Wet van 11 september 1985, houdende regelen met betrekking tot de oprichting van de
Postbank N.V.
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat de Staat der Nederlanden
overgaat tot oprichting van de naamloze vennootschap Postbank N.V. waarin de vermogensbestanddelen
van de Staat welke kunnen worden toegerekend aan de Postcheque- en Girodienst en de
vermogensbestanddelen van de Rijkspostspaarbank worden ingebracht en dat ingevolge
artikel 40 van de Comptabiliteitswet 1976 (Stb. 671) voor de oprichting van deze vennootschap machtiging bij wet is vereist;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: