Op 13 juni 2003 is Richtlijn 2003/42/EG inzake de melding van voorvallen in de burgerluchtvaart in werking getreden. Het doel van de Richtlijn is bij te dragen tot verhoging van
de luchtverkeersveiligheid door ervoor te zorgen dat voor de veiligheid relevante
informatie wordt gemeld, verzameld, opgeslagen, beschermd en verspreid. De achterliggende
reden is dat de ervaring leert dat, voordat een ongeval plaatsvindt, dikwijls al incidenten
of tal van andere tekortkomingen op het bestaan van veiligheidsrisico’s wijzen. Voor
verhoging van de veiligheid van de burgerluchtvaart wordt derhalve meer kennis over
deze voorvallen nodig geacht om zo corrigerende maatregelen te kunnen nemen. De Richtlijn
voorziet, onder meer, in de verplichting voor de lidstaten tot het opzetten van een
systeem voor verplichte melding van voorvallen voor een aantal nader genoemde natuurlijke
personen en rechtspersonen. De Richtlijn beoogt de meldingsbereidheid te verhogen
door de lidstaten te verplichten om melders van voorvallen in de burgerluchtvaart,
onder voorwaarden, te vrijwaren van bestuursrechtelijke sancties.
Deze EG-richtlijn is geïmplementeerd bij de wet van 2 november 2006 houdende wijziging
van de Wet luchtvaart ter implementatie van richtlijn nr. 2003/42/EG inzake de melding
van voorvallen in de burgerluchtvaart. Bij AMvB worden natuurlijke personen of rechtspersonen aangewezen die verplicht
zijn tot het melden van een voorval. Voorts worden bij regeling van de minister van
Verkeer en Waterstaat nadere regels gesteld met betrekking tot de melding van voorvallen.
In navolging van Richtlijn 2003/42/EG definieert de Wet luchtvaart het begrip voorval als: een operationele onderbreking, defect, fout of andere onregelmatigheid,
waardoor de vliegveiligheid wordt of kan worden beïnvloed, zonder dat sprake is van
een ongeval of ernstig incident, als bedoeld in artikel 3, onderdelen a en k, van richtlijn nr. 94/56/EG van de Raad
van de Europese Gemeenschappen van 21 november 1994, houdende vaststelling van de
grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart
(PbEG L 319).
Artikel 7.1, eerste lid, Wet luchtvaart bepaalt dat voorvallen worden gemeld aan de minister van Verkeer en Waterstaat.
Art. 11.23 Wet luchtvaart regelt de bescherming van melders tegen bestuursrechtelijke sancties: De Staat zal
geen vorderingen uit burgerlijk recht instellen en een bestuursorgaan zal, in afwijking
van de bepalingen in dit hoofdstuk, geen bestuurlijke sanctie instellen naar aanleiding
van overtredingen van een wettelijk overschrift onopzettelijk of uit onachtzaamheid
begaan, op grond van feiten die hen alleen ter kennis zijn gekomen door een melding
als bedoeld in artikel 7.1. Het eerste lid is niet van toepassing indien sprake is
van grove nalatigheid met betrekking tot het voorval.
Het beschermingsregiem van Richtlijn 2003/42/EG, zoals geïmplementeerd in de Wet luchtvaart, ziet niet op strafrechtelijke procedures. Ter zekerstelling van de meldingsbereidheid
is het echter wenselijk ook te voorzien in bescherming, onder voorwaarden, van melders
van voorvallen in de burgerluchtvaart tegen strafrechtelijke sancties.