RPR

Op de rede geen ligplaats nemen op gereserveerde ligplaats.

175–350

15.03/1 RPR

Als schipper schip afgewerkte olie, bilge water, afgewerkt vet, slops, huisvuil, klein chemisch afval etc. lozen of te water doen geraken.

200–2.100

15.04/1 RPR

Niet zorgen voor juiste inzameling en behandeling aan boord van de in 15.03 lid 1 genoemde afvalstoffen.

650

15.05/1 RPR

Geen olie-afgifteboekje aan boord

275

15.05/1 RPR

Oud olie-afgifteboekje niet tenminste 6 maanden bewaard.

100

15.05/2 RPR

Niet afgeven van de in 15.03 lid 1 genoemde afvalstoffen.

NB Met uitzondering van huisvuil

650

15.05/4 RPR

Niet afgeven van huisvuil op daarvoor bestemde inzamelplaats.

100

15.09 RPR

Buitenkant schip (scheepshuid) oliën of met niet toegelaten middelen reinigen.

650

IV. Varen onder invloed

Dit hoofdstuk bevat het strafvorderings- en transactiebeleid voor ‘varen onder invloed’.

1. Algemeen

Tegen varen onder invloed op de internationale Rijn wordt – op grond van de Herziene Rijnvaartakte/Akte van Mannheim – opgetreden op basis van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 (RPR); tegen varen onder invloed op de overige scheepvaartwegen wordt opgetreden op basis van de Scheepvaartverkeerswet (SVW).

Uitgangspunt bij de bepaling van de transactie of strafeis is het adem- of bloedalcoholgehalte (AAG/BAG) van degene die het schip voerde of stuurde (first offender). Per schijf (zie onderstaande tabellen) zijn richtstraffen vastgesteld. Er worden drie basistabellen gehanteerd.

  • Tabel O wordt gebruikt als een ontzegging van de vaarbevoegdheid mogelijk is; het gaat dan om varen onder invloed met een snelle motorboot of om herhaaldelijk varen onder invloed met een binnenvaartschip (beroepsvaart). Zie hoofdstuk IV, par. 3, van de Aanwijzing Binnenvaart.

  • Tabel R dient voor de sanctionering op de internationale Rijn (Rijn, Waal, Lek, Pannerdensch Kanaal), waar de enige sanctiemodaliteit een geldboete is. Zie hoofdstuk V van de Aanwijzing Binnenvaart.

  • In overige gevallen wordt tabel A gehanteerd.

Voor bijzonderheden en een toelichting per delict (artikel) zie paragraaf 2, resp. 3.

     

Tabel A

Algemeen

(geen Rijnvaart,

geen ontzegging mogelijk)

Tabel O

Ontzegging mogelijk

– Snelle motorboot (recreatievaart)

– Recidive 27 SVW (beroepsvaart)

Tabel R

Rijnvaart

Schijf

AAG

(µg/l)

BAG

(‰)

OM-transactie

Eis ter zitting

OM-transactie

Eis ter zitting

OM-transactie

Eis ter zitting

I

235–350

0,54–0,80

350

500

500

600

350

500

II

355–435

0,81–1,00

500

600

600

800

500

600

III

440–500

1,01–1,15

600

800

800

900

600

800

IV

505–570

1,16–1,30

800

900

900

1.000

800

900

V

575–650

1,31–1,50

900

1.000

 

1.000+ 6 mnd OVB ov

900

1.000

VI

655–715

1,51–1,65

1.000

1.200

 

1.200 + 7 mnd OVB ov

1.000

1.200

VII

720–785

1,66–1,80

 

1.300

 

1.300 + 8 mnd OVB ov

 

1.300

VIII

790–865

1,81–2,00

 

1.500

 

1.500 + 9 mnd OVB ov

 

1.500

IX

870–945

2,01–2,15

 

1.600

 

1.600 + 10 mnd OVB ov

 

1.600

X

950–1020

2,16–2,35

 

TS 60 uur

(cq GS 1 mnd ov)

 

TS 60 uur (cq GS 1 mnd ov)

+ 12 mnd OVB ov

 

2.000

XI

1025–1090

2,36–2,50

 

TS 70 uur

(cq GS 5 wkn ov)

 

TS 70 uur (cq GS 5 wkn ov)

+ 15 mnd OVB ov

 

2.500

XII

1.095–1.195

2,51–2,75

 

TS 80 uur

(cq GS 5 wkn ov)

