Inkomstenbelasting, inkomen uit sparen en beleggen (box 3)

[Regeling treedt (deels) in werking per 09-11-2016.]
Geraadpleegd op 22-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2012.
Geldend van 01-01-2012 t/m 08-11-2016

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

In dit besluit staat het beleid over het inkomen uit sparen en beleggen (box 3). Dit besluit is een actualisering van het besluit van 3 september 2013, nr. BLKB2013/662M met betrekking tot de waardering van achtergestelde deposito’s en vorderingen op DSB Bank NV op peildata 1 januari 2014, 2015 en 2016.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2017, 765, datum inwerkingtreding 10-01-2017, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2012.

Na de tweede zin wordt de volgende zin toegevoegd:

Tevens bevat het besluit een goedkeuring voor het toerekenen van schulden die deel uitmaken van een zogenoemde algemeenheid waarop krachtens erfrecht een vruchtgebruik rust voor de jaren 2012 tot en met 2016.

1. Inleiding

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

In dit besluit staat het beleid over het inkomen uit sparen en beleggen (box 3). Dit besluit is een actualisering van het besluit van 3 september 2013, nr. BLKB2013/662M, onlangs gewijzigd bij het besluit van 8 mei 2015, nr. BLKB2015/409M, over het inkomen uit sparen en beleggen.

Hieronder staan de wijzigingen ten opzichte van het besluit van 3 september 2013:

  • Onderdeel 2.1 is ingekort. De alinea over de belastingjaren tot en met 2010 heeft zijn belang verloren omdat de aangiftetermijn en de termijn voor ambtshalve verminderen of teruggeven voor het kalenderjaar 2010 zijn verlopen.

  • Onderdeel 4.1 is uitgebreid. Voor de peildata 1 januari 2014 en 2015 geldt een nihilwaardering. Met ingang van peildatum 1 januari 2016 is de waarde in het economische verkeer gelijkgesteld aan de nominale waarde van de restantvordering.

Het besluit van 3 september 2013, nr. BLKB2013/662M is ingetrokken.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2017, 765, datum inwerkingtreding 10-01-2017, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2012.

In de tweede alinea wordt na het tweede gedachtestreepje een gedachtestreepje toegevoegd, luidende:

– Onderdeel 3.3 bevat een goedkeuring voor de toerekening van schulden die deel uitmaken van een algemeenheid waarop krachtens erfrecht een vruchtgebruik rust voor de jaren 2012 tot en met 2016 (dit onderdeel is toegevoegd bij besluit van 20 december, nr. 2016-188319).

1.1. Gebruikte begrippen en afkortingen

[Treedt in werking op 09-11-2016]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

2. De rendementsgrondslag

[Treedt in werking op 09-11-2016]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

3. Toedeling bij bepaalde verkrijgingen krachtens erfrecht

3.1. Renteloze geldvordering van een kind op de echtgenoot van de overleden ouder

[Treedt in werking op 09-11-2016]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

3.2. Defiscalisering vruchtgebruik en bloot eigendom

[Treedt in werking op 09-11-2016]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

3.3. Toerekening schulden die deel uitmaken van een algemeenheid waarop krachtens erfrecht een vruchtgebruik rust voor de jaren 2012 tot en met 2016

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2017, 765, datum inwerkingtreding 10-01-2017, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2012.

Aan onderdeel 3 wordt toegevoegd:

3.3. Toerekening schulden die deel uitmaken van een algemeenheid waarop krachtens erfrecht een vruchtgebruik rust voor de jaren 2012 tot en met 2016

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

In vruchtgebruiksituaties die krachtens bepaalde erfrechtelijke verkrijgingen zijn ontstaan, wordt bij de langstlevende ouder (vruchtgebruiker) de volledige waarde van de goederen in aanmerking genomen (artikel 5.4, vijfde lid, van de Wet IB 2001). De waarde van de bloot eigendom behoort niet tot de bezittingen voor box 3 (artikel 5.4, derde lid, van de Wet IB 2001). Doel hiervan is aan te sluiten bij de maatschappelijke realiteit in erfrechtelijke situaties door de (forfaitaire) inkomsten uit het nagelaten vermogen te belasten bij degene die over de inkomsten kan beschikken. Tot een nalatenschap waarop krachtens erfrecht een vruchtgebruik rust, kunnen ook schulden behoren. Deze schulden maken evenals de goederen deel uit van een zogenoemde algemeenheid waarop een vruchtgebruik is gevestigd. Met ingang van 2017 worden daarom de goederen en de schulden voor zover die toebehoorden aan de erflater en die deel uitmaken van deze algemeenheid voor box 3 gelijk behandeld (artikel 5.4, vierde en vijfde lid, van de Wet IB 2001). Dit betekent dat ook de volledige waarde van de schulden bij de vruchtgebruiker in aanmerking wordt genomen in box 3. Voor de jaren voorafgaand aan 2017 blijft het verschil in behandeling bestaan. Dat leidt tot een onwenselijke uitkomst. Daarom wil ik belastingplichtigen de mogelijkheid bieden om ook in de jaren 2012 tot en met 2016 gebruik te maken van de regeling van artikel 5.4, vierde en vijfde lid, van de Wet IB 2001 zoals deze geldt vanaf 1 januari 2017.

Goedkeuring

Met inachtneming van de termijn voor ambtshalve vermindering keur ik met toepassing van de hardheidsclausule voor de jaren 2012 tot en met 2016 het volgende goed. Ook schulden voor zover die toebehoorden aan de erflater en die deel uitmaken van een algemeenheid waarop krachtens erfrecht een vruchtgebruik rust, kunnen volledig bij de vruchtgebruiker in aanmerking worden genomen. De bloot eigenaar(s) word(t)en dan niet belast voor de bloot eigendom. Aan deze goedkeuring verbind ik de volgende voorwaarden:

Voorwaarden

  • a. De vruchtgebruiker en de bloot eigenaar(s) doen gezamenlijk schriftelijk het verzoek om toepassing van deze goedkeuring bij de inspecteur van de vruchtgebruiker.

  • b. De uitkomst is gelijk aan de uitkomst die zou zijn verkregen als artikel 5.4, vierde en vijfde lid, van de Wet IB 2001 per 2017 al van toepassing was in de jaren 2012 tot en met 2016.

  • c. Het verzoek geldt voor het gehele tijdvak van de jaren 2012 tot en met 2016.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2017, 765, datum inwerkingtreding 10-01-2017, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2012.

Aan onderdeel 3 wordt toegevoegd:

In vruchtgebruiksituaties die krachtens bepaalde erfrechtelijke verkrijgingen zijn ontstaan, wordt bij de langstlevende ouder (vruchtgebruiker) de volledige waarde van de goederen in aanmerking genomen (artikel 5.4, vijfde lid, van de Wet IB 2001). De waarde van de bloot eigendom behoort niet tot de bezittingen voor box 3 (artikel 5.4, derde lid, van de Wet IB 2001). Doel hiervan is aan te sluiten bij de maatschappelijke realiteit in erfrechtelijke situaties door de (forfaitaire) inkomsten uit het nagelaten vermogen te belasten bij degene die over de inkomsten kan beschikken. Tot een nalatenschap waarop krachtens erfrecht een vruchtgebruik rust, kunnen ook schulden behoren. Deze schulden maken evenals de goederen deel uit van een zogenoemde algemeenheid waarop een vruchtgebruik is gevestigd. Met ingang van 2017 worden daarom de goederen en de schulden voor zover die toebehoorden aan de erflater en die deel uitmaken van deze algemeenheid voor box 3 gelijk behandeld (artikel 5.4, vierde en vijfde lid, van de Wet IB 2001). Dit betekent dat ook de volledige waarde van de schulden bij de vruchtgebruiker in aanmerking wordt genomen in box 3. Voor de jaren voorafgaand aan 2017 blijft het verschil in behandeling bestaan. Dat leidt tot een onwenselijke uitkomst. Daarom wil ik belastingplichtigen de mogelijkheid bieden om ook in de jaren 2012 tot en met 2016 gebruik te maken van de regeling van artikel 5.4, vierde en vijfde lid, van de Wet IB 2001 zoals deze geldt vanaf 1 januari 2017.

Goedkeuring

Met inachtneming van de termijn voor ambtshalve vermindering keur ik met toepassing van de hardheidsclausule voor de jaren 2012 tot en met 2016 het volgende goed. Ook schulden voor zover die toebehoorden aan de erflater en die deel uitmaken van een algemeenheid waarop krachtens erfrecht een vruchtgebruik rust, kunnen volledig bij de vruchtgebruiker in aanmerking worden genomen. De bloot eigenaar(s) word(t)en dan niet belast voor de bloot eigendom. Aan deze goedkeuring verbind ik de volgende voorwaarden:

Voorwaarden

  • a. De vruchtgebruiker en de bloot eigenaar(s) doen gezamenlijk schriftelijk het verzoek om toepassing van deze goedkeuring bij de inspecteur van de vruchtgebruiker.

  • b. De uitkomst is gelijk aan de uitkomst die zou zijn verkregen als artikel 5.4, vierde en vijfde lid, van de Wet IB 2001 per 2017 al van toepassing was in de jaren 2012 tot en met 2016.

  • c. Het verzoek geldt voor het gehele tijdvak van de jaren 2012 tot en met 2016.

4. Waardering

[Treedt in werking op 09-11-2016]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

5. Ingetrokken regeling

[Treedt in werking op 09-11-2016]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

6. Inwerkingtreding

[Treedt in werking op 09-11-2016]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen