Erfgoedwet

Geraadpleegd op 28-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 08-02-2016.
Geldend van 08-02-2016 t/m 30-06-2016

Wet van 9 december 2015, houdende bundeling en aanpassing van regels op het terrein van cultureel erfgoed (Erfgoedwet)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de wetgeving op het terrein van cultureel erfgoed te bundelen, te structureren en te vereenvoudigen, en tevens om onder meer de omgang met museale collecties wettelijk vorm te geven, het vervreemden van cultuurgoederen in bezit van overheden te regelen en het stelsel van kwaliteitsborging in de archeologie te moderniseren;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • archeologisch monument: terrein dat deel uitmaakt van cultureel erfgoed vanwege de daar aanwezige overblijfselen, voorwerpen of andere sporen van menselijke aanwezigheid in het verleden, met inbegrip van die overblijfselen, voorwerpen en sporen;

  • archeologische vondst: overblijfsel, voorwerp of ander spoor van menselijke aanwezigheid in het verleden afkomstig van een archeologisch monument;

  • beschermd cultuurgoed: cultuurgoed dat:

    • a. als zodanig is aangewezen op grond van artikel 3.7, eerste lid;

    • b. voorkomt in een opsomming als bedoeld in artikel 3.7, derde lid; of

    • c. in geval van de aanwijzing van een beschermde verzameling op grond van artikel 3.8, eerste lid, zolang nog geen opsomming voor die verzameling is vastgesteld, redelijkerwijs onder de algemene omschrijving van die beschermde verzameling valt;

  • beschermde verzameling: verzameling die is aangewezen op grond van artikel 3.7, tweede lid;

  • certificaat: certificaat als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid;

  • college van staat: het Kabinet van de Koning, de Staten-Generaal, de overige Hoge Colleges van Staat, de Kabinetten van de Gouverneurs of de Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten;

  • cultureel erfgoed: uit het verleden geërfde materiële en immateriële bronnen, in de loop van de tijd tot stand gebracht door de mens of ontstaan uit de wisselwerking tussen mens en omgeving, die mensen, onafhankelijk van het bezit ervan, identificeren als een weerspiegeling en uitdrukking van zich voortdurend ontwikkelende waarden, overtuigingen, kennis en tradities, en die aan hen en toekomstige generaties een referentiekader bieden;

  • cultuurgoed: roerende zaak die deel uitmaakt van cultureel erfgoed;

  • ensemble: een op grond van artikel 3.13 aangewezen rijksmonument met cultuurgoederen;

  • inspecteur: inspecteur als bedoeld in artikel 8.3;

  • instelling: krachtens privaatrecht opgerichte rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid;

  • kerkelijk monument: monument dat eigendom is van een kerkgenootschap, een zelfstandig onderdeel daarvan, een lichaam waarin kerkgenootschappen zijn verenigd, of van een ander genootschap op geestelijke grondslag en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor het gezamenlijk belijden van de godsdienst of levensovertuiging;

  • monument: onroerende zaak die deel uitmaakt van cultureel erfgoed;

  • museaal cultuurgoed van de Staat: cultuurgoed van bijzonder belang dat eigendom is van de Staat of waarvan de zorg aan de Staat is toevertrouwd;

  • normaal onderhoud: noodzakelijke reguliere werkzaamheden die gericht zijn op het behoud van monumentale waarde;

  • Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • opgraving: handelingen als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid;

  • restauratie: werkzaamheden die het normale onderhoud te boven gaan en noodzakelijk zijn voor herstel;

  • rijksmonument: monument of archeologisch monument dat is ingeschreven in het rijksmonumentenregister;

  • rijksmonumentenregister: register als bedoeld in artikel 3.3;

  • Staat: Staat der Nederlanden;

  • verzameling: cultuurgoederen die uit cultuurhistorisch of wetenschappelijk oogpunt bij elkaar horen.

Artikel 1.2. Reikwijdte

[Treedt in werking op 01-07-2016]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 1.3. Rapportage staat van het cultureel erfgoed

[Treedt in werking op 01-07-2016]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk 2. Beheer van collecties

§ 2.1. Museale cultuurgoederen van de Staat

[Treedt in werking op 01-07-2016]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

§ 2.2. Taak tot beheer van collecties

Artikel 2.8. Belasten met een taak

  • 1 Onze Minister kan bij besluit een instelling belasten met de zorg voor het beheer van museale cultuurgoederen van de Staat of andere cultuurgoederen.

  • 2 Een besluit als bedoeld in het eerste lid is voor onbepaalde tijd.

  • 3 Een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt genomen met inachtneming van:

    • a. de deskundigheid, kennis en ervaring van de instelling met het beheren en behouden van cultuurgoederen;

    • b. de geschiktheid van de voorzieningen van de instelling voor het beheren en behouden van cultuurgoederen en de toegankelijkheid van de voorzieningen voor het publiek;

    • c. het belang van cultuurgoederen van de instelling of de samenhang van die cultuurgoederen met museale cultuurgoederen van de Staat;

    • d. de verantwoordelijkheid die andere bestuursorganen voor de desbetreffende cultuurgoederen hebben genomen;

    • e. de doelmatige besteding van middelen.

Artikel 2.9. Te beheren cultuurgoederen

  • 1 Het besluit, bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, vermeldt op welke cultuurgoederen of verzamelingen het besluit ziet.

  • 2 Onze Minister kan na overleg met de desbetreffende instelling het besluit wijzigen ten aanzien van de cultuurgoederen of verzamelingen waar het op ziet.

  • 3 Voor zover het besluit betrekking heeft op museale cultuurgoederen van de Staat worden deze cultuurgoederen voor de tijd dat het besluit daarop betrekking heeft van rechtswege in bruikleen gegeven als bedoeld in artikel 1777 van Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek.

  • 4 Voor zover het besluit betrekking heeft op andere cultuurgoederen of verzamelingen, is paragraaf 2.1 op die cultuurgoederen en verzamelingen van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van artikel 2.6, vierde lid.

Artikel 2.10. Planmatig beleid

  • 1 Een instelling die is belast met de zorg, bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, voert planmatig beleid voor het behoud en beheer van de cultuurgoederen of verzamelingen.

  • 2 Onze Minister kan nadere regels stellen voor het planmatig beleid of kan daarvoor verplichtingen verbinden aan het besluit, bedoeld in artikel 2.8, eerste lid.

Artikel 2.11. Intrekken taak

  • 1 Onze Minister kan een besluit als bedoeld in artikel 2.8 intrekken:

    • a. op verzoek van de desbetreffende instelling;

    • b. indien de instelling niet voldoet aan de verplichtingen op grond van deze wet; of

    • c. op basis van de overwegingen, bedoeld in artikel 2.8, derde lid.

  • 2 Bij toepassing van het eerste lid, onder c, treedt het besluit niet eerder in werking dan vier jaren na dagtekening van het besluit.

Hoofdstuk 3. Aanwijzing als beschermd erfgoed

[Treedt in werking op 01-07-2016]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk 4. Bescherming van erfgoed

[Treedt in werking op 01-07-2016]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk 5. Archeologische monumentenzorg

[Treedt in werking op 01-07-2016]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk 6. Internationale teruggave

[Treedt in werking op 01-07-2016]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk 7. Financiële bepalingen

§ 7.1. Subsidiegrondslagen

Artikel 7.1. Algemene grondslag

[Treedt in werking op 01-07-2016]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 7.2. Beheer collecties

Onze Minister verstrekt subsidie aan een instelling die is belast met een taak als bedoeld in artikel 2.8 voor de zorg voor het beheer van museale cultuurgoederen van de Staat of andere cultuurgoederen.

Artikel 7.3. Instandhouding monumenten

[Treedt in werking op 01-07-2016]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

§ 7.2. Regels voor subsidieverstrekking

Artikel 7.4. Begrotingsvoorbehoud

  • 2 In geval van het niet vervullen van die voorwaarde worden de verleende subsidiebedragen verlaagd tot het bedrag van de subsidie dat na de vaststelling of goedkeuring van de begroting ter beschikking staat, een en ander naar rato van het aantal subsidieaanvragers aan wie subsidie is verleend en van de hoogte van de verleende subsidiebedragen.

Artikel 7.5. Subsidieplafonds

  • 1 Onze Minister kan een of meer subsidieplafonds vaststellen voor de verstrekking van subsidies.

  • 2 Indien Onze Minister een subsidieplafond vaststelt, wordt tegelijkertijd vermeld op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

Artikel 7.6. Weigeringsgrond subsidie instandhouding rijksmonument

Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt ten behoeve van een rijksmonument in ieder geval geen subsidie verleend indien voor de werkzaamheden waarvoor subsidie wordt gevraagd een lening op grond van artikel 7.8 is verstrekt en de werkzaamheden waarvoor de lening is verstrekt nog niet zijn afgerond.

Artikel 7.7. Nadere regels

  • 3 Bij de nadere regels kan Onze Minister bepalen dat het verstrekken van gegevens, het indienen van aanvragen daaronder begrepen, uitsluitend via elektronische weg kan geschieden.

§ 7.3. Leningen voor de instandhouding van rijksmonumenten

[Treedt in werking op 01-07-2016]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk 8. Handhaving en toezicht

[Treedt in werking op 01-07-2016]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk 9. Overgangsrecht

[Treedt in werking op 01-07-2016]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk 10. Intrekken en wijzigen andere wetten

[Treedt in werking op 01-07-2016]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk 11. Slotbepalingen

Artikel 11.2. Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

Wassenaar, 9 december 2015

Willem-Alexander

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. Bussemaker

Uitgegeven de achttiende december 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie,

G.A. van der Steur