Regeling bijzondere bevoegdverklaringen luchtwaardigheid

Geraadpleegd op 19-11-2024.
Geldend van 01-07-2016 t/m heden

Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 13 juni 2016, nr. IENM/BSK-2016/113127, houdende regels inzake bijzondere bevoegdverklaringen met betrekking tot de certificering van personeel voor het onderhoud van luchtvaartuigen (Regeling bijzondere bevoegdverklaringen luchtwaardigheid)

§ 1. Algemeen

Artikel 1. (Begripsbepalingen)

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • AR: beoordeling van de luchtwaardigheid van een luchtvaartuig overeenkomstig Part M, subpart I (Airworthiness Review);

  • ELA 1-luchtvaartuig: luchtvaartuig als bedoeld in artikel 2, onder k, van verordening (EU) nr. 1321/2014 (European Light Aircraft);

  • minister: Minister van Infrastructuur en Milieu;

  • Part 66: deel betreffende onderhoudstechnici en de bevoegdheid tot vrijgave na onderhoud van EASA-luchtvaartuigen (bijlage III bij verordening (EU) 1321/2014);

  • Part-66 AML: bewijs van bevoegdheid voor onderhoudstechnicus als bedoeld in Part 66 van verordening (EU) nr. 1321/2014;

  • verordening (EU) nr. 1321/2014: verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (PbEU 2014, L 362).

§ 2. AML

Artikel 2.1. (Bijzondere bevoegdverklaringen zweefvliegtuigen en motorzweefvliegtuigen)

  • 1 De minister kan op aanvraag de volgende bijzondere bevoegdverklaringen afgeven voor onderhoud aan zweefvliegtuigen en motorzweefvliegtuigen:

    • a. A voor werkzaamheden aan zweefvliegtuigen en motorzweefvliegtuigen, met uitzondering van de werkzaamheden waarvoor een bijzondere bevoegdverklaring B of C vereist is, maar inclusief de werkzaamheden die op de AML zijn vermeld;

    • b. B voor werkzaamheden aan de voortstuwingsinstallatie;

    • c. C voor werkzaamheden aan elektrische en elektronische installaties.

  • 2 De werkzaamheden, die bij de bijzondere bevoegdverklaring A op de AML kunnen worden vermeld zijn het controleren en compenseren van direct afleesbare magnetische kompassen.

Artikel 2.2. (Aanvullende bevoegdheden AML)

De houder van een AML met de bijzondere bevoegdverklaringen A en B, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, is bevoegd tot het mede ondertekenen van de verklaring als bedoeld in artikel 4, derde lid, van de Regeling MLA’s, MLH’s en schermvliegtuigen.

Artikel 2.3. (Eisen voor afgifte bijzondere bevoegdverklaringen AML)

  • 1 Een bijzondere bevoegdverklaring AML als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, wordt afgegeven, nadat de aanvrager heeft aangetoond te voldoen aan de navolgende eisen inzake basiskennis en ervaring voor afgifte van de bijzondere bevoegdverklaring:

    • a. de aanvrager toont aan dat het examen voor de bijzondere bevoegdverklaring niet langer dan drie jaren voorafgaand aan de datum van de aanvraag met voldoende resultaat is afgelegd;

    • b. de aanvrager toont aan:

      • 1°. dat in de drie jaren, onmiddellijk voorafgaand aan de datum van aanvraag tenminste twee jaren ervaring is verkregen met betrekking tot de werkzaamheden waarvoor de bijzondere bevoegdverklaring is vereist;

      • 2°. dat de werkzaamheden, bedoeld onder 1°, zijn verricht onder toezicht van een houder van een AML of Part-66 AML of een erkende onderhoudsorganisatie als bedoeld in artikel 29a, eerste lid, onder a, van de Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008.

  • 2 De werkzaamheden, bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, worden op de AML vermeld nadat de aanvrager heeft aangetoond een training voor het calibreren en compenseren van direct afleesbare magnetische kompassen met voldoende resultaat te hebben gevolgd.

Artikel 2.4. (Geldigheidsduur bijzondere bevoegdverklaring AML)

  • 1 De geldigheidsduur van een bijzondere bevoegdverklaring, bedoeld in artikel 2.1, bedraagt ten hoogste twee jaren en kan telkens met twee jaren worden verlengd.

  • 2 De geldigheidsduur van een bijzondere bevoegdverklaring wordt op aanvraag van de houder verlengd nadat is aangetoond dat de aanvrager in de twee jaren onmiddellijk voorafgaand aan de datum van aanvraag ten minste zes maanden ervaring heeft verkregen met het onderhoud waarvoor de bijzondere bevoegdverklaring is vereist.

  • 3 Een aanvraag voor verlenging wordt niet eerder dan twee maanden voor de vervaldatum van de bijzondere bevoegdheid ingediend.

  • 4 Een bijzondere bevoegdverklaring waarvan de geldigheidsduur langer dan twee maanden is verstreken, wordt op aanvraag wederafgegeven nadat de aanvrager heeft aangetoond in de twee jaren onmiddellijk voorafgaand aan de datum van aanvraag, ten minste zes maanden ervaring te hebben verkregen met het onderhoud waarvoor de bijzondere bevoegdverklaring vereist is en waarbij de ervaring die na de vervaldatum van de bijzondere bevoegdverklaring is verkregen, is opgedaan onder toezicht van een houder van een AML of Part-66 AML of een erkende onderhoudsorganisatie als bedoeld in artikel 29a, eerste lid, onder a, van de Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008.

§ 3. Part-66 AML

Artikel 3.1. (Omzetting Part-66 AML)

  • 1 De minister zet op verzoek van de aanvrager de reeds afgegeven nog geldige bijzondere bevoegdverklaringen om naar een Part-66 AML voor vliegtuigen en helikopters met een maximum startmassa van 5.700 kg of minder.

  • 2 Op de in het eerste lid bedoelde Part-66 AML worden de bijzondere bevoegdverklaringen en bijbehorende beperkingen zodanig vermeld dat deze overeenkomen met de eerder afgegeven bevoegdheden om namens een volgens Part-145 van verordening (EU) 1321/2014, of Part M, subpart F, erkende onderhoudsorganisatie werkzaamheden te mogen vrijgeven.

Artikel 3.2. (Aanvullende bevoegdheden Part-66 AML: onderhoudswerkzaamheden)

  • 1 De houder van een Part-66 AML met de bijzondere bevoegdverklaring B1.2 of B3, is tevens bevoegd werkzaamheden te verrichten waarvoor de bijzondere bevoegdverklaring A of B overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid, vereist is.

  • 2 De houder van een Part-66 AML met de bijzondere bevoegdverklaring in een categorie of subcategorie voor werkzaamheden aan luchtvaartuigen met een maximum startmassa van 5.700 kg of minder, is bevoegd dezelfde werkzaamheden als waartoe de desbetreffende Part-66 AML strekt, te verrichten en vrij te geven aan:

    • a. luchtvaartuigen van dezelfde categorie of subcategorie met een maximum startmassa van 5.700 kg of minder als genoemd in onderdeel a van Bijlage II bij de basisverordening;

    • b. amateurbouwluchtvaartuigen;

    • c. MLA’s;

    • d. MLH’s of

    • e. gemotoriseerde schermvliegtuigen.

  • 3 De minister kan op aanvraag aan de houder van een Part-66 AML met de bijzondere bevoegdverklaring in een categorie of subcategorie voor werkzaamheden aan luchtvaartuigen met een maximum startmassa van 5.700 kg of meer, een bijzondere bevoegdverklaring voor werkzaamheden aan luchtvaartuigen met een maximum startmassa van 5.700 kg of meer als bedoeld in onderdeel a van Bijlage II bij de basisverordening afgeven, indien deze houder met goed gevolg een door de minister goedgekeurde training met betrekking tot dit type luchtvaartuig heeft afgesloten.

  • 4 Nadat het type luchtvaartuig is bijgeschreven in blok XIV ‘NATIONALE BEVOEGDHEDEN’ van de Part-66 AML, kan de houder van deze bijzondere type bevoegdverklaring door een nationaal erkend onderhoudsbedrijf worden gemachtigd om namens dat bedrijf werkzaamheden uit te voeren en vrij te geven aan het desbetreffende type luchtvaartuig.

Artikel 3.3. (Aanvullende bevoegdheden Part-66 AML: AR)

De minister kan op aanvraag van een houder van een Part-66 AML toestemming verlenen tot het uitvoeren van een AR voor ELA 1-luchtvaartuigen die vallen binnen zijn bevoegdheden zoals vermeld op de Part-66 AML indien aan de voorwaarden van Part M wordt voldaan.

§ 4. Overige bepalingen

Artikel 4.1. (Schorsing AML en Part-66 AML)

  • 1 Vanaf het tijdstip van schorsing mag de houder die bevoegdheden, waarop de schorsing van de AML of de Part-66 AML betrekking heeft, niet uitoefenen.

  • 2 Om een schorsing op te heffen toont de houder aan dat de redenen, die tot schorsing hebben geleid, zijn vervallen.

Artikel 4.2. (Intrekking AML en Part-66 AML)

  • 1 Vanaf het tijdstip van intrekking mag de houder die bevoegdheden waarop de intrekking van de AML of de Part-66 AML betrekking heeft, niet uitoefenen.

  • 2 De minister neemt het bewijs van bevoegdheid in en geeft, voor zover het een gedeeltelijke intrekking betreft, een nieuw bewijs van bevoegdheid af.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Infrastructuur en Milieu,

S.A.M. Dijksma