Warenwetregeling machines

Geraadpleegd op 21-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 19-02-2016 en zichtdatum 19-12-2024.
Geldend van 01-01-2015 t/m 08-06-2016

Regeling houdende nadere regels ten aanzien van machines

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,

Gelet op de artikelen 4, vijfde en zesde lid, 5, derde lid, 12, eerste lid, eerste zin, en 16, tweede lid, van de Wet op de gevaarlijke werktuigen, de artikelen 3 en 12, derde lid, van het Besluit machines, artikel 25, eerste lid, onderdeel a, van de Warenwet en artikel 1, tweede lid, onderdeel 3°, van het Warenwetbesluit machines;

Besluiten:

Artikel 2

  • 1 Als categorie mobiele kranen als bedoeld in artikel 6d, eerste lid, tweede zin, van het besluit worden aangewezen:

    hijskranen voor haakbedrijf op rupsen of banden alsmede een torenvormige hijskranen voor haakbedrijf op rupsen of banden met een bedrijfslastmoment van tenminste 10 tonmeter, met uitzondering van:

    • a. op een voertuig bevestigde laadkranen die uitsluitend bestemd zijn of worden gebruikt voor het laden en lossen van de laadbak van het voertuig;

    • b. grondverzetmachines die ontgravingen maken en daarop aansluitend leidingwerk in die ontgravingen leggen of ten behoeve van het uitvoeren van grondverzetwerkzaamheden ondersteuningsschotten plaatsen.

Artikel 2a. Eisen voor aanwijzing en (blijven) functioneren als aangewezen instelling en aangewezen aangemelde instelling

  • 1 Een aanwijzing als aangewezen instelling en aangewezen aangemelde instelling kan geschieden indien in geval van de overeenstemmingsbeoordeling van een machine of de beoordeling van een kwaliteitsborgingsysteem als bedoeld in artikel 5 van het besluit, dan wel de beoordeling van een voorgenomen wijziging in een machine of model machine als bedoeld in artikel 5a van het besluit, de aanvragende instelling voldoet aan de criteria, vastgelegd in het Schema voor Aanwijzing en Toezicht op de instellingen voor overeenstemmingsbeoordelingsprocedures voor het Warenwetbesluit Machines, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regeling.

  • 2 Een aanwijzing al aangewezen instelling en aangewezen aangemelde instelling kan tevens geschieden indien in geval van keuring van een mobiele en torenkraan, als bedoeld in artikel 6d van het besluit, de aanvragende instelling voldoet aan de criteria, vastgelegd in het Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht op de certificatie- en keuringsinstellingen die mobiele kranen, torenkranen en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of tijdelijke personen(bouw)liften periodiek keuren in het kader van verticaal transport, documentcode: WDAT-VT-Producten, zoals opgenomen in bijlage 2 bij de regeling.

Artikel 2b

  • 1 Een certificaat van goedkeuring, bedoeld in artikel 6e, eerste lid, van het besluit wordt voor een aangewezen instelling afgegeven aan de aanvrager indien tijdens de keuring, bedoeld in artikel 6d, eerste lid, tweede zin, van het besluit, is gebleken dat de mobiele kraan of torenkraan voldoet aan de eisen, vastgelegd in het Werkveldspecifiek certificatieschema Periodieke Keuring Hijskranen, documentcode WSCS-VT Periodieke Keuring Hijskranen: 2012, versie 01, opgenomen in bijlage 3 bij de regeling.

  • 2 Een certificaat van goedkeuring, bedoeld in artikel 6fa, derde lid, van het besluit wordt voor een aangewezen instelling afgegeven aan de aanvrager indien tijdens de keuringen, bedoeld in artikel 6fa, eerste en tweede lid, van het besluit, is gebleken dat het hijs- of hefwerktuig voor beroepsmatig personenvervoer voldoet aan de eisen, vastgelegd in het Werkveldspecifiek certificatieschema opstellings- en periodieke keuring hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en tijdelijke personen(bouw)liften voor bewoners: document: TCVT/W8-01/11-017: 2012, versie 01, opgenomen in bijlage 4 bij de regeling.

Artikel 2c

In het jaarverslag, bedoeld in artikel 7c, tweede lid, van de Warenwet, worden door de aangewezen instelling en de aangewezen aangemelde instelling ten minste de volgende onderwerpen behandeld:

  • a. de door de instelling afgegeven, ingetrokken dan wel geweigerde certificaten;

  • b. wijzigingen in de op het werkveld van de instelling betrekking hebbende accreditaties, reglementen en procedures;

  • c. wijzigingen in de op het werkveld van de instelling betrekking hebbende taakverdeling;

  • d. wijzigingen in de bestuurssamenstelling;

  • e. wijzigingen in de statuten of het huishoudelijk reglement;

  • f. aan derden uitbestede werkzaamheden;

  • g. structurele knelpunten op het werkveld van de instelling die zich in de uitvoeringspraktijk hebben voorgedaan;

  • h. het gevoerde overleg en de samenwerking op het werkveld met andere instellingen;

  • i. door de instelling ontvangen klachten en de wijze van afhandeling daarvan;

  • j. tegen de besluiten van de instelling ingediende bezwaren en ingestelde beroepen en de wijze van afhandeling daarvan;

  • k. een financieel verslag betreffende de activiteiten waarvoor de instelling is aangewezen.

Artikel 4

De dossiers en de briefwisseling die betrekking hebben op de certificeringsprocedures, bedoeld in het besluit, worden gesteld in de Nederlandse taal, of in een andere door de aangewezen instelling of aangewezen aangemelde instelling aanvaarde taal.

Artikel 5. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Warenwetregeling machines.

's-Gravenhage, 22 juni 1993

De

Minister

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

B. de Vries

De

Staatssecretaris

van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,

H.J. Simons

Bijlage 1. behorend bij Artikel 2a

Schema voor Aanwijzing en Toezicht op de instellingen voor overeenstemmings- beoordelingsprocedures voor het Warenwetbesluit Machines

Document: WDA&T-EU-Machines

Onder beheer van:

Ministerie van SZW

Postbus 90801

2509 LV Den Haag

www.minszw.nl

Inhoud

1.

Inleiding

   

2.

Definities

   

3.

Werkveldspecifieke kenmerken

3.1

Beschrijving document

3.2

Risicoanalyse

   

4.

Eisen ten behoeve van de aanwijzing

4.1

Algemeen kader

4.2

Soorten instellingen met de aanwijzingskavels

4.3

Eisen aan de instelling

4.3.1

Voor productcertificatie:

4.3.2

Voor systeemcertificatie:

4.4

Functies en vakbekwaamheidseisen

4.5

Aanwijzingskavels Machine Richtlijn (2006/42/EG)

4.6

Aanwijzingscriteria

   

5.

Toezicht

   

6.

Maatregelen

1. Inleiding

Voor machines zijn er wettelijk verplichte conformiteit beoordelingsprocedures vastgesteld. De procedures zijn ontleend aan de Europese Machinerichtlijn 2006/42/EG1. Deze Richtlijn is geïmplementeerd in het Warenwetbesluit machines. Voor elk product dat onder de richtlijn valt moet een EG-verklaring van overeenstemming worden opgesteld. Hierin verklaart de fabrikant dat zijn product voldoet aan alle essentiële veiligheids- en gezondheidseisen uit de richtlijn. Een gemachtigde persoon van de fabrikant, of de fabrikant zelf, ondertekent de verklaring en deze wordt meegestuurd met het product. Ook brengt de fabrikant de CE markering op het product aan. Voor bepaalde categorieën machines zijn er wettelijke verplichte overeenstemmingsbeoordelingsprocedures die door onafhankelijke keuringsinstellingen worden verricht. Verklaringen van EG-typeonderzoek of goedkeuringen van kwaliteitsborgingssystemen worden in dat verband verstrekt door aangewezen (aangemelde) keuringsinstellingen. Om verklaringen of goedkeuringen te mogen verstrekken dient een aangewezen (aangemelde) keuringsinstelling hiertoe te worden aangewezen door de minister van SZW. Dit gebeurt door een toetsing aan dit werkveldspecifieke document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T). De aangewezen aangemelde keuringsinstellingen worden bij de Europese Commissie aangemeld, als zogenaamde Notified Bodies (NoBo).

In dit document is aangegeven aan welke eisen de betreffende aangewezen (aangemelde) keuringsinstellingen moeten voldoen, alvorens de aanwijzing voor een werkveld gebaseerd op het Warenwetbesluit machines kan plaatsvinden. Dit WDA&T is mede gebaseerd op het Warenwetbesluit machines. Dit WDA&T wordt beheerd door het ministerie van SZW.

2. Definities

Zie de definities in de Richtlijn 2006/42/EG, de verordening (EG) Nr. 764/20082, de verordening (EG) Nr. 765/20083en het besluit Nr. 768/2008/EG4van 9 juli 2008.

Binnen dit document gelden verder de volgende definities:

   

Accreditatienorm:

Geharmoniseerde norm, gepubliceerd in een Mededeling van de Commissie in het kader van de uitvoering van Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad, Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 761/2001 van het Europees Parlement en de Raad (EU Pl 2009/C 136 van 2009-06-16).

‘Goederenpakket’:

Omvattende:

1) Verordening (EG) Nr. 764/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van procedures voor de toepassing van bepaalde nationale technische voorschriften op goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht, en tot intrekking van Beschikking nr. 3052/95/EG;

2) Verordening (EG) Nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake beoordeling en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93;

3) Besluit Nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van Besluit 93/465/EEG van de Raad.

het Besluit:

Besluit Nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van Besluit 93/465/EEG van de Raad.

de Richtlijn:

Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende machines en tot wijziging van Richtlijn 95/16/EG (herschikking).

de Verordening:

Verordening (EG) Nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake beoordeling en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93.

3. Werkveldspecifieke kenmerken

Conform de Richtlijn, het Warenwetbesluit machines en het ‘goederenpakket’.

3.1. Beschrijving document

Dit werkveldspecifieke document voor aanwijzing en toezicht binnen de werkvelden voor machines in de ontwerp- en productiefase (handelsfase) is door de minister van SZW vastgesteld. De minister van SZW kan na overleg met het veld wijzigingen aanbrengen in de vastgestelde documenten. Dit vastgestelde document vervangt eerdere versies. Op- en/of aanmerkingen over dit document kunnen worden ingediend bij het ministerie van SZW.

3.2. Risicoanalyse

De keuringsinstelling dient in alle gevallen haar werkzaamheden op integere, onpartijdige en onafhankelijke wijze uit te voeren en zal daarbij rekening houden met de mogelijke risico’s in de volgende gebieden:

  • de autonomie in onderzoek (inspecteren, keuren, auditeren), rapportage en certificatie (zie onder andere paragraaf 5.2 van de NEN-EN-ISO/IEC 17065:2012, hoofdstuk 4.1.4 uit de NEN-EN-ISO/IEC 17020:2012 en paragrafen 5.1. en 5.2 van de NEN-EN-ISO/IEC 17021:2011 voor voorzieningen die dit risico moeten beperken);

  • het niveau van deskundigheid en vakbekwaamheid (zie onder andere paragraaf 6.1.2 van de NEN-EN-ISO/IEC 17065:2012, paragraaf 6.1 uit de NEN-EN-ISO/IEC 17020:2012 voor voorzieningen die dit risico moeten beperken);

  • het hanteren van vertrouwelijke informatie (zie onder andere paragraaf 4.5 van de NEN-EN-ISO/IEC 17.065:2012, paragraaf 4.2 van de NEN-EN-ISO/IEC 17020:2012 en paragraaf 8.5 van de NEN-EN-ISO/IEC 17021:2011 voor voorzieningen die dit risico moeten beperken);

  • de mate van transparantie van de werkprocessen;

  • het verwerken van ontvangen klachten en bezwaren (zie onder andere paragraaf 7.13 van de EN NEN-EN-ISO/IEC 17065:2012, paragraaf 7.5 uit de NEN-EN-ISO/IEC 17020:2012 en paragraaf 9.8 van de NEN-EN-ISO/IEC 17021:2011 voor voorzieningen die dit risico moeten beperken);

  • het nemen van verantwoordelijkheid voor uitgevoerde taken (zie onder andere paragraaf 5.1.1 uit de NEN-EN- ISO/IEC 17020:2012 voor voorzieningen die dit risico moeten beperken).

Enkele voor de hand liggende risico’s voor keuringsinstellingen zijn:

  • onterecht een verklaring of certificaat afgeven;

  • onterecht een verklaring of certificaat niet afgeven, schorsen of intrekken;

  • inbreuken op de vertrouwelijkheid;

  • inbreuken op de onpartijdigheid;

  • inbreuken op het omgaan met ontoelaatbare (financiële) druk;

  • inbreuken op de vereiste competenties en de gevolgen daarvan.

4. Eisen ten behoeve van de aanwijzing

Voor de beoordeling door de Raad voor Accreditatie van keuringsinstellingen die zijn of willen worden aangewezen door de minister van SZW, hanteert de Raad voor Accreditatie de eisen uit dit schema voor aanwijzing en toezicht. Voor zover in dit schema voor aanwijzing en toezicht geen nadere invulling wordt gegeven, zijn de eisen uit de betreffende accreditatienormen, te weten:

  • a) Voor productcertificatie de norm NEN-EN-ISO/IEC 17065:2012 (certificatie product) of NEN-EN-ISO/IEC 17020: 2012 (inspectie);

  • b) Voor systeemcertificatie de norm NEN-EN-ISO/IEC 17021: 2011; onverkort van toepassing.

4.1. Algemeen kader

Het beoordelen en aanwijzen van een aangewezen (aangemelde) keuringsinstelling gebeurt op grond van de volgende normstelsel:

  • 1) De minimumcriteria voor de aanwijzing van de aan te melden keuringsinstellingen door de Lid-Staten, zoals vermeld in bijlage XI van de Richtlijn;

  • 2) Artikel R17 Eisen in verband met aangemelde keuringsinstellingen van bijlage I van het Besluit.

  • 3) Als er sprake is van een beoordeling voor de scope van de Warenwet op basis van de relevante geharmoniseerde accreditatienormen, dan is er een gerechtvaardigd vertrouwen dat daarmee is voldaan aan het criterium onder punt 1 en 2: de minimumcriteria voor de aanwijzing van de aan te melden keuringsinstellingen door de Lid-Staten zoals vermeld in bijlage XI van de Warenwet en de eisen in verband met aangewezen aangemelde instanties van artikel R17 van bijlage I van het Besluit.

    Als relevante geharmoniseerde accreditatienormen gelden:

    • a) productcertificatie op basis van een accreditatie volgens de norm NEN-EN-ISO/IEC 17065:2012 (certificatie product) of NEN-EN-ISO/IEC 17020:2012 (inspectie);

    • b) systeemcertificatie op basis een accreditatie volgens de norm van NEN-EN-ISO/IEC 17021: 2011.

    De geharmoniseerde accreditatienormen zijn gepubliceerd in een Mededeling van de Commissie in het kader van de uitvoering van Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad, Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 761/2001 van het Europees Parlement en de Raad (EU Pl 2009/C 136 van 2009-06-16).

    De Raad voor Accreditatie zal voor de beoordeling van aangewezen aangemelde keuringsinstellingen gebruik maken van de EA-2/17: 2009 EA Guidance on the horizontal requirements for the accreditation of conformity assessment bodies for notification purposes (June 2009 rev01). De Guidance omvat de criteria voor aanwijzing van Notified Bodies (NoBo), zoals onder de punt 1, 2 en 3 is vermeld. Uitgangspunt is dat keuringsinstellingen die conformiteitsbeoordelingen uitvoeren in het kader van de Richtlijn zijn geaccrediteerd op grond van de toepasselijke geharmoniseerde accreditatienorm(en).

4.2. Soorten instellingen met de aanwijzingskavels

Keurings- of certificerende instelling voor Machines volgens de Richtlijn, bijlage IV.

  • a) Productcertificatie (t.b.v. module B, bijlage IX van de richtlijn);

  • b) Systeemcertificatie (t.b.v. module H, bijlage X van de richtlijn).

4.3. Eisen aan de instelling

4.3.1. Voor productcertificatie:

  • a) NEN-EN-ISO/IEC 17065:2012 of NEN-EN-ISO/IEC 17020:2012 (Type A);

  • b) Bijlage XI van de Richtlijn.

4.3.2. Voor systeemcertificatie:

  • a) NEN-EN-ISO/IEC 17021: 2011;

  • b) Bijlage XI van de Richtlijn.

Naast de hiervoor opgesomde eisen dienen de keuringsinstellingen in samenhang met de gekozen aanwijzingskavels de daarop van toepassing zijnde procedures van de richtlijn in hun kwaliteitssysteem op te nemen.

4.4. Functies en vakbekwaamheidseisen

Voor deze vakbekwaamheidseisen geldt in algemene zin MBO/HBO ‘of gelijkwaardig’, waarbij die gelijkwaardigheid per geval door de instelling gemotiveerd moet zijn vastgelegd en door de Raad voor Accreditatie zal worden getoetst. In zijn algemeenheid geldt dat de (kandidaat) instelling over een gedegen kennis van 'nieuwe aanpak' richtlijnen beschikt, in het bijzonder op de onderhavige Warenwet.

4.5. Aanwijzingskavels Machine Richtlijn (2006/42/EG)

  • a) EG-Typeonderzoek van een bepaalde categorie machines volgens Bijlage IV

  • b) Productkwaliteitsborging van een bepaalde categorie machines volgens Bijlage IV

4.6. Aanwijzingscriteria

De aangewezen (aangemelde) keuringsinstelling wordt in het kader van haar aanwijzing op grond van Hoofdstuk 5 van het Warenwetbesluit machines getoetst. Onderstaande aanvullende criteria komen voort uit nationale regels omdat de aangewezen aangemelde instelling als een zelfstandig bestuursorgaan wordt aangemerkt.

  • a) De aangewezen aangemelde keuringsinstelling is een bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en dient te voldoen aan bestuurswetgeving zoals de Algemene wet bestuursrecht, de Wet openbaarheid van bestuur en de Archiefwet 1995.

  • b) Bij beëindiging van de activiteiten door de aangewezen keuringsinstelling dient deze terstond de minister van SZW te informeren. De minister van SZW bepaalt wat de (voorheen) aangewezen CKI met de dossiers moet doen, de (voorheen) aangewezen keuringsinstelling dient hieraan mee te werken. Dit vrijwaart de (voorheen) aangewezen keuringsinstelling niet van eventuele aansprakelijkheid voor fouten in door haar uitgevoerde keuringen of beoordelingen.

  • c) De aangewezen aangemelde keuringsinstelling dient de volgende procedures op schrift te hebben gesteld: een zienswijzeprocedure (afdeling 4.1.2 Awb), een bezwaarschriftprocedure (hoofdstuk 6 en 7 Awb) en een klachtenprocedure (hoofdstuk 9 Awb).

  • d) Alle documenten en registraties in het verkeer met de overheid dienen in het Nederlands te zijn tenzij anders met de overheid overeengekomen.

  • e) Voor zover een sanctie- en maatregelenbeleid is vastgelegd, dient de CKI zich bij de op te leggen sancties/maatregelen aan dit sanctie- en maatregelenbeleid te houden. In geval van kennelijke onredelijkheid heeft de keuringsinstelling op grond van de Awb de bevoegdheid hier van af te wijken. Afwijking geschiedt alleen op grond van door de certificaathouder aan te dragen argumenten. De onderbouwing voor de afwijking wordt opgenomen in het besluit over de opgelegde sanctie. Afwijkingen worden geregistreerd door de keuringsinstelling.

5. Toezicht

In verband met de verplichtingen in het kader van toezicht zijn de volgende artikelen van toepassing; artikelen 6g en 6i Warenwetbesluit machines en artikel 2c Warenwetregeling machines, alsmede de artikelen 1.5b en 1.5c Arbeidsomstandighedenbesluit en artikel 1.1a Arbeidsomstandighedenregeling. De CKI dient ten behoeve van de informatieverzameling kosteloos de navolgende zaken te realiseren:

  • A. Zich jaarlijks vóór 1 maart schriftelijk aan SZW te verantwoorden over de rechtmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren op elk werkveld waarvoor de instelling door de minister van SZW is aangewezen (de schriftelijke verantwoording wordt naar de Inspectie SZW gezonden). In deze schriftelijke verantwoording worden tenminste de volgende onderwerpen behandeld:

    • 1. de door de instelling afgegeven, geschorste, ingetrokken dan wel geweigerde certificaten;

    • 2. wijzigingen in de op het werkveld van de instelling betrekking hebbende accreditaties, reglementen en procedures;

    • 3. wijzigingen in de bestuurssamenstelling;

    • 4. wijzigingen in de statuten of het huishoudelijk reglement;

    • 5. aan derden uitbestede werkzaamheden;

    • 6. structurele knelpunten op het werkveld van de instelling die zich in de uitvoeringspraktijk hebben voorgedaan;

    • 7. het gevoerde overleg en de samenwerking op het werkveld met andere certificerende instellingen;

    • 8. door de instelling ontvangen klachten en de wijze van afhandeling daarvan;

    • 9. tegen de beslissingen van de instelling ingediende bezwaren en aangespannen zaken en de wijze van afhandeling daarvan;

    • 10. een financieel verslag betreffende de activiteiten waarvoor de instelling is aangewezen;

    • 11. het aantal malen per kalenderjaar dat afgeweken wordt van het sanctie- en maatregelenbeleid, genoemd onder 4.3.12.

  • B. Mee te werken aan de controles door SZW (in de praktijk betekent dit dat de controles door de Inspectie SZW en de nationale accreditatie-instantie uitgevoerd kunnen worden).

  • C. Tijdige en juiste informatie te verstrekken die SZW nodig heeft om te kunnen beoordelen of zij aan de aanwijzingsnormen blijft voldoen (in de praktijk betekent dit dat deze informatie aan de Inspectie SZW of de nationale accreditatie-instantie verstrekt moet worden). Deze informatie betreft alle informatie die relevant is voor de aanwijzingscriteria.

  • D. Terstond informatie te verstrekken aan SZW en aan de BHST in het kader van hun registratietaak, over individuele certificaten/certificaathouders waaraan een sanctie is opgelegd (in de praktijk betekent dit dat deze informatie aan de Inspectie SZW, verstrekt moet worden). Deze informatie betreft de hoeveelheid niet afgegeven certificaten na inadequate reparatie of na niet reparatie na 2 maanden.

  • E. Aan te tonen aan SZW dat zij voldoende controleert of schriftelijk afgemelde tekortkomingen ook daadwerkelijk zijn verholpen. De CKI houdt zich bij de op te leggen sancties/maatregelen aan het vastgestelde sanctie- en maatregelenbeleid.

  • F. SZW en TCVT in te lichten zodra zij voornemens is een of meer van haar taken te beëindigen.

  • G. SZW in te lichten zodra zij een aanvraag indient voor een aanvullende accreditatie of beoordeling op basis van een wettelijke specifiek schema.

6. Maatregelen

Indien de aangewezen instelling niet meer voldoet aan de eisen in dit schema kan dit gevolgen hebben voor de aanwijzing. Zie beleidsmaatregel maatregelenbeleid certificering Arbeidsomstandighedenwet en Warenwet, Stcrt. 2010, nr. 10839 van 14 juli 2010.

Bijlage 2

Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie- en keuringsinstellingen die: mobiele kranen, torenkranen en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of tijdelijke personen(bouw)liften periodiek keuren in het kader van verticaal transport

Document: WDAT-VT-Producten

Onder beheer van:

Stichting TCVT

Postbus 154

3990 DD Houten

www.TCVT.nl

INHOUD

1.

Inleiding

2.

Definities

3.

Werkveldspecifieke kenmerken

 

3.1

Beschrijving document

 

3.2

Actieve partijen

 

3.3

Risicoanalyse

4.

 

Eisen ten behoeve van de aanwijzing

 

4.1

Productcertificatie

 

4.2

Aanwijzingscriteria

5

Toezicht

6

Maatregelen

 

Bijlage 1 TCVT reglement voor het gebruik van tcvt beeldmerk v-800

1. Inleiding

Het gebruik van mobiele kranen, torenkranen en/of het gebruik van hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of personen (bouw)liften , betreft een risicovol product. Om het maatschappelijke belang (veiligheid en gezondheid in verband met de arbeid) te waarborgen, is door de overheid gekozen voor een wettelijk verplichte certificatieregeling voor het periodiek keuren van mobiele kranen, torenkranen en/of het gebruik van hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of personen (bouw)liften Het certificaat wordt onder deze regeling verstrekt door CKI’s.

Om certificaten voor een specifiek werkveld te mogen verstrekken dient een CKI hiertoe te worden aangewezen door de minister. Dit gebeurt door een toetsing aan dit WDA&T. In dit document is aangegeven aan welke regels en procedures de betreffende CKI’s zich dienen te houden.

2. Definities

Begrip of afkorting

:

Betekenis

Aanvrager van een certificaat

:

De (rechts)persoon die bij de certificatie-instelling een aanvraag doet voor het afgeven van een certificaat.

Aanwijzing

:

Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister van SZW.

Beoordeling

:

Beoordeling (initiële, of her-) door de nationale accreditatie-instantie van instellingen op basis van het door de minister van SZW vastgestelde WDA&T, op grond waarvan de nationale accreditatie-instantie schriftelijk rapporteert of de instelling competent is om wettelijk verplichte certificaten af te geven.

BHST

:

Stichting die een wettelijke certificatieregeling beheert: TCVT.

Centraal College van Deskundigen (CCvD)

:

Het college, onderdeel van en/gefaciliteerd door BHST, dat belanghebbende partijen in een bepaalde sector of branche de mogelijkheid biedt tot deelname bij het opstellen en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen.

Certificaat

:

Een certificaat in de zin van artikel 20 Arbowet en artikel 6. Warenwetbesluit machines.

Certificaathouder

:

(rechts) Persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat.

Certificatieproces

:

Alle activiteiten via welke een CKI beoordeelt en besluit of een persoon, product of systeem voldoet en blijft voldoen aan de normen, zoals opgenomen in het werkveldspecifieke certificatieschema.

Certificatiereglement

:

Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen kandidaat en CKI.

Certificatiesysteem

:

Set van procedures en middelen benodigd om het certificatieproces uit te voeren per certificatieschema, dat leidt tot de uitgifte van een certificaat van goedkeuring.

Certificerings en Keurings-instelling (CKI)

:

Kalibratie- of conformiteitsbeoordelingsinstellingen zoals certificatie-instellingen, keuringsdiensten van gebruikers, laboratoria, inspectie-instellingen en testinstituten.

Controle

:

Periodieke beoordeling door de nationale accreditatie-instantie van CKI’s tegen de voor beoordeling geldende regels van de minister (WDA&T).

Hijs- en hefwerktuig voor beroepsmatig personenvervoer

:

Tijdelijk opgestelde machine die bepaalde stopplaatsen bedient, met behulp van een drager die ten opzichte van het horizontale vlak meer dan 15 graden hellend geleid beweegt of op een andere manier een vaste baan volgt, en bestemd is voor het vervoer van:

Werknemers of daarmee gelijkgestelde personen

Werknemers of daarmee gelijkgestelde personen en goederen

Alleen goederen indien de drager toegankelijk is, dat wil zeggen een persoon de drager zonder probleem kan betreden en de drager is uitgerust met bedieningsapparatuur in de drager of binnen bereik van een persoon in de drager.

Personen (bouw)liften

:

Tijdelijke personen(bouw)liften betreffen liften die tijdelijk worden opgesteld om bij gebouwen in onderhoud personen, zijnde bewoners, te kunnen vervoeren

Risicoanalyse

:

Analyse waaruit motivatie, voor te maken keuzes in werkveldspecifiek probleemgebied, blijkt, op te nemen in het beoogde certificatieschema

Toezicht

:

Het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.

Typen kranen

:

Soorten kranen van toepassing onder dit schema

• mobiele kraan

 

Hijskraan voor haakbedrijf op rupsen of banden alsmede een torenvormige hijskraan voor haakbedrijf op rupsen of banden met een bedrijfslastmoment van tenminste 10 tonmeter, met uitzondering van:

• op een voertuig bevestigde laadkraan die uitsluitend bestemd is of wordt gebruikt voor het laden en lossen van de laadbak van het voertuig;

• grondverzetmachine die ontgravingen maakt en daarop aansluitend leidingwerk in die ontgraving legt of ten beheove van het uitvoeren van grondverzetwerkzaamehden ondersteuningsschotten plaatst.

• torenkraan

 

Torenvormige hijskraan, die vast is opgesteld of die verrijdbaar zijn op rails, met een bedrijfslastmoment van tenminste 10 tonmeter.

Werkveldspecifiek certificatieschema (WSCS)

:

Term gebruikt door SZW voor een certificatieschema dat door de minister van SZW is geaccepteerd te gebruiken binnen een specifieke aanwijzing als CKI voor personen, producten of systemen.

WDAT-VT-Personen

:

Werkveldspecifiek document van aanwijzing en toezicht op de certificatie- en keuringsinstellingen die personen certificeren in het kader van verticaal transport.

Volledige documentnaam: WDAT-VT-Personen: 2012, versie 01.

WDAT-VT-Producten

:

Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht op de certificatie- en keuringsinstellingen die mobiele kranen, torenkranen en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of tijdelijke personen(bouw)liften periodiek keuren in het kader van verticaal transport.

Volledige documentnaam: WDAT-VT-Producten: 2012, versie 01.

3. Werkveldspecifieke kenmerken

3.1. Beschrijving document

Dit werkveldspecifieke document voor aanwijzing en toezicht periodieke keuring van mobiele kranen, torenkranen en/of van hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of personen (bouw)liften is door het CCvD voorgesteld en door de minister van SZW vastgesteld. Dit vastgestelde document vervangt daarmee eerdere versies. Op- en/of aanmerkingen over dit document kunnen worden ingediend bij het CCvD.

3.2. Actieve partijen

Binnen het kader van dit document voor aanwijzing en toezicht zijn bij de opstelling betrokken geweest:

  • BHST TCVT, hierna TCVT

  • CCvD TCVT, hierna CCvD

  • Werkkamer 3 TCVT keuring hijskranen

  • Werkkamer 8 TCVT keuring hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en

  • personen (bouw)liften CKI-overleg keuring hijskranen en keuring personenbouwliften en hefsteigers voor personen

3.3. Risicoanalyse

Centrale gebeurtenis

Optredende risico’s

Oorzaken

Maatregelen

Personen

Producten

Het verstrekken c.q. onderhouden van een certificaat op onterechte gronden

Het niet naar behoren functioneren van de CKI

Onvoldoende materiedeskundigheid eigen certificatiepersoneel/inlenen onvoldoende bekwaam personeel bij keuringen.

4.2.5

4.3.2

Onvoldoende kennis van het werkveld

Inbreuk op de onafhankelijkheid/onpartijdigheid [afhankelijkheidsrelatie met de opdrachtgever bij kraankeuringen, inlenen van niet onafhankelijk certificatiepersoneel, uitbesteden aan niet onafhankelijke onderaannemers en daardoor inbreuk op onpartijdige keuring].

4.2.5

4.3.1

Onvoldoende toezichtkennis/geen effectief toezicht op certificaathouders. Waaronder het bijvoorbeeld bij inspectie bij de eigenaar/beheerder van de kraan niet bekend worden van het feit dat er een tekortkoming met direct gevaar voor de veiligheid bij een kraan is vastgesteld.

5. B, C, D, E en F

4.5.7 / 5.B, C en D

Geen onderlinge harmonisatie in het toepassen van de certificatieschema’s.

   

Inbreuk op de vertrouwelijkheid van informatie.

4.5.4

4.5.4

Het verstrekken c.q. onderhouden van een certificaat op onterechte gronden wordt als de centrale gebeurtenis gedefinieerd. Om het verstrekken c.q. onderhouden van een certificaat op onterechte gronden te voorkomen is het noodzakelijk om maatregelen te nemen om zodoende de oorzaken van de optredende risico’s uit te bannen.

4. Eisen ten behoeve van de aanwijzing

4.1. Productcertificatie

Het beoordelen en aanwijzen van CKI’s voor het keuren van hijskranen en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of personen(bouw)liften vindt plaats op basis van de NEN-EN-ISO/IEC 17020:2012 en de eisen die gesteld worden aan de CKI op grond van aanwijzing (4.5). Hieronder volgt een werkveldspecifieke invulling van eventuele paragrafen uit de NEN-EN-ISO/IEC 17020:2012.

4.1.1. Onafhankelijkheid

De CKI, en de door haar ingeschakelde onderaannemers, is onafhankelijk en moet voldoen aan de eisen uit annex A1 van de NEN-EN-ISO/IEC 17020:2012.

Aanvullend:

  • sub-sub contracting is niet toegestaan;

  • niet uitbesteedbaar is de afgifte van certificaten van goedkeur.

4.1.2. Personeel

De CKI voldoet aan de voorwaarden voor aanwijzing door de minister van SZW als aangewezen instelling. Deze voorwaarden zijn ontleend aan het NEN-EN-ISO/IEC 17020:2012 ‘Algemene Criteria voor het functioneren van verschillende soorten instellingen die keuringen uitvoeren’. Het personeel van de CKI en het door haar ingeleende personeel dat belast is met het keuren moet kennis hebben van het werkveld verticaal transport. Het personeel moet vrij van commerciële druk handelen. Personen of organisaties die buiten de CKI staan, mogen geen invloed kunnen uitoefenen op de uitgevoerde keuringen. Van elk personeelslid moet een dossier aanwezig zijn waarin vermeld staat welke opleiding en training er is gevolgd binnen het werkveld. Dit dossier moet jaarlijks worden herzien.

Het personeel moet integer zijn en worden beloond, los van eventuele targets.

Keurmeester:

De keurmeester moet voldoende competent zijn voor het uitvoeren van zijn functie voor het keuren van één of meerdere type(n) mobiele kraan, torenkraan, en/of hijs- of hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of tijdelijke personen(bouw)liften uit dit schema. De aangewezen instelling moet dit aantoonbaar maken.

De onderstaande competentie criteria zijn opgesteld om aan deze doelstelling te voldoen voor het uitvoeren van keuringen van mobiele kraan, torenkraan en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of personen(bouw)liften.

Keurmeester:

Aspecten

Omschrijving

Opleiding

MBO-niveau 4 werktuigbouwkunde, meet-regeltechniek of monteur mobiele werktuigen of mechatronica of elektrotechniek monteur of via eerder verworven competenties aangetoond gelijkwaardig opleidingstraject.

Kennis en ervaring

Kennis van wet- en regelgeving m.b.t. te inspecteren specifieke type mobiele kraan, torenkraan en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of personen(bouw)liften.

Voor mobiele kraan, torenkraan en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of personen(bouw)liften geldt steeds 3 jaar afzonderlijk praktijkervaring als monteur en/of machinist met het specifieke type waarvoor men wordt ingezet. Hiertoe dient hij voor het specifieke type mobiele kraan, torenkraan of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of personen(bouw)liften, waarvoor hij wordt ingezet steeds tenminste 6x met keuringen mee te lopen, alvorens hij zelfstandig een keuring van het specifieke type mag uitvoeren.

Training

Al naar gelang de opleiding en ervaring van de keurmeester dient hij aanvullende training te volgen op de onder ‘opleiding’ genoemde opleidingen c.q. specifieke onderdelen daarvan. Daarnaast moet de keurmeester een training volgen, afgesloten met een TCVT-examen tot keurmeester. Daarnaast moet de keurmeester jaarlijks bijscholing volgen voor het specifieke type (mobiele kraan, torenkraan en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of personen(bouw)liften), waarvoor hij wordt ingezet.

Zelfstandigheid

Moet zelfstandig kunnen werken, risico’s in kunnen schatten, tekortkomingen kunnen wegen en beslissingen kunnen nemen.

Uitdrukkingsvaardig-

heid

Goede mondelinge (en schriftelijke) uitdrukkingsvaardigheid.

Contactvaardigheid

Goede contactuele vaardigheid.

4.1.3. Voorzieningen en uitrustingen

Het personeel van de CKI beschikt voor haar werkzaamheden tenminste over de volgende middelen:

  • Metrische meetband van 30 à 50 meter met een maximale onnauwkeurigheid van 10cm:

  • kalibratie niet noodzakelijk (indicatieve meting);

  • Metrische schuifmaat met een maximale onnauwkeurigheid van 0,5 mm: kalibratie niet noodzakelijk (indicatieve meting);

  • Gekalibreerde trekkrachtmeter met maximaal 1% afwijking full-scale met een maximum van 5% van de gemeten (actuele) waarde.

De CKI moet een reglement hebben waarin wordt vastgelegd:

  • wie toegang heeft tot de hierboven vermelde middelen;

  • hoe deze middelen zijn gecodeerd:

  • hoe deze middelen worden onderhouden binnen de eisen van de gebruiksaanwijzing

  • van de middelen;

  • wanneer deze middelen moeten worden vervangen:

  • de wijze van kalibreren;

  • waar deze middelen worden aangeschaft;

  • hoe deze middelen worden opgeslagen;

  • hoe de bij de keuring gebruikte computersoftware wordt getest;

4.1.4. Keuringsmethoden en -procedures

De CKI is gehouden te keuren aan de hand van de beoordelingsformulieren van het WSCS-VT Periodiek keuring hijskranen en/of het WSCS Opstellings- en periodiek keuring hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of personen(bouw)liften. In voorkomende gevallen kan informatief een nadere uitleg van een eis in een TSJ zijn vastgelegd. Van de keuringen worden protocollen opgesteld en bewaard.

