Regeling toezicht arrestantenzorg politie

Geraadpleegd op 26-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2015.
Geldend van 01-07-2015 t/m heden

Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie van 1 juli 2015, houdende regels over het toezicht op de arrestantenzorg bij de politie (Regeling toezicht arrestantenzorg politie)

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel 24, vijfde lid, van het Besluit beheer politie;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a) arrestantenzorg: zorg voor de huisvesting, veiligheid, verzorging, bejegening en vervoer van ingeslotenen door de regionale eenheid en door een landelijke eenheid in het gebied van die regionale eenheid;

  • b) ingeslotene: de persoon die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, alsmede de persoon die ten behoeve van de hulpverlening aan hem op een politiebureau is ondergebracht;

  • c) politiecellen: ruimten die door de politie worden gebruikt voor het insluiten van personen;

  • d) politiecellencomplex: een in een gebouw te onderscheiden ruimte waarin één of meer gangen met daaraan grenzend één of meer ruimten liggen die door de politie worden gebruikt voor het insluiten van personen;

  • e) commissie: de commissie van toezicht op de arrestantenzorg, bedoeld in artikel 24, eerste lid, van het Besluit beheer politie;

  • f) landelijk afstemmingsoverleg: het overleg, bedoeld in artikel 6, eerste lid;

  • g) de minister: de Minister van Veiligheid en Justitie;

  • h) ambtenaren van politie: ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 2, onder a, b en c, van de Politiewet 2012.

Artikel 2

  • 1 De commissie bestaat uit ten minste vijf leden.

  • 2 De leden worden benoemd op basis van een open sollicitatieprocedure.

  • 3 De benoeming van de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de overige leden van een commissie voor een regionale eenheid vindt plaats op gezamenlijke aanbeveling van de regioburgemeester en de hoofdofficier van justitie. De regioburgemeester hoort voor de aanbeveling de burgemeesters van de gemeenten in het gebied waarin de regionale eenheid de politietaak uitvoert.

  • 4 De commissie adviseert de regioburgemeester en de hoofdofficier van justitie over de aanbeveling bedoeld in het derde lid.

  • 5 Bij de samenstelling van de commissie wordt rekening gehouden met de benodigde maatschappelijke en bestuurlijke deskundigheid en ervaring van de leden.

  • 6 De leden van de commissie worden benoemd voor de duur van ten hoogste vier jaren. Zij kunnen eenmaal worden herbenoemd voor ten hoogste vier jaren.

  • 7 De politiechef wijst een secretaris voor de commissie aan. De secretaris is een ambtenaar van politie als bedoeld in artikel 2, onder a of b, van de Politiewet 2012. De secretaris is geen lid van de commissie, neemt niet deel aan de besluitvorming van de commissie en is in diens taak niet betrokken bij de arrestantenzorg.

Artikel 3

Voor benoeming als lid komen niet in aanmerking:

  • a) ambtenaren van politie;

  • b) personeel, niet zijnde ambtenaren van politie, dat is belast met de zorg voor ingeslotenen, als bedoeld in artikel 23, tweede lid, van het Besluit beheer politie;

  • c) personen indien hun onafhankelijkheid of onpartijdigheid hetzij door hun positie, hetzij door de aard van hun werkzaamheden in het geding zou kunnen komen.

Artikel 4

  • 1 Een lid van de commissie wordt tussentijds ontslagen:

    • a) op eigen verzoek;

    • b) bij de aanvaarding van een ambt dat of een betrekking die onverenigbaar is met het lidmaatschap van een commissie;

    • c) wanneer hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

    • d) wanneer hij naar het oordeel van de minister door handelen of nalaten ernstig nadeel toebrengt aan het in hem te stellen vertrouwen.

  • 2 Hangende de procedure voor ontslag kan het lid in de uitoefening van zijn functie worden geschorst.

Artikel 5

  • 1 De commissie stelt zich regelmatig en op het door haar te bepalen tijdstip door inspecties op de hoogte van de toestand van de arrestantenzorg teneinde haar taken zo goed mogelijk te kunnen vervullen.

  • 2 De leden van de commissie hebben, op vertoon van een door de korpschef vastgesteld legitimatiebewijs waaruit blijkt dat zij lid zijn van de commissie, te allen tijde toegang tot de door de politie gebruikte locaties en vervoermiddelen voor arrestantenzorg, behalve indien het een plaats betreft waar een ingeslotene in het kader van een politieonderzoek wordt gehoord of waar hij medisch wordt onderzocht.

  • 3 De leden van de commissie zijn, ter uitvoering van hun taken, bevoegd alle ingeslotenen en bezoekers van politiecellen en politiecellencomplexen vragen te stellen.

  • 4 De leden van de commissie worden door de politiechef geïnformeerd over de veiligheidsvoorschriften en dienen de op grond daarvan gegeven aanwijzingen door ambtenaren van politie en het personeel, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van het Besluit beheer politie, terstond op te volgen.

  • 5 De politiechef brengt alle voor de uitoefening van de taken van de commissie van belang zijnde beleidsvoorschriften en uitvoeringsregels, feiten en omstandigheden, ter kennis van de commissie.

  • 6 Leden van de commissie zijn tot geheimhouding verplicht van al hetgeen hen in de uitoefening van hun taken ter kennis komt behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hen tot bekendmaking verplicht of uit de tenuitvoerlegging van hun taken de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

  • 7 Van de bevindingen tijdens een inspectie wordt ten behoeve van de voor de arrestantenzorg direct verantwoordelijke leidinggevende een verslag gemaakt. De politiechef ontvangt een afschrift van dit verslag.

Artikel 6

  • 1 Er is een landelijk afstemmingsoverleg voor de borging van de kwaliteit van het toezicht op de arrestantenzorg. Het landelijk afstemmingsoverleg bestaat uit maximaal vier leden die door de voorzitters van de commissies uit hun midden worden aangewezen.

  • 2 Het landelijk afstemmingsoverleg ontwikkelt ten behoeve van de commissies handreikingen met betrekking tot de kwaliteit en frequentie van het toezicht op de arrestantenzorg.

  • 3 Het landelijk afstemmingsoverleg rapporteert jaarlijks voor 1 maart aan de korpschef over haar activiteiten en bevindingen op het terrein van het toezicht op de arrestantenzorg door de politie. Artikel 24, zesde lid, van het Besluit beheer politie is van overeenkomstige toepassing op de rapporten van het landelijk afstemmingsoverleg, met dien verstande dat de korpschef zijn verslag in afschrift aan de leden van het landelijk afstemmingsoverleg zendt.

  • 4 De korpschef wijst een secretaris voor het landelijk afstemmingsoverleg aan. De secretaris is een ambtenaar van politie als bedoeld in artikel 2, onder a of b, van de Politiewet 2012. De secretaris is geen lid van het landelijk afstemmingsoverleg, neemt niet deel aan de besluitvorming van het landelijk afstemmingsoverleg en is in diens taak niet betrokken bij de arrestantenzorg.

Artikel 7

De korpschef voorziet in de bekostiging van de commissies en het landelijk afstemmingsoverleg, waaronder de vergoeding aan de leden overeenkomstig een op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies door de minister te nemen besluit.

Artikel 8

In afwijking van artikel 2, tweede lid, kunnen de leden van de commissies van toezicht op de arrestantenzorg tot uiterlijk 1 januari 2016 worden benoemd op voordracht van de leden van deze commissies uit hun midden.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden gepubliceerd.

De

Minister

van Veiligheid en Justitie,

G.A. van der Steur