 

TS 80 uur (cq GS 5 wkn ov)

+ 18 mnd OVB ov

 

3.000

XIII

1.200

of hoger

2,76 of hoger

 

TS 90 uur

(cq GS 6 wkn ov)

 

TS 90 uur (cq GS 6 wkn ov)

+ 21 mnd OVB ov

 

3.500

Extra

schijf

     

TS 100 uur

(cq GS 7 wkn ov)

 

TS 100 uur (cq GS 7wkn ov)

+ 24 mnd OVB ov

 

4.000

Extra

schijf

     

TS 110 uur

(cq GS 7 wkn ov)

 

TS 110 uur (cq GS 7 wkn ov)

+27 mnd OVB ov

 

4.500

2. Bijzonderheden

2.1. Strafverzwarende omstandigheden

  • Recidive

  • Gevaarzetting: o.a. kans op ongeval, ontstane schade of letsel, samenloop met andere feiten

  • Soort schip: passagiersschip, loodsplichtig zeeschip of schip bestemd/gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen

Indien een strafverzwarende omstandigheid zich voordoet, dient te worden uitgegaan van de voor de naast hogere schijf vastgestelde OM-transactie of eis. Bij cumulatie van strafverzwarende omstandigheden wordt in principe per cumulatie een schijf hoger gehanteerd. In tabel O (ontzegging mogelijk) is voor wat betreft de beroepsvaart (eenmalige) recidive al verdisconteerd.

2.2. Voorlichtingsrapport

Uitgangspunt is dat in beginsel ten behoeve van de strafmaatbepaling een voorlichtingsrapport bij de verslavingsreclassering wordt aangevraagd in geval van:

  • a. meermalen recidive (de verdachte heeft voor de derde maal binnen een termijn van vijf jaar een soortgelijk delict gepleegd);

  • b. andere bijzondere omstandigheden gelegen in de persoon van de verdachte.

3. Toelichting per delict

3.1. Artikel 27, tweede lid, SVW

(Rijnvaart: artikel 1.02, zevende lid, of artikel 1.03, vierde lid, RPR):

varen onder invloed (AAG/BAG bekend)

  • First-offenders wordt in de eerste zes schijven (bij een AAG/BAG lager dan 720 µg/l, respectievelijk 1,66‰) een transactie aangeboden, tenzij het OM aanleiding ziet om de zaak toch voor te leggen aan de rechter (bijvoorbeeld bij samenloop met andere delicten). Indien een ontzegging van de vaarbevoegdheid mogelijk is (tabel O), wordt slechts in de eerste vier schijven getransigeerd voor zover bijzondere omstandigheden zich niet tegen een transactie verzetten.

  • In geval van ‘eenmalige recidive’ kan de verdachte een transactie worden aangeboden indien het AAG/BAG lager is dan 355 µg/l, respectievelijk 0,81‰ (dus binnen de marges van schijf I blijft). Vanaf schijf II dient hij in een dergelijk geval te worden gedagvaard.

  • In geval van meermalen recidive dient hij in principe altijd te worden gedagvaard.

  • Indien voor derden meer dan lichte schade en/of meer dan licht letsel is ontstaan, wordt geen transactie aangeboden.

3.2. Artikel 27, eerste lid, SVW

(Rijnvaart: artikel 1.02, zevende lid, eerste volzin of artikel 1.03, vierde lid,

eerste volzin, RPR): varen onder invloed (AAG/BAG onbekend)

De uitgangspunten voor de straftoemeting bij overtreding van artikel 27, tweede lid, SVW (zoals uiteengezet in de vorige paragraaf) dienen hier als algemeen richtsnoer, met dien verstande dat schijf VII, VIII, IX, X of XI wordt toegepast, afhankelijk van de mate van ‘het niet in staat zijn’ (c.q. het ‘belemmerd worden in het functioneren’) en de gevaarzetting. Indien er sprake is van kennelijke staat van dronkenschap, wordt schijf XI toegepast. Ook hier moet onverkort rekening worden gehouden met eventuele strafverzwarende omstandigheden.

3.3. Artikel 27, vierde lid, SVW: klein schip

Voor kleine schepen (artikel 27, zesde lid, SVW) heeft de wetgever aan de delictsinhoud van artikel 27, eerste en tweede lid, SVW een bestanddeel toegevoegd: verdachte moet tevens het verkeer (dreigen te) belemmeren.6 Voor de hoogte van de transactie dient schijf II (tabel A) als uitgangspunt.

3.4. Artikel 28, eerste lid, en artikel 28a, tweede en zevende lid, SVW:

weigeren ademtest, respectievelijk ademanalyse of vervangende bloedproef

  • In het geval iemand weigert medewerking te verlenen aan een voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht (de ademtest, artikel 28, eerste lid, SVW, strafbaar gesteld in artikel 31, derde lid, SVW), kan een OM-transactie van 175 (GB) worden aangeboden. De eis ter zitting bedraagt 250 (GB).

  • Indien de ademanalyse of vervangende bloedproef wordt geweigerd (artikel 28a, tweede en zevende lid, SVW, strafbaar gesteld in artikel 31, tweede lid, SVW), dient in de betreffende tabel voor de strafvordering aansluiting te worden gezocht bij schijf IX (dagvaarden).

  • Als er sprake is van kennelijke staat van dronkenschap, dient schijf XI te worden toegepast.

Ook hier gelden onverkort de strafverzwarende omstandigheden.

V. Vervoer van gevaarlijke stoffen

Dit hoofdstuk bevat het strafvorderings- en transactiebeleid voor overtredingen van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (WVGS) bij vervoer over de binnenwateren.

1. Algemeen

Op het transport van gevaarlijke stoffen over de Nederlandse binnenwateren is de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (WVGS) van toepassing. Specifieke (technische) voorschriften zijn opgenomen in het Besluit Vervoer Gevaarlijke Stoffen (BVGS) en de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen (VBG).

De materiële norm is afkomstig uit het Europees Verdrag inzake het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren (‘het ADN’- bijlage 1 bij het VBG).7 De overtredingen van de ADN-randnummers zijn op de internationale Rijn overtredingen van de politievoorschriften van artikel 32 HRA. Op de overige wateren is het niet voldoen aan de ADN-randnummers een strafbaar feit opgenomen in de WVGS, gesanctioneerd in de Wet op de economische delicten. Zij zijn deels, mits opzettelijk begaan, misdrijven. Voor het overige zijn het overtredingen.

De tabel in par. 3 bevat een richtsnoer voor de hoogte van aan first-offenders aan te bieden transacties. Ter zitting kunnen deze bedragen worden verhoogd met 20%. Bijzonderheden (o.a. categorieën en strafverzwarende omstandigheden) worden toegelicht in par. 2.

2. Bijzonderheden

2.1. Categorieën

Meerdere betrokkenen in de keten kunnen (tegelijkertijd) strafrechtelijk aansprakelijk worden gehouden voor hun betrokkenheid bij het onwettig uitvoeren van de handelingen zoals beschreven in artikel 2 lid 1 WVGS. In het ADN wordt aangegeven wie een veiligheidsplicht kennen (1.4 ADN e.v.). De belangrijkste betrokkenen (1.4.2 ADN) zijn de afzender, de vervoerder en de geadresseerde. Daarnaast zijn er andere betrokkenen (1.4.3 ADN), zoals de belader, de verpakker, de vuller, de exploitant van een tankcontainer of transporttank en de losser, die aansprakelijk zijn voor zover zij weten of zouden moeten weten, dat zij hun opdrachten uitvoeren in het kader van vervoer dat is onderworpen aan het ADN.

In de tabel (par. 3) is een onderscheid gemaakt in twee categorieën:

  • S: zij die behoren tot de bemanning of opvarenden van het schip (loonschipper, matroos, loods, monteur, opstapper etc.) en daarbij verantwoordelijk zijn voor de betreffende gedraging (natuurlijke personen)

  • O: de betrokken onderneming (‘ook de eenmanszaak’) en overige betrokkenen die verantwoordelijk zijn voor die gedraging (rechtspersonen)

2.2. Strafverzwarende omstandigheden (o.a.)

  • Opzet

Wanneer sprake is van opzet (misdrijf) dient het basistarief met 25% te worden verhoogd.

  • Recidive

  • door natuurlijke personen (S) binnen een termijn van twee jaren geldt een opslag van 10 procent bij de eerste keer recidive en van 20 procent bij de tweede keer recidive. Bij meermalen recidive kan worden gedagvaard.

  • door rechtspersonen (O) binnen een termijn van vijf jaren geldt een opslag van 50 procent bij de eerste keer recidive en van 100 procent bij de tweede keer recidive. Bij meermalen recidive kan worden gedagvaard.

  • Gevaarzetting

Als uit het proces-verbaal blijkt dat sprake is van een verhoogde gevaarzetting (bijv. in één geval meerdere overtredingen zijn geconstateerd), kan het tarief met 20% worden verhoogd.

Toepassing:

  • Bij recidive wordt er een extra percentage berekend over het basistarief, vermeerderd met een eventuele verhoging wegens een misdrijf.

  • Bij cumulatie van overtredingen wordt bij elk feit afzonderlijk het tarief berekend. Daarna worden die tarieven bij elkaar opgeteld.

  • Ter zitting kan het bedrag worden verhoogd met 20%.

2.3. Dagvaarden

In deze richtlijn wordt aangegeven wanneer een zodanige inbreuk wordt gepleegd op het doel van de wet, ‘de bevordering van de openbare veiligheid, bij het vervoer van gevaarlijke stoffen’, dat dagvaarden in de rede ligt. Waar in de tabel staat aangegeven dat er meteen gedagvaard dient te worden gaat het om een overtreding met een zeer ernstig karakter. Een tarief wordt bij deze overtredingen niet vermeld, omdat de hoogte van de geldboete bepaald dient te worden aan de hand van de omstandigheden van het geval.

3. Basistarieven

Randnummer / Overtreding

Onderwerp

Tarief in euro

Art. 47/48 WVGS

1.15/4.04 BPR

1.15/8.09 RPR

Voorval niet melden aan autoriteit;

geen geluidssein

S: 500

O: 500

rn. 5.4.1.1.1 rn. 5.4.1.1.2

Informatie in vervoersdocument onjuist

S: 650

O: 1.400

rn. 5.2.2.1.1 jo. 3.2 Tabel A

etiketten colli niet aanwezig / onjuist

S: 350

O: 1.000

rn. 7.1.1.11 jo. 3.2 Tabel A, Kolom 8

rn. 7.1.1.21

rn. 7.2.1.21.1 jo. 3.2 Tabel C

Stof niet toegelaten / verboden vervoer

S: dagvaarden

O: dagvaarden

rn. 7.1.2.5

rn. 7.2.2.5

Gebruiksaanwijzingen apparaten/installaties ontbreken

S: 350

O: 500

rn. 8.1.4

extra blusapparaten ontbreken – transactie per blustoestel

S: 350

O:500

rn. 8.1.7

meggertest (isolatieweerstand) verlopen

S: 650

O: 650

rn. 8.1.7

Verklaring meggertest niet aanwezig

S: 350

O: 650

rn. 8.1.5 jo. 3.2, Tabel A of C

rn. 8.1.6.3 jo. 8.1.5.1

rn. 7.2.4.16.8 jo 8.1.5

persoonlijke beschermingsmiddelen / ooggezichtsdouche / meetapparatuur niet aanwezig / niet tijdig gekeurd draagplicht indien vereist transactie per persoon (beschermings-middelen) c.q. per apparaat

S: 350

O: 650

rn. 8.1.6.2

De voor het laden en lossen gebruikte slangen niet periodiek gekeurd

S: 1.000

O: 1.000

rn. 8.1.6.1

rn. 8.1.6.3

inspectiecertificaat brandblusapparatuur / brandslangen / gasdetectieapparatuur verlopen / niet aanwezig

S: 350

O: 350

rn. 8.1.8.1

Certificaat van Goedkeuring (CvG) niet afgegeven

S: 3.500

O: 3.500

rn. 8.1.8.5

geen herkeuring na schade / verandering

S: 3.500

O: 3.500

rn. 7.1.3.1

rn. 7.2.3.1

laadruim / ladingtank betreden ism voorschriften

S: 1.400

O: 1.400

rn. 7.2.3.7

ontgassen in strijd met voorschriften

S: 1.600

O: 1.600

rn. 7.1.4.7 en 7.1.4.9

rn. 7.2.4.7 en 7.2.4.9

Laden / lossen / ontgassen / overslaan op niet toegestane plaats

S: 1.600

O: 1.600

rn 8.3.5

reparatie / onderhoud met vuur / vonk zonder toestemming plaatselijk bevoegde autoriteit of zonder gasvrijverklaring.

S: 1.600

O: 1.600

rn. 7.1.3.15 jo. 8.2.1.2 en 8.2.1.5 (gas) of 8.2.1.7 (chemie)

Geen deskundige aan boord; ADN certificaat niet bezitten c.q. verlopen

S: 800

O: 800

19 en 26 WED1.10 lid 4 RPR

ADN certificaat wel in bezit, niet bij zich c.q. niet tonen

S: 175

O: 175

rn. 7.2.3.1.1

rn. 7.2.3.20

Kofferdam, ladingtankruimten, zijtanks, dubbele bodem gevuld met water / niet leeg terwijl verboden

S: 500

O: 650

rn. 7.2.3.22

rn. 7.2.4.22

Openen van openingen van ladingtanks (niet drukloos)

S: 1.600

O: 1.600

rn. 7.1.3.22

rn. 7.2.3.22

Laadruimen, ladingtanks, restladingtanks, pompkamers, kofferdammen en ladingtankruimten open

S: 650

O: 650

rn. 8.3.1 jo. 3.2, Tabel C, Kolom 19

personen (passagiers) aan boord personen onder 14 jaar – transactie per persoon

S: 650

O: 650

rn. 7.1.3.42

rn. 7.2.3.42

verwarming in laadruim

S: 1.400

O: 1.400

rn. 8.3.2

rn. 7.1.3.51, 7.1.4.75

rn. 7.2.3.31, 7.2.4.51, 7.2.4.75

elektrische ontstekingsbron in ladingzone meevoeren van bijvoorbeeld auto of motorboot in ladingzone tankschip

S: 1.400

O: 1.400

rn. 9.1.0.71, 9.1.0.74

rn. 9.2.0.71, 9.2.0.74

rn. 9.3.1.71, 9.3.1.74 (G)

rn. 9.3.2.71, 9.3.2.74 (C)

rn. 9.3.3.71, 9.3.3.74 (N)

samenloop met 3.31 en 3.32 BPR / RPR)

borden toegangsverbod (8.3.3) borden rookverbod (8.3.4) niet duidelijk leesbaar van beide zijden

S: 350

O: 350

rn. 8.3.4, 8.3.5

rn. 7.1.3.41

rn. 7.2.3.41

rookverbod / verbod open vuur / verboden werkzaamheden in ladingzone / beschermde zone

S: 500

O: 500

rn. 8.1.2.1

Certificaat van Goedkeuring (CvG) niet aanwezig (stoffenlijst hangt hieraan en mist dan ook)

S: 650

O: 650

rn. 8.1.2

vervoersdocument niet aanwezig c.q. laatste ladingdocument niet aanwezig c.q. containerbeladingscertificaat

S: 650

O: 1.400

     

rn. 5.4.3

rn. 8.1.2.4

schriftelijke instructie niet aanwezig

S: 500

O: 1.000

rn. 5.4.3

rn. 8.1.2.4

schriftelijke instructie onjuist ingevuld

S: 175

O: 650

rn. 8.1.2.1

bijgewerkt ADN niet aanwezig

S: 175

O: 175

rn. 8.1.2.1

beproevingsboek (meetjournaal) niet ingevuld

S: 350

O: 350

rn. 8.1.2.2 jo. 7.1.4.11

stuwplan niet aanwezig of onjuist ingevuld

S: 1.000

O: 1.000

rn. 8.1.2.2

rn. 8.1.2.3

lekveiligheidsplan niet aanwezig

S: 350

O: 350

rn. 8.1.2.2 rn. 8.1.2.3

berekening intact- / lekstabiliteit niet aanwezig

S: 350

O: 350

rn. 8.1.2.3

certificaat laad- / losslang niet aanwezig

S: 350

O: 350

rn. 8.1.6.3

certificaat explosie / toximeter / perslucht / zuurstofmeter niet aanwezig

S: 350

O: 350

rn. 7.1.4.1.1 jo. 7.1.4.1.3

brutomassa’s overschreden

S: 1.400

O: 1.400

> 10% dagvaarden

rn. 7.1.4.2 (algemeen)

rn. 7.1.4.3 (laadruimen)

rn. 7.1.4.4 (containers / voertuigen)

rn.7.1.4.5 (zeeschip IMDG code)

