Besluit afbreking zwangerschap

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2009. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2002.
Geldend van 19-06-1998 t/m heden

Besluit van 17 mei 1984, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van de Wet afbreking zwangerschap

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 3 augustus 1983, nr. 184458, DG/Vgz/GBO/MBO;

Gelet op de artikelen 4, eerste lid, 5, eerste lid, 6, eerste lid, onder b en c, 11, vierde lid, en 13 van de Wet afbreking zwangerschap (Stb. 1981, 257);

Gezien de adviezen van de Centrale Raad voor de Volksgezondheid, van de Gezondheidsraad en van de Emancipatieraad;

De Raad van State gehoord (advies van 22 december 1983, nr. W13.83.0417/33.3.51);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 14 mei 1984, DG Vgz/GBO/MBO, nr. 70 034;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2009. Zie het overzicht van wijzigingen]

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

wet: de Wet afbreking zwangerschap (Stb. 1981, 257);

behandeling: een behandeling, gericht op het afbreken van zwangerschap.

§ 2. Algemene voorschriften met betrekking tot het afbreken van zwangerschappen

Artikel 2

  • 1 Het ziekenhuis dat behandelingen verricht en de abortuskliniek dragen ervoor zorg dat medewerking van deskundigen op psychologisch en maatschappelijk gebied in voldoende mate beschikbaar is.

  • 2 Aan deze deskundigen wordt voldoende tijd en ruimte in het ziekenhuis of de kliniek ter beschikking gesteld.

Artikel 3

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2009. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het ziekenhuis en de kliniek dragen ervoor zorg dat de arts één of meer gesprekken met de vrouw voert om te komen tot een zorgvuldige besluitvorming overeenkomstig artikel 5 van de wet.

  • 2 Aan de arts wordt voldoende tijd en ruimte in het ziekenhuis of de kliniek ter beschikking gesteld.

  • 3 Het ziekenhuis en de kliniek dragen ervoor zorg dat de arts maatregelen neemt ter verzekering van de geheimhouding van gegevens met betrekking tot het afbreken van zwangerschappen.

Artikel 4

Door het bestuur van het ziekenhuis en de kliniek worden, na overleg met de artsen die behandelingen verrichten en de deskundigen, bedoeld in artikel 2, regels gesteld omtrent hun onderlinge samenwerking en omtrent het toezicht van de geneesheer-directeur op de juiste uitvoering daarvan.

Artikel 5

Het ziekenhuis en de kliniek dragen ervoor zorg dat er voldoende gelegenheid is voor verantwoorde voorlichting aan de vrouw over de voorkoming van ongewenste zwangerschap.

Artikel 6

Het ziekenhuis en de kliniek dragen ervoor zorg dat, indien de vrouw uitdrukkelijk daarin toestemt, aan haar huisarts of de andere arts die haar overeenkomstig artikel 3, tweede lid, van de wet heeft verwezen, een verslag betreffende haar behandeling wordt gezonden, zonodig vergezeld van een advies over de haar te verlenen nazorg.

Artikel 7

  • 1 Het ziekenhuis en de kliniek dragen ervoor zorg dat aan de vrouw het advies wordt gegeven zich na de behandeling onder controle van haar huisarts of van de arts die haar overeenkomstig artikel 3, tweede lid, van de wet heeft verwezen, te stellen.

  • 2 Indien de vrouw geen huisarts heeft en niet door een andere arts is verwezen, of indien zij ernstige bezwaren ertegen heeft om zich onder controle van haar huisarts of van de arts die haar heeft verwezen, te stellen, wordt zij in de gelegenheid gesteld, die controle in het ziekenhuis of de kliniek te doen verrichten.

Artikel 8

Het ziekenhuis en de kliniek dragen zorg voor zodanige afspraken met daarvoor in aanmerking komende andere instellingen of personen werkzaam op het terrein van de gezondheids- en welzijnszorg, dat een goede nazorg voor de vrouw en de haren kan worden verwezenlijkt.

§ 3. Voorschriften met betrekking tot klinieken

Artikel 9

Bestuursleden van de rechtspersoon die de abortuskliniek beheert, mogen geen financieel belang hebben bij de oprichting of de exploitatie van de kliniek. Tussen de afzonderlijke leden van het bestuur enerzijds en de leden van de directie of andere aan de kliniek verbonden medewerkers anderzijds dient geen arbeidsverhouding te bestaan.

Artikel 10

  • 1 Het bestuur draagt de dagelijkse leiding van de kliniek op aan een directie; voorzover het de medische aspecten van de werkzaamheden betreft: aan een geneesheer-directeur.

  • 2 Het bestuur verstrekt de directie een schriftelijke instructie, gericht op het functioneren van de kliniek overeenkomstig de doelstelling en overeenkomstig het in de wet en dit besluit bepaalde. Deze instructie dient onder meer richtlijnen te bevatten voor de zorg voor de patiënten, het personeelsbeleid, de administratie, met inbegrip van de medische administratie, de verslaglegging en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Artikel 11

  • 1 De personele voorzieningen dienen zowel kwantitatief als kwalitatief afgestemd te zijn op het goed functioneren van de kliniek overeenkomstig de doelstelling.

  • 2 De communicatie tussen de directie en de medewerkers van de kliniek dient door geformaliseerde besprekingen verzekerd te zijn.

Artikel 12

De kliniek draagt ervoor zorg dat een vrouw die in de kliniek een behandeling heeft ondergaan, zich te allen tijde voor een spoedeisende nabehandeling kan wenden tot een arts.