4.1.5. Keuringsrapport

Van een keuring wordt een rapport opgesteld dat wordt ondertekend door de CKI.

Bij goedkeur volgt afgifte van een uniek TCVT certificaat, waarop is aangegeven:

  • naam en KvK-nummer van de CKI;

  • het CKI-kenmerk van de aanwijzingsbeschikking door SZW.

4.2. Aanwijzingscriteria

De CKI wordt in het kader van haar aanwijzing op grond van de artikelen  1.5a t/m 1.5d Arbobesluit op de volgende criteria getoetst:

  • 4.2.1 De aangewezen CKI en de werknemers die met de keuringen of beoordelingen zijn belast, voeren deze uit met de grootste mate van beroepsintegriteit.

  • 4.2.2 Er is een integriteitsbeleid, dat waar nodig in duidelijke voorschriften is uitgewerkt. Het personeel heeft zich aantoonbaar hieraan geconformeerd.

  • 4.2.3 De aangewezen CKI treedt integer en niet buiten zijn bevoegdheden in de markt op.

  • 4.2.4 Het personeel van de aangewezen CKI is aantoonbaar gebonden aan beroepsgeheim ten aanzien van al hetgeen het bij de uitoefening van zijn taak in het kader van het besluit ter kennis is gekomen, behalve tegenover de ter zake bevoegde overheidsinstanties.

  • 4.2.5 De aangewezen CKI is bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en dient te voldoen aan bestuurswetgeving zoals de Algemene wet bestuursrecht, de Wet openbaarheid van bestuur en de Archiefwet 1995.

  • 4.2.6 De aangewezen CKI dient te beschikken over een WA verzekering die voldoende dekking biedt voor redelijkerwijs te verwachten risico’s.

  • 4.2.7 De aangewezen CKI dient een procedure te hebben waarin geregeld is dat in geval van ontdekking van een vermoeden van direct gevaar voor de veiligheid dit ogenblikkelijk door de desbetreffende medewerker gemeld wordt, en waarin staat beschreven dat de instelling z.s.m. de belanghebbenden informeert, waaronder indien van toepassing de betreffende overheidsinstantie.

  • 4.2.8 Bij beëindiging van de activiteiten door de aangewezen CKI dient deze terstond de minister van SZW te informeren. De minister van SZW bepaalt wat de (voorheen) aangewezen CKI met de dossiers moet doen, de (voorheen) aangewezen CKI dient hieraan mee te werken. Dit vrijwaart de (voorheen) aangewezen CKI niet van eventuele aansprakelijkheid voor fouten in door haar uitgevoerde keuringen of beoordelingen.

  • 4.2.9 De aangewezen CKI dient de volgende procedures op schrift te hebben gesteld: een zienswij- zeprocedure (afdeling 4.1.2 Awb), een bezwaarschriftprocedure (hoofdstuk 6 en 7 Awb) en een klachtenprocedure (hoofdstuk 9 Awb). .

  • 4.2.10 De aangewezen CKI moet zich aantoonbaar laten vertegenwoordigen in het nationale overleg van de instellingen, georganiseerd door het CCvD. Het CCvD vertegenwoordigt Nederland bij het Europese NoBo overleg en de CKI’s nemen deel aan het overleg met het CCvD. De CKI’s moeten kunnen aantonen de afspraken uit het overleg met het CCvD uit te voeren.

  • 4.2.11 Meldplicht van het weigeren, opschorten of intrekken van certificaten aan de andere CKI’s respectievelijk NoBo’s.

  • 4.2.12 De Cki houdt zich bij de op te leggen sancties/maatregelen aan het vastgestelde sanctie- en maatregelenbeid. In geval van kennelijke onredelijkheid heeft de CKI op grond van de Awb de bevoegdheid hier van af te wijken. Afwijking geschiedt alleen op grond van door de certifi- caathouder aan te dragen argumenten. De onderbouwing voor de afwijking wordt opgeno- men in het besluit over de opgelegde sanctie. Afwijkingen worden geregistreerd door de CKI.

  • 4.2.13 Alle documenten en registraties in het verkeer met de overheid dienen in het Nederlands te zijn tenzij anders met de overheid overeengekomen.

  • 4.2.14 Verbod op onderuitbesteding op afgifte van certificaten en de daaraan voorafgaande beoordeling en beslissing.

5. Toezicht

In verband met de verplichtingen in het kader van toezicht zijn de volgende artikelen van toepassing; artikelen 6G en 6I Warenwetbesluit machines en artikel 2C Warenwetregeling machines, alsmede de artikelen 1.5b en 1.5c Arbobesluit en artikel 1.1a Arboregeling. De CKI dient ten behoeve van de informatieverzameling kosteloos de navolgende zaken te realiseren:

  • A. Zich jaarlijks vόόr 1 maart schriftelijk aan SZW te verantwoorden over de rechtmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren op elk werkveld waarvoor de instelling door de minister van SZW is aangewezen (de schriftelijke verantwoording wordt naar Team certificatie SZW gezonden). In deze schriftelijke verantwoording worden tenminste de volgende onderwerpen behandeld:

    • 1. de door de instelling afgegeven, geschorste, ingetrokken dan wel geweigerde certificaten;

    • 2. wijzigingen in de op het werkveld van de instelling betrekking hebbende accreditaties, reglementen en procedures;

    • 3. wijzigingen in de bestuurssamenstelling;

    • 4. wijzigingen in de statuten of het huishoudelijk reglement;

    • 5. aan derden uitbestede werkzaamheden;

    • 6. structurele knelpunten op het werkveld van de instelling die zich in de uitvoeringspraktijk hebben voorgedaan;

    • 7. het gevoerde overleg en de samenwerking op het werkveld met andere certificerende instellingen;

    • 8. door de instelling ontvangen klachten en de wijze van afhandeling daarvan;

    • 9. tegen de beslissingen van de instelling ingediende bezwaren en aangespannen zaken en de wijze van afhandeling daarvan;

    • 10. een financieel verslag betreffende de activiteiten waarvoor de instelling is aangewezen;

    • 11. het aantal malen per kalenderjaar dat afgeweken wordt van het sanctie- en maatregelenbeleid, genoemd onder 4.3.12.

  • B. Mee te werken aan de controles door SZW (in de praktijk betekent dit dat de controles door de Inspectie SZW en de nationale accreditatie-instantie uitgevoerd kunnen worden).

  • C. Tijdige en juiste informatie te verstrekken die SZW nodig heeft om te kunnen beoordelen of zij aan de aanwijzingsnormen blijft voldoen (in de praktijk betekent dit dat deze informatie aan de Inspectie SZW of de nationale accreditatie-instantie verstrekt moet worden). Deze informatie betreft alle informatie die relevant is voor de aanwijzingscriteria.

  • D. Terstond informatie te verstrekken aan SZW en aan de BHST in het kader van hun registratietaak, over individuele certificaten/certificaathouders waaraan een sanctie is opgelegd (in de praktijk betekent dit dat deze informatie aan de Inspectie SZW, verstrekt moet worden). Deze informatie betreft de hoeveelheid niet afgegeven certificaten na inadequate reparatie of na niet reparatie na 2 maanden.

  • E. Aan te tonen aan SZW dat zij voldoende controleert of schriftelijk afgemelde tekortkomingen ook daadwerkelijk zijn verholpen. De CKI houdt zich bij de op te leggen sancties/maatregelen aan het vastgestelde sanctie- en maatregelenbeleid.

  • F. SZW en TCVT in te lichten zodra zij voornemens is een of meer van haar taken te beëindigen.

  • G. SZW in te lichten zodra zij een aanvraag indient voor een aanvullende accreditatie of beoordeling op basis van een wettelijke specifiek schema.

6. Maatregelen

Indien de aangewezen instelling niet meer voldoet aan de eisen in dit schema kan dit gevolgen hebben voor de aanwijzing. Zie beleidsmaatregel maatregelenbeleid certificering Arbeidsomstandighedenwet en Warenwet, Stcrt. 2010, nr. 10839 van 14 juli 2010.

Bijlage 1 TCVT reglement voor het gebruik van tcvt beeldmerk v-800

Inleiding

De Stichting Toezicht Certificatie Verticaal Transport (Stichting TCVT) beheert certificatieschema’s met als werkveld Verticaal Transport. Deze zijn enerzijds verplicht gesteld In het kader van Europese regelgeving en de Arbowet en anderzijds vanwege de behoefte uit de markt. De schema’s omvatten de volgende onderwerpen:

  • Hijsmiddelen;

  • Offshore kranen;

  • Mobiele kranen en torenkranen;

  • Vakbekwaamheid Machinist Verticaal Transport;

  • Railinframachines;

  • Funderingsmachines;

  • Hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of personen(bouw)liften.

Een actueel overzicht van de operationele certificatieschema’s en uitvoerende instellingen is beschikbaar op www.tcvt.nl. De certificatieschema’s worden gehanteerd door certificatie-instellingen, welke door de RvA zijn geaccrediteerd en in geval van verplichte certificatie door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op verzoek daartoe zijn aangewezen. De certificaten worden geleverd als een dienst aan werkgevers, werknemers, afnemers en overheid teneinde duidelijk te stellen dat men er op mag vertrouwen dat de aangeboden vakbekwaamheid, producten, materieel, systemen en diensten in het kader van verticaal transport voldoen aan de eisen conform de Arbeidsomstandighedenwet etc. Door het uitgeven van een TCVT Certificaat van Vakbekwaamheid wordt aangegeven welke personen zijn gecertificeerd in het kader van Verticaal Transport. Door het zichtbaar aanbrengen van het TCVT Goedkeuringssticker op het materieel wordt duidelijk gemaakt dat het materieel is gecertificeerd in het kader van Verticaal Transport. Met een uniek nummer op het TCVT Goedkeuringssticker in combinatie met een daaraan gerelateerde en in het beoordelingsrapport opgenomen TCVT Certificaat van (Periodieke) Goedkeuring is de registratie van de keuring en de certificatiebeslissing door de keuringsinstelling terugvindbaar.

De voorwaarden voor het gebruik van het TCVT-Certificaat van Vakbekwaamheid en Goedkeuring en het TCVT Goedkeuringssticker zijn in de volgende artikelen verwoord.

Vormgeving en gebruik

1. Het TCVT Beelmerk

Algemeen

Het TCVT Beeldmerk is geregistreerd onder nummer 0954925 in het Benelux Merkenregister.

De kleur van het beeldmerk is als volgt:

in Pantone 3415 CV (groen);

in Pantone Black (zwart).

Het beeldmerk is verkrijgbaar bij Bureau TCVT in de vorm van software.

Onderscheid wettelijk verplicht of vrijwillig

In de desbetreffende certificatieschema’s is de positie van het schema als volgt aangegeven.

  • A. wettelijke verplicht, waarin men toetst aan wettelijke normen, bijvoorbeeld bij risicovolle beroepsactiviteiten. Het TCVT Certificaat is het bewijs dat wordt voldaan aan de wettelijke normen. Dit wordt in het certificaat met een toevoeging aan het logo gecodeerd aangegeven met -A-

  • B. vrijwillig, waarbij betrokken partijen afspraken maken over de invulling van algemeen gestelde wettelijke voorschriften. Het TCVT Certificaat is een bewijs dat wordt voldaan aan de algemeen gestelde wettelijke voorschriften. Dit wordt in het certificaat gecodeerd aangegeven met een toevoeging aan het logo met -B-.

Onderscheid naar vakbekwaamheid of staat van onderhoud van het hijsmaterieel

Dit wordt in het certificaat gecodeerd aangegeven met de onderstaande toevoeging aan het logo.

Bijlage 250886.png

2. Het TCVT Certificaat van Goedkeuring en TCVT Goedkeuringssticker

Certificaat van goedkeuring

Warenwetbesluit artikel 6f

  • 2. Op het certificaat van goedkeuring wordt de datum van keuring vermeld, alsmede gegevens betreffende de identificatie van de hijskraan. Het certificaat van goedkeuring of een afschrift daarvan bevindt zich in de nabijheid van de hijskraan

Het TCVT Certificaat van Goedkeuring betreft materieel voor verticaal transport conform de desbetreffende certificatieschema’s, opgesteld door de werkkamers.

De certificatie-instelling verleent een certificaat van goedkeuring (A-4 formaat) met een unieke identificatiecode volgens haar eigen systematiek.

In het aangegeven gebied D1 wordt het TCVT-Beeldmerk aangebracht tezamen met het certificaatnummer en de datum van uitgifte. Het TCVT Certificaat van Goedkeuring wordt opgenomen in het keuringsrapport.

Bijlage 250887.png

Goedkeuringssticker

In combinatie met het TCVT Certificaat van Goedkeuring wordt er op de machine een TCVT Goedkeuringssticker aangebracht. Het TCVT Goedkeuringssticker bestaat uit:

  • de tekst ‘‘TCVT Keurmerk’’;

  • het beeldmerk van de Stichting Toezicht Certificatie Verticaal Transport (TCVT Beeldmerk);

  • nummercode: ‘‘jj-XXX.XXX’’ met:

  • jj = 00, 25, 10 (zie Bijlage B);

  • XXX.XXX = volgnummer .

De overige gegevens dienen door de CI met een door haar te verstrekken TCVT Goedkeuringssticker te worden aangebracht.

Voor materieel en hijsmiddelen geldt dat het TCVT Goedkeuringssticker op een voor derden duidelijk zichtbare plaats is aangebracht.

TCVT Goedkeuringssticker

Door keuringsinstelling te verzorgen.

Op de keuringslocatie handmatig invullen van datum, wettelijk verplicht (A) of vrijwillig (B), de identificatie van de machine en door aankruisen aangeven jaar/ maand van de volgende TCVT keuring wettelijk verplicht (A) of vrijwillig (B). Stickers bij Bureau TCVT te bestellen.

Bijlage 250888.png
Bijlage 250889.png

3. Het TCVT-Certificaat van Vakbekwaamheid

Het TCVT-Certificaat van Vakbekwaamheid betreft de vakbekwaamheid van kraanmachinisten conform de desbetreffende certificatieschema’s, opgesteld door de Werkkamer 4: Vakbekwaamheid Machinist Verticaal Transport.

De certificatie-instelling verleent een certificaat van vakbekwaamheid (A-4 formaat) met het certificaatnummer XX-WABB-YY.YYY waarin:

  • XX = code van de uitvoerende certificatie-instelling;

  • WA = werkkamer belast met de inrichting van het certificatieschema;

  • BB = code (volgnummer) van het door de werkkamer WA ingerichte

  • certificatieschema.

  • YY.YYY = volgnummer van het verleende certificaat, onafhankelijk van het

  • certificatieschema .

Deze gegevens zullen door Stichting TCVT opgenomen worden in het TCVT persoonsregister. Voor buitenstaanders zullen alleen de naam, geboortedatum, het certificaatnummer en de registratiecode beschikbaar zijn. Met het TCVT persoonsregister faciliteert Stichting TCVT de certificatie-instellingen, die de verplichting van een openbaar certificaatregister hebben.

Het TCVT persoonsregister is voor derden toegankelijk op www.tcvt.nl. Via een vraagvenster wordt de input verzorgd. Aan de hand van de output, welke ook op het certificaat is vermeld, kan de geldigheid worden vastgesteld.

voorbeeld:

Bijlage 250890.png

4. Onjuist gebruik

Verantwoordelijkheid

Het TCVT-Beeldmerk mag niet worden gebruikt op een wijze die zou kunnen suggereren dat de Stichting TCVT verantwoordelijk is voor de uitkomst van het onderzoek of het onderzoek zou goedkeuren.

Maatregelen

De certificaatverlenende instelling heeft een signaleringsplicht naar de Stichting TCVT met betrekking tot het onjuiste dan wel oneigenlijk gebruik. Bij onjuist dan wel oneigenlijk gebruik van het TCVT-Beeldmerk kan Stichting TCVT tot haar daartoe beschikbare maatregelen overgaan.

Reglementwijzigingen

De Stichting TCVT kan besluiten dit reglement te wijzigen. Van iedere wijziging van dit reglement stelt de Stichting TCVT de instellingen onverwijld schriftelijk in kennis onder mededeling van een overgangstermijn.

Bijlage 3. behorend bij artikel 2b, Warenwetregeling Machines

Werkveldspecifiek certificatieschema voor het productcertificaat Periodieke keuring hijskranen

Document: WSCS-VT Periodieke Keuring Hijskranen: 2012, versie 1

Onder beheer van:

CCvD-TCVT

p/a Stichting TCVT

Postbus 154

3990 DD Houten

www.TCVT.nl

INHOUD

DEEL I

308

1.

Inleiding

308

2.

Definities

308

3.

werkveldspecifieke kenmerken

309

 

3.1

Beschrijving schema

309

 

3.2

Actieve partijen

309

 

3.3

Risicoanalyse

309

4.

 

CERTIFICATIEREGLEMENT

310

 

4.1

Doelstelling

310

 

4.2

Certificatieprocedure

310

 

4.3

Procedures

310

 

4.4

Beslissing inzake het certificaat of de verklaring (bij toepassing van de iso/iec 17020)

311

 

4.5

Geldigheid certificaat (bij toepassing van de iso/iec 17020)

311

 

4.6

Afhandeling bij tekortkomingoepassing van de iso/iec 17020)

312

 

4.7

Klachtenregeling

312

 

4.8

Bezwaarprocedure

313

 

4.9

Norminterpretaties

314

5.

 

Toezicht

314

 

5.1

Toegang

315

 

5.2

Frequentie van het toezicht

315

 

5.3

De wijze van uitvoering van toezicht

315

 

5.4

Verslag van bevindingen

315

 

5.5

Maatregelen

315

       
 

DEEL II

315

6.

Onderwerp van verklaring of certificatie

315

7.

EISEN

315

 

7.1

Eisen

315

8.

Beoordelingsformulier

316

9.

HET CERTIFICAAT

347

Deel I

Deel 1 van dit certificatieschema bevat algemene uitgangspunten en bepalingen voor certificatie door CKI’s en voorwaarden waar onder de afgifte van certificaten dient te gebeuren. Beschreven wordt achtereenvolgens:

  • het werkveld waarop dit certificatieschema betrekking heeft (1);

  • definities (2);

  • een beschrijving van de specifieke kenmerken van het werkveld waaronder een risico-analyse (3);

  • het certificatiereglement (4);

  • bepalingen met betrekking tot toezicht (5).

1. Inleiding

Dit werkveldspecifieke certificatieschema voor producten is door BHST TCVT opgesteld. Het betreft certificatie op het gebied van de periodieke keuring van hijskranen. Door het Ministerie van SZW is het schema op vastgesteld. Dit vastgestelde schema vervangt daarmee eerdere versies. Hijskranen waarop een verklaring of certificaat wordt afgegeven betreft mobiele kranen, (mobiele) torenkranen, grondverzetmachines ingezet als hijskraan, autolaadkraan niet zijnde ladend of lossend van de eigen lading en verreikers ingezet als hijskraan. De verreiker valt voor dit schema onder de mobiele kraan. Zie verder hoofdstuk 2.

2. Definities

Begrip of afkorting

:

Betekenis

Aanvrager van een certificaat

:

De (rechts-)persoon die bij de certificatie-instelling een aanvraag doet voor het afgeven van een certificaat.

Aanwijzing

:

Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister van SZW.

Beoordeling

:

Beoordeling (initiële, of her-) door de nationale accreditatie-instantie van instellingen op basis van het door de minister van SZW vastgestelde WDA&T, op grond waarvan de nationale accreditatie-instantie schriftelijk rapporteert of de instelling competent is om wettelijk verplichte certificaten af te geven. Bij het vaststellen van het WDA&T door de minister van SZW wordt zoveel mogelijk aangesloten bij internationale systematiek en normen.

BHST

:

Stichting die een wettelijke certificatieregeling beheert: TCVT.

Centraal College van Deskundigen (CCvD)

:

Het college, onderdeel van en/gefaciliteerd door BHST, dat belanghebbende partijen in een bepaalde sector of branche de mogelijkheid biedt tot deelname bij het opstellen en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen.

Certificaat

:

Een certificaat in de zin van artikel 20 Arbowet resp art. 7 Warenwet. Daarnaast moet een certificaat beschouwd worden als een verklaring van overeenstemming (conformiteitsverklaring) zoals bedoeld in de machinerichtlijn.

Certificaathouder

:

(Rechts)persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat.

Certificatieproces

:

Alle activiteiten via welke een CKI beoordeelt en besluit of een persoon, product of systeem voldoet en blijft voldoen aan de normen, zoals opgenomen in het werkveldspecifieke certificatieschema.

Certificatiereglement

:

Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen rechtspersoon en CKI.

Certificatiesysteem

:

Set van procedures en middelen benodigd om het certificatieproces uit te voeren per certificatieschema, dat leidt tot de uitgifte van een certificaat van goedkeuring.

Certificerings en Keurings-instelling (CKI)

:

Kalibratie- of conformiteitsbeoordelingsinstellingen zoals certificatie-instellingen, keuringsdiensten van gebruikers, laboratoria, inspectie-instellingen en testinstituten.

Controle

:

Periodieke beoordeling door de nationale accreditatie-instantie van CKI’s tegen de voor beoordeling geldende regels van de minister (WDA&T).

Keuringsdatum

:

Dag waarop de feitelijke keuring is afgerond.

Keurmeester

:

Medewerker van een aangewezen instelling die keurt volgens dit schema.

• Kraan typen

:

Soorten kranen van toepassing onder dit schema.

• Autolaadkraan

 

Op voertuig bevestigd hijswerktuig bestemd voor het hijsen van vrijhangende lasten, met een bedrijfslastmoment van van tenminste 10 tonmeter niet zijnde een autolaadkraan uitsluitend bestemd voor het laden en lossen vanuit de laadbak van het voertuig.

• Grondverzetmachine

 

Grondverzetmachine ingezet als hijskraan voor haakbedrijf op rupsen of banden met een bedrijfslastmoment van tenminste 10 tonmeter, niet zijnde een grondverzetmachine die ontgraaft en daarop aansluitend leidingwerk in die ontgraving legt of ten behoeve van het uitvoeren van grondverzetwerkzaamheden ondersteuningsschotten plaatst.

• Mobiele Kraan

 

Een verrijdbare hijskraan voor haakbedrijf op rupsen of banden (niet aan een vaste baan gebonden) met een bedrijfslastmoment van tenminste 10 tonmeter, niet zijnde een autolaadkraan of een grondverzetmachine. Voor dit schema valt ook de verreiker ingezet als hijskraan hier onder.

• Torenkraan

 

Torenvormige hijskraan die vast is opgesteld of die verrijdbaar is op rails, met een bedrijfslastmoment van tenminste 10 tonmeter.

• Mobiele Torenkraan

 

Torenvormige hijskraan voor haakbedrijf op rupsen of banden met een bedrijfslastmoment van tenminste 10 tonmeter.

Lastmoment

:

Het product van de last en de horizontale afstand tussen de verticale projectie van de hartlijn van de hijshaak en het hart van de draaikrans of het punt of de lijn gelegen midden tussen de gunstige kantellijn aan de lastzijde en de ondersteuning van de onderwagen die zich tijdens kraanbedrijf het verst van die kantellijn vandaan bevindt.

Opdrachtgever

:

De (rechts)persoon die de aangewezen instelling opdracht verleend tot het uitvoeren van een periodieke keuring hijskraan.

Risicoanalyse

:

Analyse waaruit motivatie, voor te maken keuzes in werkveldspecifiek probleemgebied, blijkt, op te nemen in het beoogde certificatieschema.

Tekortkoming met direct gevaar voor de veiligheid (Cat A)

:

Direct gevaar voor personen wordt in elk geval geacht aanwezig te zijn:

– als de lastbegrenzer, de lastmomentbegrenzer of de giekstandbegrenzer onterecht ontbreekt of niet veilig functioneert; of

– als direct gevaar voor elektrocutie bestaat; of

– als direct gevaar bestaat voor het omvallen van de kraan, het bezwijken van kraandelen of het ongewild omlaag komen van de last.

Tekortkoming zonder direct gevaar voor de veiligheid (Cat B)

:

Een tekortkoming die in de nabije toekomst niet zal leiden tot direct gevaar voor de veiligheid.

Toezicht

:

Het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.

TSJ

:

TCVT Schema Journaal. Hierin wordt een nadere uitleg gegeven over de interpretatie van een eis uit het schema. Via publicatie op de website wordt deze uitleg bekend gemaakt.

Verklaring

:

De EG-verklaring van typeonderzoek of EG-verklaring overeenstemming als bedoeld in het bij of krachtens de Machinerichtlijn of enige andere EU-produkt-richtlijn bepaalde.

Werkveldspecifiek certificatieschema

:

Term gebruikt door SZW voor een certificatieschema dat door de minister van SZW is geaccepteerd te gebruiken binnen een specifieke aanwijzing als CKI voor personen, producten of systemen.

WDAT-VT-Personen

:

Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie- en keuringsinstellingen die personen certificeren in het kader van verticaal transport.

Document: WDAT-VT-Personen: 2012, versie 1.

WDAT-VT-Producten

:

Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie- en mobiele kranen, torenkranen en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of tijdelijke personen(bouw)liften periodiek keuren in het kader van verticaal transport.

Document: WDAT-VT-Producten: 2012, versie 1.

3. werkveldspecifieke kenmerken

Om het maatschappelijke belang -veiligheid van het product- te waarborgen, is door de overheid gekozen voor een wettelijk verplichte certificatieregeling voor de borging van de veiligheid van hijskranen.

3.1. Beschrijving schema

Het werkveldspecifieke certificatieschema TCVT periodieke keuring hijskranen (09-061 versie 6) is op 1 maart 2012 door de BHST voorgesteld en door het ministerie van SZW -inclusief eventuele aanpassingen- vastgesteld. De minister van SZW kan ook op eigen initiatief wijzigingen aanbrengen in de vastgestelde documenten. Dit vastgestelde schema vervangt eerdere versies.

3.2. Actieve partijen

Binnen het kader van dit WSCS-VT Periodieke Keuring Hijskranen zijn bij de opstelling betrokken

geweest:

  • BHST TCVT, hierna TCVT;

  • CCvD TCVT, hierna CCvD;

  • Werkkamer 3 TCVT keuring hijskranen;

  • CKI’s.

3.3. Risicoanalyse

Hijskranen zijn complexe installaties en hun aandeel in ernstige en dodelijke ongevallen is relatief gezien groot. De oorzaak van deze onveiligheid kan worden onderverdeeld in een aantal subgroepen:

  • 5. Niet adequaat opbouwen en afbouwen van kraan

  • 6. Technische gebreken van de kraan

Ad 5 + 6. Technische staat van de kraan c.q. niet adequaat op/afbouwen van de kraan

Kranen worden intensief gebruikt en zijn onderhevig aan slijtage. Ook de opstelling en de afbouw van de kraan heeft direct gevolgen voor het gebruik. Regelmatig keuren van de kraan is de oplossing.

4. Certificatiereglement

4.1. Doelstelling

Dit reglement omschrijft de procedures die relevant zijn voor het juist toepassen van het specifieke schema. Hierbij moet gedacht worden aan onder meer procedure van aanvraag, de condities met betrekking tot de certificatie, de afgifte van certificaten/verklaringen, procedures bij het uitvoeren van keuringen, klachtenafhandeling en het indienen van bezwaarschriften.

4.2. Certificatieprocedure

De opdrachtgever dient bij een CKI, in overeenstemming met dit certificatiereglement, een aanvraag in tot het uitvoeren van de certificatieprocedure. Vervolgens verstrekt de CKI informatie over de gang van zaken bij de afhandeling van de aanvraag.

4.3. Procedures

De CKI is door het ministerie SZW aangewezen voor het uitvoeren van de betreffende periodieke keuring hijskranen en heeft hiertoe een overeenkomst met TCVT gesloten. De CKI is verplicht de aanvrager schriftelijk te informeren over de regels, voorwaarden en procedures die verband houden met het afgeven, intrekken, etc. van het certificaat .

4.3.1. Aanvraag

Door de aanvrager wordt voor een specifieke hijskraan de keuring bij de CKI aangevraagd.

De CKI registreert de aanvraag en voert deze in de keuringsplanning in.

4.3.2. Vaststelling tijdstip van Keuring

De CKI bevestigt de aanvraag (schriftelijk) en informeert de opdrachtgever over plaats en tijd van de keuring, met daarbij de volgende uitgangspunten:

  • * m.b.t. de uitvoering:

    • datum

    • tijdstip aanvang/einde

    • locatie

    • gegevens aanvrager

  • * m.b.t. de te keuren hijskraan:

    • type

  • * m.b.t. door de aanvrager te verstrekken zaken:

    • hijskraan staat keuringsklaar op een geschikt terrein

    • de benodigde beproevingsgewichten zijn onder kraanbereik

    • deskundige hulp die assisteert bij de keuring en gerechtigd is de kraan te bedienen

  • * m.b.t. de procedure:

    • de keuring wordt uitgevoerd volgens het beoordelingsformulier (zie 8.3)

    • de keuring wordt uitgevoerd volgens de instructie bij het beoordelingsformulier.

4.3.3. Uitvoering en rapportage van de keuring

Bij de uitvoering van de keuring vinden de volgende handelingen plaats door de keurmeester:

  • controle op juiste aanbieding van de kraan door de opdrachtgever;

  • controle of het product aan vereisten heeft voldaan op basis van:

    • * het beoordelingsformulier;

    • * de instructie bij het beoordelingsformulier;

    • * de aangeboden hijstabellen/gebruiksaanwijzing. (hijstabellen kunnen ook elektronisch zijn)

  • conclusie en omvang keuring (configuratie) noteren in kraanboek als zijnde de TCVT keuring;

  • certificaatverlening afhankelijk van de geconstateerde tekortkomingen;

  • registratie keuring ter archivering voor CKI.

Toelichting

De bevindingen en de keuringsomvang van de keurmeester worden direct na de keuring in het kraanboek geregistreerd. Het certificaat wordt bij goedkeuring aansluitend opgenomen in het kraanboek.

De keurmeester is bevoegd namens de CKI het certificaat te verstrekken, met inachtneming van de voorwaarden zoals vermeld in 4.4.

In de situaties benoemd in 4.4.C wordt het certificaat in combinatie met de TCVT Goedkeuringsticker ter plaatse verstrekt. In de situatie benoemd in 4.4.A en B wordt het certificaat in combinatie met de TCVT Goedkeuringsticker niet direct verstrekt. Nadat administratief of door middel van een na controle is vastgesteld dat aan de eisen van dit schema wordt voldaan, wordt alsnog het certificaat in combinatie met de TCVT Goedkeuringsticker verstrekt.

4.4. Beslissing inzake het certificaat of de verklaring (bij toepassing van de iso/iec 17020)

De beslissing inzake de afgifte van het certificaat wordt genomen door een functionaris van de CKI die is gekwalificeerd en aangesteld conform het kwaliteitssysteem van de CKI en de procedures conform 4.3.

Aan de hand van de uitkomst van zijn keuringen zal de keurmeester binnen een tussen partijen overeengekomen termijn een rapport opmaken en een advies opstellen betreffende het al dan niet afgeven van het certificaat. Dit advies wordt binnen een tussen partijen overeengekomen termijn samen met de vastgestelde resultaten van de keuring voorgelegd aan de certificatiebeslisser. Er hoeft geen separate certificatiebeslissing genomen te worden als de CKI het toezicht op de kwaliteit van het oordeel van de keurmeester op een andere wijze aantoonbaar heeft geborgd.

Certificaatverlening

De keurmeester is gemachtigd het TCVT Certificaat van Goedkeuring te verlenen en in combinatie daarmee de TCVT Goedkeuringssticker op de kraan aan te brengen, mits aan de voorwaarden is voldaan.

  • A. Tekortkoming(en) met direct gevaar voor de veiligheid (cat A):

    • bespreking van de tekortkoming met de opdrachtgever;

    • vermelding keuringsomvang in het kraanboek;

    • melding van de tekortkoming in het kraanboek van het directe gevaar. De opdrachtgever moet per brief er op gewezen worden dat de kraan direct buiten gebruik gesteld moet worden;

    • reparatie kraan;

    • aantekening van reparatie(s) door opdrachtgever in het kraanboek;

    • afmelding door de opdrachtgever (kraan is klaar);

    • uitvoering van na controle.

    De vervolgprocedure kan zijn conform B of C.

  • B. Tekortkoming(en) zonder direct gevaar voor de veiligheid (cat B):

    • bespreking van de tekortkoming met de opdrachtgever;

    • vermelding keuringsomvang in het kraanboek

    • melding in het kraanboek dat er geen directe gevaar is;

    • reparatie kraan;

    • schriftelijke melding van de getroffen voorzieningen door opdrachtgever aan de CKI + de opdrachtgever tekent dit af in het kraanboek;

    • afgifte TCVT Certificaat van Goedkeuring met de TCVT Goedkeuringssticker, gedateerd op de keuringsdatum.

  • C. Geen tekortkomingen vallend onder categorie A en/of B:

    • Afgifte TCVT Certificaat van Goedkeuring met de TCVT Goedkeuringssticker, gedateerd op de keuringsdatum.

    • Vermelding keuringsomvang in kraanboek

4.5. Geldigheid certificaat (bij toepassing van de iso/iec 17020)

Op het certificaat wordt de uiterste datum van de volgende keuring vermeld (bij toepassing van de ISO/IEC 17020). De maximale geldigheid is 24 maanden.

Een tussentijdse keuring kan op gelijke wijze worden uitgevoerd.

4.6. Afhandeling bij tekortkomingoepassing van de iso/iec 17020)

Met betrekking tot de geldigheidsduur van het certificaat worden conditities gesteld. Indien niet meer voldaan wordt aan deze condities, dient dit dit consequenties te hebben voor het certificaat (bij toepassing van de ISO 17020).

4.6.1. Afhandeling bij tekortkomingen (cat A)

Als de tekortkoming(en) direct gevaar voor de veiligheid inhoudt, zijn directe voorzieningen aan de kraan noodzakelijk. Vanwege de wettelijke verplichtingen van de opdrachtgever wijst de CKI direct na de keuring, in het rapport en per brief de opdrachtgever (of de door de opdrachtgever aangewezen begeleider) er schriftelijk op dat de kraan buiten bedrijf gesteld dient te worden. De CKI geeft daarbij aan dat de opdrachtgever wil hij de kraan blijven gebruiken, verplicht is direct de nodige voorzieningen te treffen ter opheffing van de tekortkomingen

De opdrachtgever geeft de CKI die de keuring heeft uitgevoerd opdracht voor een nacontrole op de uitgevoerde reparaties. De CKI voert de nacontrole uit, tenzij de aard van de tekortkoming naar het oordeel van de CKI een schriftelijke afhandeling rechtvaardigt.

Indien de reparaties als adequaat worden gekwalificeerd, verstrekt de CKI aan de opdrachtgever het TCVT Certificaat van Goedkeuring in combinatie met de TCVT Goedkeuringssticker. Indien de reparatie niet als adequaat wordt gekwalificeerd, verstrekt de CKI aan de opdrachtgever geen TCVT certificaat van Goedkeuring en meldt het gebrek en de onthouding van de goedkeuring schriftelijk aan de Inspectie SZW binnen 2 maanden na de 1e keuring.

4.6.2. Afhandeling bij tekortkomingen (cat B)

Als de tekortkoming(en) geen direct gevaar voor de veiligheid inhoudt, verzoekt de CKI de opdrachtgever de desbetreffende tekortkomingen zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen 2 maanden na de keuringsdatum, op te heffen en daaromtrent aan de instelling schriftelijk te rapporteren. Na ontvangst van de rapportage van de opdrachtgever en de positieve beoordeling van de uitgevoerde reparaties verstrekt de CKI de opdrachtgever het TCVT Certificaat van Goedkeuring in combinatie met de TCVT Goedkeuringssticker. Waar nodig wordt een nacontrole uitgevoerd. Een en ander nader in te vullen door de CKI. Indien de afmelding niet binnen de gestelde termijn is afgewerkt dan wordt geen certificaat afgegeven voordat de keuring opnieuw volledig is uitgevoerd.

4.7. Klachtenregeling

Klachten over de CKI

Een adequate behandeling van klachten is belangrijk voor het creëren van vertrouwen in certificatie en belangrijk voor de bescherming van zowel de certificaathouders als de gebruikers van certificaten.

Aan een CKI worden onder meer de volgende eisen gesteld:

  • Een openbaar toegankelijke klachtenprocedure dient aanwezig te zijn.

  • de klachtenprocedure bevat minimaal het volgende: een beschrijving van het proces van ontvangen, onderzoeken en beoordelen van de klacht; de wijze van volgen van de klacht en acties als vervolg daarop; en de wijze waarop wordt verzekerd dat correctieve acties worden uitgevoerd.

  • De beslissing over de reactie op de klacht dient te worden genomen door personen die niet betrokken zijn bij het onderwerp van de klacht.

  • Indieners van klachten dienen, indien mogelijk, op de hoogte te worden gehouden van de ontvangst van de klacht, de voortgang van behandeling en de uitkomst.

Klachten over het bedrijf of de persoon

Indien de CKI klachten van derden, zoals een opdrachtgever, ontvangt over het voldoen aan dit schema door het bedrijf of de persoon die een aanvraag voor het certificaat heeft ingediend of certificaathouder is, dient de CKI de klager te verwijzen naar het bedrijf of de persoon. De CKI dient de klacht te betrekken bij de eerstvolgende beoordeling bij het betreffende bedrijf of de betreffende persoon.

Echter, indien het naar de mening van de CKI een ernstige klacht betreft, dient de CKI, naast de behandeling door het bedrijf of de persoon, zelf ook direct te beoordelen of de klacht gevolgen dient te hebben voor de beslissing m.b.t. certificatie. In dat geval dient de CKI af te wegen of het gewenst is een extra beoordeling uit te voeren. De kosten van deze extra beoordeling komen in beginsel voor rekening van de certificaathouder.

Klachtenregeling

Inleiding

In deze werkinstructie wordt de afhandeling van een klacht besproken. Voor iedere afzonderlijke klacht wordt een apart klachtenformulier ingevuld.

Werkwijze

Wanneer iemand probeert een klacht telefonisch of mondeling te melden, wordt aan hem/haar gevraagd deze schriftelijk te verwoorden. Als een klacht schriftelijk binnenkomt wordt deze meteen naar de kwaliteitsmanager gebracht en indien de klachtafhandelaar duidelijk is krijgt hij/zij meteen een kopie van de klacht. De kwaliteitsmanager registreert de klacht op een klachtenformulier en stelt de directeur CKI op de hoogte van de klacht. De directeur van de CKI wijst de klachtafhandelaar aan. De kwaliteitsmanager vermeldt de klachtafhandelaar op het klachtenformulier en brengt de klachtafhandelaar schriftelijk op de hoogte van de klacht. De klachtafhandelaar informeert de indiener van de klacht schriftelijk over de ontvangst van de klacht.

Eenvoudige zaken

Klachtafhandelaar stuurt klacht door naar betrokken bedrijf/persoon; stelt indiener op de hoogte legt dossier aan tbv voortgangsbewaking en meenemen afhandeling klacht door bedrijf/persoon bij eerstvolgende beoordeling.

Ernstige klachten

Klachtafhandelaar beoordeelt de klacht en stelt vast of de klacht een incident betreft of dat de klacht moet leiden tot een aanpassing in de werkwijze. Indien het een incident betreft, wordt de indiener daarvan op de hoogte gesteld. De klachtafhandelaar bedenkt samen met de indiener binnen drie weken na het indienen van de klacht een oplossing voor de afhandeling en betrekt bedrijf/persoon hierbij. De oplossing zoals die met de indiener is besproken wordt vastgelegd op het klachtenformulier. Hier wordt tevens vermeld dat het gaat om een incident. Indien de klacht een aanpassing van de werkwijze vergt bedenkt de klachtafhandelaar binnen 10 dagen een verbetervoorstel en bespreekt dit met de kwaliteitsmanager en betrekt bedrijf/persoon hierbij. Het verbetervoorstel moet een structurele verbetering inhouden van de werkwijze. Het verbetervoorstel wordt ingevuld op het klachtenformulier.

De klachtafhandelaar stelt de indiener op de hoogte van de afhandeling van de klacht. De kwaliteitsmanager maakt de gewijzigde werkwijze bekend. De kwaliteitsmanager start, indien nodig, een vervolgonderzoek naar de invoering van het verbetervoorstel. De bevindingen worden vastgelegd op het klachtenformulier. Het klachtenformulier wordt gearchiveerd.

4.8. Bezwaarprocedure

Inleiding

Onderstaand worden de stappen beschreven die nodig zijn voor het afhandelen van een bezwaarschrift. Een dergelijk bezwaarschrift kan bijvoorbeeld ingediend worden tegen besluiten van de CKI inzake het niet (opnieuw) verlenen, schorsen of intrekken van een certificaat.

Werkwijze

Algemeen:

  • Een door of namens de CKI genomen besluit, dat is een definitieve uitslag of eindoordeel, wordt schriftelijk ter kennis van de belanghebbende gebracht.

  • Onder een besluit wordt tevens verstaan het weigeren te beslissen of het niet tijdig nemen van een beslissing.

  • De CKI stelt de belanghebbende in haar correspondentie in kennis van de mogelijkheid van het indien van een bezwaarschrift door middel van de volgende clausule:

    ‘Ingevolge de CKI procedure ‘bezwaarschriftprocedure’ kan door een belanghebbende met betrekking tot dit besluit een bezwaarschrift ingediend worden. Daartoe moet binnen zes weken na de datum van verzending van het besluit een bezwaar worden ingediend bij de CKI. In het bezwaarschrift moet gemotiveerd worden aangegeven waarom het gegeven besluit niet juist gevonden wordt. Verzocht wordt bij het bezwaarschrift een kopie van het bestreden besluit toe te voegen.’

  • Het bezwaarschrift dient in ieder geval de volgende elementen te bevatten:

  • naam en adres indiener

  • dagtekening

  • een omschrijving van het bestreden besluit

  • de gronden van het bezwaar.

Het bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard:

  • indien niet aan de gestelde termijn van indienen wordt voldaan. Dit geldt niet als de indiener aantoont dat hij redelijkerwijs niet in verzuim is geweest

  • in andere gevallen dan genoemd onder a, als geen gebruik gemaakt wordt van de door de CKI geboden gelegenheid tot verzuimherstel

  • het bezwaar wordt verder niet-ontvankelijk verklaard als het, bij het niet van toepassing zijn van een termijn, onredelijk laat wordt ingediend. Dit geldt uitsluitend wanneer het bezwaar betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit.

  • Het bezwaarschrift schort de werking van het besluit niet op.

  • Het bezwaarschrift leidt tot heroverweging van het besluit waartegen het is gericht.

Procedure

  • De CKI neemt kennis van het bezwaarschrift en bevestigt binnen twee weken de ontvangst.

  • De CKI biedt gelegenheid tot het horen van de indiener.

  • Het bezwaarschrift wordt gemeld bij de kwaliteitsmanager die het bezwaar registreert.

  • Het horen betreft met name de vakinhoudelijke aspecten die geleid hebben tot het besluit en dient binnen in beginsel zes weken na het vaststellen dat een hoorprocedure aan de orde is, plaats te vinden.

  • Het horen kan geschieden door de CKI of door een of meer door de CKI benoemde ter zaken kundige. Het horen geschiedt door een persoon of personen die niet betrokken is/zijn geweest bij de voorbereiding van het besluit, en geen binding hebben met de belanghebbende.

  • Het horen geschiedt op een door de CKI te bepalen tijdstip binnen de gangbare kantooruren.

  • Relevante stukken kunnen tot 10 dagen voor de hoorzitting worden ingediend en liggen gedurende een week voor de zitting ter inzage.

  • Van het horen wordt afgezien indien het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, inmiddels aan het verzoek is tegemoetgekomen, of indien belanghebbende verklaart hiervan geen gebruik te maken.

  • Van het horen wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt bij de beslissing op het bezwaar om herziening gevoegd.

  • De hoorcommissie brengt tevens advies aan de CKI.

Beslissing op het bezwaarschrift

  • De CKI beslist aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens binnen zes weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. De beslistermijn kan eenmaal met ten hoogste 6 weken worden verlengd. Daarna kan de termijn slechts met toestemming van de belanghebbende worden verlengd.

  • De CKI zal, bij het gegrond verklaren van het bezwaar, de beslissing herroepen en een nieuwe beslissing ter zake nemen.

  • Van haar beslissing op het bezwaar zal de CKI de onderbouwing en motivering aan belanghebbende meedelen.

Bestuursrechter

Indien de inhoud of strekking van de nieuwe beslissing de belanghebbende hiertoe aanleiding geeft, dient hij zich in voorkomend geval te wenden tot de bestuursrechter.

De CKI zal de belanghebbende in haar beslissing op bezwaar wijzen op deze mogelijkheid.

4.9. Norminterpretaties

Het CCvD dient te zorgen voor eenduidige norminterpretatie. Toch kan het voorkomen dat er in de operationele fase verschillende interpretaties bestaan van één of meerdere in werkveldspecifieke certificatieschema’s gehanteerde begrippen. Mocht het gebeuren dat certificaathouders, CKI’s of andere belanghebbenden uiteenlopende definities hanteren en hierover meningsverschillen bestaan, dan dienen afwijkende interpretaties te worden voorgelegd aan het CCvD.

5. Toezicht

De eigenaar van het product is onder dit certificatieregime wettelijk verplicht periodieke keuringen aan te vragen. Het doel van de periodieke controle is om de blijvende veiligheid van het product zoveel mogelijk te waarborgen. Het CCvD bepaalt in dit hoofdstuk van het certificatieschema hoe het toezicht door de CKI dient te worden ingericht

5.1. Toegang

Indien het voor het houden van toezicht noodzakelijk is dat de CKI, de nationale accreditatie-instantie en Team Certificatie SZW zich toegang verschaffen tot gegevens over het product en het product zelf, wordt in deze paragraaf de toegang hiertoe geregeld. Het betreft hier de technische gegevens van de hijskraan en de eventuele documentatie over modificaties.

Toegang tot de technische gegevens en/of documentatie wordt verkregen:

  • door raadpleging van het kraanboek, ter beschikking te stellen door de eigenaar;

  • door raadpleging van het constructiedossier van de producent, ter beschikking te stellen door de fabrikant.

5.2. Frequentie van het toezicht

De CKI voert de periodieke keuring één (1) maal in de 24 maanden uit.

Steekproefsgewijze controle door de CKI is niet van toepassing.

5.3. De wijze van uitvoering van toezicht

Zie 5.2

5.4. Verslag van bevindingen

De verslaglegging bevat tenminste de onder 8.3 opgenoemde punten (voor zover van toepassing).

5.5. Maatregelen

Indien de reparatie van een A-tekortkoming (art. 4.6.1) niet als adequaat wordt gekwalificeerd, verstrekt de CKI aan de opdrachtgever geen TCVT certificaat van Goedkeuring en meldt het gebrek en de onthouding van de goedkeuring schriftelijk aan Inspectie SZW binnen 2 maanden na de 1e keuring.

Deel II

Deel 2 van dit certificatieschema bevat de normen die gelden voor een certificaat of verklaring voor producten in een werkveld. Beschreven wordt achtereenvolgens:

  • het onderwerp van certificatie(zie hoofdstuk 6);

  • de inhoudelijke eisen (inclusief de geldigheidscondities) die gelden voor het certificaat of de verklaring (zie hoofdstuk 7);

  • de wijze waarop het voldoen aan de eisen wordt beoordeeld en gerapporteerd (zie hoofdstuk 8);

  • te stellen eisen aan format van het certificaat (zie hoofdstuk 9).

6. Onderwerp van verklaring of certificatie

Dit WSCS-VT Periodieke Keuring van Hijskranen is door het ministerie van SZW – inclusief eventuele aanpassingen – vastgesteld. Dit vastgestelde schema vervangt daarmee eerdere versies. Het te keuren product betreft hijskranen, zoals genoemd in artikel 2a van de Warenwetregeling machines..

7. Eisen

Dit hoofdstuk bevat de werkveldspecifieke normen waaraan een product moet voldoen.

7.1. Eisen

Producten worden alleen in de handel gebracht en in gebruik genomen wanneer deze niet de veiligheid of gezondheid van de gebruiker of andere in de Machinerichtlijn opgenomen algemene belangen in gevaar brengen, wanneer zij op juiste wijze en voor geëigende doelen worden gefabriceerd, geïnstalleerd, gebruikt en onderhouden. Producten worden onderworpen aan een periodieke keuring indien te verwachten is dat deze producten tijdens gebruik onderhevig zijn aan slijtage of anderszins wat veiligheid betreft achteruit gaan.

Hijskranen moeten conform het Warenwetbesluit machines worden gekeurd door een CKI. Voor de eerste maal dient dit te geschieden na verloop van ten hoogste 24 maanden na de eerste ingebruikneming. Vervolgens dient dit telkens na verloop van 24 maanden herhaald te worden (Warenwetbesluit machines, artikel 6d). Voor de tussenliggende jaren dient overeenkomstig artikel 6d van het Warenwetbesluit machines de hijskraan te worden gekeurd door een deskundige.

7.1.1. Eisen voor periodieke keuring

Zie hoofdstuk 8.

8. Beoordelingsformulier

8.1. Periodieke keuring voorblad keuringsrapport

Opdracht-nummer:

TCVT-nummer:

 

Keuring

 

Keuringsdatum :

   
 

Uitgevoerd door:

deskundige

 

Materieel

 

Hijskraan

Onderwagen

 
 

Fabrikaat :

Fabrikaat : 

 
 

Model / type :

Model/Type :    

 
 

Serienummer : 

Identificatienr :

 
 

Bedrijfsnummer :

Bedrijfsnummer :   

 
 

Bouwjaar : 

 

 

Uitvoering kraan

 

Uitvoering Onderwagen:

Uitvoering toren

 
 

□ op banden (zelfrijdend)

□ haakhoogte (    m)

 
 

□ op truck

   
 

□ weg- / ruwterrein (kenteken)

   
 

□ op rupsen

   
 

□ op afzetcontainer

   
 

Opstelling:

Giek:

Uitvoering giek

 

□ railstellen (spoorbreedte/wielbasis)

□ telescoopgiek ( delen)

□ gieklengte(m)

 

□ rijdend

□ opbouwgiek (     m)

□ topbaar (gr)

 

□ stationair

□ hulpgiek (      m)

□ met loopkat

 

□ ingietframe

□ knikgiek

□ verstelbare giek

 

□ vrijstaand (kruisframe onderwagen zonder railstellen)

□ monogiek

 
   

□ lepelsteel

Stempels:

   

□ fly-jib (    delen)

□ stempels

     

□ dozerblad

Eigenaar

 

Naam :      

   
 

Adres :      

   
 

Postcode / Plaats :      

   
 

Telefoonnummer :      

   

Opdrachtgever

 

Bedrijf :      

   
 

Functionaris :      

   

Bevindingen

 

Tekortkomingen A of B:

□ Ja □ Nee

Indien Ja,

 

 Afmelding voor:

   
 

Directe voorzieningen noodzakelijk voordat de kraan weer in gebruik wordt gesteld,

hierbij is een herkeuring vereist m.b.t. (nummers uit checklist)

...........................

toelichting

Keuringsrapport

Toelichting bij afkeur (niet in orde) wordt vermeld onder 2300

Mobiele kraan

Torenkraan

Mob.torenkraan

Grondverz.machine

Autolaadkraan

   

In orde

Niet in orde

         

0100

ALGEMEEN

   

0

0

0

0

0

0101

Kraanboek aanwezig en volledig ingevuld

0

0

0

0

0

0

0

0102

Hijstabellen aanwezig

0

0

0

0

0

0

0

0105

Uitvoering hijskraan overeenkomstig

kraanboek

0

0

0

0

0

0

0

0106

Configuratie van de kraan overeenkomstig specificaties fabrikant en aanwezige

documentatie

0

0

0

0

0

0

0

0107

Gebruiksaanwijzing aanwezig

0

0

0

0

0

0

0

0108

Zijn ingrijpende wijzigingen/reparaties

deskundig uitgevoerd

0

0

0

0

0

 

0

0109

Certificaten en/of verklaring van

overeenstemming staalkabels aanwezig en genoteerd in het kraanboek

0

0

0

0

0

 

0

0110

Certificaten en/of verklaring van

overeenstemming hijsblokken en -haken

aanwezig

0

0

0

0

0

0

0

0111

Certificaten en/of verklaring van

overeenstemming uitwisselbare

uitrustingsstukken aanwezig

0

0

0

0

0

0

0

0200

TOEGANGEN

   

0

0

0

0

0

0201

Opstappen

0

0

0

0

0

0

0

0202

Bordessen/loopvlakken

0

0

0

0

0

0

0

0203

Handgrepen

0

0

0

0

0

0

0

0204

Ladders/klimkooien

0

0

 

0

0

   

0205

Leeflijnen

0

0

Mobiele kraan

Torenkraan

Mobiele torenkraan

Grondverzetmachine

Autolaadkraan

   

Cabine

Stempel- bediening

Afstands- bediening

Bedienings- plaats

             

In orde

Niet in orde

In orde

Niet in orde

In orde

Niet in orde

In orde

Niet in orde

         

0300

BEDIENINGSPLAATSEN

               

0

0

0

0

0

0301

Bediening (knoppen / hendels / pedalen)

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0302

Instrumenten

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0303

Aanduidingen bij bedieningsplaats

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0304

Hijstabellen

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0305

Last- en vluchtaanduiding / giekborden

0

0

   

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0306

Contactslot / stopknop / hoofdschakelaar

/ noodstop

0

0

   

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0307

Kraanbeweging niet meer mogelijk

0

0

   

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0308

Aanstootbeveiliging hendels

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0309

Claxon

0

0

           

0

0

0

0

0

0310

Ruitenwissers

0

0

           

0

0

0

0

0

0311

Spiegels

0

0

           

0

0

0

0

0

0312

Portieren / cabinedeur / cabineluik

(vergrendeling)

0

0

           

0

0

0

0

0

0313

Ruiten / veiligheidsglas

0

0

           

0

0

0

0

0

0314

Controle horizontaal stand (waterpas)

0

0

0

0

       

0

0

0

0

0

0315

Zitplaats

0

0

           

0

0

0

0

0

0316

Beveiliging machinist / gordel

0

0

           

0

0

0

0

0

0317

Verwarming / ventilatie / verlichting

0

0

           

0

0

0

0

0

0318

Windsnelheidsmeter

0

0

           
       

0

0319

Waarschuwing dat bediening aan veilige

zijde moet plaats vinden

0

0

           

0

0

0

0

0

0320

Is bij meerdere bedieningsplaatsen geen

gelijktijdige bediening mogelijk

0

0

           

0

0

0

0

0

0321

Zonneklep / zonwering

0

0

           

Mobiele kraan

Torenkraan

Mobiele torenkraan

Grondverzet machine

Autolaadkraan

   

In orde

Niet in orde

           

IN HOOGTE VERSTELBARE CABINE

   

0

 

0

0

 

0326

Bordes bij de deur, of

0

0

0

 

0

0

 

0327

Automatisch sluitende beveiliging, of

0

0

0

 

0

0

 

0328

Bewaking dat de beveiliging moet worden gesloten voordat de cabine omhoog kan, én

0

0

0

 

0

0

 

0329

Geluidssignaal als uitval-beveiliging > 3 meter wordt geopend

0

0

0

 

0

0

 

0330

Werking nooddaalinrichting

0

0

0

 

0

0

 

0331

Instructie voor gebruik nooddaalinrichting beneden aanwezig

0

0

0

 

0

0

 

0332

Afscherming voorruit / beveiliging tegen uit vallen

0

0

0

 

0

0

 

0333

Werking leidingbreukbeveiliging of smoring

0

0

0

 

0

0

 

0334

Onder de cabine afscherming of duidelijke waarschuwingen aanwezig m.b.t. knelgevaar

0

0

             

A

B

C

D

Mobiele kraan

Torenkraan

Mobiele torenkraan

Grondverzet machine

Autolaadkraan

 

Noteer welke gieken

In orde

Niet in orde

In orde

Niet in orde

In orde

Niet in orde

In orde

Niet in orde

         

0400

GIEKSYSTEEM

               

0

0

0

0

0

0401

Constructie / lassen

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0402

Bevestiging gieksysteem (aan frame / onderling)

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0403

Bout- / penverbinding / borging

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

0

0

0

0404

Geleiding telescoopdelen

0

0

0

0

0

0

0

0

 

0

 

0

0405

Telescopeerinrichting / kabel / ketting

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

0

 

0

0406

Bevestiging / schijven / wielen toelichting

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

0

 

0407

Inspectietermijn van de telescopeerinrichting volledige controle volgens fabrikantvoorschrift

0

0

0

0

0

0

0

0

     

0

 

0408

Snelwisselsysteem

0

0

0

0

0

0

0

0

     

0

 

0409

Ongewilde ontgrendeling voorkomen

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0410

Kabelgeleidingsplaten / -rollen

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0411

Schijven

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0412

Kabeluitloopbeveiliging

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

0

0

0413

Mechanische delen in uiterste stand tegen uitschuiven geborgd

0

0

0

0

0

0

0

0

0

       

0414

Boomstops / vangkabels

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

   

0415

Trekstangen / hangkabels

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

0

   

0416

Vergrendeling telescopeerbare en/of klapbare delen

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

 0

0

0

0417

Vergrendeling telesysteem

0

0

           

0

 

 0

0

0

0418

Waarschuwingsmarkeringen

0

0

           

Mobiele kraan

Torenkraan

Mob.torenkraan

Grondverz.machine

Autolaadkraan

   

In orde

Niet in orde

           

A-FRAME / SPRENKEL

   

0

0

0

   

0430

Constructie / lassen

0

0

0

0

0

   

0431

Bevestiging aan frame

0

0

0

0

0

   

0432

Pen- / boutverbinding / borging

0

0

0

0

0

   

0433

Onderblok (schijven /

kabeluitloopbeveiliging / bevestiging)

0

0

0

0

0

   

0434

Bovenblok (schijven /

kabeluitloopbeveiliging / bevestiging)

0

0

           

LOOPKAT

   
 

0

0

   

0436

Constructie / lassen

0

0

 

0

0

   

0437

Pen- / boutverbinding / borging

0

0

 

0

0

   

0438

Loopwielen

0

0

 

0

0

   

0439

Wielbreuksteunen

0

0

 

0

0

   

0440

Ontsporingsbeveiliging

0

0

 

0

0

   

0441

Kabelschijven

0

0

 

0

0

   

0442

Kabeluitloopbeveiliging

0

0

 

0

0

   

0443

Katvangmechanisme

0

0

 

0

0

   

0444

Toestand katgondel

0

0

         

0500

KRAANBASIS / KOLOM

   
       

0

0501

Constructie / lassen

0

0

       

0

0502

Bevestiging aan hulpchassis

0

0

       

0

0503

Pen- / boutverbindingen / borging

0

0

       

0

0504

Kolom geborgd tegen opwaartse

verplaatsing

0

0

           

TOREN / TORENSPITS

   
 

0

0

   

0510

Constructie / lassen

0

0

 

0

     

0511

Bouwvolgorde / samenstelling volgens

fabrieksvoorschrift

0

0

 

0

     

0512

Verankering aan bouwwerk

0

0

 

0

0

   

0513

Pen- / boutverbindingen / borging

0

0

 

0

0

   

0514

Geleiding telescoopdelen

0

0

 

0

0

   

0515

Kabelgeleidingsplaten / -rollen

0

0

 

0

0

   

0516

Schijven

0

0

 

0

0

   

0517

Kabeluitloopbeveiliging

0

0

 

0

0

   

0518

Trekstangen / hangkabels

0

0

 

0

0

   

0519

Vergrendeling telescopeerbare en/of

klapbare delen

0

0

         

0600

ZWENKINRICHTING

   

0

0

0

0

0

0601

Draaikrans / zwenkcilinders / zwenkrollen/ vangrollen

0

0

0

0

0

0

0

0602

Draaikransbevestiging

0

0

0

0

0

0

0

0603

Bonkelaar(s) / tandheugels

0

0

0

0

0

0

0

0604

Aandrijving / lagering / koppeling

0

0

0

0

0

0

0

0605

Rem(men)

0

0

       

0

0606

Lasthoudventiel

0

0

0

 

0

0

0

0607

Blokkeerpen / zwenkpal

0

0

0

0

0

0

0608

Bevestiging motoren

0

0

 0

0

   

0609

Vrijzetinrichting

0

0

             

A

B

C

D

Mobiele kraan

Torenkraan

Mobieletorenkraan

Grondverzetmachine

Autolaadkraan

 

Noteer de verschillende lieren

In kraanboek

In orde

Niet in orde

In orde

Niet in orde

In orde

Niet in orde

In orde

Niet in orde

         

0700

LIERWERK lieren

               

0

       

0701

Hoofdkoppeling

0

0

0

0

0

0

0

0

0

       

0702

Blokkering beweging bij ontkoppeling

0

0

0

0

0

0

0

0

0

       

0703

Koppelomvormer / vloeistofontkoppeling

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0704

Aandrijving / lagering

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0705

Rem

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0706

Trommel / lagers

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0707

Slappe kabel- / kabeluitloopbeveiliging

0

0

0

0

0

0

0

0

0

       

0708

Koppeling (kabeltrommel)

0

0

0

0

0

0

0

0

0

       

0709

Leidingbreukbeveiliging / fricties

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

0

   

0710

Borging schuifkoppeling

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0711

Kabelgeleiding

0

0

0

0

0

0

0

0

 

0

0

   

0712

Vergrendeling omschakelmechanisme

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

   

0713

Bevestiging motoren

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

0

0714

Remventiel hydromotor

0

0

0

0

0

0

0

0

         

0800

STAALKABELS

A

B

C

D

           

LOPENDE KABELS

Noteer dezelfde lieren als bij 0700

               

0

0

0

0

0

0801

Kabel conform kraanboek / certificaat / EG verklaring

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0802

Kabel visueel in goede toestand

Zie checklist na 0815

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0803

In kabelloop geen aanlopen / schavielen

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0804

Kabel deugdelijk bevestigd

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0805

Wigklemmen op juiste wijze aangebracht

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0806

Borging achter wigklem aanwezig

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0807

Ogen voorzien van kabelkous

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

0

0808

Pen- of boutverbinding bij eind-bevestiging geborgd

0

0

0

0

0

0

0

0

           

STAANDE KABELS

Kabelmiddellijn van gebruikte kabels

gemeten in mm.

               

0

0

0

   

0810

Kabel conform kraanboek / certificaat /

EG verklaring

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

   

0811

Kabel visueel in goede toestand

Zie checklist na 0815

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

   

0812

Kabel deugdelijk bevestigd

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

   

0813

Ogen voorzien van kabelkous

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

   

0814

Pen- of boutverbinding bij eindbevestiging geborgd

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

   

0815

Onderzoek tuikabels uitgevoerd

0

0

0

0

0

0

0

0

             

A

B

C

D

Mobiele kraan

Torenkraan

Mobiele torenkraan

Grondverzetmachine

Autolaadkraan

   

In orde

Niet in orde

In orde

Niet in orde

In orde

Niet in orde

In orde

Niet in orde

         

0900

HIJSHAKEN EN BLOKKEN

               
           

Benaming hijshaak / blok:

               
           

Werklast (WLL) op hijshaak / blok:

               
           

Identificatienummer op hijshaak/blok:

               

0

0

0

0

0

0901

Toestand haak (vervormingen / slijtage)

0

0

0

0

0

0

0

0

           

y-maat (bekwijdte) nominaal (mm)

0

0

0

0

0

0

0

0

           

y-maat (bekwijdte) gemeten (mm)

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0902

Borging moer

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0903

Druklager

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0904

Traverse

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0905

Lagers / schijf / toestand kabelschijf en

groef / uitloopbeveiliging

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0906

Borging assen / bouten / moeren

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0907

Veiligheidsklep

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0908

Waarschuwingsmarkering

0

0

0

0

0

0

0

0

         

1000

GRIJPER

     
           

Fabrikaat:

     
           

Type / model:

     
           

Aangebrachte gegevens:

     

0

   

0

0

1001

Fabrieksmerk / type / bouwjaar

0

0

 

0

   

0

0

1002

Bedrijfslast / inhoud

0

0

 

0

   

0

0

1003

Eigen massa

0

0

 

0

   

0

0

1004

Algehele toestand

0

0

 

0

   

0

0

1005

constructie / lassen

0

0

 

0

   

0

0

1006

Bevestiging / bout- / penverbinding / borging

0

0

 

0

   

0

0

1007

Grijper sluitend

0

0

 

Mobiele kraan

Torenkraan

Mob.torenkraan

Grondverz.machine

Autolaadkraan

   

In orde

Niet in orde

 
         

1100

OPSTELLINGSFRAME / FUNDATIE

     
 

0

0

   

1101

Constructie / lassen

0

0

 
 

0

0

   

1102

Pen- / boutverbindingen / borging

0

0

 
 

0

     

1103

Bevestiging aan fundatie

0

0

 
 

0

     

1104

Bevestiging aan fundatieframe

0

0

 
 

0

0

   

1105

Bevestiging van de stempels

0

0

 
 

0

     

1106

Toestand fundatie

0

0

 
 

0

     

1107

Berekening fundatie

0

0

 
         

1200

AFSTEMPELING

     
     

0

 

1201

Dozerblad (constructie / lassen)

0

0

 

0

0

0

0

0

1202

Pen- / boutverbindingen / borging

0

0

 

0

0

0

0

0

1203

Uithouders / penverbindingen (constructie / lassen)

0

0

 

0

0

0

0

0

1204

Stempelplaten / -voeten (constructie / lassen)

0

0

 

0

 

0

0

0

1205

Waarschuwingsmarkering uithouders / stempels

0

0

 

0

 

0

 

0

1206

Markering uithouderstanden

0

0

 
         

1300

RIJWERK (bandenprogramma)

     
           

WIELEN

     

0

0

0

0

0

1301

Assen / ophanging / vering

0

0

 

0

0

0

0

0

1302

Wielbouten / -moeren / velgen

0

0

 

0

0

0

0

0

1303

Bandengesteldheid / -spanning

0

0

 

0

0

0

0

0

1304

Asblokkering

0

0

 
           

RUPSEN

Links

Rechts

 

0

0

0

0

0

1306

Bevestiging aan frame

0

0

0

0

 

0

0

0

0

0

1307

Bevestiging van sprocket / spanwielen

0

0

0

0

 

0

0

0

0

0

1308

Rupsketting (toestand/spanning)

0

0

0

0

 

0

0

0

0

0

1309

Rupsplaten (toestand/bevestiging)

0

0

0

0

 

Mobiele kraan

Torenkraan

Mob.torenkraan

Grondverz.machine

Autolaadkraan

   

In orde

Niet in orde

         

1400

ONDERWAGEN

   

0

 

0

0

 

1401

Stuurspeling

0

0

0

 

0

0

 

1402

Parkeerrem

0

0

0

 

0

0

 

1403

Bedrijfsrem

0

0

0

 

0

0

 

1404

Remvloeistof

0

0

0

 

0

0

 

1405

Remcilinders

0

0

0

 

0

0

 

1406

Slangen / leidingen / koppelingen

0

0

         

1500

RAILRIJWERK / KRAANBAAN

   
 

0

     

1501

Rijwielstellen

0

0

 

0

     

1502

Rijwielen

0

0

 

0

     

1503

Aandrijving / lagering

0

0

 

0

     

1504

Bevestiging motor

0

0

 

0

     

1505

Koppeling

0

0

 

0

     

1506

Bedrijfsrem / parkeerrem

0

0

 

0

     

1507

Wielbreuksteunen

0

0

 

0

     

1508

Ontsporingsbeveiliging

0

0

 

0

     

1509

Railklemmen / stormverankering

0

0

           

KRAANBAAN

   
           

Lengte = meter

   
 

0

     

1511

Toestand rails

0

0

 

0

     

1512

Toestand langsliggers / railsloffen

0

0

 

0

     

1513

Toestand dwarsliggers en afstandshouders

0

0

 

0

     

1514

Bevestiging rails

0

0

 

0

     

1515

Bevestiging langsliggers

0

0

 

0

     

1516

Bevestiging dwarsliggers en afstandhouders

0

0

 

0

     

1517

Eindbegrenzing / buffers (incl. railstop)

0

0

 

0

     

1518

Rij-afslagen (schaatsen)

0

0

 

0

     

1519

Ligging en plaats (algemeen)

0

0

 

0

     

1520

Veilige doorgang

0

0

 

0

     

1521

Geen materiaalopslag

0

0

 

0

     

1522

Waterpasligging

0

0

 

0

     

1523

Spoorbreedte

0

0

 

0

     

1524

Verende zakking

0

0

Mobiele kraan

Torenkraan

Mob.torenkraan

Grondverzetmachine

Autolaadkraan

   

In orde

Niet in orde

         

1600

ELEKTRISCHE INSTALLATIE

   

0

0

0

0

0

1601

Schakelkast / -apparatuur:

0

0

0

0

0

0

0

1602

Bescherming tegen uitwendige invloeden

0

0

0

0

0

0

0

1603

Afscherming spanningvoerende delen

0

0

0

0

0

0

0

1604

Staat elektrische componenten

0

0

0

0

0

0

0

1605

Bevestiging bedrading

0

0

0

0

0

0

0

1606

Functioneren (veer)kabelhaspels

0

0

0

0

0

0

0

1607

Staat (veer)kabelhaspels

0

0

0

0

0

0

0

1608

Sleepringlichaam

0

0

0

0

0

0

0

1609

Accu, bevestiging, afscherming en staat accuklemmen

0

0

           

VOEDING

   
 

0

0

   

1611

Voedingskabel / aarding

0

0

 

0

0

   

1612

Hoofdschakelaar

0

0

 

0

0

   

1613

Elektrische kabels / bedrading / aansluitingen

0

0

 

0

     

1614

Toestand kabelhaspel

0

0

 

0

     

1615

Bevestiging motor

0

0

 

0

     

1616

Koppeling

0

0

         

1700

MACHINISTENLIFT

   
   

0

   

1701

Bedieningsinstructie, draagkabelcertificaat aanwezig

0

0

   

0

   

1702

Bediening (-organen, noodstop, nood-,-signaal)

0

0

   

0

   

1703

Geleiding, nood-, bevestiging, buffers

0

0

   

0

   

1704

Toegangen, bordessen, leuningen

0

0

   

0

   

1705

Onder-, bovenstation (constructie, afschermingen, stuiting)

0

0

   

0

   

1706

Liftkooi (wanden, vloer, dak, toegangen, vergrendelingen)

0

0

   

0

   

1707

Elektrisch (voeding, beveiliging, trekontlasting)

0

0

   

0

   

1708

Aandrijving (machine, rem, koppeling, leischijven) 

0

0

   

0

   

1709

Draag-, vangkabel, (conform voorschrift, toestand, bevestiging)

0

0

   

0

   

1710

Opschriften (last, bedieningsvoorschrift, VTVO, noodprocedure, waarschuwingen)

0

0

   

0

   

1711

Algehele staat

0

0

   

0

   

1712

Beproeving met last

0

0

   

0

   

1713

Beproeving zonder last (vang, snelheidsbegrenzer)

0

0

   

0

   

1714

Beproeving nooddaalvoorziening

0

0

   

0

   

1715

Beproeving eindschakelaar (onder / boven)

0

0

   

0

   

1716

Beproeving noodeindschakelaar (onder / boven)

0

0

   

0

   

1717

Beproeving deur, grendelcontacten

0

0

   

0

   

1718

Beproeving slapkabelbewaking, spanwielcontact

0

0

         

1800

HYDRAULISCHE INSTALLATIE

   

0

0

0

0

0

1801

Slangen / leidingen / koppelingen

0

0

0

0

0

0

0

1802

Cilinder(s)

0

0

0

0

0

0

0

1803

Leidingbreukbeveiliging

0

0

     

0

 

1804

Indien leidingbreukbeveiliging kwetsbaar

deugdelijk afgeschermd

0

0

0

0

0

0

0

1805

Pompen, motoren en ventielen

0

0

         

1900

DIVERSEN

   
           

CENTRALE BALLAST

   

0

0

   

0

1901

Staat en bevestiging

0

0

0

0

   

0

1902

Massa komt overeen met voorschriften fabr.

0

0

           

CONTRA BALLAST

   

0

0

0

0

 

1903

Staat en bevestiging

0

0

0

0

0

0

 

1904

Massa komt overeen met voorschriften fabr.

0

0

0

0

0

0

 

1905

Waarschuwingsmarkeringen

0

0

           

OPSCHRIFTEN

   

0

0

0

0

0

1907

Identificatie / typeplaat kraan

0

0

0

0

0

 

0

1908

Aanduiding m.b.t. afstandsbesturing

0

0

0

0

0

0

0

1909

Ce-markering aanwezig

0

0

Mobiele kraan

Torenkraan

Mob.torenkraan

Grondverz.machine

Autolaadkraan

   

In orde

Niet in orde

         

2000

AUTOMATISCHE BEGRENZERS / BEVEILIGINGEN / SIGNALERING

0

0

0

0

0

2001

Hijsen (hijseindbegrenzer)

0

0

0

0

0

0

0

2002

Vieren (windingenbeveiliging)

0

0

0

0

0

   

2003

Optoppen (max. hoek / min. vlucht) / inkatten

0

0

0

0

0

   

2004

Aftoppen (min. hoek / max. vlucht / uitkatten

0

0

     

0

 

2005

Verticaalstand knikarm

0

0

0

 

 0

0

0

2006

Uittelescoperen (bandenprogramma; volgorde en/of synchroon)

0

0

0

   

0

0

2007

Hulpgiek en mechanische giekdeel

beveiligd bij telescoperen

0

0

0

 

0

0

 

2008

Palbewaking

0

0

0

0

0

0

0

2009

Zwenkbegrenzer / -beveiliging

0

0

0

     

0

2010

Stempelbeveiliging

0

0

0

 

0

   

2011

Contragewichtbeveiliging

0

0

       

0

2012

Max. transporthoogte signalering

0

0

       

0

2013

Steunpoot in transportpositie signalering

0

0

       

0

2014

Hoog-sta beveiliging

0

0

 

0

     

2015

Kraanrijden (eindafslagen)

0

0

 

0

     

2016

Geluidssignaal rijden

0

0

           

LASTMOMENTBEGRENZER (LMB)

   

0

0

0

0

0

2018

Uitschakeling hijsen

0

0

0

0

0

0

0

2019

Uitschakeling aftoppen

0

0

 

0

0

   

2020

Uitschakeling uitkatten

0

0

0

0

 

0

0

2021

Uitschakelen optoppen / heffen

0

0

0

 

 0

0

0

2022

Uitschakeling uittelescoperen

0

0

       

0

2023

Uitschakeling knik / fly-jib op onder horizontaal

0

0

0

     

0

2024

Uitschakeling knik / fly-jib neer boven horizontaal

0

0

0

     

0

2025

Uitschakeling uitschuiven knik / fly-jib

0

0

       

0

2026

Uitschakeling inschuiven fly-jib door verticaal

0

0

0

0

0

0

0

2027

Waarschuwing (optisch, akoestisch, 100%)

0

0

0

0

0

0

0

2028

Voorwaarschuwing

(optisch, intermitterend akoestisch, 90%)

0

0

0

0

0

0

0

2029

Overbruggingsschakelaar

0

0

0

0

0

0

 

2030

Permanente overbruggingsschakelaar

0

0

0

0

0

0

0

2031

LMB-signalering buiten op de hijskraan

0

0

0

 

0

0

0

2032

Programma-instelling LMB goed zichtbaar

0

0

0

 

0

0

0

2033

Instructies LMB goed zichtbaar

0

0

0

0

0

0

0

2034

Afstelling LMB (zie ook beproevingstabel)

0

0

           

LASTBEGRENZER (LB)

   

0

0

0

0

0

2035

Uitschakeling hijsen

0

0

0

0

0

0

0

2036

Waarschuwing optisch / akoestisch)

0

0

0

0

0

0

0

2037

Reeptrek-begrenzing

0

0

           

OVERIGE

   

0

 

0

 

0

2039

Signalering ‘ingeschakelde afstandsbesturing’

0

0

2100

De tabel is toepasbaar op alle te keuren kranen.

Werkinstructie:

Bepaal (bereken of lees af uit de tabel) de toelaatbare hijslast, behorende bij de gemeten vlucht. bereken vervolgens de afwijking met de volgende formule:

Bijlage 250892.png
Tabel voor de hijskraan Gegevens volgens hijstabel
 

Opgesteld op

Gieklengte

Giek-hoek

 

Zwenkhoek 

 

 Beproeving

Akkoord

Volgnr beproeving

Banden

Stempels

Rupsen

Hoofdgiek

Mech. Sectie

Hulpgiek

Totale gieklengte

Hoofdgiek

Hulpgiek

Aantal parten hijskabel

R = 360°

A= achter-

Z= zij-

V= voorsector

Eigen massa

Ballast

LMB code

toelaatbare bedrijfslast bij kolom 15

LMB treedt in werking bij

proeflast

Afwijking in % Kolom (16-14) / 14 *100%

ja

nee

 
       

m

m

m

m

gr

gr

   

t

   

m

t

     

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

 

1

                                     

2

                                     

3

                                     

4

                                     

Formule van 17: Afwijking in % Kolom (16-14) / 14*100%)

2200

Configuraties bij uitgebreide kraansystemen

2300

Ruimte voor samenvattende toelichting TCVT keuring

   
 

A Afwijkingen:

 2301

Tekortkomingen met direct gevaar voor de veiligheid

   
   
   
 

 B Afwijkingen 

 2302

Tekortkomingen zonder direct gevaar voor de veiligheid.

   
   

 2400

Tekortkomingen die tijdens de keuring zijn verholpen 

   
   
   
   
   
   
   
   
   

2500

Zijn de gegevens van deze keuring zoals bij 2300 aangegeven door de inspecteur in het kraanboek geregistreerd?

Ja

Nee

 

Noot: andere toevoegingen: (voorbeeldtekst veiligheidskeuring, keurmerk etc.) zijn uitdrukkelijk niet toegestaan.

Deze niet wettelijke registraties mogen niet worden gehanteerd in deTCVT keuring (kraanboek / stickers / certificaat / keuringsrapport).

0

0

8.4. Toelichting op 8.3

0100

ALGEMEEN

0101

Kraanboek

Het kraanboek behoort volledig te zijn. In het kraanboek is ingevuld wie de keuring en beproeving heeft uitgevoerd en de waarmerking door de CKI.

Controlebeurten en belangrijke reparaties of uitbreidingen moeten zijn vermeld door degene(n) die deze heeft uitgevoerd. Vernieuwing en inspecties van staalkabels moeten op de bladzijden voor de staalkabelcontroles zijn vermeld.

Kraanhaken moeten in het kraanboek geregistreerd staan.

Opmerking:

Op de bladzijde van de staalkabels dient alleen de conclusie in orde of afgekeurd vermeld te worden. Andere opmerkingen (waardeoordelen) zijn niet toegestaan!

0102

Hijstabellen

Het moet onomstotelijk vaststaan, dat de bij de kraan aanwezige hijstabellen werkelijk bij deze kraan behoren en op deze kraan van toepassing zijn. Gecontroleerd moet worden dat de hijstabel overeenkomt met de uitrustingstoestand.

   

0105

Uitvoering van de hijskraan overeenkomstig kraanboek

Controleer of de hijskraan in dezelfde uitvoering ter controle is aangeboden als bij de eerste onderzoeking en beproeving (zie kraanboek en de gewaarmerkte hijstabel).

Bij hijskranen met een CE-markering dient gecontroleerd te worden of de aangeboden hijskraan de uitvoering heeft zoals omschreven in de verklaring van overeenstemming.

Indien er ingrijpende wijzigingen zijn aangebracht dient een aanvullende verklaring van overeenstemming aanwezig te zijn.

0106

Controleer of de kraanconfiguratie valt binnen de specificaties van de fabrikant voor het type, let op de onderwagen/vaste opstelling, torenhoogte, gieklengte, lengte contragiek, etc.

Is documentatie aanwezig waaruit blijkt dat de kraan is opgebouwd volgens de fabrieksgegevens. Zijn documenten aanwezig waaruit blijkt dat ondersteuning / fundatie / verankering geschikt is voor kraan.

0107

Gebruiksaanwijzing

De gebruiksaanwijzing dient aanwezig te zijn.

Hierbij horen ook de volgende schema’s en voorschriften te zitten:

Bedienings- / onderhouds- / montagevoorschriften te zitten (deze moeten in de Nederlandse taal zijn gesteld en bij de kraan aanwezig zijn)

Afstel- / montagevoorschriften

Elektrisch schema

Hydraulisch schema

Pneumatisch schema

Beproevingsvoorschriften van de kraan en inrichting

Opmerking:

Bij de oudere hijskranen kan dit een probleem opleveren omdat hier niet altijd de Nederlandse instructies aanwezig zijn.

Volgens de wetgeving moet de werkgever in elk geval voor zodanige instructies zorgdragen, dat de hijskraan veilig kan worden gebruikt en deugdelijk kan worden onderhouden.

0108

Zijn ingrijpende wijzigingen / reparaties deskundig uitgevoerd (alleen van toepassing bij de eerste wettelijke keuring na reparatie).

Zijn ingrijpende wijzigingen / reparaties vermeld in het kraanboek.

Indien er ingrijpende wijzigingen zijn aangebracht, is een aanvullende keuring door een deskundige instantie uitgevoerd.

Zijn de reparaties zorgvuldig uitgevoerd conform fabrieksspecificaties en is aangetoond dat de reparaties deugdelijk zijn (bijv. door een onderzoek van een deskundig instituut).

Onder ingrijpende wijziging wordt verstaan:

De hijskraan is zodanig gewijzigd dat de gebruiksmogelijkheden worden uitgebreid buiten het standaard leveringsprogramma van de fabrikant (kraan + alle standaard fabrieksopties).

Onder ingrijpende reparaties wordt verstaan:

Reparatie aan resp. vervanging van (delen) van de dragende constructie en/of (delen van) de bevestiging waarmee de hijskraan in originele staat wordt gehouden of modificaties waardoor de gebruiksmogelijkheden niet wijzigen.

Instructie bij keuring door CKI

Volgens de wetgeving op het gebied van hijskranen geldt ten aanzien van reparaties aan hijskranen onder meer:

Reparatiewerkzaamheden moeten worden uitgevoerd door deskundige en vakbekwame personen.

Bij reparaties mogen alleen deugdelijke en voor het gebruiksdoel geschikte materialen en werkmethoden worden gebezigd.

Een hijskraan met een bedrijfslast die gelijk is aan of hoger is dan twee ton, en die, na te zijn vervaardigd of ingrijpend te zijn hersteld, voor de eerste maal in gebruik wordt genomen, wordt onderzocht op de deugdelijkheid van materiaal, constructie, inrichting en stabiliteit. Bij dit onderzoek wordt de kraan doelmatig beproefd.

Keuringen moeten worden uitgevoerd door een daartoe aangewezen deskundige natuurlijke persoon, rechtspersoon of instelling.

Belangrijke reparaties en de bevindingen van de deskundige, die de keuring heeft verricht, moeten worden opgetekend in het Kraanboek van de betreffende hijskraan.

Praktische uitwerking

1. Een grondig uitgevoerde keuring na een belangrijke reparatie geeft geen zekerheid, indien er geen inzicht bestaat over de toegepaste materiaalsoorten, de gevolgde lasmethodiek en de lasprocedure bij de reparatie.

2. Vooral bij mobiele kranen worden veel hoogwaardige staalsoorten toegepast. Met deze benaming worden in het algemeen stalen aangeduid, die sterker zijn dat het normale C-staal Fe 510.

Deze staalsoorten kunnen onderling sterk verschillen in hun lasbaarheid met betrekking tot hun sterkte en andere mechanische eigenschappen (onder andere vloeigrens, rek, kerfslagwaarde, weerstand tegen brosse breuk).

 

Hoogwaardige staalsoorten (high strength low alloy steels – HSLA-steels) of wel stalen met hoge rekgrens (steels with high yield) zijn te onderscheiden in:

– normaal gegloeide stalen (normalised steels);

– veredelde stalen (quenched and tempered steels);

– 2-phase stalen (dual-phase steels).

Door lassen, branden, maar ook slijpen wordt een hoeveelheid warmte ingebracht, die onder andere de treksterkte en de taaiheid van het toegepaste staal en vooral die van de genoemde HSLA-stalen, ongunstig kan beïnvloeden. Een gunstige beoordeling achteraf van alleen de lassen behoeft daarom geen waarborg te zijn dat een reparatie vakkundig en deugdelijk is uitgevoerd.

3. De CKI verifieert derhalve, – vóórdat de keuring wordt uitgevoerd – ten aanzien van een belangrijke reparatie aan een hoofddraagconstructie (giek/ toren/ uithouder/ boven- en onderwagen) of een reparatierapport kan worden overlegd waarin is opgenomen:

– omschrijving van de reparatie;

– reparatieinstructies van de fabrikant met daarin onder meer vermeld het

oorspronkelijke materiaal van het

constructiedeel en de te volgen lasprocedure;

– de bij de reparatie gebezigde materiaalsoorten en kwaliteiten;

– de toegepaste lasprocedure en warmtebehandeling;

– de naam en de kwalificatie van de lasser;

– waar nodig de resultaten van de uitgevoerde keuringen van de lassen

(röntgenologisch of ultrasoon, afhankelijk van de vereiste laskwaliteit).

 

4. Indien de fabrieksinstructies niet beschikbaar gesteld kunnen worden, dan dient een deskundige op het gebied van lassen en/of lasonderzoek te worden ingeschakeld voor een reparatieadvies.

Hierbij moet rekening worden gehouden met de kraangroep (of eventueel elementgroep), de kerfgroep(en) en de daaruit voortvloeiende toelaatbare spanningen in gelaste verbindingen (zie bijvoorbeeld NEN 2018 en 2019).

Bij het aan de CKI over te leggen reparatierapport dient dan tevens een bevestiging van de deskundige te worden gevoegd, dat de reparatie overeenkomstig het gegeven advies is uitgevoerd.

Conclusie:

De CKI zal, wanneer bij het keuren van een hijskraan een belangrijke reparatie wordt aangetroffen, nagaan of:

– deze reparatie met omschrijving is aangetekend in het Kraanboek;

– een reparatierapport met eventueel reparatieadvies kan worden overgelegd.

Bij het ontbreken van bovengenoemde bescheiden zal de CKI geen beproeving kunnen uitvoeren.

Handleiding voor procedures bij uitvoeren van reparaties aan machines.

Deze handleiding is ontwikkeld door de Werkkamer 3 van de TCVT.

De betreffende procedures worden door de CKI samen met dit schema gehanteerd.

Als bij een keuring wordt vastgesteld, dat een reparatie aan de machineconstructie nodig is, geeft de keurmeester in zijn rapport aan welke van de drie volgende procedures gevolgd moet worden.

1. Reparaties aan delen van een machine, die niet tot de hoofddraagconstructie behoren, dienen uiteraard deskundig te worden uitgevoerd, een aantekening in het machinedocument is echter niet nodig.

2. Kleinere reparaties aan de hoofddraagconstructie in niet-kritische zones, zowel voor gangbare constructiestalen (tot en met C staal FE 510) alsmede voor staalsoorten met hoge rekgrens, dienen te worden uitgevoerd volgens de reparatievoorschriften van de fabrikant of van een onafhankelijke deskundige. Van de reparatie dient aantekening in het machinedocument te worden gemaakt.

 

3. Reparaties aan de hoofddraagconstructie in kritische zones moeten worden uitgevoerd door hetzij:

* de fabrikant, of

* een deskundige met gebruikmaking van reparatievoorschriften van de fabrikant en

onder controle van een onafhankelijke, tweede deskundige, of

* een deskundige die zelf de reparatiemethode vaststelt of laat vaststellen, onder

controle van een onafhankelijke tweede deskundige. In dit geval dient de tweede

deskundige ook de reparatiemethode goed te keuren.

Van de reparatie dient een aantekening in het machinedocument te worden gemaakt.

Bij deze categorie van reparaties is het nodig dat nacontrole na reparatie wordt uitgevoerd. Bij de nacontrole dient een beproeving met overlast te worden uitgevoerd.

Als een reparatie aan de machineconstructie heeft plaatsgevonden, dienen aan de inspecteur bij de eerstvolgende keuring (of nacontrole), te worden overhandigd (afhankelijk van de procedure):

– de afschriften van de reparatievoorschriften;

– het controlerapport van de onafhankelijke deskundige;

– de bladzijde van het machinedocument waarop de reparatieaantekening is gemaakt.

Machinedocumenten kunnen zijn:

– Kraanboek;

– Hoogwerkerboek;

– Administratieboek, register, logboek e.d.

Bij de beoordeling of een zone als kritisch wordt beschouwd, wordt afgewogen:

1. Hoe is de schade ontstaan?

2. Hoe hoog is ter plaatse de materiaalspanning tijdens belasting van de machine?

3. Is er risico voor bezwijken als de scheur/deformatie verder gaat?

0109 t/m

0111

De certificaten moeten overeenkomen met de specificaties in het kraan boek.

Vergelijk de gegevens. Voor hijsblokken en haken zie 0900.

Opmerking:

Het komt veelvuldig voor dat bij vernieuwing het nieuwe certificaat wordt bijgevoegd, terwijl het oude niet wordt verwijderd. De deskundige moet de eigenaar erop wijzen dat deze oude, niet meer van toepassing zijnde certificaten vernietigd kunnen worden, mits de specificaties in het kraanboek juist en volledig zijn ingevuld. De deskundige mag deze niet zelf vernietigen.

0200

TOEGANGEN

0201 t/m 0203

Controle op wijzigingen en/of beschadigingen aan toegangen, zoals op- en afstap­inrichtingen, deursluitingen en handgrepen.

Let ook op aanwezigheid van antislip voorzieningen op de te betreden oppervlakken.

Is de onderwagen goed te betreden, ook toegangen van en naar de toren vanaf de lift, toegang tot de lift (opstappen ladders trappen, hekwerk).

0204

Controle op aansluiting ladderdelen, klimkooien etc.

0205

Controle op toestand, originele bevestiging en ophanging van leeflijnen. Diameter leeflijn is minimaal 8 mm.

0300

BEDIENINGSPLAATSEN

0301

Bediening (knoppen / hendels / pedalen)

Controle op de besturingsorganen, zoals terugkomen in nul-stand, niet blokkeren en soepele bediening.

Er moet worden nagegaan of de plaatsing en/of de bewegingsrichting van de bedieningshendels nog overeenkomt met de fabrieksstandaard van die kraan.

Let op:

Als wordt vastgesteld dat de bediening is gewijzigd, dan moet vervolgens worden nagegaan of:

– het instructieboek is aangepast (punt 0107 van het formulier) en

– de opschriften op en bij de hendels zijn aangepast (punt 0303 van het formulier)

– de wijziging in het kraanboek is vastgelegd (punt 0108 van het formulier).

Als aan één van de genoemde beoordelingspunten niet is voldaan, moet het punt als ‘niet in orde’ worden aangegeven.

0302

Instrumenten

Controle op de werking en afleesbaarheid.

0303

Aanduidingen bij bedieningsplaats

Controle op aanwezigheid (symbolen en/of Nederlandse taal) en duidelijke afleesbaar.

0304

Hijstabellen (overeenkomstig kraanboek)

Controle op de aanwezigheid in de cabine van een duidelijk afleesbare hijstabel op duurzaam materiaal (of via beeldscherm).

0305

Last- / vluchtaanduiding

Geeft last-/vluchtaanduiding juist aan: de giekhoek, de gieklengte en/of de vlucht.

TK/MTK: Zijn er voldoende borden geplaatst (lasten behorend bij aangegeven vluchten mogen t.o.v. elkaar niet meer verschillen dan factor 1,5).

Bij toptorenkranen; giekhoek, vlucht en last.

ALK: als op een andere wijze dan grafieken e.d. n.v.t.

0306

Controle op functionaliteit en veiligheid.

Het moet mogelijk zijn de motor voor een lastbeweging dmv een slagknop te stoppen

0307

Ongewilde ontgrendeling voorkomen.

0308

Nulstand bewaking van de hendels (contact verbroken hendel niet in nul stand): kraan kan niet worden ingeschakeld of beweging start niet.

Geeft het ontgrendelen van de noodstop de beweging niet vrij.

0309

Claxon

0310

Ruitenwissers

0311

Spiegels; indien een videosysteem is gemonteerd, moet dit op goede werking worden gecontroleerd.

0312

Controle van werking vergrendeling in zowel open als gesloten stand.

0313

Zijn ruiten heel en voldoende doorzichtig (let op bij plexiglas!). Veiligheidsglas indien van toepassing!

0314

Controle op goede werking.

0315

Zitplaats

Controle op aanwezigheid en werking van genoemde delen/installatie.

Zijn er geen ontoelaatbare beschadigingen?

0316

Beveiliging machinist

Is beveiliging met betrekking tot spanningvoerende delen/leidingen, hydraulische vloeistof bij leidingbreuk, dakruitrooster (pantserglas), vloerruitrooster, uitvalbeveiliging voor ruiten etc. nog in orde?

Beveiliging tegen beknellingen (bijv. rechter cabineraam) in orde?

Werkt gordel naar behoren?

Heeft de machinist een gordel voor het betreden van de giek (TK/MTK).

ALK: Kan kraanbestuurder op hoog-sta niet getroffen worden door bewegende kraandelen?

0317

Controle op aanwezigheid en werking van genoemde delen/installatie. Er zijn geen ontoelaatbare beschadigingen.

0318

Windsnelheidsmeter

0319

Controleren of waarschuwing duidelijk is aangebracht.

0320

Niet van toepassing voor mechanisch gekoppelde bediening bij autolaadkraan.

0321

Aanwezig

0322

 
 

IN HOOGTE VERSTELBARE CABINE

0326

Controle op aanwezigheid en technische staat van volledig bordes, railing, handgrepen, toegankelijkheid en antislip.

0327

Controle op het automatisch sluiten van de in- en uitgangbeveiliging en de technische staat hiervan.

0328 0329

Controle of het heffen van de cabine wordt geblokkeerd totdat de in- en uitgangs­beveiliging is gesloten en treedt akoestisch signaal in werking wanneer deze boven de 3 m vloer­oppervlak wordt geopend.

0330 0331

Controle op functionaliteit en instructie van de nooddaalinrichting vanuit de cabine en op de begane grond wanneer de cabine niet vanaf hoogte is te verlaten.

0332

Controle op deugdelijkheid van de afscherming van de voorruit, tenzij een voldoende sterke ruit is gemonteerd, waarbij de ruit niet naar buiten kan worden gedrukt, of tenzij er een veiligheidsgordel met instructie voor het verplichte gebruik ervan aanwezig is.

0333

Controle op functionaliteit van de leidingbreukbeveiliging van de cabinehefinrichting en is

voldoende remwerking aanwezig wanneer smoring is toegepast.

0334

Controle op aanwezigheid van waarschuwingsstickers tegen beklemmingsgevaar of is de ruimte onder de cabine voldoende afgeschermd tegen beklemmingsgevaar voor personen in de onmiddellijke omgeving.

0400

GIEKSYSTEEM

 

In te vullen uit welke componenten het systeem is opgebouwd (zie ook beoordelingsformulier) en elk van deze componenten apart beoordelen.

0401

Constructie / lassen

Visueel onderzoek van lasverbindingen.

Kritieke punten kunnen met in de handel zijnde scheurdetectiemiddelen op haarscheuren worden onderzocht.

Speciale aandacht voor lassen waar verfbreuk optreedt of die sterke corrosie vertonen.

Controle van de constructie op deuken, verbuigingen, sterke roestvorming en andere beschadigingen.

0402

Bevestiging aan frame en onderling.

Controle van bevestigingen en juiste opbouw.

0403 0404

Bout- / penverbindingen / borging

Controle op alle bout- en penverbindingen en de borging ervan.

 

De inspectie-termijn van de fabrikant dient opgevolgd te worden.

Indien de keuring is uitgevoerd door een deskundige en de conclusie is aangetekend in het kraanboek dan dient dit punt (?) ‘in orde’ beoordeeld te worden.

0405 t/m 0407

Beoordeling van staalkabels in telescopeersystemen

Vele typen mobiele kranen met telescopeergiek beschikken over telescopeersystemen waarin staalkabels worden toegepast.

Indien de inspectietermijn niet is vastgelegd:

Voor staalkabels geldt het systeem, dat deze gedurende hun levensduur periodiek worden beoordeeld. Een dergelijke beoordeling dient te worden uitgevoerd op basis van een norm die gekoppeld is aan de desbetreffende constructienorm zoals NEN 3508 of DIN 15020.

Voor afkeurmaatstaven van staalkabels, waar het gaat om kranen waarvan niet vaststaat op basis van welke norm het staalkabelsysteem is geconstrueerd, wordt uitgegaan van de normen NEN 3508 en NEN 3233.

Met de invoering van de CE-markering rust op de fabrikant onder andere de plicht, om in het instructieboek bij de betreffende kraan te beschrijven, wanneer en op welke wijze deze staalkabels geïnspecteerd moeten worden en wat hiervoor de afkeurcriteria zijn.

Indien de fabrikant de desbetreffende instructies niet heeft gegeven (bijv. bij kranen van vóór 1995), beschrijft de aangewezen instelling in het kraanboek de inspectie frequentie. Daarnaast wordt bij de jaarlijkse periodieke keuring uitgegaan van het volgende:

1. Op grond van ervaringen met de bedoelde kabelsystemen mag gesteld worden dat redelijkerwijs is voldaan aan het gestelde in NEN 3233 wanneer:

– telescopeerkabels tijdens hun levensduur uiterlijk worden beoordeeld in het 11e, 15e en 18e jaar, uitgaande van een levensduur van 20 jaar;

– telescopeerkabels tussentijds worden beoordeeld na bijzondere voorvallen zoals het uit de haak losschieten van een last, een ongeval met de kraan, brand enz.;

2. Bij het beoordelen van telescopeersystemen visueel geïnspecteerd kunnen worden;

– de eindbevestigingen van de kabel(s);

– de kabelgedeeltes die over schijven e.d. worden omgeleid;

– de kabelschijven en -rollen, hun ophanging, lagering en uitloopbeveiligingen;

– kabel-spaninrichtingen;

– kabel-geleidingsvoorzieningen.

Er wordt aangehouden dat onder andere bij de volgende constructies een visuele inspectie in voldoende mate mogelijk is:

– gieksystemen met voldoende en toereikend grote inspectiegaten of -luiken, waardoor alle voornoemde delen van het telescopeersysteem zonder hulpmiddelen waarneembaar zijn;

– gieksystemen met op de juiste plaatsen aangebrachte inspectiegaten of -luiken waardoor met hulpmiddelen (endoscoop o.d.) de genoemde delen van het telescopeersysteem in beeld te brengen zijn.

In het geval dat een telescopeersysteem alleen met hulpmiddelen kan worden geïnspecteerd, zal deze inspectie niet in de normaal te besteden tijd voor een periodieke keuring kunnen worden uitgevoerd.

Aantekening in het kraanboek:

De conclusie van de keuring dient te worden geregistreerd in het kraanboek op de betreffende bladzijde. Alleen de conclusie dient te worden vermeld: in orde of afkeur.

Indien niet volledig inspecteerbaar dan wordt er geen aantekening gemaakt in het kraanboek.

0408

Snelwisselsysteem

Controle algehele toestand, bevestiging, vervormingen, beschadigingen

0409

Ongewilde ontgrendeling voorkomen

Controle of de bediening voor het vergrendelen en ontgrendelen van het snelwisselsysteem beveiligd zijn tegen ongewild lossen.

– voor het lossen 2 bedieningselementen tegelijkertijd geactiveerd moeten worden, of

– enkelvoudige bedieningselementen zodanig zijn geplaatst dat ongewild bedienen is voorkomen (bijv. een verzonken of vergrendelbare bedieningsknop of draaikeuze schakelaar met akoestische signalering tijdens openen en sluiten).

0410

Controle op beschadigingen en slijtage

0411

Schijven

Controleer de groefslijtage door meting (gebruik daarbij evt. een groefmal)

Controle op lagerspeling en positie van lagers. Let op het vrijlopen t.o.v. naastliggende schijf of wand.

Let op:

fabrieksspecificatie van lagers. Sommige lagers hebben een grotere speling

0412

Kabeluitloopbeveiliging

Controle op aanwezigheid, juiste plaatsing en functioneren

Kabel uitloopbeveiliging bevindt zich op 1/3 draaddiameter (max 10 mm) vanaf de schijfrand.

0413

Controle op borging uiterste stand mechanische delen.

0414

Visuele controle op slijtage en goede werking (mits zichtbaar).

0415

Controleer de toestand (beschadigingen, overmatige roestvorming)

0416

Controle op afstelling, goede vergrendeling, gangbaarheid en slijtage.

0417

Controle op werking

 

Controle op aanwezigheid

 

A-FRAME / SPRENKEL

0430

Zie 0401 idem

0431

Zie 0402 idem

0432

Zie 0403 idem

0433

Zie 0411, 0412 idem

 

LOOPKAT

0436

Zie 0401 idem

0437

Zie 0403 idem

0438 t/m 0441

Controle op kabelschijven, aanwezigheid en goede staat van wielbreuksteunen en een ontsporingsbeveiliging. Let op slijtage en eventuele vervormingen aan wielen en schijven.

0442

Zie 0412 idem

0443

Controle op aanwezigheid en werking (in beide richtingen)

0444

Controle op toestand en bevestiging

0500

KRAANBASIS / KOLOM

0501

Constructie / lassen

Visueel onderzoek van lasverbindingen.

Kritieke punten kunnen met in de handel zijnde scheurdetectiemiddelen op haarscheuren worden onderzocht.

Speciale aandacht voor lassen waar verfbreuk optreedt of die sterke corrosie vertonen. Controle van de constructie op deuken, verbuigingen, sterke roestvorming en andere beschadigingen.

0502

Controle van bevestiging aan hulpchassis (stropbouten, moeren geborgd, stopblokjes deugdelijk geplaatst tegen het schuiven van de kraan in langs- en dwarsrichting)

0503

Zie 0403 idem

0504

Aangeven of de kolom is geborgd

 

TOREN / TORENSPITS

0510

Controleer in algemene zin de staat van de staalconstructie, zoals de mate van corrosie en de toestand van het verfwerk. Gelaste verbindingen dienen in eerste instantie visueel te worden geïnspecteerd. Kritieke punten kunnen met daarvoor verkrijgbare middelen op haarscheuren worden onderzocht. Vervormingen en beschadigingen die van belang zijn met betrekking tot het veilig functioneren van de kraan, dienen uitdrukkelijk in het beoordelingsformulier kraanboek te worden vermeld. Let speciaal op de constructie ten behoeve van de draaikrans.

0511

Controle van de juiste opbouwvolgorde

0512

Controle van horizontale verankering (aan gebouwen) conform fabrikantgegevens en/of berekeningsgegevens

   

0513 t/m 0515

Controle op alle bout- en penverbindingen en de borging ervan.

0516

Zie 0411

0517

Zie 0412

0518

Zie 0415

0519

Zie 0416

0600

ZWENKINRICHTING

0601

Draaikrans

Controleer de werking in het algemeen. Let op bijgeluiden en speling.

Controleer de afdichting.

Meet de speling van de krans altijd op volgens onderstaande procedure.

Opmerking:

Wanneer er lagerspeling van de krans is, zal het gewenst zijn de speling met een ‘klok’ te meten en de resultaten ervan in het beoordelingsrapport te vermelden. De meetprocedure dient ook vermeld te worden, zodat bij volgende con­troles het voortschrijden van het slijtageproces beoordeeld kan worden. De fabrikant/leverancier van de hijskraan of van de draaikrans dient aan te geven wat de toelaatbare speling is, alsmede de meetmethode.

0602

Draaikransbevestiging

Controle op de aanwezigheid en het vastzitten van alle bouten van de draaikrans.

0603 0604

Controle van de vertanding op overmatige slijtage.

Controle van tandspeling tussen draaikrans en rondsel.

Controle op werking van de zwenkaandrijving in het algemeen. Let op bijgeluiden.

beschermkappen

0605

Controleer de goede remwerking, remvoering, remschijf of -trommel

De remwerking mag niet afhankelijk zijn van V-snaren.

0606

Controleer de afstelling van de lasthoudventielen.

0607

Controleer de zwenkblokkeerpen / -pal op gangbaarheid.

0608

Controle bevestigingen toelichten

0609

Controle op goede werking

0700

LIERWERK

0701

Controle van koppelingen en blokkering accumulators, koppelomvormer en vrijloopkoppeling.

0702

Controle van koppelingen en blokkering accumulators, koppelomvormer en vrijloopkoppeling.

0703

Controle van koppelingen en blokkering accumulators, koppelomvormer en vrijloopkoppeling.

0704

Controle van elk op de hijskraan aanwezig lierwerk.

Controle op de werking in het algemeen en let op bijgeluiden.

De fabrieksspecificatie dient gevolgd te worden.

Indien een éénrichting-lager is gemonteerd, let op de instructies met betrekking tot controle/vervanging hiervan.

0705

Rem (TK, MTK: van lastdragende motoren)

Controleer bij vertragingsremmen de remvoering en de trommel of schijf.

Ga na of de rem de max. reeptrek kan houden.

Als de max. reeptrek niet bereikt kan worden, dan beproeving uitvoeren in de situatie waarin het lierwerk maximaal belast wordt.

Controle op nazakken van de last bij stoppen na vieren of hijsen.

Controle op zakken van de last bij aanvangen van hijsen.

Let op:

Indien e.e.a. in orde wordt bevonden, mag worden geconcludeerd dat ook een eventueel leiding­breukklep goed functioneert.

0706

Trommel / lagers

Controle op slijtage van de groeven.

Controle van trommelflenzen op slijtage of door slijtage ontstane scherpe kanten of vervormingen.

Controle op overmatige speling van lagers.

0707

Kabeluitloopbeveiliging

Controle op aanwezigheid, juiste plaatsing en goed functioneren van uitloopbeveiligingen.

0708

Werkt de koppeling

0709

De leidingbreukklep moet op juiste werking worden gecontroleerd.

0710

Is de borging aanwezig

0711

Controle op goed opwikkelen van de kabel.

0712

Controle op aanwezigheid en juiste werking.

0713

Is de bevestiging aanwezig

0714

Werkt het remventiel

0800

STAALKABELS

0800

Kabelinspecties

De levensduur van een staalkabel in een werktuig is sterk afhankelijk van zijn constructie, de omgeving waarin hij wordt gebruikt en de aard van zijn toepassing.

Periodieke inspecties dienen plaats te hebben met geregelde tussenpozen, die afhankelijk zijn van de gebruiksomstandigheden van de staalkabel.

Bij inspectie vragen de plaatsen waar corrosie, slijtage, vermoeiing of beschadiging als gevolg van de gebruiksomstandigheden kunnen worden verwacht, extra aandacht.

Bij inspectie dient men steeds te bedenken dat door visuele beoordeling slechts uitwendige gebreken van de kabel kunnen worden waargenomen.

Een staalkabel kan worden afgekeurd op grond van:

– draadbreuken;

– slijtage;

– corrosie;

– vermindering van middellijn;

– uitwendige beschadiging en vervorming;

– breuknest en gebroken streng;

– gebroken draden + slijtage + corrosie + vermindering middellijn.

Scores van kabel beoordeling volgens NEN 3233 of DIN 15020 hanteren, afhankelijk van kabelsysteem ontwerp.

De bovengenoemde afkeurmaatstaven moeten worden betrokken op de slechtste gedeelten van een kabel.

Let op:

Afkeur- en goedkeurmaatstaven van de fabrikant moeten worden gevolgd. Dit kan een andere methode zijn dan boven vermeld!

De te hanteren afkeur­norm moet behoren bij de ontwerpnorm van de betreffende staalkabel. Deze norm dient in het kraanboek bij de kabelspecificatie te zijn vermeld.

Opmerking:

Als na visuele controle wordt getwijfeld aan het veilig kunnen gebruiken van een staalkabel, dan dient de eigenaar te worden geadviseerd een kabeldeskundige te raadplegen.

Hiervan moet melding worden gemaakt in het beoordelingsformulier.

Aantekening in het kraanboek:

De conclusie van de keuring moet worden geregistreerd in het kraanboek op de betreffende bladzijde. Alleen de conclusie dient te worden vermeld: in orde of afkeur.

Let op:

Als een gedeelte van de kabel niet gecontroleerd kan worden, dan dient in het kraanboek genoteerd te worden:

‘De kabel van de hijslier is niet geheel geïnspecteerd. het in orde zijn van het niet geïnspecteerde gedeelte van de kabel wordt niet afgedekt door het certificaat. Op de trommel resteren nog lagen die niet konden worden geïnspecteerd. De kraaneigenaar dient het resterende gedeelte van de hijskabel z.s.m. volledig te (laten) controleren en hiervan een aantekening te maken in het kraanboek’.

0801

Lopende Kabels

De gemonteerde kabel en de kabelspecificatie in het kraanboek moeten onderling

overeenstemmen, met name met betrekking tot diameter en breukbelasting.

Vergelijk de gegevens.

Opmerking:

Het is toegestaan een andere kabelconstructie toe te passen.

De diameter is conform de vermelding in het kraanboek en de minimale breukbelasting mag niet lager zijn dan van de in het kraanboek vermelde kabels.

Aantekening in het kraanboek:

De conclusie van de keuring dient te worden geregistreerd in het kraanboek op de betreffende bladzijde. Alleen de conclusie dient te worden vermeld: in orde of afkeur.

0802

Vul de checklist in na 0815 . De DIN 1520 en NEN 3233 zijn van toepassing.

Mate van beschadiging aangeven in gradaties: gering, gemiddeld, hoog, zeer hoog en afleggen

0803

Controle

0804

Controle

0805 0806

Controle op de juiste bevestiging van de kabel in het kabelhuis en controle van de kabelborging bij wigklemmen.

0807

Zijn de ogen voorzien van kabelkous

0808

Is borging aanwezig

 

Staande kabels

0809

0810

De inspectie-termijn van de fabrikant dient opgevolgd te worden.

Indien de keuring is uitgevoerd door een deskundige en de conclusie is aangetekend in het kraanboek dan dient dit punt ‘in orde’ beoordeeld te worden.

Inspectie van tuien

Het is gebleken dat de conditie van tuien door uitwendige inspectie onvoldoende kan worden bepaald.

Het is daarom nodig de inspectie van deze tuien nader toe te lichten.

Onderscheid moet worden gemaakt tussen de volgende soorten van inzet van een kraan:

X. Kranen die alleen als hijskraan voor montagebedrijf worden ingezet, waaronder ook de telekranen met door middel van tuien afgespannen hulpgieken.

In dit bedrijf worden de tuikabels weliswaar wisselend belast, maar verlopen de belastingwisselingen veelal geleidelijk. Corrosie zal hier mogelijk een grotere rol spelen, door uitwendige inspectie kan dit vaak tijdig worden gesignaleerd.

Y. Kranen die worden ingezet voor bijv. overslag, sloop of trillen en multifunctioneel ingezette kranen.

Door de sterk wisselende belastingen en het grotere aantal lastspelen, worden de tuien meer op vermoeiing belast en is de kans op vroegtijdige breuk groter. Uitwendige inspectie alléén volstaat niet om dit tijdig te signaleren.

 

Inspectieprocedure

1. Wanneer de fabrikant in zijn instructie een controletermijn opgeeft en deze is verstreken, wordt dit in het rapport als volgt gemeld:

‘De door de fabrikant opgegeven inspectie-/vervangingstermijn voor tuikabels is verstreken.’

Onafhankelijk van de door de fabrikant gestelde termijn wordt het volgende gemeld als de tuien ouder zijn dan 12 jaar (categorie X) resp. 8 jaar (categorie Y):

‘Wij adviseren u de tuikabels door een kabeldeskundige te laten onderzoeken.’

Het betreffende rapportpunt wordt als ‘in orde’ aangegeven.

2. Indien bij volgende periodieke TCVT keuring hieraan geen gevolg is gegeven, wordt dit als tekortkoming gemeld en wordt er dus geen TCVT Goedkeursticker verstrekt.

Aantekening in het kraanboek:

De conclusie van de keuring dient te worden geregistreerd in het kraanboek op de betreffende bladzijde. Alleen de conclusie dient te worden vermeld: in orde of afkeur.

0811

Zie 0802

0812

Zie 0804

0813

Zie 0807

0814

Zie 0808

0815

 

0900

HIJSHAKEN EN -BLOKKEN

 

Noteer van elk bij de kraan gekeurde hijshaak of -blok de gevraagde gegevens in het beoordelingsrapport.

Een haak/blok geleverd vanaf 1-1-1995 dient te zijn voorzien van een CE-markering, tenzij geleverd als onderdeel van de hijskraan. In dat laatste geval moet de haak/blok in het kraanboek zijn geregistreerd en is het gewenst om het fabrieksnummer van de kraan op haak/blok te vermelden.

Een haak/blok tot 1-1-1995 is voorzien van een kenmerk refererend naar het destijds afgegeven certificaat.

Alle blokken/haken vermeld in het kraanboek dienen meegenomen tijdens de keuring.

Wisselblokken welke in de kraan gemonteerd zijn, dienen ook beoordeeld te worden.

0901

Toestand haak

De fabrikantengegevens dienen als basis voor de keuring. Instructies van de fabrikant dienen opgevolgd te worden.

Bekwijdte: Bij DIN haken wordt gemeten door middel van

ingeslagen centers. (zie tekening maat Y).

Indien niet door middel van centers gemeten kan worden dan

dient met de grootste bekwijdte te meten (zie tekening maat a).

Bij een vervorming van 10% of meer afkeur.

Hoogte (zie tekening maat h): visueel controleren en beoordelen

Bijlage 250893.png

Afkeur vindt plaats bij:

1. overschrijding van de afkeurtoleranties zoals boven vermeld

2. waargenomen gebreken zoals scheurindicatie, beschadiging of vervorming

3. ontbreken van documenten (certificaat/verklaring van overeenstemming)*

* Als er géén geldig certificaat (meer) is en er is géén alternatieve keuringsmethode met bijbehorende afkeurmaatstaven door de fabrikant aangegeven, dient er opnieuw gecertificeerd te worden door een deskundige.

0902

Borging moer

Controle borging bij moer.

Indien de controle van de borging van de moer niet mogelijk is, dan moet de blokconstructie worden gedemonteerd zodat visuele controle van de haak/moer bevestiging mogelijk is. Dit dient te geschieden overeenkomstig de fabrieksinstructies. Indien de fabrieksinstructies hierin niet duidelijk zijn, wordt een frequentie van eens per 2 jaar gehanteerd.

Het demonteren van de haak is geen onderdeel van de keuring.

Controle speling schroefdraad moer/haaksteel.

Controleer de schroefdraad op voelbare speling. Bij indicatie van overmatige roest/speling is demontage van de haak vereist.

Speciale aandacht moet worden besteed aan haken waarmee trilwerkzaamheden zijn uitgevoerd.

Let op:

Vermeden moet worden dat de haakbevestiging (moer/steel) onnodig gedemonteerd wordt. Als de bovenzijde van de moer-steel-verbinding niet heeft ‘gewerkt’, is dit een goede indicatie dat de verbinding in orde is.

De conclusie van de beoordeling van de bevestiging van de haak dient geregistreerd te worden in het kraanboek.

0903

Controle staat druklager

0904

Controle staat traverse (indien aanwezig)

0905

Controle werking lagers schijven door onbelast draaien. Let op mogelijk aanlopen van de schijven. Beoordeling kabelschijf en groef. Controleer de bevestiging van de ballast en overige delen van het blok. Controleer de kabel uitloopbeveiliging.

Let op:

De lagers van de schijven hebben mogelijk veel functionele speling (voorzien door de fabrikant). Raadpleeg bij twijfel de fabrieksspecificaties.

0906

Controleer de borging van: as-schijf, bevestiging hondsvot, traverse

0907

Controleer de werking van de veiligheidsklep, niet vastzetbaar, terugverend

0908

 

1000

GRIJPER

1001 t/m 1003

Controleer de aanwezigheid en noteer de gevraagde gegevens van de grijper als deze tot de vaste uitrusting van de kraan behoort.

1004

Globale, visuele controle.

1005

 

1006

 

1007

Globale, visuele controle.

1100

OPSTELLINGSFRAME / FUNDATIE

1101

Constructie / lassen

Controleer in algemene zin de staat van de staalconstructie, zoals de mate van corrosie en de toestand van het verfwerk.

Gelaste verbindingen dienen in eerste instantie visueel te worden geïnspecteerd.

Kritieke punten kunnen met daarvoor verkrijgbare middelen op haarscheuren worden onderzocht.

Vervormingen en beschadigingen die van belang zijn m.b.t. het veilig functioneren van de hijskraan, dienen uitdrukkelijk in het beoordelingsrapport te worden vermeld.

Let speciaal op de constructie t.p.v. de draaikrans.

1102

Bout- / penverbindingen / borging

Controle van bout- en penverbindingen en eventuele andere verbindingen.

Let speciaal op de borging van verbindingen.

1103 1104

Controle van het aantal en de deugdelijkheid van bevestigingen.

1105

Controle op de toestand en de bevestiging van stempelvoeten en de borging aan de stempels.

1106

Controle van het zichtbare gedeelte van de fundatie.

1107

Controle op aanwezigheid berekening.

DE CKI moet controleren of fundatieberekeningen corresponderen met de betreffende kraan in de te keuren opstellingen en of de locatie de juiste is en of de constructeur de berekeningen voor akkoord heeft verklaard en of de uitvoerende partij akkoord is gegaan (de CKI hoeft de berekeningen xelf niet te checken).

1200

AFSTEMPELING

1201

Controle van de dozerbladconstructie, borging van pennen, e.d.

1202

Controle van de uithouderconstructie en de uithouderkokers. Controle op borging tegen ongewild verplaatsen in bedrijfstoestand en in transporttoestand.

1204

Controle van de stempels op vervormingen/beschadigingen/lekkage en bevestiging. Controleer bij mechanische stempels de staat van penverbinding, borging, schroefspil en veiligheidspal.

1205

Zijn deze aanwezig en in goede staat

1206

Gecontroleerd moet worden of er plaatsmarkeringen zijn aangebracht die eenvoudig en duidelijk vanaf de bedieningsplaats(en) herkenbaar zijn. In het geval er meer dan 1 uitschuifstand mogelijk is, moet gecontroleerd worden of bij elke markering duidelijk is aangegeven welk LMB-programma hierbij ingeschakeld moet worden (bijv. door vermelding van de bij de markering behorende stempelbreedte in m.).

1300

RIJWERK (bandenprogramma) geen wegtransport

Alleen van toepassing indien banden- / rupsentabel aanwezig is / zijn en wanneer MTK verreden kan worden.

 

WIELEN

1301 1302

Controle op assen i.v.m. slijtage / corrosie.

Visuele controle van de vering, de ophanging en de toestand van wielbouten / -moeren.

1303

Controleer de banden op spanning en beschadigingen (karkas mag niet aangetast of

beschadigd zijn).

1304

Indien de hijskraan op banden mag werken en / of opgesteld mag verrijden controleer dan de deugdelijkheid van de asblokkering van geveerde en/of pendelende assen (zie de voorschriften op de hijstabel).

 

RUPSEN

1306

Visuele controle op bevestiging aan het frame (evt. ook hydraulische uitschuifcilinders), scheuren van lassen en constructiedelen.

1307

Visuele controle op deugdelijke bevestiging van sprocket- en spanwielen; overmatige lagerspeling, overmatige slijtage rupspennen (en -bussen).

1308

Visuele controle op staat en bevestigingen rupsplaten.

1309

Visuele controle op staat en verbindingen rupskettingen / op spanning rupsen.

1400

ONDERWAGEN

1401

Controle op overmatige stuurspeling.

1402 t/m 1406

Controle op werking en vloeistofpeil.

1500

RAILRIJWERK / KRAANBAAN

1501 1502

Controleer de rijwielstellen en de rijwielen. Let op slijtage en eventuele vervormingen.

1503

Controle op overmatige speling.

1504

Controle op bevestiging.

1505

Controle op speling.

1506

Functionele controle van de remmen.

1507 1508

Controle op de aanwezigheid en de goede staat van wielbreuksteunen en ontsporingsbeveiligingen.

1509

Ga na of voldaan is aan de voorschriften voor het aanbrengen van railklemmen en eventueel een stormverankering. Zijn deze (nog) deugdelijk?

1510

 
 

KRAANBAAN

1511 t/m 1524

Beoordeel visueel op globale wijze de ligging van de kraanbaan (waterpas en rails parallel). Beoordeel op dezelfde wijze het doorzakken van de rails onder belasting. Maak daarbij, indien aanwezig, gebruik van recent uitgevoerde metingen. Als de visuele beoordeling reden geeft te twijfelen aan het veilig kunnen gebruiken van de kraanbaan, dient een deskundige alsnog waterpasmetingen uit te voeren.

Hiervan moet melding worden gemaakt in het beoordelingsformulier.

1600

ELEKTRISCHE INSTALLATIE

1601 t/m 1608

Schakelkast / -apparatuur

Controle op bescherming tegen alle ter plaatse van toepassing zijnde uitwendige invloeden, zoals temperatuur, vocht, stof, corrosie, mechanische belasting, brand, explosie, enz. (zie NEN 1010).

Controle of spanningvoerende delen voldoende zijn afgeschermd (IP 2 X).

Controle of elektrische componenten, o.a. overbelasting, een te hoge temperatuur bereiken visueel).

Controle op deugdelijke bevestiging van de bedrading.

ALK: Controle van de contacten van magneetschakelaars, relais en bedieningsorganen.

Controle van apparatuur noodzakelijk voor de werking van de kraan (afstandsbesturing). Controle van de bevestiging en werking van het sleepringlichaam.

1609

Controle op deugdelijke bevestiging van de accu.

Controle op afscherming van de accuklemmen (bijv. door een afscherming in de vorm van bijv. een deksel of deur, waarbij kortsluiting d.m.v. geleidende delen wordt voorkomen (kortsluiting door bijv. een stalen afscherming die op onvoldoende afstand van de spanningvoerende delen is gemonteerd of werkzaamheden waarbij geleidende delen worden gebruikt).

Controle op staat van de accuklemmen (corrosie e.d.).

1611 t/m 1616

VOEDING

Controleer de deugdelijkheid en de aanleg van de voedingskabel. De aanleg moet zodanig zijn dat tijdens rijden of zwenken beschadiging door overmatige knik, trek, torsie of door overrijden is voorkomen.

Controleer op deugdelijke aarding.

Controleer op waterdichtheid.

Controle of eventueel vervangen componenten de juiste componenten zijn.

Controleer de aanwezigheid en de staat van de hoofdschakelaar.

Controle op de isolatie van de bekabeling.

Controleer de deugdelijkheid van kabels, buizen en kabeltrommels en let op hun bevestiging.

Controle op toestand en juist opspoelen van de voedingskabel.

Controle op bevestiging van de elektromotor.

Controle van de koppeling.

1700

MACHINISTENLIFT

1701

Bedieningsinstructies in de Nederlandse taal bij de lift aanwezig. Hetzelfde geldt voor onderhoudsvoorschriften. Van de draagkabel dient het certificaat met daarop de diameter, constructie en minimale breuklast aanwezig te zijn.

1702

Functionaliteit beproeven van vasthoudbesturing. Beproeven van de noodbediening zonder gebruik te maken van hoofdenergiebron. Testen van alarminrichting of spreek-luisterverbinding in kooi gevoed door noodstroombron

1703

Controle van leiders, leirollen of leisloffen inclusief noodgeleiding van de kooi. Bevestiging van de leiders controleren en onderzoeken van de kritieke punten van de constructie. Let op bout- en penverbindingen en diens borgingen. Controleer de gesteldheid ( uitdroging) van de buffers aan het eind van de baan. Stuit de kooi aan het eind van de baan wel tegen de buffer of is er een andere restrictie in de uitloop van de kooi?

1704

Controleer op aanwezigheid of beschadigingen en antislip. Controleer toestand van leuning, knieregel en voetstootlijst

1705

Controleer de algehele constructie op vervormingen, beschadigingen, corrosie, staat van het verfwerk. Is de handbediende, mechanische stuiting om de kooi te blokkeren bij werkzaamheden op of onder de kooi nog functioneel?

1706

Contoleer de algehele constructie op vervormingen, beschadigingen, corrosie, staat van het verfwerk. Alle aanwezige afsluitingen beproeven en de functionaliteit van de vergrendelingen testen. Is het nooddakluik of de nooddeur gangbaar en draait deze niet buiten de baan van de kooi?

1707

Controleer de staat van de voeding, hangkabel naar de kooi. Is de installatie in relatie tot de gebruikte hangkabel conform het schema afgezekerd? Controleer de staat van de schakelkasten en de kabeldoorvoeren. Is de aarding van de kooi nog deugdelijk?

1708

Controleer inwendige speling van de machine en diens koppeling. Controleer de staat van de rem. Controleer de leischijven, uitlichtbeveiligingen

1709

Controleer of de draagkabel conform het certificaat en conform de voorschriften van de de fabrikant is. Controleer op aanlopen en op de juiste bevestiging en kabelborging bij wigklemmen. Controleer de algehele toestand van de kabels conform 0800 van deze bijlage.

1710

Zijn alle vereiste opschriften in goede staat? (zoals: de last zowel in kg als in aantal personen, een instructie van hoe te handelen bij uitval van de hoofdenergiebron, aanduiding van de alarminrichting.)

1711

Controleer de gehele installatie op ernstige roestvorming. Zijn ingrijpende reparaties deugdelijk uitgevoerd? Zie ook 0108 van deze bijlage

1712

Beproef de installatie (rem etc) met nominale last in de kooi. Voer een noodstop uit met nominale last op nominale snelheid van de kooi. -

1713

Beproef de vang en snelheidsbegrenzer met lege kooi en indien mogelijk met gereduceerde snelheid, conform procedure van de fabrikant.

1714

Beproef de nooddaalinrichting

1715

Beproef de normale eindschakelaars aan het einde van de baan van de kooi.

1716

Beproef de noodeindschakelaars aan het einde van de baan van de kooi. Deze moeten schakelen alvorens de kooi de eindbuffer raakt.

1717

Beproef de deurcontacten en grendelcontacten van de kooi en eventueel schacht

1718

Beproef het slapkabelcontact van de draagkabel en het spanwielcontact van de veiligheids- of vangkabel

1800

HYDRAULISCHE INSTALLATIE

1801

Controle op beschadigingen, lekkage en juiste bevestiging.

Opmerking:

De leidingen dienen trillingsvrij gemonteerd te zijn en aan hydraulische leidingen mag niet gelast zijn.

Slangen mogen niet getordeerd zijn; ook mogen ze geen scherpe knikken vertonen.

1802

 

1803

Instructie voor controle van leidingbreukkleppen

Controle op dichtheid (functiebeproeving).

Controle op bevestiging, beschadiging en afdichting.

Invullen van welke functie de leiding/slangbreukbeveiligingen zijn beproefd. De controle is tweeledig:

– sluit de klep af: ja / nee

– sluit de klep op tijd tijdens beweging ? Controle bij de 3 mogelijke systemen:

1. Snelheidsregeling alleen door klep op cilinder. Geen beproeving noodzakelijk, alleen controle houdfunctie.

2. Snelheidsregeling door klep op cilinder en door hoofdschuif. Volg fabrikant voorschrift.

3. Elektrisch gestuurde open-dicht klep, werkend op drukbewaking. Volg fabrikant voorschrift.

1804

Controle algehele toestand, bevestiging, vervormingen, beschadigingen en of bij kwetsbaarheid tegen aanstoten de afscherming nog voldoende deugdelijk is.

1805

Pompen, motoren en ventielen

Controle op lekkages. Let op bijgeluiden. Voor lierwerkmotoren is controle van de gestuurde slangbreukbeveiliging (indien gemonteerd) nodig.

Deze controles zijn ook nodig voor stuursystemen.

1900

DIVERSEN

 

CENTRALE BALLAST

1901

Controleer op toestand, bevestiging en/of borging. Controleer op ernstige roestvorming.

1902

Komt massa overeen met hijstabel.

Controleer of het gewicht overeenkomt met de gegevens van hijstabel, kraanboek en fabrieksspecificaties.

 

CONTRA BALLAST

1903

Controle op toestand. Bevestiging en/of borging.

1904

Komt massa overeen met hijstabel

Controleer of het contragewicht overeenkomt met de gegevens van hijstabel, kraanboek en fabrieksspecificaties.

1905

Zijn de waarschuwingskleuren / -aanduidingen nog aanwezig en in goede staat (geel/zwart of rood/wit). Ook opschriften pictogrammen knelgevaar, intrekgevaar etc…

 

OPSCHRIFTEN

1907tm

1909

Zijn deze opschriften nog aanwezig en duidelijk leesbaar?

2000

AUTOMATISCHE BEGRENZERS / BEVEILIGINGEN

 

Alle eindschakelaars en/of begrenzingen moeten op goede werking worden gecontroleerd (indien praktisch uitvoerbaar). Let op: beveiliging bij grijpers.

2001

Begrenzing hoogste stand van de hijshaak. Werkt zowel het eerste als het tweede (controle) systeem.

2002

Lierbegrenzing (twee windingen min. op de trommel; indien praktisch uitvoerbaar).

2003

MK: Begrenzing max. giekhoek / hulpgiekhoek.

2004

MK: Begrenzing min. giekhoek / hulpgiekhoek

2005

Als de knikarm niet door verticaal heen getrokken mag worden, moet de verticale stand worden begrensd .

2006

Uittelescoperen (bandenprogramma; volgorde en/of synchroon)

Begrenzing/bewakingen bij het uittelescoperen:

– max. gieklengtebegrenzing op banden;

– juiste volgorde van uitschuiven;

– synchroon uitschuiven.

2007

Beveiliging mechanische giekdeel, bij intelescoperen

2008

Bewaking van de zwenkpal als deze moet worden toegepast voor een voorover- of

achteroverprogramma.

2009

Overschakeling LMB bij verschillende zwenksectoren (ALK: 5 graden).

Functioneert de zwenkbegrenzer (als een sleeplichaam ontbreekt of wanneer de situatie op de bouwplaats dit vereist).

2010

Controle algehele toestand en op correcte werking, o.a. omschakelen van de LMB programma’s ongestempeld / gestempeld.

2011

Beveiliging tegen inschuiven van het contragewicht.

2012

Kraan in gevouwen positie of indien gestrekt in laadbak.

2013

Poten dienen horizontaal en verticaal volledig te zijn ingetrokken (voor- en achterzijde voertuig).

2014

Is de voorziening nog in orde die voorkomt dat de kraanbediener tijdens het bedienen van de kraan vanaf het hoog-sta platform door bewegende delen geraakt kan worden (beknellingsgevaar).

2015

 

2016

Geluidssignaal moet automatisch werken bij rijden.

 

LASTMOMENTBEGRENZER (LMB)

2018

Controle of bij het in werking treden van de LMB de heffunctie uitschakelt of dat er een akoestisch en visueel lastmomentsignalering buiten op de machine in werking treedt wanneer de machine niet is voorzien van een uitschakeling op de hef.

Opmerking:

Alleen de lastmomentvergrotende bewegingen moeten worden uitgeschakeld door de LMB. Het heffen van de giek is over het algemeen een lastmomentverkleinende beweging en hoeft niet te worden uitgeschakeld.

Omdat er een restrisico blijft in gevallen dat een last diep wordt opgepakt en vervolgens met een momentvergrotende beweging kan worden verplaatst, moet er een deugdelijke lastmomentsignalering buiten op de machine aanwezig zijn (zoals de SCK-signalering, akoestisch en visueel waarbij het akoestische signaal van buiten de cabine uitschakelbaar mag zijn).

2019

Bij in werking komen van de LMB van een hydraulische graafmachine moeten de volgende bewegingen afschakelen: aftoppen basisarm en uitknikken van de lepelsteel en in- en uitknikken giekverlenging aan conector/bakophanging.

Opmerking:

De inknikken van de lepelsteel moet mogelijk blijven. Het inknikken kan ook lastmomentvergrotend werken als de lepelsteel zich boven de horizontale stand bevindt. Deze vergroting wordt acceptabel geacht.

2020

 

2021

 

2022

Controle of het uittelescoperen stopt bij in werking komen van de LMB-uitschakeling.

2023

 

2024

 

2025

 

2026

 

2027

Controle of akoestisch en optisch signaal in de cabine voldoende waarneembaar zijn bij in werking komen van de LMB-uitschakeling.

Bij afstandsbesturing tevens controleren of de signaleringen vanaf de in te nemen besturingsposities waarneembaar zijn.

2028

Controle of optisch signaal in de cabine voldoende waarneembaar zijn voor het in

werking komen van de LMB-uitschakeling.

Bij afstandsbesturing tevens controleren of de signaleringen vanaf de in te nemen besturingsposities waarneembaar zijn.

2029

Controle of de LMB-overbruggingsschakelaar correct terug veert.

(N.B.: De omschakeling kraan-/graafbedrijf mag niet als overbruggingsschakelaar worden gezien).

2030

Permanente overbruggingsschakelaar

Als het voor montage- of demontagewerkzaamheden noodzakelijk is dat een permanente overbruggingsmogelijkheid aanwezig is voor LMB of wegbegrenzingen, is één van de volgende principes mogelijk:

1. Buiten de cabine is een niet-terugverende sleutelschakelaar aangebracht waarmee een permanente overbrugging kan worden gemaakt en weer verbroken. De schakeling moet worden aangevuld met een optische signalering direct in het gezichtsveld van de kraanbestuurder die waarschuwt dat is overbrugd.

2. Een akoestisch signaalgever is buiten de cabine gemonteerd. Het signaal dient in werking te treden indien:

– de maximale capaciteit wordt bereikt en de LMB wordt aangesproken;

– de LMB defect is;

– de LMB op welke wijze dan ook wordt overbrugd.

Bij het monteren en demonteren van de kraan is het toegestaan het akoestisch signaal door middel van een schakelaar buiten werking te stellen.

Indien het akoestisch signaal tijdens monteren/demonteren van de kraan wordt uitgeschakeld dient tegelijkertijd een optisch signaal in de vorm van een oranje of rode flitslamp in werking te treden.

De schakelaar om het akoestisch signaal buiten werking te stellen dient aan de buitenzijde van de kraancabine te worden aangebracht.

3. De LMB wordt voorzien van een ‘montageprogramma’ waarin geen of zeer kleine lasten (bijvoorbeeld hijsblok) kunnen worden gehesen. In een dergelijk programma mogen ook andere beveiligingen/begrenzers die het monteren of demonteren belemmeren, worden uitgeschakeld.

Zoals geldt voor alle LMB-instellingen, dient de inschakeling van een montageprogramma voor de machinist duidelijk herkenbaar te zijn. Tevens dient in de montagestand een optische signalering direct in het gezichtsveld van de kraanbestuurder in werking te zijn.

2031

Controle of akoestisch en optisch signaal buiten op de machine voldoende

waarneembaar zijn bij in werking komen van de LMB-uitschakeling (zie tevens 2009).

2032

Controle of de instelling van het actuele LMB-programma zichtbaar is.

2033

Controle of de LMB-instructies in de cabine aanwezig en zichtbaar zijn.

2034

Controle of de LMB-uitschakeling plaatsvindt binnen de 110% van de tabelwaarden.

 

LASTBEGRENZER (LB)

2035

Werken alle uitschakelingen en signaleringen juist en tijdig.

2036

Controle op goede werking voldoende waarneembaarheid voor de omgeving.

2037

Controle van de reeptrekbegrenzer van de hijslier

Deze moet in werking treden bij max. 110% van de max. reeptrek.

Proeflast is reeptrek x actuele inschering x 110%, deze is tevens bepaald met het oog op

de eveneens uit te voeren beproeving van de hijsrem(men), zie ook 0705 en 2200.

   
 

OVERIGE

2039

Controle op werking bij ingeschakelde afstandsbesturing

2100 Beproeving van de kraan

Proeflasten

De proeflast is gelijk aan de hijslast (evt. de bedrijfslast). Beproevingen met overlast met meer dan 10% mogen niet worden uitgevoerd.

Beproeven met last geschieden bij voorkeur met een vrijhangende last.

Proefgewichten

Deze dienen in de nabijheid van de kraan te zijn opgesteld en van deugdelijke bevestigingsmiddelen te zijn voorzien. De massa van de proefgewichten dient op de gewichten te zijn vermeld. Bij het toepassen van betonnen proefgewichten, containers met losse delen o.i.d., dienen de gewichten te worden gecontroleerd door middel van weging. Onderstaand volgen aanwijzingen met betrekking tot de toestand van de testplaats en opstelling van de kraan.

Waterpas

De kraan moet waterpas zijn opgesteld op een vlakke, voldoende draagkrachtige ondergrond. Een railkraan moet zijn opgesteld op een kraanbaan die voldoet aan de eisen, bijvoorbeeld volgens de publicatie van de Arbeidsinspectie P 127 (inmiddels ingetrokken)

Het zwenkbereik

Het zwenkbereik van de kraan dient zoveel mogelijk vrij te zijn van obstakels. Het manoeuvreren van lasten boven openbare wegen, spoorbanen of waterwegen is verboden.

Opstelling van de kraan:

  • op banden: deze moeten de vereiste bandenspanning bezitten en van de juiste afmetingen zijn;

  • op stempels: deze moeten zijn uitgeschoven volgens de richtlijnen van de fabrikant;

  • op rupsen: deze moeten op de voorgeschreven trekspanning staan.

Op de kraan moet de vereiste ballastmassa aanwezig zijn.

Deugdelijke hijsgereedschappen

Voor de beproeving van de kraan moeten deugdelijke hijsgereedschappen worden gebruikt, geschikt voor het hijsen van de proeflast.

Bedrijfsklaar

De kraan moet geheel bedrijfsklaar voor de keuring staan opgesteld.

Windsnelheid

Bij het beproeven moet rekening worden gehouden met de door de fabrikant voor de betreffende hijskraan in bedrijf toegelaten windsnelheid.

2100

UIT TE VOEREN BEPROEVING EN CONTROLES

 

Bij mobiele kranen en torenbouwkranen moet op goede werking worden onderzocht:

– de begrenzing hoogste stand van de hijshaak (hijseindschakelaar);

– de vierbegrenzing (2 windingenbegrenzer);

– de begrenzing maximale en minimale giekhoek van hoofd en evt. hulpgiek c.q. uiterste katposities.

– de werking van de LMB bij diverse programma's met proefgewichten.

– de hijsrem(men).

Bij mobiele kranen moet tevens op goede werking worden onderzocht:

– de begrenzingen / bewakingen bij het uittelescoperen, t.w.:

– juiste volgorde van het uitschuiven en/of synchroon uit en inschuiven;

– maximale gieklengtebegrenzing op banden;

– de beveiliging mechanisch giekdeel bij intelescoperen;

– de beveiliging tegen inschuiven van de contraballast;

– de bewaking van de zwenkpal;

– de tijdige overschakeling LMB bij verschillende zwenksectoren.

Bij (mobiele) torenbouwkranen moet tevens op goede werking worden onderzocht:

– de werking van de LMB door het uitkatten of aftoppen van de last (uitschakeling hijsen en uitkatten/aftoppen bij bereiken van max. toelaatbare vlucht);

– de werking van de LB voor de mogelijke hijssnelheden.

Bij autolaadkraan en/of grondverzetmachine ingezet voor hijswerk moet tevens op goede werking worden onderzocht.

2100

BEPROEVINGSTABELLEN

Mobiele TorenKraan / Toren Kraan

Lastmomentbegrenzer

Het is voldoende wanneer de LMB wordt beproefd met een last tussen de maximale bedrijfslast en de maximale last op maximale vlucht. Bij voorkeur op een vlucht tegen het maximale aan, zodat ook dat gedeelte van de giek en de ophanging wordt beproefd.

Hierbij moet gecontroleerd worden of de waarschuwingssignalering (geel en/of intermitterend akoestisch), de waarschuwingssignalering (rood en/of akoestisch) en de uitschakelfuncties correct werken.

De massa van de proeflast en de vlucht waarbij de LMB uitschakelt worden genoteerd. In het geval dat het hijsen niet gelijktijdig met het katten / toppen wordt uitgeschakeld, moet voor beide functies de vlucht worden genoteerd waarbij uitschakeling plaatsvindt. Het toelaatbare lastmoment mag met niet meer dan 10% overschreden kunnen worden.

Lastbegrenzer

Het toegepaste aantal parten van de hijskabel moet worden vermeld.

In de verschillende overbrengingsverhoudingen van het lierhijswerk moet gecontroleerd worden of niet meer dan 110% van de bijbehorende maximale last gehesen kan worden. De werking van de waarschuwingssignalering (rood en/of akoestisch) moet worden gecontroleerd evenals de uitschakelfunctie.

Indien voor verschillende versnellingen aparte begrenzers worden toegepast, moeten deze alle worden beproefd.

Vanginrichting

Van de vanginrichting moet de werking worden gecontroleerd.

 

Mobiele Kraan

Afhankelijk van het type LMB kan worden gekozen uit 2 methoden van beproeven met proefgewichten:

Type digitaal

Een (digitale) LMB met uitleesmogelijkheid voor de vlucht, toelaatbare last en werkelijke last, waarin de hijstabel als een dataset is opgeslagen, die het uitgeoefende lastmoment vaststelt en vervolgens vergelijkt met de toelaatbare hijswaarden uit de dataset, kan als volgt worden gecontroleerd:

– het ‘lege-haak-gewicht’ (controle van de programmering van de eigen massa van de giek);

– de correcte vluchtaanwijzing;

– de juiste werking met enkele proeflasten (minimaal 2) incl. de juistheid van bijbehorende vluchtaanwijzing.

Het hiervoor minimaal benodigde testgewicht is gelijk aan de gemiddelde last van de hijstabel en de minimale last + 10% behorend bij de grootste vlucht

Let op:

De maximale proeflast bij giekuitvoering met hijslier is de max. reeptrek x max. inschering, deze is bepaald met het oog op de eveneens uit te voeren beproeving van de hijsrem(men), zie ook 0708

 

Type analoog

Een analoog werkende LMB of digitale LMB met alleen lastmomentaanwijzing (zonder uitlees­mogelijkheid voor de vlucht, toelaatbare last en werkelijke last).

Dit type LMB wordt nog aangetroffen op oudere kranen.

Hierbij is het noodzakelijk diverse punten van de lastmoment-curve te testen om een goede beoordeling te kunnen geven.

Voor elke kraansamenstelling waarmee de hijskraan ter inspectie is aangeboden, worden in de hijstabel drie lasten gekozen, een lichte, een middelzware en een zware last.

Het minimaal benodigde proefgewicht voor dit type LMB dat bij de hijskraan aanwezig moet zijn, is:

– bij MK met opbouwgiek: 3/4 x de maximale last uit de hijstabel behorende bij de giekconfiguratie waarmee de hijskraan ter inspectie wordt aangeboden.

– bij MK met telescoopgiek: 1/3 x de maximale last volgens de hijstabel met ingeschoven giek.

Met de proeflasten wordt de LMB beproefd met inachtname van de aandachtspunten

2020, 2023, 2028, 2029, 2030 en 2033.

De resultaten worden op de beproevingstabel (evt. vervolgtabellen) genoteerd.

Wanneer het niet mogelijk is bij de beproevingen meer dan 110% van de last volgens de hijstabel te hijsen, af te toppen of uit te telescoperen, kan bij 2035 een kruisje in kolom 1 worden gezet.

Let op:

Beproeving hulpgiek bij eenvoudige telescoopkranen (zie 2500 Ad1)

De hulpgiek dient bij elke TCVT keuring/inspectie te worden beproefd in gemonteerde positie. Afwijking hiervan is mogelijk wanneer bij de tussenjaarlijkse keuring / inspectie deze door een certificerende instantie is beproefd.

2200

CONFIGURATIE VAN KRANEN

 

Elke kraanconfiguratie waarvoor specifieke beveiligingen, begrenzingen e.d. zijn voorzien voor samenstellingen zoals superlift, telescoop-afspanning, topbare hulpgiek, vaste hulpgiek, ringer enz., dient in een cyclus te zijn opgenomen waarin afwisselend elke configuratie een keer wordt beproefd bij de keuring. Dit kan zijn:

– de TCVT keuring:

– de jaarlijkse keuring: met registratie van de configuratie en testresultaten in het kraanboek

– de opstellingskeuring: met registratie van de configuratie en testresultaten in het kraanboek.

2300

OVERIGE OPMERKINGEN

2301

Samenvatting van alle tekortkomingen, uitgezonderd 0405-0407,die moeten worden aangepast voor het verkrijgen van het TCVT certificaat (categorie A en B).

Indien de kraan eigenaar schriftelijk afmeldt hoe de respectievelijke tekortkomingen zijn opgelost, kan de keuringsinstatie de TCVT goedkeursticker beschikbaar stellen.

   

2400

Tekorten die tijdens de keuring door of namens de eigenaar zijn verholpen.

Te registreren

2500

INVULLEN VAN HET KRAANBOEK

 

Registratie keuring in het kraanboek

In het kraanboek dient geregistreerd te worden:

– keuringsdatum

– keurmeester

– keuringsomvang

– bevinding: in orde of tekortkoming A of B

Toelichting (bijvoorbeeld dat de eindafslag nog moet worden beproefd):

Indien het certificaat verstrekt wordt, kan het certificaat in het kraanboek geplakt worden.

Bij schriftelijke afmelding kan de eigenaar na verstrekking het certificaat in het kraanboek plakken.

Bij tekortkoming (categorie A of B) moeten de bevindingen in het kraanboek worden genoteerd (of een verwijzing naar een document).

Bij categorie A dient vermeld te worden: direct gevaar.

 

Bij periodieke keuring van mobiele hijskranen worden 3 categorieën onderscheiden:

1. ‘Eenvoudige’ telescoopkranen (met eventueel een vaste hulpgiek in max. 2 lengtes)

Bij deze hijskranen wordt geen inspectieomvang vermeld.

Als de eventueel bij de hijskraan behorende vaste hulpgiek niet aanwezig is (en dus niet geïnspecteerd kan worden), wordt vermeld: ‘hulpgiek niet aanwezig’.

2. Hijskranen met een opbouwgiek

Bij deze hijskranen wordt de inspectieomvang als volgt beschreven:

– gieklengte .............................. m en eventueel;

– vast afgespannen hulpgiek ...........................m.

3. ‘Gecompliceerde’ kraansystemen (superlift, topbare hulpgiek, giekafspanning e.d.)

Bij deze hijskranen wordt de inspectieomvang als volgt omschreven (als van toepassing):

– gieklengte (alleen bij hijskranen met opbouwgiek);

– lengte superlift-mast;

– lengte topbare hulpgiek;

– lengte vast afgespannen hulpgiek.

Registratie keuring kabels:

Op bladzijde van staalkabels (kraanboek) moeten de volgende gegevens m.b.t. de inspectie van staalkabel(s) worden aangegeven:

– de inspectiedatum;

– de organisatie, de naam en de paraaf van de inspecteur

– de conclusies m.b.t. ‘wel of niet in orde (nog voldoende)’,

Indien de kabel niet volledig geïnspecteerd kan worden dan mag er geen bevinding in het kraanboek genoteerd worden.

Rapportage

Rapportage van de keuring (in de vorm van het beoordelingsformulier) is niet noodzakelijk voor de eigenaar van de kraan. Bevindingen dienen in het kraanboek geregistreerd te worden (zie boven).

9. HET CERTIFICAAT

Wenken voor de gebruiker

De eigenaar c.q. opdrachtgever dient toe te staan dat de CKI op de kraan op een voor derden duidelijk zichtbare plaats de TCVT Goedkeuringssticker conform het Reglement TCVT-Beeldmerk aanbrengt.

TCVT Certificaat van Goedkeuring: (certificaat dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een sticker welke in het kraanboek geplakt wordt):

TCVT certificaat van goedkeuring

Datum keuring:

Identificatienummer kraan:

TCVT nr:

TCVT Goedkeuringssticker

Door keuringsinstelling te verzorgen.

Voorbeeld:

Bijlage 250894.png

Op de keuringslocatie handmatig invullen van datum, de identificatie van de machine en door aankruisen aangeven jaar/ maand van de volgende TCVT keuring.

Stickers bij TCVT te bestellen:

Bijlage 250895.png

Bijlage 4. behorend bij artikel van de Warenwetregeling Machines behorend bij artikel 2b, 2e lid

Werkveldspecifiek certificatieschema opstellings- en periodieke keuring hijs en –hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en tijdelijke personen (bouw) liften voor bewoners

Document; TCVT/W8-01/11-017: 2012, Versie 01

Onder beheer van:

CCvD-TCVT

p/a Stichting TCVT

Postbus 154

3990 DD Houten

www.TCVT.nl

INHOUDSOPGAVE

DEEL I

 

1.

INLEIDING

2.

DEFINITIES

3.

WERKVELDSPECIFIEKE KENMERKEN

3.1.

Beschrijving schema

3.2.

Actieve partijen

3.3.

Risicoanalyse

4.

CERTIFICATIEREGLEMENT

4.1.

Doelstelling

4.2.

Certificatieprocedure

4.3.

Procedures

4.4.

Beslissing inzake het certificaat of de verklaring

4.5

Geldigheid certificaat

4.6.

Afhandeling bij tekortkoming

4.7.

Klachten op de CKI

4.8.

Bezwaarprocedure

4.9.

Norminterpretaties

5.

TOEZICHT

5.1.

Toegang

5.2.

Frequentie van het toezicht

5.3.

De wijze van uitvoering van toezicht

5.4.

Verslag van bevindingen

5.5.

Maatregelen

6.

ONDERWERP VAN VERKLARING OF CERTIFICATIE

7.

EISEN

8.

BEOORDELINGSFORMULIER

8.1.

Keuring bij nieuwbouw

8.2.

Opstellingskeuring

8.3.

Periodieke keuring

9.

HET CERTIFICAAT

DEEL I

Deel 1 van dit certificatieschema bevat algemene uitgangspunten en bepalingen voor certificatie door CKI’s en voorwaarden waar onder de afgifte van certificaten dient te gebeuren.

Beschreven wordt achtereenvolgens:

  • het werkveld waarop dit certificatieschema betrekking heeft (1);

  • definities (2);

  • een beschrijving van de specifieke kenmerken van het werkveld waaronder een risico analyse (3);

  • het certificatiereglement (4);

  • bepalingen met betrekking tot toezicht (5).

1. INLEIDING

Dit werkveldspecifieke certificatieschema voor producten is door BHST TCVT opgesteld. Het betreft certificatie op het gebied van de opstellings- en periodieke keuring hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer (1) en tijdelijke personen(bouw)liften (2) voor bewoners. Door het Ministerie van SZW is het schema vastgesteld

Het te keuren product waarop een verklaring of certificaat wordt afgegeven betreft

hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en tijdelijke personen(bouw)liften voor bewoners (in dit schema worden deze werktuigen en liften aangeduid als werktuig).

Dit zijn tijdelijk opgestelde machines die bepaalde stopplaatsen bedienen, met behulp van een drager die ten opzichte van het horizontale vlak meer dan 15 graden hellend geleid beweegt of op een andere manier een vaste baan volgt, en bestemd is voor het vervoer van:

  • Werknemers of daarmee gelijkgestelde personen:

  • Werknemers of daarmee gelijkgestelde personen en goederen;

  • Alleen goederen indien de drager toegankelijk is, dat wil zeggen een persoon de drager zonder probleem kan betreden en de drager is uitgerust met bedieningsapparatuur in de drager of binnen bereik van een persoon in de drager;

  • Bewoners van een gebouw in onderhoud.

Het werkveldspecifieke document voor aanwijzing en toezicht op de CKI’s voor periodieke keuringen hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en tijdelijke personen(bouw)liften voor bewoners maakt onlosmakelijk onderdeel uit van dit certificatieschema.

  • *1 Definitie volgens Warenwetbesluit machines Hijs- en hefwerktuig voor beroepsmatig personenvervoer:

    een tijdelijk opgestelde machine die bepaalde stopplaatsen bedient, met behulp van een drager die ten opzichte van het horizontale vlak meer dan 15 graden hellend geleid beweegt of op een andere manier een vaste baan volgt, en bestemd is voor het vervoer van:

    • a. werknemers of daarmee gelijkgestelde personen;

    • b. werknemers of daarmee gelijkgestelde personen en goederen;

    • c. alleen goederen indien de drager toegankelijk is, dat wil zeggen een persoon de drager zonder probleem kan betreden en de drager is uitgerust met bedieningsapparatuur in de drager of binnen bereik van een persoon in de drager;

  • *2 tijdelijke personen(bouw)liften betreffen liften die tijdelijk worden opgesteld om bij gebouwen in onderhoud personen, zijnde bewoners, te kunnen vervoeren.

2. DEFINITIES

Begrip of afkorting

:

Betekenis

Aanvrager van een certificaat

:

De (rechts-)persoon die bij de certificatie-instelling een aanvraag doet voor het afgeven van een certificaat.

Aanwijzing

:

Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister van SZW.

Beoordeling

:

Beoordeling (initiële, of her-) door de nationale accreditatie-instantie van instellingen op basis van het door de minister van SZW vastgestelde WDA&T, op grond waarvan de nationale accreditatie-instantie schriftelijk rapporteert of de instelling competent is om wettelijk verplichte certificaten af te geven. Bij het vaststellen van het WDA&T door de minister van SZW wordt zoveel mogelijk aangesloten bij internationale systematiek en normen.

BHST

:

Stichting die een wettelijke certificatieregeling beheert: TCVT.

Centraal College van Deskundigen (CCvD)

:

Het college, onderdeel van en/gefaciliteerd door BHST, dat belanghebbende partijen in een bepaalde sector of branche de mogelijkheid biedt tot deelname bij het opstellen en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen.

Certificaat

:

Een certificaat in de zin van artikel 7 Warenwet Daarnaast moet een certificaat beschouwd worden als een verklaring van overeenstemming (conformiteitverklaring) zoals bedoeld in relevante ISO en EN normen.

Certificaathouder

:

(rechts) Persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat.

Certificatieproces

:

Alle activiteiten via welke een CKI beoordeelt en besluit of een persoon, product of systeem voldoet en blijft voldoen aan de normen, zoals opgenomen in het werkveldspecifieke certificatieschema.

Certificatiereglement

:

Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen rechtspersoon en CKI.

Certificatiesysteem

:

Set van procedures en middelen benodigd om het certificatieproces uit te voeren per certificatieschema, dat leidt tot de uitgifte van een certificaat van goedkeuring.

Certificerings en Keuringsinstelling (CKI)

:

Kalibratie- of conformiteitsbeoordelingsinstellingen zoals certificatie-instellingen, keuringsdiensten van gebruikers, laboratoria, inspectie-instellingen en testinstituten.

Controle

:

Periodieke beoordeling door de nationale accreditatie-instantie van CKI’s tegen de voor beoordeling geldende regels van de minister (WDA&T).

Drager

 

Een deel van een werktuig waarop personen of goederen zich bevinden om naar boven of beneden te worden gebracht. Ook wel kooi, open kooi of platform genoemd.

Keuringsdatum

:

Eerste dag van aanvang keuring

Keurmeester

:

Medewerker van een aangewezen instelling die keurt volgens dit schema.

Opdrachtgever

:

De (rechts)persoon die de aangewezen instelling opdracht verleend tot het uitvoeren van een periodieke keuring werktuig.

Risicoanalyse

:

Analyse waaruit motivatie, voor te maken keuzes in werkveldspecifiek probleemgebied, blijkt, op te nemen in het beoogde certificatieschema.

Tekortkoming met direct gevaar voor de veiligheid (Cat A)

:

Een tekortkoming met een direct gevaar voor personen.

Tekortkoming zonder direct gevaar voor de veiligheid (Cat B)

 

Een tekortkoming die in de nabije toekomst niet zal leiden tot direct gevaar voor de veiligheid.

Toezicht

:

Het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.1

TSJ

 

TCVT Schema Journaal. Hierin wordt een nadere uitleg gegeven over de interpretatie van een eis uit het schema. Via publicatie op de website wordt deze uitleg bekend gemaakt.

Verklaring

:

De EG-verklaring van typeonderzoek of EG-verklaring overeenstemming als bedoeld in het bij of krachtens de Machinerichlijn of enige andere EU-produkt-richtlijn bepaalde.

Werktuig

:

tijdelijk opgestelde machines die bepaalde stopplaatsen bedienen, met behulp van een drager die ten opzichte van het horizontale vlak meer dan 15 graden hellend geleid beweegt of op een andere manier een vaste baan volgt, en bestemd is voor het vervoer van:

– Werknemers of daarmee gelijkgestelde personen:

– Werknemers of daarmee gelijkgestelde personen en goederen;

– Alleen goederen indien de drager toegankelijk is, dat wil zeggen een persoon de drager zonder probleem kan betreden en de drager is uitgerust met bedieningsapparatuur in de drager of binnen bereik van een persoon in de drager;

– Bewoners van een gebouw in onderhoud.

Werkveldspecifiek certificatieschema

:

Term gebruikt door SZW voor een certificatieschema dat door de minister van SZW is geaccepteerd te gebruiken binnen een specifieke aanwijzing als CKI voor personen, producten of systemen.

Wijziging:

 

Een wijziging ten opzichte van het basisconcept configuratie, mechanisch, hydraulisch, elektrisch, elektronisch, besturings technisch – ook softwarematige, etc.) waarvoor een verklaring van EG-typeonderzoek (o.d.) is afgegeven dan wel binnen de opgegeven configuratie van de fabrikant. Het arbeidsmiddel is daarbij zodanig gewijzigd dat de gebruiksmogelijkheden zijn uitgebreid buiten het ontwerp van het betreffende type.

Het ontwerp bestaat uit alle door de fabrikant voorziene configuraties plus alle fabrieksopties – zoals beschreven in het instructie boek van het type.

1Ministerie van BZK, De Kaderstellende visie op toezicht

3. WERKVELDSPECIFIEKE KENMERKEN

Om het maatschappelijke belang – veiligheid van het product – te waarborgen, is door de overheid gekozen voor een wettelijk verplichte certificatieregeling voor de borging van de veiligheid van de opstellings- en/of periodieke keuring van een werktuig.

3.1. Beschrijving schema

Het werkveldspecifieke certificatieschema TCVT opstellings- en periodieke keuring hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en tijdelijke personen(bouw)liften voor bewoners is door de BHST voorgesteld en door het ministerie van SZW – inclusief eventuele aanpassingen – vastgesteld.

Op- en of aanmerkingen op dit certificatieschema kunnen worden ingediend bij het CCvD p/a Stichting TCVT, postbus 154 3990 DD Houten. www.tcvt.nl

3.2. Actieve partijen

Binnen het kader van dit document voor aanwijzing en toezicht zijn bij de opstelling betrokken geweest:

  • BHST TCVT, hierna TCVT

  • CCvD TCVT, hierna CCvD

  • Werkkamer 8 TCVT keuring hijs- of hefwerktuigen voor beroepsmatig personenver-voer

  • CKI-overleg hijs- of hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer

3.3. Risicoanalyse

Het gebruik van werktuigen is een risicovolle activiteit in het verticaal transport. De machine waarmee wordt gehesen en/of geheven kunnen ieder voor zich en/of in gezamenlijkheid gevaarlijk zijn voor mens en omgeving. Borging van dit proces door onder certificaat gekeurde werktuigen is noodzakelijk en door de wetgever onderkend. Werktuigen zijn complexe installaties en hun aandeel in ernstige en dodelijke ongevallen is relatief gezien groot. De oorzaak van deze onveiligheid kan worden onderverdeeld in een aantal subgroepen:

ALGEMENE GEVAREN M.B.T. RISICOVOLLE SITUATIES

Mechanisch

Fysisch

Chemisch

– omvallen/kantelen werktuig

– fysieke belasting

– gassen

– vallende voorwerpen

– houding

– dampen

– losraken/bewegen van objecten

– beweging

– vloeistoffen

– breken of bezwijken

– bediening

– vaste stoffen

– verkeer

– gewicht

– afvalstoffen

– vallen van hoogten

– afmeting

 

– vallen in of vallen door

– eentonige arbeid

 

– snijden

– geluid

 

– struikelen/knellen

– trillingen

 

– bedelving

– stof

 

– aanraken van hete delen

– rook

 

– brandgevaar

– verlichting

 

– verkeerd gebruik materieel

– ventilatie

 

– verdrinken

– temperatuur

 

– verstikken

– straling

 

– elektrocutie

   

OVERZICHT ALGEMENE RISICO'S

Risicogebied (de)monteren werktuig

Geïdentificeerde risico's

Preventieve maatregelen

Binnenrijden mobiele kraan

Raken materieel

– Zorgen voor begeleiding

– Goed communicatiesysteem

 

Wegzakken

– Zorgen voor begeleiding

– Verharde weg volgen

Opstellen mobiele kraan

Onbevoegden in werkgebied

– Afzetten werkgebied

– Afzetten tijdens de opbouw

Bevestigen hijsmiddelen

Verkeerde hijsmiddelen

Afklemgevaar

– Instructie machinist en monteur

Werkplek afzetten en uitmeten opstellingsplaats

Vallende voorwerpen monteurs

– Boven werkplek mag er niet door derden gewerkt worden

– Helm dragen

 

Vallende voorwerpen omstanders

– Werkplek afzetten

– Helm dragen

Werktuig aanpikken en positioneren

Vallende voorwerpen

– Helm dragen

– Periodiek controleren hijsgereedschap

 

Beknelling

– Veiligheidsschoenen

– Werkhandschoenen

Monteren motoren en mastelementen werktuig

Valgevaar

– Gebruik veiligheidsharnas

– Niet opbouwen boven windkracht 6

 

Niet goed aanslaan van de last

– Instructie aan slaan van last

– certificaat hijsbegeleider

 

Vallen van gereedschap en bevestigingsmiddelen

– Afzetten werkterrein

– Niet opbouwen boven windkracht 6

 

Omvallen of kantelen

– Liftkooi borgen aan de fundatie met draadeinden conform voorschriften fabrikant

Elektrisch aansluiten werktuig

Elektrocutie c.q. kortsluiting

– Voedingskabel beschermen

– Lift aarden i.v.m. blikseminslag

– Dubbel geïsoleerd handgereedschap

OVERZICHT ALGEMENE RISICO’S

Risicogebied (de)monteren werktuig

Geïdentificeerde risico’s

Preventieve maatregelen

Plaatsen bufferveren op het basisframe

– Beknellen

– Plaatsen werkstuiting in de mast

– Noodstop indrukken voordat liftkooi verlaten wordt

Verlengen mast werktuig

– Valgevaar liftkooi

– Mechanische beveiliging liftkooi

– Werking droptest uitvoeren

– Mastbouten en moeren juist monteren

 

– Valgevaar monteur

– Valbeveiligingsharnas dragen

– Periodiek controleren valharnas

 

– Beknelling monteur

– Hand op noodknop en indrukken op werkhoogte

– Onderling goede afspraken t.a.v. opbouwbediening

– Verbod zich buiten het werkbordes te bevinden tijdens opbouwen

Verankering plaatsen

– Valgevaar

– Direct beveiligen wanneer monteur in mast klimt

– Gebruik maken van werkbak, indien mogelijk

– Schroefhulzen laten instorten door het werk

– Noodknop indrukken

– Verankeringspijpen goed aanpikken

 

– Vallende voorwerpen

– Geen losse voorwerpen in werkkleding

– Geen werkonderbreking

 

– Beknelling

– Indrukken noodknop

Etagebeveiliging plaatsen op de bekisting

– Valgevaar monteur

– Leuning pas verwijderen op het moment dat de kooi op de stopplaat is

 

– Valgevaar derden

– Stopplaats in één keer gereed maken, geen werkonderbreking

– Bij werkonderbreking randbeveiliging terug plaatsen

 

– Struikelgevaar

– Kabels vastzetten en zekeren

 

– Beknelling

– Instructie verbod zich voor de stopplaats zicht te begeven

OVERZICHT ALGEMENE RISICO’S

Risicogebied werktuig in bedrijf

Geïdentificeerde risico's

Preventieve maatregelen

werktuig opstelling

Omvallen of kantelen

– Opstellings- en halfjaarlijkse keuring door onafhankelijke instantie

– Dagelijkse controle door bediende .

– 3 Maandelijkse controle

werktuig overdracht aan de bouwplaats

Gebruik door onbevoegden

– Schriftelijke en mondeling instructie aan bediende

– Duidelijke opschriften dat alleen bevoegd personeel het werktuig mag bedienen

– Instructie toolboxmeeting

Onderhoud tijdens bouwfase

Elektrocutie/kortsluiting

– Voedingskabel beschermen.

– Geen obstakels plaatsen op of in de baan van de voedingskabel.

 

Beknellingsgevaar tijdens smeren

– Instructie bediende.

– Omzetten normale besturing op inspectie besturing.

– Noodknop indrukken tijdens werkzaamheden buiten het werkbordes.

Werken in ongunstige weers-omstandigheden

Omvallen, kantelen, breken of bezwijken.

– Bij windkracht 7 buiten bedrijf stellen.

Laden, transporteren en lossen van goederen en of medewerker

Struikelgevaar

– Voldoende drempelverlichting.

– Nauwkeurig afstellen etage afslaghoogte.

 

Valgevaar stopplaats

– Etagebeveiliging / hek plaatsen.

 

Vallende voorwerpen stopplaats

– Helm dragen.

– Geen losse voorwerpen ter hoogte van de stopplaats.

 

Knelgevaar

– Goederen vastzetten in cabine, zodat schuiven voorkomen wordt.

 

Valgevaar liftkooi

– Valrembeveiliging.

– Niet overschrijden van toelaatbare belasting.

– 3-maandelijkse controle kritische onderdelen.

Afval

Milieuschade bij onderhoud van lift.

– Monteurs dienen restanten af te voeren.

Bouwelektra

Elektriciteit storing

– Werktuig valt automatisch volledig in de rem. Handbediening zakken.

– Werktuig is uitgevoerd met nulspanningsbeveiliging.

4. CERTIFICATIEREGLEMENT

4.1. Doelstelling

Dit reglement omschrijft de procedures die relevant zijn voor het juist toepassen van het specifieke schema. Hierbij moet gedacht worden aan onder meer procedure van aanvraag, de condities met betrekking tot de certificatie, de afgifte van certificaten/verklaringen, procedures bij het uitvoeren van keuringen, klachtenafhandeling en het indienen van verzoeken om herziening.

4.2. Certificatieprocedure

De opdrachtgever dient bij een CKI (zie www.tcvt.nl), in overeenstemming met dit certificatiereglement, een aanvraag in tot het uitvoeren van de certificatieprocedure. Vervolgens verstrekt de CKI informatie over de gang van zaken bij de afhandeling van de aanvraag.

4.3. Procedures

De CKI is door het ministerie SZW aangewezen voor het uitvoeren van de betreffende opstelling- en periodieke keuring werktuigen en heeft hiertoe een overeenkomst met TCVT gesloten.

De CKI is verplicht de aanvrager schriftelijk te informeren over de regels, voorwaarden en procedures die verband houden met het afgeven, intrekken, etc. van het certificaat .

4.3.1. Aanvraag

Door de aanvrager wordt voor een specifiek werktuig de keuring bij de CKI aangevraagd. De CKI registreert de aanvraag en voert deze in de keuringsplanning in.

4.3.2. Vaststelling tijdstip van Keuring

De CKI bevestigt de aanvraag (schriftelijk) en informeert de opdrachtgever over plaats en tijd van de keuring, met daarbij de volgende uitgangspunten:

m.b.t. de uitvoering:

  • datum

  • tijdstip aanvang/einde

  • locatie

  • gegevens aanvrager

m.b.t. de te keuren werktuig:

  • type

m.b.t. door de aanvrager te verstrekken zaken (zie bijlage A 2200):

  • werktuig staat keuringsklaar op een geschikt terrein

  • de benodigde beproevingsgewichten zijn onder bereik

  • deskundige hulp die assisteert bij de keuring en gerechtigd is de machine te bedienen

m.b.t. de procedure:

  • de keuring wordt uitgevoerd volgens het beoordelingsformulier (zie Hoofdstuk 8)

  • de keuring wordt uitgevoerd volgens de instructie bij het beoordelingsformulier (zie 8.4).

4.3.3. Uitvoering en rapportage van de keuring

Bij de uitvoering van de keuring vinden de volgende handelingen plaats door de keurmeester:

  • controle op juiste aanbieding van het werktuig door de opdrachtgever;

  • controle of de opdrachtgever aan vereisten heeft voldaan op basis van:

    • * het beoordelingsformulier;

    • * de instructie bij het beoordelingsformulier;

    • * het beproevingsprogramma;

    • * de aangeboden configuraties.

  • conclusie noteren in lift- c.q. werkboek als zijnde de TCVT keuring;

  • certificaatverlening afhankelijk van de geconstateerde tekortkomingen;

  • registratie keuring ter archivering voor CKI.

Toelichting

De bevindingen van de keurmeester worden direct na de keuring in het lift- cq werkboek geregistreerd. Het Certificaat wordt bij goedkeur aansluitend opgenomen in het lift- cq werkboek. De keurmeester is bevoegd namens de CKI het Certificaat te verstrekken, met inachtneming van de voorwaarden zoals vermeld in dit hoofdstuk.

In de situaties benoemd in 4.4.C wordt het Certificaat in combinatie met de TCVT Goedkeuringsticker ter plaatse verstrekt.

In de situatie benoemd in 4.4.A en B wordt het Certificaat in combinatie met de TCVT Goedkeuringsticker niet direct verstrekt. Nadat administratief of door middel van een nacontrole is vastgesteld dat aan de eisen van dit schema wordt voldaan, wordt alsnog het Certificaat in combinatie met de TCVT Goedkeuringsticker verstrekt.

4.4. Beslissing inzake het certificaat of de verklaring

De beslissing inzake de afgifte van het certificaat wordt genomen door een functionaris van de CKI die is gekwalificeerd en aangesteld conform het kwaliteitssysteem van de CKI en de procedures conform 4.3. Aan de hand van de uitkomst van zijn keuringen zal de inspecteur/beoordelaar binnen een tussen partijen overeengekomen termijn een rapport opmaken en een advies opstellen betreffende het al dan niet afgeven van het certificaat. Dit advies wordt binnen een tussen partijen overeengekomen termijn samen met de vastgestelde resultaten van de keuring voorgelegd aan de certificatiebeslisser. Er hoeft geen separate certificatiebeslissing genomen te worden als de CKI het toezicht op de kwaliteit van het oordeel van de inspecteur op een andere wijze aantoonbaar heeft geborgd (ISO/IEC 17020).

Certificaatverlening

De keurmeester is gemachtigd het TCVT Certificaat van Goedkeuring te verlenen en in combinatie daarmee de TCVT Goedkeuringssticker op het werktuig aan te brengen, mits aan de voorwaarden is voldaan.

  • A. Tekortkoming(en) met direct gevaar voor de veiligheid (cat. A):

    • bespreking van de tekortkoming met de opdrachtgever;

    • melding van de tekortkoming in het lift- c.q. werkboek van het directe gevaar. Werktuig moet buiten gebruik worden gesteld;

    • reparatie werktuig;

    • aantekening van reparatie(s) door opdrachtgever in het lift- cq werkboek;

    • afmelding door de opdrachtgever (werktuig is klaar);

    • uitvoering van nacontrole en resultaat noteren in liftboek.

    De vervolgprocedure kan zijn conform 4.6.1 of 4.6.2

  • B. Tekortkoming(en) zonder direct gevaar voor de veiligheid (cat B):

    • bespreking van de tekortkoming met de opdrachtgever;

    • melding in het lift- c.q. werkboek dat er geen directe gevaar is;

    • reparatie werktuig;

    • schriftelijke melding van de getroffen voorzieningen door opdrachtgever aan de CKI + de opdrachtgever tekent dit af in het lift- c.q. werkboek;

    • afgifte TCVT Certificaat van Goedkeuring met de TCVT Goedkeuringssticker, gedateerd op de keuringsdatum

  • C. Geen tekortkomingen vallend onder categorie A en/of B:

    • Afgifte TCVT Certificaat van Goedkeuring met de TCVT Goedkeuringssticker, gedateerd op de keuringsdatum.

    • Opmerkingen.

4.5. Geldigheid certificaat Op het certificaat wordt de uiterste datum van de volgende keuring vermeld (bij toepassing van de ISO/IEC 17020).De maximale herkeuringstermijn is 6 maanden.

Een tussentijdse keuring kan op gelijke wijze worden uitgevoerd. Toelichting: een keuring is een momentopname en kent geen geldigheidstermijn.

4.6. Afhandeling bij tekortkoming

Met betrekking tot de geldigheidsduur van het certificaat worden condities gesteld. Indien niet meer voldaan wordt aan deze condities, kan dit consequenties hebben voor het certificaat.

4.6.1. Afhandeling bij tekortkomingen (cat A)

Als de tekortkoming(en) direct gevaar voor de veiligheid inhoudt, zijn directe voorzieningen aan de werktuigen noodzakelijk. Vanwege de wettelijke verplichtingen van de opdrachtgever wijst de CKI direct na de keu-ring, in het rapport en/of middels een brief, de opdrachtgever (de opdrachtgever of degene die namens de opdrachtgever de keuring begeleidt) er schriftelijk op dat gebruik van het werktuig uit veiligheidsoogpunt onverantwoord is en niet is toegestaan.

De CKI geeft aan dat de opdrachtgever wil hij het werktuig blijven gebruiken, verplicht is binnen 2 maanden direct de nodige voorzieningen te treffen ter opheffing van de tekortkomingen.

De opdrachtgever geeft de CKI die de keuring heeft uitgevoerd opdracht voor een nacontrole op de uitgevoerde reparaties. De CKI voert de nacontrole uit, tenzij de aard van de tekortkoming een schriftelijke afhandeling rechtvaardigt. Indien de reparaties als adequaat worden gekwalificeerd, verstrekt de CKI aan de opdrachtgever het TCVT Certificaat van Goedkeuring in combinatie met de TCVT Goedkeuringssticker.

4.6.2. Afhandeling bij tekortkomingen (cat B)

Als de tekortkoming(en) geen direct gevaar voor de veiligheid inhoudt, verzoekt de CKI de opdrachtgever de desbetreffende tekortkomingen zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen 1 maand na de keuringsdatum, op te heffen en daaromtrent aan de instelling schriftelijk te rapporteren.

Na ontvangst van de rapportage van de opdrachtgever en de positieve beoordeling van de uitgevoerde reparaties verstrekt de CKI de opdrachtgever het TCVT Certificaat van Goedkeuring in combinatie met de TCVT Goedkeuringssticker.

Waar nodig wordt een nacontrole uitgevoerd. Een en ander nader in te vullen door de CKI.

Indien de afmelding niet binnen de gestelde termijn is afgewerkt c.q. niet als adequaat wordt gekwalificeerd dan mag geen certificaat worden afgegeven voordat de keuring opnieuw is uitgevoerd. De CKI meld het gebrek en de onthouding van de goedkeuring binnen 2 maanden aan de Inspectie SZW/team certificatie.

4.7. Klachten over de CKI

Een adequate behandeling van klachten is belangrijk voor het creëren van vertrouwen in certificatie en belangrijk voor de bescherming van zowel de certificaathouders als de gebruikers van certificaten.

Aan een CKI worden onder meer de volgende eisen gesteld:

  • Een openbaar toegankelijke klachtenprocedure dient aanwezig te zijn.

  • de klachtenprocedure bevat minimaal het volgende: een beschrijving van het proces van ontvangen, onderzoeken en beoordelen van de klacht; de wijze van volgen van de klacht en acties als vervolg daarop; en de wijze waarop wordt verzekerd dat correctieve acties worden uitgevoerd.

  • De beslissing over de reactie op de klacht dient te worden genomen door personen die niet betrokken zijn bij het onderwerp van de klacht.

  • Indieners van klachten dienen, indien mogelijk, op de hoogte te worden gehouden van de ontvangst van de klacht, de voortgang van behandeling en de uitkomst.

4.7.1. Klachten over het bedrijf of de persoon

Indien de CKI klachten van derden, zoals een opdrachtgever, ontvangt over het voldoen aan dit schema door het bedrijf of de persoon die een aanvraag voor het certificaat heeft ingediend of certificaathouder is, dient de CKI de klager te verwijzen naar het bedrijf of de persoon. De CKI dient de klacht te betrekken bij de eerstvolgende beoordeling bij het betreffende bedrijf of de betreffende persoon.

Echter, indien het naar de mening van de CKI een ernstige klacht betreft, dient de CKI, naast de behandeling door het bedrijf of de persoon, zelf ook direct te beoordelen of de klacht gevolgen dient te hebben voor de beslissing m.b.t. certificatie.

In dat geval dient de CKI af te wegen of het gewenst is een extra beoordeling uit te voeren. De kosten van deze extra beoordeling komen in beginsel voor rekening van de certificaathouder.

4.7.2. Klachtenregeling

Inleiding

In deze werkinstructie wordt de afhandeling van een klacht besproken. Voor iedere afzonderlijke klacht wordt een apart klachtenformulier ingevuld.

Werkwijze

Wanneer iemand probeert een klacht telefonisch of mondeling te melden, wordt aan hem/haar gevraagd deze schriftelijk te verwoorden. Als een klacht schriftelijk binnenkomt wordt deze meteen naar de kwaliteitsmanager gebracht en indien de klachtafhandelaar duidelijk is krijgt hij/zij meteen een kopie van de klacht.

De kwaliteitsmanager registreert de klacht op een klachtenformulier en stelt de directeur CKI op de hoogte van de klacht. De directeur van de CKI wijst de klachtafhandelaar aan. De kwaliteitsmanager vermeldt de klachtafhandelaar op het klachtenformulier en brengt de klachtafhandelaar schriftelijk op de hoogte van de klacht. De klachtafhandelaar informeert de indiener van de klacht schriftelijk over de ontvangst van de klacht.

Eenvoudige zaken

Klachtafhandelaar stuurt klacht door naar betrokken bedrijf/persoon; stelt indiener op de hoogte legt dossier aan tbv voortgangsbewaking en meenemen afhandeling klacht door bedrijf/persoon bij eerstvolgende beoordeling.

Ernstige klachten

Klachtafhandelaar beoordeelt de klacht en stelt vast of de klacht een incident betreft of dat de klacht moet leiden tot een aanpassing in de werkwijze.

Indien het een incident betreft, wordt de indiener daarvan op de hoogte gesteld. De klachtafhandelaar bedenkt samen met de indiener binnen drie weken na het indienen van de klacht een oplossing voor de afhandeling en betrekt bedrijf/persoon hierbij.

De oplossing zoals die met de indiener is besproken wordt vastgelegd op het klachtenformulier. Hier wordt tevens vermeld dat het gaat om een incident.

Indien de klacht een aanpassing van de werkwijze vergt bedenkt de klachtafhandelaar binnen 10 dagen een verbetervoorstel en bespreekt dit met de kwaliteitsmanager en betrekt bedrijf/persoon hierbij. Het verbetervoorstel moet een structurele verbetering inhouden van de werkwijze. Het verbetervoorstel wordt ingevuld op het klachtenformulier.

De klachtafhandelaar stelt de indiener op de hoogte van de afhandeling van de klacht.

De kwaliteitsmanager maakt de gewijzigde werkwijze bekend.

De kwaliteitsmanager start, indien nodig, een vervolgonderzoek naar de invoering van het verbetervoorstel. De bevindingen worden vastgelegd op het klachtenformulier. Het klachtenformulier wordt gearchiveerd.

4.8. Bezwaarprocedure

Onderstaand worden de stappen beschreven die nodig zijn voor het afhandelen van een bezwaarschrift. Een dergelijk bezwaarschrift kan bijvoorbeeld ingediend worden tegen besluiten van de CKI inzake het niet (opnieuw) verlenen, schorsen of intrekken van een certificaat.

Werkwijze

Algemeen:

  • Een door of namens de CKI genomen besluit, dat is een definitieve uitslag of eindoordeel, wordt schriftelijk ter kennis van de belanghebbende gebracht.

  • Onder een besluit wordt tevens verstaan het weigeren te beslissen of het niet tijdig nemen van een beslissing.

  • De CKI stelt de belanghebbende in haar correspondentie in kennis van de mogelijkheid van het indienen van een bezwaarschrift door middel van de volgende clausule:

  • ‘ Ingevolge de CKI procedure ‘bezwaarschriftprocedure’ kan door een belanghebbende met betrekking tot dit besluit een bezwaarschrift ingediend worden. Daartoe moet binnen zes weken na de datum van verzending van het besluit een bezwaar worden ingediend bij de CKI. In het bezwaarschrift moet gemotiveerd worden aangegeven waarom het gegeven besluit niet juist gevonden wordt. Verzocht wordt bij het bezwaarschrift een kopie van het bestreden besluit toe te voegen.’

  • Het bezwaarschrift dient in ieder geval de volgende elementen te bevatten:

    • o naam en adres indiener

    • o dagtekening

    • o een omschrijving van het bestreden besluit

    • o de gronden van het bezwaar.

  • Het bezwaarschrift schort de werking van het besluit niet op.

  • Het bezwaarschrift leidt tot heroverweging van het besluit waartegen het is gericht.

Het bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard:

  • indien niet aan de gestelde termijn van indienen wordt voldaan. Dit geldt niet als de indiener aantoont dat hij redelijkerwijs niet in verzuim is geweest

  • in andere gevallen dan genoemd onder a, als geen gebruik gemaakt wordt van de door de CKI geboden gelegenheid tot verzuimherstel

  • het bezwaar wordt verder niet-ontvankelijk verklaard als het, bij het niet van toepassing zijn van een termijn, onredelijk laat wordt ingediend. Dit geldt uitsluitend wanneer het bezwaar betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit.

Procedure

  • De CKI neemt kennis van het bezwaarschrift en bevestigt binnen twee weken de ontvangst.

  • De CKI biedt gelegenheid tot het horen van de indiener.

  • Het bezwaarschrift wordt gemeld bij de kwaliteitsmanager die het bezwaar registreert.

  • Het horen betreft met name de vakinhoudelijke aspecten die geleid hebben tot het besluit en dient binnen in beginsel zes weken na het vaststellen dat een hoorprocedure aan de orde is, plaats te vinden.

  • Het horen kan geschieden door de CKI of door een of meer door de CKI benoemde ter zaken kundige. Het horen geschiedt door een persoon of personen die niet betrokken is/zijn geweest bij de voorbereiding van het besluit, en geen binding hebben met de belanghebbende.

  • Het horen geschiedt op een door de CKI te bepalen tijdstip binnen de gangbare kantooruren.

  • Relevante stukken kunnen tot 10 dagen voor de hoorzitting worden ingediend en liggen gedurende een week voor de zitting ter inzage.

  • Van het horen wordt afgezien indien het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, inmiddels aan het bezwaar is tegemoetgekomen, of indien belanghebbende verklaart hiervan geen gebruik te maken.

  • Van het horen wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt bij de beslissing op het bezwaar gevoegd.

  • De hoorcommissie brengt tevens advies aan de CKI.

Beslissing op het bezwaarschrift

  • De CKI beslist aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens binnen zes weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. De beslistermijn kan eenmaal met ten hoogste 6 weken worden verlengd. Daarna kan de termijn slechts met toestemming van de belanghebbende worden verlengd.

  • De CKI zal, bij het gegrond verklaren van het bezwaar, de beslissing herroepen en een nieuwe beslissing ter zake nemen.

  • Van haar beslissing op het bezwaar zal de CKI de onderbouwing en motivering aan belanghebbende meedelen.

Bestuursrechter

  • Indien de inhoud of strekking van de nieuwe beslissing de belanghebbende hiertoe aanleiding geeft, dient hij zich in voorkomend geval te wenden tot de bestuursrechter.

  • De CKI zal de belanghebbende in haar beslissing op bezwaar wijzen op deze mogelijkheid.

4.9. Norminterpretaties

Het CCvD dient te zorgen voor eenduidige norminterpretatie. Toch kan het voorkomen dat er in de operationele fase verschillende interpretaties bestaan van één of meerdere in werkveldspecifieke certificatieschema’s gehanteerde begrippen.

Mocht het gebeuren dat certificaathouders, CKI’s of andere belanghebbenden uiteenlopende definities hanteren en hierover meningsverschillen bestaan, dan dienen afwijkende interpretaties te worden voorgelegd aan het CCvD.

Het CCvD kan een dergelijke interpretatie vastleggen en openbaar maken in een TCVT Schema Journaal (TSJ).

5. TOEZICHT

De eigenaar van het product is verplicht een opstelling- en/of periodieke keuring aan te vragen. Het doel van de opstelling- en/of periodieke keuring is om de blijvende veiligheid van het product zoveel mogelijk te waarborgen. Het CCvD bepaalt in dit hoofdstuk van het certificatieschema hoe het toezicht door de CKI dient te worden ingericht.

5.1. Toegang

Indien het voor het houden van toezicht noodzakelijk is dat de CKI, de nationale accreditatie-instantie en Inspectie SZW zich toegang verschaffen tot gegevens over het product en het product zelf, wordt in deze paragraaf de toegang hiertoe geregeld. Het betreft hier de techni-sche gegevens van het werktuig en de eventuele documentatie over modificaties.

  • Toegang tot de technische gegevens en/of documentatie wordt verkregen:door raadpleging van het kraan- c.q. liftboek, ter beschikking te stellen door de eigenaar;

  • door raadpleging van het constructiedossier van de producent, ter beschikking te stellen door de eigenaar.

5.2. Frequentie van het toezicht

De CKI voert de opstellingskeuring uit bij elke nieuwe opstelling van het werktuig. Elke verplaatsing van het werktuig leidt tot een nieuwe opstellingskeuring.

De CKI voert de periodieke keuring, bij opstellingen langer dan 6 maanden op een vaste loca-tie, eenmaal per 6 maanden uit.

De CKI voert een keuring uit na een wijziging van het werktuig.

Steekproefsgewijze controle door de CKI is niet van toepassing.

5.3. De wijze van uitvoering van toezicht

Zie 5.2

5.4. Verslag van bevindingen

De verslaglegging bevat tenminste de onder 8.2 (opstellingskeuring) respectievelijk 8.3 (periodieke keuring) opgenoemde punten (voor zover van toepassing).

5.5. Maatregelen

Zie 4.6.

Indien de reparatie van een A-tekortkoming (art. 4.6.1.) niet als adequaat wordt gekwalificeerd, verstrekt de CKI aan de opdrachtgever geen TCVT certificaat van goedkeuring en meldt het gebrek en de onthouding van de goedkeuring schriftelijk aan Inspectie SZW/team certificatie binnen 2 maanden na de 1e keuring.

DEEL II

Deel 2 van dit certificatieschema bevat de normen die gelden voor een certificaat of verklaring voor producten in een werkveld. Beschreven wordt achtereenvolgens:

  • het onderwerp van certificatie(zie hoofdstuk 6);

  • de inhoudelijke eisen (inclusief de geldigheidscondities) die gelden voor het certificaat of de verklaring (zie hoofdstuk 7);

  • de wijze waarop het voldoen aan de eisen wordt beoordeeld en gerapporteerd (zie hoofdstuk 8);

  • te stellen eisen aan format van het certificaat (zie hoofdstuk 9).

6. ONDERWERP VAN VERKLARING OF CERTIFICATIE

Het werkveldspecifieke certificatieschema TCVT opstellings- en/of periodieke keuring van werktuigen is door TCVT voorgesteld en door het ministerie van SZW – inclusief eventuele aanpassingen – vastgesteld.

Het te keuren product betreft hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en tijdelijke personen(bouw)liften voor bewoners.

7. EISEN

Dit hoofdstuk bevat de werkveldspecifieke normen waaraan een product moet voldoen, alsmede de wijze waarop de toetsing daarvan plaatsvindt.

7.1. EISEN

Producten worden alleen in gebruik genomen wanneer deze niet de veiligheid of gezondheid van de gebruiker of andere algemene belangen in gevaar brengen, wanneer zij op juiste wijze en voor geëigende doelen worden gebruikt en onderhouden. Montage geschiedt door vakbekwame personen.

Producten worden onderworpen aan een opstellings- en/of periodieke keuring indien te verwachten is dat deze producten tijdens gebruik onderhevig zijn aan slijtage of anderszins wat veiligheid betreft achteruit gaan.

Producten moeten conform het Warenwetbesluit machines worden gekeurd door een CKI.

  • * bij elke nieuwe opstelling een opstellingskeuring, en/of

  • * indien een opstelling langer dan 6 maanden op n locatie staat, na 6 maanden een periodieke keuring.

Zie verder art. 5.2.

7.1.1. Eisen in de nieuwbouwfase

Niet van toepassing.

7.1.2. Eisen voor ingebruikneming

Zie hoofdstuk 8.

7.1.3. Eisen voor periodieke keuring

Zie hoofdstuk 8.

8. BEOORDELINGSFORMULIER

8.1. Keuring bij nieuwbouw

N.v.t.

8.2. Opstellingskeuring

Zie voor het rapport onder 8.3

8.3. Periodieke keuring

Voorblad keuringsrapport voor opstellings- en/of periodieke keuring werktuigen

Opdrachtnummer:

   

Periodieke

 

Keuringsdatum :

 

onderzoeking

beproeving

 

Opgesteld te :

 
 

Uitgevoerd door :

   
   

Materieel

 

Type machine

   
 

Fabrikant :

 

Datum EG-verklaring van overeenstemming: ..........................

 

Model / type :

 

Bedrijfsnummer :

 
 

Fabrieksnummer :

 

Bouwjaar :

 
       

Eigenaar

 

Naam :

 
   

Adres :

 
 

Postcode / Plaats :

 
 

Telefoonnummer :

 
     

Opdrachtgever

 

Bedrijf :

 
   

Functionaris :

 
   

Bevindingen

 

Tekortkomingen:

Ja

Nee

 
 

Directe voorzieningen noodzakelijk voordat het werktuig weer in gebruik wordt gesteld, m.b.t (nummers uit dit rapport) ...........................................................................

   

Rapport afgegeven aan

 

Naam :

 
   

Bedrijf :

 
 

Handtekening :

 
   

Beproeving

 

Uitgevoerd: Nee / Ja

(doorhalen wat niet van toepassing is)

Volgende keuring

 

Uitvoeren voor:

 
       

KEURINGSRAPPORT VOOR OPSTELLINGS- en/of PERIODIEKE KEURING WERKTUIGEN

 

Aandrijving

Vanginrichting

Fabrikant

.....................

........................

Model / type

.....................

........................

Fabrieksnummer

.....................

........................

Bouwjaar

.....................

........................

– inzet tot (datum)

– max. werklast

– max. vloerhoogte in deze opstelling

– aantal stopplaatsen (incl basistation)

– aantal verankeringen

– bijzondere uitvoering

....................

...................kg

...................m

....................

.....................

.........................

............ personen

..........................

...........................

Uitvoering geleiding

– vakwerkmast

– kokermast

.............

.............delen

.............delen

...................

 

Omschrijving van de opstelling

– O Op de grond/vloer

– O Op fundatie

– O ..............

Krachtbron:

O wisselspanning

....................

.........................

Locatie van de opstelling

.....................

 

OK niet OK

0100

Algemeen

 

     

0101

Liftboek / hijs- en hefwerktuigboek aanwezig

 

   

0102

Typegoedkeuring NoBo aanwezig (machines voor 2010)

 

   

0103

EG-verklaring van overeenstemming voor machines met bouwjaar vanaf 2010 , naam en evt nr NoBo

 

   

0104

Instructie- / opbouwboeken aanwezig en compleet

 

   

0105

– documenten t.b.v. opname van de vrijkomende krachten

 

   

0106

Opstellingslocatie binnen het toepassingsgebied dat de fabrikant heeft voorzien

 

   

0107

Elektrisch / hydraulisch schema aanwezig

 

   

0108

Laatste keuringsrapport aanwezig

 

   

0109

Certificaten (staalkabels, vanginrichting)

 

   

0110

Bij verankering aan bouwsteiger: berekening aanwezig

 

   

0111

Ingrijpende wijzigingen/herstellingen correct uitgevoerd

 

   

0112

Zijn de configuratie wijzigingen aangetekend in het lift- c.q. werkboek ?

 

   
             

0200

Mast

 

     

0201

Constructie

 

   

0202

Eindmast aanwezig (eventueel)

 

   

0203

Bout- / penverbindingen / borging

 

   

0204

Geleiding en mastdelen

 

   

0205

Kabelvangers

 

   

0206

Kabelton

 

   

0207

Kenmerk productiedatum mastdelen

 

   

0208

   

   

0300

Basisstation (GRONDKOOI)

 

     

0301

Constructie

 

   

0302

Bout- / penverbindingen / borging

 

   

0303

Buffers

 

   

0304

Buffers aanwezig voor kooi en contragewicht

 

   

0305

Toestand buffers en bevestigingen

 

   

0306

Uitloop tot de buffer

 

   

0307

Mechanische stuit

 

   

0308

Uitloop tot mechanische stuit

 

   

0309

Toegangsdeur

 

   

0310

Afscherming basisstation

 

   

0311

Afscherming contraballast

 

   

0312

Oprit (antislip)

 

   

0313

Veiligheidsstuit (aan te brengen zonder onder de kooi te komen

 

   

0314

   

   
             

0400

Liftkooi

 

     

0401

Constructie

 

   

0402

Bevestiging en borging kooi

 

   

0403

Loop- / geleidewielen / dwangrollen

 

   

0404

Wielbreuksteunen / vanghaken

 

   

0405

Kooivloer, antislip en afwatering

 

   

0406

Wanden/ gaas / kunststof

 

   

0407

Kooidak en leuningwerk

 

   

0408

Dakluik en ladder

 

   

0409

Bij passeren andere kooi afscherming van 2 m hoogte en 0,1 m om de hoek gezet

 

   

0410

Toegangsdeuren liftkooi

 

   

0411

Kooidak: inspectiebesturing + noodstopvoorziening

 

   

0412

Kooidak aanwezig (m.i.v. 2010 voor nieuwe machines)

 

   

0413

Davit / (hand)lier en voetplaat

 

   

0414

Rollen afgeschermd tegen vuil tussen rollen en geleiding

 

   

0415

   

   
             
 

BEDIENING IN DE KOOI

         

0416

Bedieningsorganen (koppen / hendels / sleutelschakelaar(s))

 

   

0417

Aanduidingen bij bedieningsplaats

 

   

0418

Noodstopvoorziening (werking en opschrift / kleuren)

 

   

0419

Signalering / aanduidingen bij signaleringen

 

   

0420

Nooddaalvoorziening / opschrift bij nooddaalvoorziening

 

   

0421

Werkschakelaar t.b.v. aandrijving

 

   

0422

Kooiverlichting / noodverlichting

 

   

0423

Akoestisch signaal (alarm)

 

   

0424

Beknopt bedieningsvoorschrift

 

   

0425

   

   

0500

Etagehekken met volledige hoogte

 

     

0501

Hoogte etagehek minimaal 2,0 m

 

   

0502

Opening tussen kooi en zijafscherming van de stopplaats is maximaal 150 mm

 

   

0503

Bij laden en lossen opening tussen drempel en etagevloer opstap < 50 mm (voor losklep zie 1109)

 

   

0504

Horizontale afstand tussen gesloten kooideur en de gesloten hekken resp. de toegang niet meer dan 200 mm

 

   

0505

Sluit etagehek gehele toegangsopening af

 

   

0506

Klemgevaar bij/naast etagetoegang voorkomen

 

   

0507

Toestand en bevestiging etagehekken

 

   

0508

Noodontgrendeling (driekantsleutel – A1 (EN 81 Annex B))

 

   

0509

           
             
 

Aanvullende eisen voor bewoonde situatie

 

     

0510

Etagehek vergrendeld / niet eenvoudig te openen

 

   

0511

Ontgrendeling alleen met speciale sleutel (driekantsleutel – A1 (EN 81 Annex B))

 

   

0512

   

   
             

0600

Etagehekken met beperkte hoogte

 

     

0601

Handregel hoogte ≥ 1,1 m

 

   

0602

Afstand (A) tussen hek en passerende delen is > 0,85 m bij V > 0,7 m/s, of afstand (A) is > 0,5 m bij V ≤ 0,7 m/s

 

   

0603

Etagehek is tenminste even breed als de opening

 

   

0604

bestaat uit leuning, knieregel op halve hoogte, schoprand van ≥ 150 mm

 

 

------------------------------------------------------

0605

Indien de kooi op minder dan 0,5 m passeert openingen in etagehek < 50 x 50 mm.

 

   

0606

Bij laden en lossen opening tussen drempel en etagevloer opstap < 50 mm (voor losklep zie 1109)

 

   

0608

Buitenrand van het gesloten stopplaatshek niet meer dan 200

 

   
 

mm van de drempel van de stopplaats

         

0609

Leuningen naast de etagevloer tussen 1,1 en 1,2 m hoog,

 

   
 

voorzien van knieregel en schoprand ≥ 150 mm.

         

06010

Openingen tussen drempel van de kooi en de etagevloer en tussen de opstap aan de kooi en leuningen van de opstap automatisch ≤ 150 mm voor openen van de kooiafsluiting

         

0611

   

   
             
 

Aanvullende eisen voor bewoonde situatie

 

     

0611

Etagehek vergrendeld niet eenvoudig te openen

 

   

0612

Etagehek niet beklimbaar aan binnenzijde (galerij/balkon )

 

   

0613

Ontgrendeling alleen met speciale sleutel (driehoek sleutel – A1 (EN 81 Annex B))

 

   

0614

   

   
             

0700

Draagkabel / CONTRAGEWICHT KABEL

 

     

0701

Toestand en bevestiging staalkabels

 

   

0702

Toestand, bevestiging, borging en uitloopbeveiliging kabelschijven

 

   

0703

Toestand, bevestiging, borging en uitloopbeveiliging kabeltrommel(s)

 

   

0704

Staalkabels conform certificaat

 

   

0705

   

   
             

0800

Hydraulische unit EN cilinder

 

     

0801

Bevestiging en borging hydraulische cilinder

 

   

0802

Slangen, leidingen en ventielen

 

   

0803

Slangbreukbeveiliging aan cilinder

 

   

0804

Pompen / motoren / filters / installatie

 

   

0805

   

   
             

0900

Aandrijving

 

     

0901

Reductie / motor

 

   

0902

Oliepeil / -conditie

 

   

0903

Remmen, remlichter zelfinvallend

 

   

0904

Vanginrichting / snelheidsbegrenzer / geldigheidsduur

 

   

0905

   

   
             

1000

Rondsel / Tandheugel

 

     

1001

Bevestiging tandheugel aan de mast

 

   

1002

Borging rondsel

 

   

1003

Ingrijpen tanden verzekerd

 

   

1004

Invalbeveiliging vuil tussen rondsel en tandheugel

 

   

1005

   

   
             

1100

Opstelling/ verankering

 

     

1101

Stabiel / waterpas / harde en vlakke ondergrond

 

   

1102

Wegspoelen grond voorkomen

 

   

1103

Onderstopping conform instructie / uitschuifbalken conform instructie toegepast

 

   

1104

Vrije ruimte / afscherming vallende voorwerpen

 

   

1105

Knelgevaar langs bouwsteiger voorkomen

 

   

1106

minimaal > 500 mm of steiger/ bouw voorzien van harde afscherming (geen bouwnetten)

         

1107

Etagehekken / afscherming bij alle stopplaatsen

 

   

1108

aansluiting naastgelegen leuningwerk openingen ≥ 0,15

 

   

1109

leuningwerk en schoprand naast etagehek

 

   

1110

Losklep bedekt etagevloer tenminste ≥ 0,1 m

 

   

1111

Verankering conform instructie/verankeringsplan

 

   

1112

Kan lift 1 m voorbij laatste stopplaats doorlopen, of conform instructieboek

 

   

1113

Verankering aan steiger (berekend, geen spiekoppelingen)

 

   

1114

Steiger als knikverkorter (geen spiekoppelingen)

 

   

1115

Verlichting etagestopplaatsen

 

   

1116

   

   
             

1200

Elektrische installatie

 

     

1201

Hoofdschakelaar afsluitbaar / vergrendelbaar

 

   

1202

Voedingskabel/elektrische leidingen/aansluiting

 

   

1203

Elektromotor(en)

 

   

1204

Toestand magneetschakelaars, relais

 

   

1205

Veiligheidsaarding

 

   

1206

Fasebewaking

 

   

1207

Thermische beveiliging

 

   

1208

Trekontlasting voedingskabel

 

   

1209

Hoofdschakelaar (basisstation)

 

   

1210

Vergrendelbare werkschakelaar

 

   

1211

   

   
             

1300

Begrenzingsinrichtingen / Beveiligingen

 

     

1301

Noodeindschakelaar boven

 

   

1302

Eindschakelaar boven

 

   

1303

Noodeindschakelaar onder

 

   

1304

Eindschakelaar onder

 

   

1305

Slappekabelbeveiliging

 

   

1306

Verdiepingsafslagen

 

   

1307

Etageafsluiting op bouwsteiger / verdieping

 

   

1308

Grendel toegangsdeur basisstation

 

   

1309

Vergrendelingsschakelaar(s) toegangsdeur basisstation

 

   

1310

Grendel toegangsdeur liftkooi

 

   

1311

Vergrendelingsschakelaar(s) toegangsdeur liftkooi

 

   

1312

Grendel toegang tot etage (deur of klep)

 

   

1313

Vergrendelingsschakelaar(s) toegang etage (deur of klep)

 

   

1314

Vergrendeling etageschuifhek

 

   

1315

Vergrendelingsschakelaar(s) etageschuifhek

 

   

1316

Vergrendeling dakluik

 

   

1317

(Vergrendelings) Schakelaar(s) dakluik

 

   

1318

Vangschakelaar(s)

 

   

1319

Montageschakelaar (davit) / beveiligingsschakelaar wand(en)

 

   

1320

Noodstopvoorziening opbouwbediening / inspectiebediening

 

   

1321

Akoestisch signaal (dalen)

 

   

1322

Mastdetectie (t.b.v. opbouwwerkzaamheden)

 

   

1323

   

   
             

1400

Opschriften / Aanduidingen

 

     

1401

Fabricaat / type / fabrieksnummer / bouwjaar

 

   
 

CE markering van 2010 en later

 

   

1402

Max. toelaatbare werklast in kg

 

   

1403

Max. toelaatbare aantal personen

 

   

1404

Opschrift ‘Alleen toegang voor deskundige‘

 

   
 

Verankering:

             

1405

– vrijstaand tot

 

m

 

   

1406

– hoogte eerste verankering

 

m

 

   

1407

– max. masthoogte

 

m

 

   

1408

– afstand tussen verankeringen

 

m

 

   

1409

– max. afstand boven laatste verankering

 

m

 

   

1410

Gegevens mastbout verbinding

 

   

1411

Typeplaat motor

 

   

1412

Typeplaat vang

 

   

1413

Opschriften bedieningsorganen buiten de kooi

 

   

1414

Waarschuwingsteksten / pictogrammen

 

   

1415

   

   
             

1500

Diversen

 

     

1501

Algemeen onderhoud

 

   

1502

Smering

 

   

1503

Staat van beplating / gaaswerk e.d.

 

   

1504

Verfwerk (roestvorming)

 

   

1505

Bliksembeveiliging (aarden / aardpen)

 

   

1506

Is machine nog uitgevoerd overeenkomstig fabrieksspecificaties-

 

   

1507

   

   
             

1600

BEPROEVING

 

     

1601

Vanginrichting of snelheidsbegrenzer

 

 

Beproefd met

 

kg (zie gebr.handleiding)

1602

Nooddaalvoorziening

 

 

Beproefd met

 

kg (conform instr.boek)

1603

Functionele beproeving van de gehele machine

 

     

kg

1604

Overlastbegrenzer (verplicht voor machines met bouwjaar 2010 en later)

 

 

Schakelt met

 

kg

 

1605

Beproeving met last uitgevoerd (1x per jaar)

 

   

1606

   

   
             

1700

bouwlift voor personen voorzien van

 

     
 

Open kooi (aanv. eisen bouwjaar voor 2010 )

         

1701

Basisafscherming – stopplaatshek voorzien van

 

   
 

veiligheidscontact

         

1702

Veiligheidsafstand tussen kooi en lift min. 0,5 m max. 2 m

 

   

1703

Basisafscherming – hoogte afscherming 1,10 m

 

   

1704

Basisafscherming – tussenregel op 0,70 m

 

   

1705

   

   
             
 

Open kooi

 

     

1706

Max. snelheid 0,4 m/s

 

   

1707

Max. snelheid onder 2 m 0,2 m/s

 

   

1708

Etageklep 1,1 m hoog en tot 0,55 m van gesloten constructie

 

   

1709

Laadklep 1,1 m hoog en volledig gesloten constructie

 

   

1710

Mastzijde volledig gesloten tot plafondhoogte

 

   

1711

Wand tegenover mastzijde 1,1 m hoog en volledig gesloten constructie

 

   

1712

Dak boven gehele platform

 

   

1713

   

   
             
 

Bediening open kooi

 

     

1714

Vasthoudbediening toegepast

 

   

1715

Sleutelschakelaar aanwezig voor bediening vanaf stopplaatsen

 

   

1716

Sleutel vergrendeld tijdens gebruik vanuit de lift

 

   

1717

Dalen stopt automatisch op 2 m hoogte .

 

   

1718

Vasthoudbediening onder 2 m in neerwaartse richting (max. 0,2 m/s)

 

   

1719

Na automatische stop op 2 m alleen beweging mogelijk,

 

   
 

indien opnieuw bediend wordt

         

1720

Na automatische stop op 2 m alleen beweging mogelijk na een akoestisch signaal van min. 3 s

 

   

1721

Buitenbediening na aut. stop op 2m in neerwaartse richting alleen mogelijk vanaf basisstation

 

   

1722

Bij oproepen vanaf de etage mag de lift vanuit de basis alleen vertrekken na akoestisch signaal van min. 3 s

 

   

1723

   

   
             
 

Opschriften in de kooi

 

     

1724

Opschrift voor plaatsen goederen i.v.m. open kooi

 

   

1725

Opschrift voor nooddaling en vluchtweg

 

   

1726

Opschrift "alleen voor bevoegde en geïnstrueerde personen"

 

   

1727

   

   
             

1800

TRANSPORTSTEIGERS

 

     
 

(aanvullende eisen machines met bouwjaar voor 2010)

         

1801

Basisafscherming – stopplaatshek voorzien van

 

   
 

veiligheidscontact

         

1802

Veiligheidsafstand tussen kooi en lift min. 0,5 m max. 2 m

 

   

1803

Basisafscherming – hoogte afscherming 1,10 m

 

   

1805

Snelheid max. 0,2 m/s vasthoudbesturing

 

   

1806

Ruimte tussen platform en gebouw/steiger/installatie: ≥ 0,5 m

 

   

1807

Opschrift: max. 3 personen voor begeleiding van de last

 

   

1808

Dalen stopt automatisch op 2,0 m hoogte, herstarten met akoestisch signaal

 

   

1809

   

   
             

1900

AANVULLENDE EISEN n.a.v. MR 2006/42/EG

(bouwjaar van 2010 en later)

 

     

1901

Afschermkappen incl. bevestigingsmiddelen compleet

 

   

1902

Interlock(s) tussen positie kooivloer en etagehek(ken)

 

   

1903

Openen alleen mogelijk als kooi binnen 150mm

         
 

van etage (remweg nom. beladen kooi ≥ 150mm max. 250 mm

         

1904

Detectie-inrichting op aanwezigheid verbindingen/mastdelen

 

   

1905

Opschrift met waarschuwing tegen overmatig geluid

 

   
 

indien Lwa ≥ 80 dB(A) en/of Lpa ≥ 70 dB(A)

         

1906

Etagehekken voorzien van noodontgrendeling mbv driehoekssleutel conform Annex B van EN 81-1

 

   

1907

Waarschuwingen tegen te voorzien misbruik nog in orde

 

   

1908

Machines met bouwjaar van 2010 en later voorzien van volledige basisafscherming conform EN 12159 of gelijkwaardig

 

   

1909

Platform (drager) voorzien van dak

 

   

1910

   

   
             

2000

Tijdelijke Lift bij gebouw (TLBG)

 

     
 

Baan kooi

 

   

2001

Schachtdeuren van volle constructie

 

   

2002

Schachtdeuren voorzien van noodontgrendeling m.b.v. driehoeksleutel conform Annex B van EN 81-1

 

   

2003

Schachtdeurgrendel

 

   

2004

Baan kooi afgeschermd op verdiepingen

 

   

2005

   

   
 

Kooi TLBG

 

     

2006

Kooi volledig gesloten

 

   

2007

Deur en deurgrendel

 

   

2008

Kooi voorzien van noodverlichting

 

   

2009

Kooi voorzien 24/7 spreekluisterverbinding

 

   

2010

Fotocel

 

   

2011

Klembeveiliging

 

   

2012

Stootbord onder kooi (≥ 75 cm)

 

   

2013

   

   
             
 

Put TLBG

 

     

2014

Beveiliging tegen verplettering

 

   

2015

Besturing uitgeschakeld, resetschakeling

 

   

2016

Noodstopvoorziening

 

   

2017

   

   
             
 

Tractie TLBG

 

     

2018

Toegang machinekamer

 

   

2019

Paniekslot

 

   

2020

Verlichting, en noodverlichting

 

   

2021

Verlichting besturingskast (200 lux)

 

   

2022

Liftmachine

 

   

2023

Tractieschijf en afschermingen

 

   

2024

Vanginrichting

 

   

2025

Snelheidsbegrenzer, contacten en afschermingen

 

   

2026

Spanwiel t.b.v. snelheidsbegrenzer en contact

 

   

2027

Schachtverlichting

 

   

2028

Draagmiddelen

 

   

2029

Leiders en steunen

 

   

2030

Dak kooi, inspectiebesturing

 

   

2031

Ophanging kooi

 

   

2032

Vrije ruimte dak kooi:

 

   

2033

– boven dak: (≥ 100 + 3,5 V2 cm)

 

   

2034

– boven delen: (≥ 30 + 3,5 V2 cm)

 

   

2035

– blok (50x60x80 cm) aanwezig

 

   

2036

– vrij vlak ≥ 0,12 m2

 

   

2037

Tegengewicht en geleiding

 

   

2038

Ophanging tegengewicht

 

   

2039

Buffer tegengewicht

 

   

2040

Uitloop tot buffer

 

   

2041

Afscherming tegengewicht in put

 

   

2042

   

   
             
 

Opschriften TLBG

 

     

2043

Fabrikant / Type / fabrieksnummer / CE-markering

 

   

2044

Maximale toelaatbare werklast

 

   

2045

Maximaal toelaatbaar aantal personen

 

   

2046

           
             
 

Toegangscontainer (optioneel)

 

     

2047

Toegangscontainer afsluitbaar en paniekslot

 

   

2048

Verlichting en noodverlichting

 

   

2049

Hoogteverschillen overbrugd

 

   

2050

   

   
             
2100 RUIMTE VOOR SAMENVATTENDE TOELICHTING TCVT

Nr. vlgs. rapport

Omschrijving

 

A Afwijkingen

2101

Tekortkomingen met direct gevaar voor de veiligheid

   
   
   
 

B-Afwijkingen

2102

Tekortkomingen zonder direct gevaar voor de veiligheid

   
   
   
   
   

2200

Tekortkomingen die tijdens de keuring zijn verholpen

   
   
   
   
   
   
   
   
   

8.4. Toelichting op 8.1

0100

ALGEMEEN

0101

Lift- c.q.werkboek aanwezig

Het lift- c.q. werkboek behoort volledig te zijn. In het lift- c.q. werkboek is ingevuld wie de keuring en beproeving heeft uitgevoerd en de waarmerking door de CKI.

Controlebeurten en belangrijke reparaties of uitbreidingen moeten zijn vermeld door degene(n) die deze heeft uitgevoerd. Vernieuwing en inspecties van staalkabels moeten op de bladzijden voor de staalkabelcontroles zijn vermeld.

De gebruiksaanwijzing dient aanwezig te zijn.

Hierbij horen ook de volgende schema’s en voorschriften te zitten:

Bedienings- / onderhouds- / montagevoorschriften te zitten (deze moeten in de Nederlandse taal zijn gesteld en bij het werktuig aanwezig zijn).

0102

Typegoedkeuring NoBo aanwezig (machines vóór 2010)

In het liftboek dient de volledige typegoedkeuring aanwezig te zijn.

Controleer of de lift/machine in dezelfde uitvoering ter controle is aangeboden als bij de eerste onderzoeking en beproeving.

Bij liften/machines met een CE-markering dient gecontroleerd te worden of de aangeboden lift/machine is vergezeld van een verklaring van typeonderzoek aanwezig is.

0103

EG-verklaring van overeenstemming voor machines met bouwjaar van 2010 en later, vermelding naam en evt. nr. NOBO

In het liftboek dient de EG-verklaring van overeenstemming aanwezig te zijn, met vermelding van naam en nummer van de NoBo, tenzij de machine volledig aan de EN –12159 voldoet. In dat geval is een EG-typeonderzoek niet verplicht (mag wel).

Controleer of de lift/machine in dezelfde uitvoering ter controle is aangeboden als bij de eerste onderzoeking en beproeving.

0104

Instructie-/ opbouwboeken aanwezig en compleet, op

Controleer of de lift- machineconfiguratie valt binnen de specificaties van de fabrikant voor het type.

Is documentatie aanwezig waaruit blijkt dat de lift/machine is opgebouwd volgens de fabrieksgegevens.

0105

Documenten t.b.v. opname van de vrijkomende krachten

Zijn documenten aanwezig waaruit blijkt dat ondersteuning / fundatie / verankering geschikt is voor de lift/machine.

Bij twijfels de berekeningen/verklaring van de constructeur opvragen. De berekening/ verklaring alleen op uitganspunten beoordelen.

0106

Opstellingslocatie binnen het toepassingsgebied dat de fabrikant heeft voorzien

Bij de inspectie controleren of de machine opgesteld staat op een locatie / wordt gebruikt conform de gebruikershandleiding van de fabrikant. Bijv. een machine geschikt voor op bouwwerken niet in openbare ruimten. Een transportsteiger als machine voor het verplaatsen van bedieningspersoneel in een tankpark (petrochemie) i.p.v. op de bouw. en dergelijke toepassingen.

Bij opstelling afwijkend van de instructie dient een risicoanalyse te zijn opgesteld.

0107

Electrisch-/ hydraulisch schema aanwezig

Elektrisch-/ hydraulisch-/ pneumatisch schema aanwezig en duidelijk leesbaar.

0108

Laatste keuringsrapport aanwezig

Ter beoordeling of vorige tekortkomingen zijn verholpen. Naslagwerk m.b.t. de uitgevoerde beproevingen met belasting.

0109

Certificaten (staalkabels, vanginrichting)

Controleer of de certificaten van de staalkabels en vanginrichting aanwezig zijn en bepalen of de staalkabels en vanginrichting nog hieraan voldoen.

0110

Bij verankering aan bouwsteiger: berekening aanwezig

Bij verankering aan bouwsteiger dient de berekening op locatie aanwezig te zijn. Alleen op aanwezigheid kontroleren. Berekening niet beoordelen.

0111

wijzigingen of herstelling correct uitgevoerd

– Mbt een wijziging moet een aanvulling op de procedure van CE markering hebben plaatsgevonden.

– Een aanpassing binnen het aantal mogelijke configuraties uit het fabrieksontwerp moet worden uitgevoerd door personeel met een aantoonbare deskundigheid op het betreffende gebied. Dergelijke veranderingen worden niet als ‘wijziging’ aangemerkt.

1.Reparaties aan delen van een machine, die niet tot de hoofddraagconstructie behoren, dienen uiteraard deskundig te worden uitgevoerd.

Een aantekening in het machinedocument* is echter niet nodig.

2. Kleinere reparaties aan de hoofddraagconstructie in niet-kritische zones**, zowel voor gangbare constructiestalen (tot en met C-staal FE 510) alsmede voor staalsoorten met hoge rekgrens, dienen te worden uitgevoerd volgens de reparatievoorschriften van de fabrikant of van een onafhankelijke deskundige.

Van de reparatie dient aantekening in het machinedocument te worden gemaakt.

3. Reparaties aan de hoofddraagconstructie in kritische zones moeten worden uitgevoerd door hetzij:

– de fabrikant, òf

– een deskundige met gebruikmaking van reparatievoorschriften van de fabrikant en onder controle van een onafhankelijke, tweede deskundige, òf

– een deskundige die zelf de reparatiemethode vaststelt of laat vaststellen, onder controle van een onafhankelijke tweede deskundige. In dit geval dient de tweede deskundige ook de reparatiemethode goed te keuren.

Van de reparatie dient een aantekening in het machinedocument te worden gemaakt.

Bij deze categorie van reparaties is het nodig dat nacontrole / herkeuring na reparatie door de keurende instantie wordt uitgevoerd.

Bij de nacontrole / herkeuring dient een beproeving met overlast te worden uitgevoerd.

Algemeen

Als een reparatie aan de machineconstructie heeft plaatsgevonden, dienen aan de inspecteur bij de eerstvolgende keuring (of nacontrole / herkeuring), te worden overhandigd (afhankelijk van de procedure):

– de afschriften van de reparatievoorschriften

– het controlerapport van de onafhankelijke deskundige

– de bladzijde van het machinedocument waarop de reparatieaantekening is gemaakt.

*Machinedocumenten kunnen zijn:

– Administratieboek, liftboek, register, logboek e.d.

** Bij de beoordeling of een zone als kritisch wordt beschouwd, wordt afgewogen:

1. Hoe is de schade ontstaan?

2. Hoe hoog is ter plaatse de materiaalspanning tijdens belasting van de machine?

3. Is er risico voor bezwijken als de scheur/deformatie verder gaat?

0112

De configuratie wijzigingen moeten worden aangetekend in het lift- c.q. werkboek

   

0200

MAST

0201

Constructie

Visueel onderzoek van lasverbindingen. Speciale aandacht voor lassen waar verfbreuk optreedt of die sterke corrosie vertonen. Controle van de constructie op deuken, verbuigingen, sterke roestvorming en andere beschadigingen.

0202

Eindmast aanwezig (eventueel)

Controle schaatsen voor eindafslag en noodeindschakelaar(s) aanwezig zijn. Tevens controle of kooi niet van de heugel kan lopen, eventueel aanwezige heugeldetectie ook conroleren.

0203

Bout-/ penverbindingen/ borging

Controle op alle bout- en penverbindingen en de borging ervan.

0204

Geleiding en mastdelen

Controle op beschadigingen en juiste montage

0205

Kabelvangers

Aanwezig en juist gemonteerd zodat geen beschadigingen aan de soepele kabels kan optreden.

0206

Kabelton

Kabelton aanwezig en juiste wijze van op- en afrollen zodat geen beschadigingen aan de kabels kan optreden.

0207

Kenmerk productiedatum mastdelen

Controleer of een kenmerk van de productiedatum op de mastdelen aanwezig is

0208

 
   

0300

BASISSTATION (GRONDKOOI)

0301

Constructie

De liftbasisafscherming moet alle zijden afschermen tot een hoogte van tenminste 2,0 meter en moet voldoen aan 5.5.4 van EN 13857:2008, tabel 1

0302

Bout-/ penverbindingen/ borging

Controle op alle bout- en penverbindingen en de borging ervan.

0303

Buffers

Het onderste einde van de baan van kooi en eventueel tegengewicht moet door buffers worden begrensd.

0304

Buffers aanwezig voor kooi en contragewicht

Het onderste einde van de baan van kooi en eventueel tegengewicht moet door buffers worden begrensd.

0305

Toestand buffers en bevestigingen

Controle op goed vastgezet en verdroging van kunststof buffers.

0306

Uitloop tot de buffer

Uitloop opmeten van kooi tot buffer indien kooi op onderste stopplaats staat.

0307

Mechanische stuit

Controle of kooi niet kan stuiten bij 90% invering van de buffers.

0308

Uitloop tot mechanische stuit

Uitloop opmeten van kooi tot mogelijke mechanische stuit indien kooi op onderste stopplaats staat. Daarna controle 0307.

0309

Toegangsdeur

Controle op constructie, veiligheidscontacten en van binnenuit te openen.

0310

Afscherming basisstation

De liftbasisafscherming moet alle zijden afschermen tot een hoogte van tenminste 2,0 meter en moet voldoen aan 5.5.4 van EN 13857:2008, tabel 1

0311

Afscherming contraballast

Moet zich binnen basisafscherming bevinden.