samenladingsverbod / scheidingsvoorschriften overtreden

S: dagvaarden

O: dagvaarden

rn. 7.2.4.10 jo. 8.6.3

controlelijst niet opgemaakt vóór laden of lossen

S: 650

O: 800

rn. 7.1.4.12

rn. 7.1.6.12 jo. 3.2, Tabel A, Kolom 10

laadruim zonder ventilatie

S: 800

O: 1.600

rn. 7.1.4.14

rn. 7.1.6.14 jo. 3.2, Tabel A, Kolom 11

rn. 7.2.4.14

stuwagevoorschriften overtreden

S: 1.400

O: 1.400

rn. 7.1.6.12 jo. 3.2, Tabel A, Kolom 10

rn. 7.1.6.16 jo. 3.2, Tabel A, Kolom 11

verzuimd gasconcentratie te meten na lossen1

S: 350

O: 650

rn. 7.2.4.17

ramen / deuren niet gesloten tijdens laden / lossen / ontgassen

S: 650

O: 800

rn. 7.2.4.21 jo. 3.2, Tabel C, Kolom 11 of jo. 7.2.4.21.3

maximum vullingsgraad overschrijden

S: 1.400

O: 1.400

rn. 7.1.4.41

rn. 7.2.4.41

vuur of onbeschermd licht tijdens laden / lossen / ontgassen

S: 1.600

O: 1.600

rn. 7.1.4.53

rn. 7.2.4.53

onvoldoende verlichting bij laden / lossen (dekverlichting)

S: 350

O: 350

rn. 7.1.4.76

rn. 7.2.4.76

uitsluitend kunststoftrossen bij laden / lossen, zonder staaltrossen

S: 350

O: 500

rn. 7.1.5.0 jo. 3.2, Tabel A, Kolom 12

rn. 7.2.5.0 jo. 3.2, Tabel C, Kolom 19 Samenloop met 3.14 / 3.21 BPR / RPR

seinvoering (kegels) ontbreekt

S: 1.200

O: 1.200

rn. 7.1.5.4

rn. 7.2.5.4

te kleine ligplaatsafstand tot woongebieden enz.

S: 500

O: 500

rn. 7.1.5.4

rn. 7.2.5.4 samenloop met 7.07 lid 4 BPR / RPR

te kleine ligplaatsafstand tot andere schepen

S: 500

O: 500

rn. 7.1.5.4

rn. 7.2.5.4 samenloop met 7.08 BPR / RPR

bewaking ontbreekt

S: 1.200

O: 1.200

1In geval van containervervoer op binnenschepen kan een gedeeltelijke vrijstelling gelden van de meet- en ventilatie-eisen (ADN 2013).

Bijlage 1

Aanduidingen en afkortingen

Overtredingen en tarieven worden in deze richtlijn verkort aangeduid.

  1. Voor een introductie in de wet- en regeling op de Nederlandse binnenwateren, en het onderwerp Rijnvaart in het bijzonder, wordt verwezen naar de Aanwijzing Binnenvaart. ^ [1]
  2. De CCR heeft voor de meest voorkomende overtredingen van de voorschriften een Bussgeldkatalog vastgesteld. De (geïndexeerde) tarieven zijn met name vergeleken voor wat betreft hun onderlinge verhouding. Voor een aantal tarieven is afgeweken van de catalogus, omdat Nederland een grote bevolkingsdichtheid kent en een verhoogd veiligheidsbewustzijn nodig wordt geacht. Het hogere tarief is daarbij mede gebaseerd op de afdoeningservaringen van het OM in het verleden en het aanzienlijke gevaar dat kan ontstaan bij niet naleving van het betreffende voorschrift. ^ [2]
  3. Zie de Aanwijzing kader voor strafvordering en OM-afdoeningen. ^ [3]
  4. Waar in deze beleidsregel wordt uitgegaan van een overtreding van een voorschrift in het BPR, respectievelijk het RPR dient op de Eems/Dollard, Westerschelde, Het Kanaal van Gent naar Terneuzen en de Gemeenschappelijke Maas conform deze beleidsregel te worden gehandeld voor zover de gedraging is te herleiden tot een overeenkomstige overtreding in het desbetreffende scheepvaartreglement. ^ [4]
  5. Waar in deze beleidsregel wordt uitgegaan van een overtreding van een voorschrift in het BPR, respectievelijk het RPR dient op de Eems/Dollard, Westerschelde, Het Kanaal van Gent naar Terneuzen en de Gemeenschappelijke Maas conform deze beleidsregel te worden gehandeld voor zover de gedraging is te herleiden tot een overeenkomstige overtreding in het desbetreffende scheepvaartreglement. ^ [5]
  6. Gelet op artikel 29a SVW is dit niet van toepassing op de internationale Rijn. ^ [6]
  7. Accord Européen relatif au Transport International des Marchandises Dangereuses par voie de Navigation ^ [7]