Artikel 13

De administratie dient op dusdanige wijze te zijn ingericht dat te allen tijde een inzicht kan worden verkregen in het functioneren van de kliniek.

Artikel 14

De materiële voorzieningen dienen zowel kwantitatief als kwalitatief afgestemd te zijn op het goed functioneren van de kliniek overeenkomstig de doelstelling.

Artikel 15

De kliniek draagt ervoor zorg dat met betrekking tot iedere behandeling in de kliniek een overzichtelijk verslag wordt gemaakt, dat alle gegevens bevat, die van belang zijn voor een goede hulpverlening.

Artikel 16

  • 1 De kliniek draagt ervoor zorg dat de medische en verpleegkundige hulpverlening aan de vrouw gewaarborgd is voor de duur van haar verblijf in de kliniek.

  • 2 De kliniek draagt ervoor zorg dat de persoonlijke levenssfeer van de vrouw zoveel mogelijk wordt geëerbiedigd.

  • 3 De kliniek draagt ervoor zorg dat de vrouw als mondig wordt benaderd.

  • 4 De kliniek draagt ervoor zorg dat een regeling voor een onafhankelijke klachtenbemiddeling tot stand komt.

Artikel 17

De kliniek treft maatregelen met betrekking tot:

  • - het voorkomen, opsporen en bestrijden van infecties;

  • - de algemene hygiëne, door het opstellen van regelen en voorschriften;

  • - een deugdelijke sterilisatie en bewaking van het sterilisatieproces.

Artikel 18

  • 1 Tussen het bestuur van de kliniek en het bestuur van een ziekenhuis in de omgeving van de kliniek, dient een samenwerkingsovereenkomst te zijn gesloten.

  • 2 De overeenkomst strekt in ieder geval tot het verlenen van hulp vanwege het ziekenhuis aan en ten behoeve van patiënten van de kliniek, op verzoek van de arts die in de kliniek een behandeling verricht. Die hulp omvat in ieder geval diagnostische en therapeutische consultatie van aan het ziekenhuis verbonden medische specialisten.

  • 3 De overeenkomst wordt ter kennis gebracht van de inspecteur.

Artikel 19

  • 1 De kliniek dient te voldoen aan de algemeen geldende wettelijke regelingen en voorschriften onder meer ten aanzien van het gebouw, de arbeidsomstandigheden en de geneesmiddelenvoorziening.

  • 2 De kliniek treft de nodige maatregelen met betrekking tot de brandveiligheid.

Artikel 20

De kliniek draagt ervoor zorg dat de instelling zelf, het personeel en de overige voor de kliniek werkzame personen op passende wijze verzekerd zijn tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid.

§ 4. Bijzondere voorschriften met betrekking tot klinieken waar zwangerschappen worden afgebroken die langer dan dertien weken hebben geduurd

Artikel 21

Met betrekking tot een kliniek waar behandelingen worden verricht, gericht op het afbreken van zwangerschappen die langer dan dertien weken hebben geduurd, moet tevens worden voldaan aan de in deze paragraaf gestelde eisen.

Artikel 23

Zodanige voorzieningen moeten worden getroffen dat een vrouw die in de kliniek een behandeling heeft ondergaan, te allen tijde een daarmee samenhangende nabehandeling in de kliniek kan ondergaan.

Artikel 24

Een overeenkomst als bedoeld in artikel 18 dient in ieder geval te worden gesloten met een ziekenhuis waar eveneens behandelingen als bedoeld in artikel 21 worden verricht.

§ 5. Gegevens, te verstrekken bij het aanvragen van een vergunning

Artikel 25

  • 1 Het ziekenhuis of de kliniek verstrekt bij de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet de gegevens waaruit blijkt dat aan de in de artikelen 2, eerste lid, en 8 gestelde voorschriften wordt voldaan.

  • 2 De kliniek verstrekt naast de in het eerste lid bedoelde gegevens tevens de volgende gegevens:

    • a. een omschrijving van de aard van de rechtspersoon;

    • b. een exemplaar van de statuten, indien de rechtspersoon geen openbaar lichaam is;

    • c. de samenstelling van het bestuur;

    • d. het adres van de kliniek met een beschrijving van de voor behandelingen beschikbare ruimten;

    • e. een exemplaar van de overeenkomstig artikel 18 gesloten samenwerkingsovereenkomst of samenwerkingsovereenkomsten.

§ 6. Gegevens met betrekking tot het afbreken van zwangerschappen

Artikel 26

  • 1 De arts bedoeld in artikel 11 van de wet doet de in het eerste lid van dat artikel bedoelde gegevens aan de geneesheer-directeur toekomen binnen een maand na het verstrijken van de kalendermaand waarop ze betrekking hebben.

  • 2 Hij vermeldt die gegevens op een formulier, waarvan het model door Onze Minister wordt vastgesteld.

Artikel 27

  • 1 De geneesheer-directeur doet de in artikel 11, derde lid, van de wet bedoelde opgave aan de inspecteur toekomen binnen drie maanden na het verstrijken van het kalenderkwartaal waarop zij betrekking heeft.

  • 2 Hij doet die opgave op een formulier, waarvan het model door Onze Minister wordt vastgesteld.

Artikel 28

  • 2 Aan de hand van de gegevens, vervat in de aantekeningen, dient de inspecteur zich een oordeel te kunnen vormen of de arts overeenkomstig artikel 5 van de wet handelt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

’s-Gravenhage, 17 mei 1984

Beatrix

De Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,

L. C. Brinkman

Uitgegeven de vijfentwintigste mei 1984

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes