Coffeeshops zijn alcoholvrije horecagelegenheden waar handel in en gebruik van softdrugs
plaatsvindt. Coffeeshops mogen geen reclame maken (affichering: A), geen harddrugs
voorhanden hebben of verkopen (harddrugs: H), geen overlast veroorzaken (overlast:
O), niet toegankelijk zijn voor en niet verkopen aan jeugdigen (jeugd: J), slechts
een beperkte hoeveelheid verkopen per transactie en slechts een beperkte handelsvoorraad
hebben (geringe hoeveelheid: G), niet toegankelijk zijn voor en niet verkopen aan
anderen dan ingezetenen van Nederland (ingezetenen van Nederland: I), de zogeheten
AHOJGI-criteria (zie hierna onder 3.2.2).
In een coffeeshop mag geen alcohol verkocht worden. Dit uitgangspunt bevordert de
handhaafbaarheid aangezien zo het te controleren segment van economische bedrijvigheid
wordt versmald. Hiermee wordt tevens bevorderd dat een beperkter publiek wordt geconfronteerd
met (soft)drugs. De gemeente beschikt over instrumenten om de droge horeca te reguleren.
In het lokale driehoeksoverleg wordt de maximale handelsvoorraad van gedoogde coffeeshops
vastgesteld. Tegen een handelsvoorraad onder het maximum wordt in beginsel niet opgetreden.
De voorraad zal in elk geval de 500 gram niet te boven mogen gaan.
Bij overtreding van een van de AHOJGI-criteria door een gedoogde coffeeshop blijft
het voorhanden hebben en verkopen van handelsvoorraden voor risico van de coffeeshopexploitant
en de coffeeshopeigenaar. Hierbij zal sprake zijn van door de Opiumwet gekwalificeerd bedrijfsmatig handelen.
Het lokale bestuur stelt het coffeeshopbeleid – binnen het landelijke kader (de Opiumwet en Aanwijzing Opiumwet) – vast en voert de regie. De lokale driehoek vult het beleid
concreet in en stelt prioriteiten bij de dagelijkse handhaving. Een handhavingsarrangement
– waarbinnen het optreden van bestuur, politie en OM op elkaar aansluit en elkaar
aanvult – is daarbij onontbeerlijk en vormt de basis voor de inzet van het bestuursrechtelijke
en strafrechtelijke instrumentarium.
In de lokale driehoek kan worden afgesproken dat in een gemeente in het geheel geen
coffeeshops worden gedoogd, de zogenaamde nuloptie. In gemeenten die de nuloptie niet
hanteren geldt een coffeeshopbeleid dat voorziet in een maximum aantal coffeeshops.
Afstemming over lokaal maatwerk vindt plaats in de lokale driehoek. In elk geval zal
er in dit verband afstemming plaatsvinden over het handhavingsarrangement, inclusief
de handhaving van het ingezetenencriterium en de eventuele fasering daarvan, en de
maatregelen die verder worden getroffen in het kader van het coffeeshopbeleid. Naast
de AHOJGI-criteria kunnen gemeenten in overleg met de partners in de lokale driehoek
aanvullende voorschriften formuleren waaraan gedoogde coffeeshops moeten voldoen.
Deze voorschriften vormen een onderdeel van het lokale coffeeshopbeleid en kunnen
bijvoorbeeld worden opgenomen in een exploitatievergunning of een gedoogverklaring.
In deze ondernemingen zal er tegen de verkoop van op lijst II vermelde hennepproducten
binnen de kaders van de AHOJGI-criteria, waarover hierna in paragraaf 2.2.2 meer,
niet strafrechtelijk worden opgetreden.
De handhaving van de gedoogcriteria ligt – zoals nu ook reeds het geval is – primair
bij de burgemeester in de uitoefening van zijn sluitingsbevoegdheid ex artikel 13b van de Opiumwet. De strafrechtelijke handhaving door het Openbaar Ministerie is het sluitstuk op
de bestuurlijke handhaving door de gemeente.Het integrale beleid ten aanzien van coffeeshops dient ertoe om tot een evenwichtige
inzet van de verschillende beheersingsinstrumenten te komen. Naast het strafrechtelijke
instrumentarium is in artikel 13b OW een bestuursdwangbevoegdheid opgenomen die door de burgemeester kan worden uitgeoefend
indien in woningen of lokalen dan wel op daarbij behorende erven drugs worden verkocht,
verstrekt of afgeleverd. Deze bevoegdheid kan ook worden gebruikt ten aanzien van
coffeeshops die zich niet aan de voorwaarden houden. De bevoegdheid van de burgemeester
doet op geen enkele wijze afbreuk aan de bevoegdheden om strafrechtelijk op te treden.