0312

Oprit (antislip)

Goede, deugdelijke oprit aanwezig met antislip, ook bij regen en vriesweer.

0313

Veiligheidsstuit (aan te brengen zonder onder de kooi te komen)

Is er een veiligheidsstuit aanwezig van minimaal 1,8m en is deze veilig buitenaf in werkpositie te brengen en weg te halen

0314

 
   

0400

LIFTKOOI

0401

Constructie

Contoleer de algehele constructie op vervormingen, beschadigingen, corrosie, staat van het verfwerk.

0402

Bevestiging en borging kooi

Controleer of de kooi op een juiste wijze is bevestigd, kijk of de vanghaken er op zitten.

0403

Loop-/ geleidewielen/ dwangrollen

Controle op lagerspeling, loopvlakken, juiste afstelling en invalbeveiligingen.

0404

Wielbreuksteunen/ vanghaken

Controle op aanwezig zijn en juiste wijze gemonteerd.

0405

Kooivloer/ antislip/ afwatering

Controle op vlak zijn, niet doorgeroest, antislip en juiste afwatering.

0406

Wanden/ gaas / kunststof

Controle op constructie, roest en geen openingen groter dan EN 13857:2008 tabel 4, maar kogel van Ø 25mm mag er niet door kunnen.

0407

Kooidak en leuningwerk

Controle op constructie, antislip, leuningwerk aanwezig ≥ 1,1 m met tussenregel op halve hoogte en een voetstootlijst ≥ 150mm.

0408

Dakluik en ladder

Controle op constructie, scharnieren en vergrendeld. Controlecontact op gesloten toestand.

Ladder controle op constructie en veilig kunnen betreden.

0409

Afscherming indien enig ander bewegend deel < 0,3 m passeert.

Indien enig ander bewegend deel zich kan bevinden op < 0,3 m van de binnenrand van de leuning dient een afscherming te worden aangebracht ≥ 2,0 m en ≥ breedte bewegend deel + 0,1 m aan beide zijden.

0410

Toegangsdeuren liftkooi

Vergrendeling + contact, ontgrendeling bij kooivloer ≤ 0,15m van stopplaats. Niet mogelijk om kooi te starten en in beweging te krijgen voordat alle kooideuren zijn gesloten.

0411

Kooidak: inspectiebesturing + noodstopvoorziening

Werking testen, normale besturing onderbroken, vasthoudprincipe en opschriften.

0412

Kooidak aanwezig (m.i.v. 2010 nieuwe machines).

Bij installaties van en later moet kooidak aanwezig zijn ter bescherming vallende voorwerpen.

0413

Davit/ (hand)lier en voetplaat

Indien aanwezig visueel controleren.

0414

Rollen afgeschermd tegen vuil tussen rollen en geleiding

Daar waar het ingrijpen van de rondsels afhankelijk is van de geleiding langs de mast dienen ook de rollen te zijn afgeschermd tegen invallend vuil, ed.

0415

 
   
 

BEDIENING IN DE KOOI

0416

Bedieningsorganen (koppen / hendels / sleutelschakelaar(s))

Controleer alle bed. organen op functioneren, deugdelijkheid, slijtage, scheuren in de afdichtingen, etc.

0417

Aanduidingen bij bedieningsplaats

Aanduidingen/opschriften/pictogrammen etc. dienen goed leesbaar/zichtbaar te zijn.

0418

Noodstopvoorziening (werking en opschrift / kleuren)

Controle op werking, vergrendeling, kleur (rood met gele ondergrond)

0419

Signalering / aanduidingen bij signaleringen

Signalen dienen te werken en verklarende teksten/pictogrammen duidelijk zichtbaar/leesbaar.

0420

Nooddaalvoorziening / opschrift bij nooddaalvoorziening

Nooddaalvoorziening dient in goede staat te zijn, kompleet te zijn en de opschriften/verklarende pictogrammen leesbaar/zichtbaar.

0421

Werkschakelaar tbv aandrijving

Controle op aanwezig, in goede staat, vergrendelbaar in de UIT-stand en juist aansluiting van de draden.

0422

Kooiverlichting / noodverlichting

Controle op werking, minimaal 50 lux bij bedieningsorganen.

0423

Akoestisch signaal (alarm)

Controle op werking + 1 uur op noodvoeding

0424

Beknopt bedieningsvoorschrift

Zijn alle vereiste opschriften aanwezig en in goede staat.

0425

 
   

0500

ETAGEHEKKEN MET VOLLEDIGE HOOGTE

0501

Hoogte etagehek minimaal 2,0 m

Controle op constructen openingen met eisen uit EN13857:2008 tabel 4, m.u.v. openingen onder hekwerk welke ≤ 35mm.

0502

Opening tussen kooi en zijafscherming van de stopplaats is maximaal 150 mm

Duidelijk.

0503

Bij laden en lossen opening tussen drempel en etagevloer opstap ≤ 50mm (voor losklep zie 1109).

Duidelijk.

0504

Horizontale afstand tussen gesloten kooideur en de gesloten hekken resp. de toegang niet meer dan 200 mm.

Duidelijk.

0505

Sluit etagehek gehele toegangsopening af.

Duidelijk.

0506

Klemgevaar bij en naast etagetoegang voorkomen.

Duidelijk.

0507

Toestand en bevestiging etagehekken.

Controle op constructie, bevestiging, schuifmechanisme, scharnieren en vergrendeld + contact

0508

Noodontgrendeling (driehoeksleutel – A1 (EN81 Annex B)).

Vanuit stopplaatszijde te ontgrendelen met speciale sleutel, driekant conform EN 81 Annex B

0509

 
   
 

Aanvullende eisen voor bewoonde situatie

0510

Etagehek vergrendeld / niet eenvoudig te openen.

Het slot mag niet met eenvoudige middelen te openen zijn (bijv. slotgat voor driekantsleutel toepassen).

0511

Ontgrendeling alleen met speciale sleutel.

Het slot mag niet met eenvoudige middelen te openen zijn (bijv. slotgat voor driekantsleutel toepassen conform EN 81 Annex B).

0512

 
   

0600

ETAGEHEKKEN MET BEPERKTE HOOGTE

0601

Handregel hoogte ≥ 1,1 m.

Duidelijk.

0602

Afstand tussen hek en passerende delen:

Indien V-nom ≤ 0,7 m/s dan afstand ≥ 0,5 m;

Indien V-nom > 0,7 m/s dan afstand ≥ 0,85 m.

In bovenstaand geval is een vaste afscherming van 1,1 m hoog voorzien van knie

regel en voetstootlijst toegestaan.

Echter, indien V-nom ≤0,7 m/s maar afstand ≤ 0,5 m en indien V-nom > 0,7 m/s maar afstand ≤ 0,85 m, dan voorzien in een vaste afscherming van 2,0 m hoog en voldoen aan EN 13857

0603

Etagehek is tenminste even breed als de opening.

Duidelijk

0604

bestaan uit leuning, knieregel op halve hoogte, schoprand van ≥ 150 mm

Duidelijk

0605

Indien de kooi op minder dan 0,5 m passeert openingen in etagehek < 50 x 50 mm.

Duidelijk

0606

Bij laden en lossen opening tussen drempel en etagevloer opstap < 50 mm (voor losklep zie 1109)

Duidelijk

0607

Buitenrand van het gesloten stopplaatshek aan de liftzijde niet meer dan 200 mm van de drempel van de stopplaats.

Men mag niet op de uitbouw (aan de buitenkant van het etagehek) kunnen staan.

0608

Leuningen naast de etagevloer tussen 1,1 en 1,2 m hoog, voorzien van knieregel en schoprand ≥ 150 mm.

Duidelijk.

0609

Openingen tussen drempel van de kooi en de etagevloer en tussen de opstap aan de kooi en leuningen van de opstap, automatisch ≥100 mm en ≤ 150 mm voor openen van de kooiafsluiting.

Duidelijk.

0610

 
   
 

Bewoonde situatie idem als bij 0510

0611

Etagehek vergrendeld, niet eenvoudig te openen.

Het slot mag niet met eenvoudige middelen te openen zijn (bijv. slotgat voor driekantsleutel toepassen).

0612

Etagehek niet beklimbaar aan binnenzijde.(galerij/balkon)

Beklimmen (m.n. voor kinderen) onmogelijk maken, zorg ervoor dat het oppervlak glad is en geen uitstekende delen (dwarskokers etc.) bevat waardoor beklimmen mogelijk wordt.

0613

Ontgrendeling alleen met speciale sleutel.

Het slot mag niet met eenvoudige middelen te openen zijn (bijv. slotgat voor driekantsleutel toepassen).

0614

 
   

0700

DRAAGKABEL/ CONTRAGEWICHT KABEL

0701

Toestand en bevestiging staalkabels

Staalkabels inspecteren op draadbreuken, slijtage, corrosie, vermindering van middellijn,

Uitwendige beschadiging en vervorming, breuknest en gebroken streng.

0702

Toestand, bevestiging, borging en uitloopbeveiliging kabelschijven.

Controleer de groefslijtage, lagerspeling en positie van lagers. Let op het vrijlopen t.o.v. naastliggende wand. Controle op aanwezigheid, juiste plaatsing en functioneren.

0703

Toestand, bevestiging, borging en uitloopbeveiliging kabeltrommels.

Controleer de groefslijtage, lagerspeling en positie van lagers. Let op het vrijlopen t.o.v. naastliggende wand. Controle op aanwezigheid, juiste plaatsing en functioneren.

0704

Staalkabels conform certificaat.

Controleer of de gemonteerde kabels voldoen aan hetgeen in het certificaat wordt genoemd.

0705

 
   

0800

HYDRAULISCHE UNIT EN CILINDER

0801

Bevestiging en borging hydraulische cilinder

Controle algehele toestand, bevestiging, vervormingen, beschadigingen en of bij kwetsbaarheid tegen aanstoten de afscherming nog voldoende deugdelijk is.

0802

Slangen, leidingen en ventielen

Controle op beschadigingen, lekkage en juiste bevestiging. De leidingen dienen trillingsvrij gemonteerd te zijn en aan hydraulische leidingen mag niet gelast zijn.

Slangen mogen niet getordeerd zijn; ook mogen ze geen scherpe knikken vertonen.

0803

Slangbreukbeveiliging aan cilinder

Controle op dichtheid (functiebeproeving) d.m.v. verhoging van de snelheid neerwaarts.

0804

Pompen/ motoren/ filters/ installatie

Controle op lekkages. Let op bijgeluiden.

0805

 
   

0900

AANDRIJVING

0901

Reductie/ motor

Controle op speling reductor, let op bijgeluiden.

0902

Oliepeil/ -conditie

Controle op juiste hoeveelheid.

0903

Remmen, remlichter zelfinvallend

Controle op voldoende remwerking bij stop. Controleer de remlichter op werking, deze moet na loslaten zelfinvallend zijn. Zonodig de remvoering en remschijven controleren d.m.v. demontage.

0904

Vanginrichting / snelheidsbegrenzer / geldigheidsduur

Controleer de vanginrichting / snelheidsbegrenzer op uitwendige toestand, vastzitten, boutverbindiengen, enz. Controleer of de geldigheidsduur die de fabrikant heeft opgegeven niet overschreden is

0905

 
   

1000

RONDSELS/ TANDHEUGEL

1001

Bevestiging tandheugel aan de mast

Controle op bevestiging + borging, slijtage, smering.

1002

Borging rondsel

Controle of rondsel is geborgd

1003

Ingrijpen tanden verzekerd

Controle op juiste afstelling rondsel/ tandheugel (zie figuur 8 en 9) en middelen welke zorgdragen dat onder alle belastingomstandigheden ingrijping rondsel/ tandheugel correct is.

Bijlage 251360.png
Figuur 8 – Correcte ingrijping van het rondselrad
Bijlage 251361.png
Figuur 9 – Minimale ingrijping van het rondselrad

1004

Invalbeveiliging vuil tussen rondsel en tandheugel

Controle of invalbeveiliging tegen vuil boven het rondsel aanwezig is.

1005

 
   

1100

OPSTELLING/ VERANKERING

1101

Stabiel/ waterpas/ harde en vlakke ondergrond

Controle op stabiele, harde en vlakke ondergrond. Bij twijfel of niet juist kunnen inschatten verklaring navragen bij de uitvoerder. De mast moet verticaal staan, binnen de specificaties van de fabrikant.

Is er een onderzoek naar de ondergrond verricht ?

1102

Wegspoelen grond voorkomen

Controle of voorzieningen noodzakelijk en aanwezig zijn om wegspoelen grond door regen/water te voorkomen.

1103

Onderstopping conform constructie/ uitschuifbalken conform instructie toegepast

Controle of onderstopping van de mast aanwezig is en juist aangebracht, tevens of de uitschuifbalken correct zijn toegepast.

1104

Vrije ruimte/ afscherming vallende voorwerpen

Zie 0300, 0500 en 0600

1105

Knelgevaar langs bouwsteiger voorkomen

Afstanden conform relevante norm.

1106

Minimaal > 500 mm of steiger/ bouw voorzien van harde afscherming (geen bouwnetten)

Openingen / afstanden moeten voldoen aan NEN-EN 13857, zie ook punt 603

1107

Etagehekken/ afscherming bij alle toegangen

Alle toegangen tot de lift moeten voorzien zijn van stopplaatshekken.

1108

Aansluiting naastgelegen leuningwerk openingen ≥ 0,15 m

Duidelijk

1109

Leuningwerk en schoprand naast etagehek

Duidelijk

1110

Losklep bedekt etagevloer tenminste ≥ 0,1 m

Deze moet dus minstens 0,1 m rusten op de etagevloer. Zie ook het instructieboek.

1111

Verankering conform instructie

Controle of verankering conform instructie is uitgevoerd. Controle op juiste wijze uitgevoerd, bevestigingspunten aan bouwwerk en mast, koppelingen deugdelijk gemonteerd.

   

1112

Kan lift 1 m voorbij laatste stopplaats doorlopen, of conform instructieboek

Zijn de configuratie wijzigingen aangetekend in het lift- cq werkboe

1113

Verankering aan steiger (berekend, geen spiekoppelingen)

Duidelijk

1114

Steiger als knikverkorter (geen spiekoppelingen)

Duidelijk

1115

Verlichting etagestopplaatsen.

Voldoende verlichting, min. 50 lux, voor correcte bediening aanwezig.

1116

 
   

1200

ELEKTRISCHE INSTALLATIE

1201

Hoofdschakelaar afsluitbaar/ vergrendelbaar

Hoofdschakelaar moet in de ‘uit-stand’ af te sluiten/vergrendelbaar zijn.

1202

Voedingskabel/ elektrische leidingen/ aansluiting

Controle op bescherming tegen alle ter plaatse v an toepassing zijnde uitwendige invloeden, zoals temperatuur, vocht, stof, corrosie, mechanische belasting, brand, explosie, enz.

Controle of spanningvoerende delen voldoende zijn afgeschermd (IP 2X). Controle op deugdelijke bevestiging van de bedrading en juiste aderdoorsnede

Kasten IP54

1203

Elektromotor(en)

Controle deugdelijke aansluiting, wartels in orde, beschadigingen.

1204

Toestand magneetschakelaars

Controle van de contacten van magneetschakelaars, relais .

1205

Veiligheidsaarding

Na iedere nieuwe opstelling en dus opnieuw aansluiten van de aarding controle sluiting einde veiligheidslijn. Tevens controle op deugdelijke bevestiging aardleiding.

1206

Fasevolgordebewaking

Controle op werking (indien nodig/aanwezig). Bij frequentie gestuurde aandrijvingen is fasevolgorde-bewaking niet nodig.

1207

Thermische beveiliging

Controle op werking (PTC of maximale instelling stroomwaarde).

1208

Trekontlasting voedingskabel

Controle op aanwezigheid en juiste montage.

1209

Stopinrichting §5.10.5 (basisstation)

Controle op aanwezig en in goede staat. Let ook op juiste aansluiting van de draden.

1210

Vergrendelbare werkschakelaar

Controle op aanwezig, in goede staat, vergrendelbaar in de UIT-stand en juist aansluiting van de draden.

1211

 
   

1300

BEGRENZINGSINRICHTINGEN/ BEVEILIGINGEN

1301

Noodeindschakelaar boven

Controle op schakelen en werking voor raken (eventuele) buffers, mag niet worden bediend door de schaats van de eindschakelaars

1302

Eindschakelaar boven

Controle op werking

1303

Noodeindschakelaar onder

Controle op schakelen en werking voor raken (eventuele) buffers mag niet worden bediend door de schaats van de eindschakelaars en schakelen voor raken kooibuffer.

1304

Eindschakelaar onder

Controle op werking

1305

Slapkabelcontact

Controle op werking

1306

Verdiepingsafslagen

Controle op werking en juist afgesteld i.v.m. gelijk stoppen kooi t.o.v. verdiepingsvloeren.

1307

Etageafsluiting op bouwsteiger / verdieping

Controle grendelcontact op werking, na verbreken contact moeten de vergrendelings-elementen nog 7mm op elkaar ingrijpen.

1308

Grendel toegangsdeur basisstation

Controle op constructie en juiste werking.

1309

Vergrendelingsschakelaar(s) toegangsdeur basisstation

Controle op werking. Controle grendelcontact op werking, na verbreken contact moeten de vergrendelings-elementen nog 7mm op elkaar ingrijpen.

1310

Grendel toegangsdeur liftkooi

Controle op constructie en juiste werking.

1311

Vergendelingsschakelaar(s) toegangsdeur liftkooi

Controle op werking. Controle grendelcontact op werking, na verbreken contact moeten de vergrendelings-elementen nog 7mm op elkaar ingrijpen.

1312

Grendel toegang tot etage (deur of klep)

Controle op constructie en juiste werking

1313

Vergrendelingsschakelaar(s) toegang etage (deur of klep)

Controle grendelcontact op werking, na verbreken contact moeten de vergrendelings-elementen nog 7mm op elkaar ingrijpen.

1314

Vergrendeling etageschuifhek

Controle op constructie en juiste werking

1315

Vergendelingsschakelaar etageschuifhek

Controle gendelcontact op werking, na verbreken contact moeten de vergrendelings-elementen nog 7mm op elkaar ingrijpen.

1316

Vergrendeling dakluik

Controle op constructie en juiste werking

1317

(Vergendelings) Schakelaar(s) dakluik

Controle op juiste werking.

1318

Vangschakelaar(s)

Controle op werking tijdens vangtest.

1319

Montageschakelaar (davit)/ beveiligingsschakelaar wand(en)

Duidelijk

1320

Noodstopvoorziening opbouwbediening / inspectiebediening

Controle op werking.

1321

Akoestisch signaal dalen

Controle op werking + 1 uur op noodvoeding

1322

Mastdetectie (t.b.v. opbouwwerkzaamheden)

De mastdetectie die bij opbouwwerkzaamheden controleert of de motorunit niet de tandheugel kan verlaten dient aanwezig en in orde te zijn.

1323

 
   

1400

OPSCHRIFTEN/ AANDUIDINGEN

1401

Fabrikaat/ type/ fabrieksnummer/ bouwjaar/ CE-markering van 2010 en later

Zijn alle vereiste opschriften aanwezig en in goede staat.

1402

Max. toelaatbare werklast in kg

Zijn alle vereiste opschriften aanwezig en in goede staat.

1403

Max. toelaatbare aantal personen

Zijn alle vereiste opschriften aanwezig en in goede staat.

1404

Opschrift ‘Alleen toegang voor deskundige’

Zijn alle vereiste opschriften aanwezig en in goede staat op de grondkooi.

 

Verankering

1405

– vrijstaand tot m

Zijn alle vereiste opschriften aanwezig en in goede staat.

1406

– hoogte eerste verankering m

Zijn alle vereiste opschriften aanwezig en in goede staat.

1407

– max. masthoogte m

Zijn alle vereiste opschriften aanwezig en in goede staat.

1408

– afstand tussen verankeringen m

Zijn alle vereiste opschriften aanwezig en in goede staat.

1409

– max. afstand boven laatste verankering ..............m

Zijn alle vereiste opschriften aanwezig en in goede staat.

1410

Gegevens mastboutverbinding

Zijn alle vereiste opschriften aanwezig en in goede staat.

1411

Typeplaat motor

Zijn alle vereiste opschriften aanwezig en in goede staat.

1412

Typeplaat vang

Zijn alle vereiste opschriften aanwezig en in goede staat.

1413

Opschriften bedieningsorganen buiten de kooi

Zijn alle vereiste opschriften aanwezig en in goede staat.

1414

Waarschuwingsteksten-/ pictogrammen

Zijn alle vereiste opschriften aanwezig en in goede staat.

1415

 
   

1500

DIVERSEN

1501

Algemeen onderhoud

Controle op algehele onderhoudstoestand van de installatie.

1502

Smering

Is de smering in orde, automatisch, hand.

1503

Staat van beplating/ gaaswerk e.d.

Controle op constructie, gaten, beschadiging.

1504

Verfwerk (roestvorming)

Let op ernstige roestvorming.

1505

Bliksembeveiliging (aarden/ aardpen)

Aanwezig en deugdelijk aangesloten.

1506

Is machine nog uitgevoerd overeenkomstig fabrieksspecificaties

Controleer of er ingrijpende wijzigingen zijn doorgevoerd en of installatie nog conform fabrieksspecificaties is.

1507

 
   

1600

BEPROEVING

1601

Vanginrichting en snelheidsbegrenzer

Controle vanginrichting met nominale last m.b.v. vangtestapparaat waardoor vrije val wordt bewerkstelligd. Bij ingekomen vang moet het vangcontact de veiligheidslijn onderbreken.

De vanginrichting dient overeenkomstig de instructie van de fabrikant onderzocht en beproefd te worden, echter minimaal eenmaal per jaar met belasting in de kooi. Daarbij is de instructie van de fabrikant bepalend. Indien deze ontbreekt dient dit bij nacontrole / herkeuring te geschieden. Deze beproeving dient minimaal 1x per jaar te worden uitgevoerd.

Controle snelheidsbegrenzer op werking, slijtage groefvorm en kabel, controle contact.

1602

Nooddaalvoorziening

Controleer op juiste werking

1603

Functionele beproeving

Beproef de gehele installatie met de door de fabrikant voorgeschreven belasting waarbij een complete rit naar boven en naar beneden wordt uitgevoerd. Deze beproeving dient minimaal eenmaal per jaar in het bijzijn van de CKI te worden uitgevoerd. Controleer de remwerking hierbij d.m.v. een noodstop.

1604

Overlastbegrenzer (verplicht voor machines met een toelaatbare belasting van > 1000 kg, bouwjaar 2010 en later)

Controle op in werking komen bij ...... kg.

1605

Beproeving met last uitgevoerd (1 maal per jaar)

De functionele beproeving met last (van de machine en de vanginrichting) dient minimaal 1 maal per jaar te worden uitgevoerd in bijzijn van de CKI. Tussentijdse beproevingen mag de eigenaar gebruiker verrichten.

1606

 
   

1700

BOUWLIFT VOOR PERSONEN VOORZIEN VAN OPEN-KOOI (aanvullende eisen machines met bouwjaar voor 2010)

1701

Basisafscherming-stopplaatshek voorzien van veiligheidscontact

Controle op werking zodat de gesloten positie van het stopplaatshek is gecontroleerd en voorkomt dat de kooi kan starten of in beweging kan blijven als het stopplaatshek niet gesloten is

1702

Veiligheidsafstand tussen kooi en lift min. 0,5 m en max. 2 m

De veiligheidsafstand, gemeten van de binnenzijde van de kooiwanden tot omringende delen van de installatie of obstakels, niet kleiner is dan 0,5 meter en niet meer dan 2 m (zodat het minder waarschijnlijk is dat er materiaal wordt opgeslagen binnen de liftbasisafscherming).

1703

Basisafscheming-hoogte afscherming 1,10 m

Controleer hoogte.

1704

Basisafscherming-tussenregel op 0,70 m

Controleer hoogte.

1705

 
   
 

Open kooi

1706

Max. snelheid 0,4 m/s

Controleer.

1707

Max. snelheid onder 2 m 0,2 m/s

Controleer dat snelheid niet hoger is dan 0,2 m/s indien de kooi zich in de onderste 2 m van de baan bevindt, zowel in op- als neerwaartse richting.

1708

Etageklep 1,1 m hoog en tot 0,55 m van gesloten constructie

Controleer.

1709

Laadklep 1,1 m hoog en volledig gesloten constructie

Controleer.

1710

Mastzijde volledig gesloten tot plafondhoogte

Controleer.

1711

Wand tegenover matzijde 1,1 m hoog en volledig gesloten constructie

Controleer.

1712

Dak boven gehele platform

Er moet een dak aanwezig zijn boven gehele platform.

1713

 
   
 

Bediening open kooi

1714

Vasthoudbediening toegepast

Controleer.

1715

Sleutelschakelaar aanwezig voor bediening vanaf stopplaatsen

De besturing in de kooi moet voorzien zijn van een sleutelschakelaar, zodanig uitgevoerd dat geschakeld kan worden tussen besturing uitsluitend vanuit de kooi en besturing uitsluitend vanaf de stopplaatsen; de sleutel kan pas verwijderd worden als de schakelaar is teruggezet naar de stand voor besturing vanaf de stopplaatsen

1716

Sleutel vergrendeld tijdens gebruik vanuit de lift

De besturing in de kooi moet voorzien zijn van een sleutelschakelaar, zodanig uitgevoerd dat geschakeld kan worden tussen besturing uitsluitend vanuit de kooi en besturing uitsluitend vanaf de stopplaatsen; de sleutel kan in elke stand verwijderd worden (de machine moet voorzien zijn van een in elke stand vergrendelbare functiekeuzeschakelaar).

1717

Dalen stopt automatisch op 2 m hoogte.

Bij gebruik van de besturing in de kooi, moet de neerwaartse beweging van de kooi automatisch gestopt worden bij een vrije hoogte onder de kooi van 2 meter..

1718

Vasthoudbediening onder de 2 m in neerwaartse richting

Bij gebruik van de besturing in de kooi, moet de neerwaartse beweging van de kooi automatisch gestopt worden bij een vrije hoogte onder de kooi van 2 meter, en het verder neerwaarts bewegen pas weer mogelijk zijn door het opnieuw bedienen van de vasthoudbediening, nadat gedurende 3 seconden een geluidssignaal heeft geklonken en max. 0,2 m/s.

1719

Na automatische stop op 2m alleen beweging mogelijk indien opnieuw bediend wordt

Bij gebruik van de besturing in de kooi, moet de neerwaartse beweging van de kooi automatisch gestopt worden bij een vrije hoogte onder de kooi van 2 meter, en het verder neerwaarts bewegen pas weer mogelijk zijn door het opnieuw bedienen van de vasthoudbediening, nadat gedurende 3 seconden een geluidssignaal heeft geklonken en max. 0,2 m/s .

1720

Na automatische stop op 2m alleen beweging mogelijk na akoestisch signaal van min. 3s.

Bij gebruik van de besturing in de kooi, moet de neerwaartse beweging van de kooi automatisch gestopt worden bij een vrije hoogte onder de kooi van 2 meter, en het verder neerwaarts bewegen pas weer mogelijk zijn door het opnieuw bedienen van de vasthoudbediening, nadat gedurende 3 seconden een geluidssignaal heeft geklonken en max. 0,2 m/s.

1721

Buitenbediening na automatische stop op 2m in neerwaartse richting alleen mogelijk vanaf basisstation

Bij gebruik van een besturing buiten de kooi (geen personenvervoer), moet de neerwaartse beweging van de kooi automatisch gestopt worden bij een vrije hoogte onder de kooi van 2 meter, en het verder neerwaarts bewegen plaatsvinden door vasthoudbediening vanaf de onderste stopplaats, van waaruit volledig zicht mogelijk is op het onderste deel van de baan van de kooi en de binnenzijde van de liftbasisafscherming.

1722

Bij oproepen vanaf de etage mag de lift vanuit de basis alleen vertrekken na akoestisch signaal van min. 3s.

Het starten van de kooi vanaf de onderste stopplaats, als de kooi vanaf een verdieping opgeroepen wordt, mag niet eerder plaatsvinden dan nadat gedurende 3 seconden een geluidssignaal geklonken heeft.

1723

 
   
 

Opschriften in de kooi

1724

Opschrift voor plaatsen goederen i.v.m. open-kooi

Een extra opschrift in de kooi moet zijn aangebracht, met veiligheidsvoorschriften voor het plaatsen van goederen en de maximale afmetingen van de goederen, rekening houdend met het gegeven dat de kooi open is.

1725

Opschrift voor nooddaling en vluchtweg

Een extra opschrift in de kooi moet zijn aangebracht, waaruit blijkt hoe te handelen ingeval van storing, rekening houdend met het gegeven dat de kooi open is.

1726

Opschrift ‘alleen voor bevoegde en geïnstrueerde personen’

Een extra opschrift in de kooi moet zijn aangebracht, waaruit blijkt dat de installatie uitsluitend bediend mag worden door daartoe bevoegde en geïnstrueerde personen.

1727

 
   

1800

TRANSPORTSTEIGERS (aanvullende eisen machines met bouwjaar vóór 2010)

1801

Basisafscherming – stopplaatshek voorzien van veiligheidscontact

Controle op werking zodat de gesloten positie van het stopplaatshek is gecontroleerd en voorkomt dat de kooi kan starten of in beweging kan blijven als het stopplaatshek niet gesloten is

1802

Veiligheidsafstand tussen kooi en lift min. 0,5 m en max. 2 m

De veiligheidsafstand, gemeten van de binnenzijde van de kooiwanden tot omringende delen van de installatie of obstakels, niet kleiner is dan 0,5 meter en niet meer dan 2m (zodat het minder waarschijnlijk is dat er materiaal wordt opgeslagen binnen de liftbasisafscherming).

1803

Basisafscheming-hoogte afscherming 1,10 m

Controleer hoogte.

1804

Basisafscherming-tussenregel op 0,70 m

Controleer hoogte

1805

Snelheid max. 0,2 m/s vasthoudbesturing

Na de 2-meter stop alleen vasthoudbesturing met beperkte snelheid (0,2 m/s).

1806

Ruimte tussen platform en gebouw/steiger/installatie ≥ 0,5 m

Duidelijk

1807

Opschrift: Max. 3 personen voor begeleiding van de last

Controle op aanwezig en nog in goede staat/ afleesbaar.

1808

Dalen stopt automatisch op 2,0 m hoogte, herstarten met akoestisch signaal

Na de 2-meter stop alleen vasthoudbesturing met beperkte snelheid (0,2 m/s) mogelijk. Tevens moet akoestisch signaal klinken.

1809

 
   

1900

Aanvullende eisen n.a.v. MR 2006/42/EG (bouwjaar van 2010 en later)

1901

Afschermkappen incl. bevestigingsmiddelen compleet

Daar waar redelijkerwijs kan worden verwacht dat de bevestigingsmiddelen niet meer aangebracht worden moeten ze aan afschermkappen of machine verbonden blijven.

Toelichting. In de nieuwe machinerichtlijn is een verplichting opgenomen dat: daar waar afschermkappen zijn toegepast die een risico hebben op een gevaar – en deze moeten voor onderhoud/inspectie worden gedemonteerd – dan moeten de bevestigingsmiddelen met de afschermkap danwel de machine verbonden blijven.

1902

Interlock(s) tussen positie kooivloer en etagehek(ken)

Etagehekken en kooideur mogen pas geopend kunnen worden indien de kooi voor de betreffende verdieping staat. De interlock tussen de positie van de kooivloer op de etagehekken mag niet eenvoudig op te heffen zijn. Onder eenvoudig wordt verstaan m.b.v. alleen ledematen. Voor het opheffen van de interlock dient minimaal gebruik gemaakt te worden van hulpmiddelen.

1903

Openen alleen mogelijk indien kooi binnen 150 mm van etage (indien remweg nom. beladen kooi ≥ 250 mm, max. 250 mm.

Duidelijk.

1904

Detectie-inrichting op aanwezigheid verbindingen/mastdelen

Er moeten voorzieningen worden getroffen waarmee gedetecteerd wordt dat de verbindingen aanwezig zijn.

De interpretatie hiervan is als volgt:

1. Detectie op aanwezig zijn van de mastverbinding, wanneer deze verbinding er niet is en de mast mag uit sterkte en stabiliteit niet belopen worden tijdig stoppen van de kooi.

2. Kan de mast uit sterkte en stabiliteit wel belopen worden moeten er maatregelen getroffen worden dat de kooi niet kan ontsporen.

3. De drager (kooi / platform / steiger) mag de mast niet kan verlaten.

Opm. Nadat op Europees niveau beslist is hoe deze eis gerealiseerd moet worden zal de tekst eventueel worden aangepast.

1905

Opschrift met waarschuwing tegen overmatig geluid indien Lwa ≥ 80 dB(A) en/of Lpa ≥ 70 dB(A)

Er moet een opschrift zijn aangebracht met waarschuwing geluidsoverlast.

1906

Etagehekken voorzien van noodontgrendeling m.b.v. driehoekssleutel conform Annex B van EN 81-1

Geldt alleen voor hekken van volledige hoogte

1907

Waarschuwingen tegen te voorzien misbruik nog in orde

Controle op aanwezig en in goede staat/ afleesbaar. Betreft opschriften op de machine die de gebruiker waarschuwen dat hij de machine niet mag wijzigen.

1908

Machines die niet voorzien zijn van een volledige grondkooi van 2 meter hoogte met een beveiligde toegangsdeur moeten in de gebruiksfase op een bouwlocatie minimaal voorzien zijn van een basisafscherming die voldoet aan de aanvullende eisen voor de bouwlift voor personen en/of goederen met open kooi (zie 1700 e.v.).

Machines met een bouwjaar van 2010 en later moeten voorzien zijn van een volledige basisafscherming conform EN 12159 + A1 of voldoen aan het typekeur zoals dat voor het type machine is afgegeven door een NoBo. Het kan zijn dat in de typekeuring is bepaald dat er een veiligheidsvoorziening noodzakelijk is onder de drager / platform die voorkomt dat er bij dalen gevaar voor beknelling ontstaat in het geval er geen volledige grondkooi maar lage hekken worden toegepast. Deze voorziening is alleen toepasbaar op bouwlocaties. Bij gebruik op openbaar terrein gelden strengere regels, d.w.z. volledige basisafscherming conform EN12159 + A1 of zwaarder.

1909

Platform (drager) voorzien van dak

Daar waar gevaar voor vallen van voorwerpen op het platform / de personen aanwezig is dient in een deugdelijk dak te zijn voorzien.

1910

 
   

2000

TIJDELIJKE LIFT BIJ GEBOUW (TLBG):

 

BAAN KOOI

2001

Schachtdeuren van volle constructie

Schachtdeuren moeten zijn aangebracht. Hierin mogen geen openingen groter dan 10 mm voorkomen en in de bovenste helft moet ten minste een deel doorzichtig zijn.

2002

Schachtdeuren voorzien van noodontgrendeling m.b.v. driehoeksleutel conform Annex B van EN81-1

De schachtdeuren moeten vanaf de etagezijden te ontgrendelen zijn met driekantsleutel.

2003

Schachtdeurgrendel

Schachtdeuren moeten gesloten en gegrendeld zijn alvorens de lift kan vertrekken.

2004

Baan kooi afgeschermd op verdiepingen

De wand op de verdiepingen ter afscheiding van de binnen 0,70 m van de bordessen van het gebouw aanwezige baan van de kooi en/of tegengewicht, moet van volle constructie zijn

2005

 
   
 

Kooi TLBG

2006

Kooi volledig gesloten

De lift voldoet aan de norm NEN-EN 12159 ‘Bouwliften voor personen- en goederenvervoer met verticaal geleide kooi’. Dit betekent dat de dager cq. kooi volledig gesloten moet zijn. Dit betekent dat de dager cq. kooi volledig gesloten moet zijn max. 10 mm.

2007

Deur en deurgrendel

De kooi moet voorzien zijn van volledig gesloten kooideuren. Deze moeten aan de naar het gebouw toegekeerde zijde zijn voorzien van een grendel en grendelcontact

2008

Kooi voorzien van noodverlichting

Noodverlichting moet aanwezig zijn.

2009

Kooi voorzien 24/7spreekluisterverbinding

In geval van nood moet de gebruiker middels een 24 uurs / 7 dagen in de week actieve spreekluisterverbinding alarm kunnen slaan. Deze moet een spreek- én luistermogelijkheid hebben.

2010

Fotocel

Een beveiligingsinrichting moet de kooideur automatisch openen als een persoon zich in de deuropening bevindt tijdens het sluiten van de deur. Deze moet werken voordat de persoon wordt geraakt.

2011

Klembeveiliging

Een beveiligingsinrichting moet de kooideur automatisch openen als een persoon zich in de deuropening bevindt tijdens het sluiten van de deur en wordt geraakt door de kooideur.

2012

Stootbord onder kooi

De drempel van de kooi moet voorzien zijn van stootbord over de volledige breedte. Het verticale deel moet zijn verlengd met een afschuining onder een hoek met

het horizontale vlak die groter is dan 60°. De horizontale projectie van deze afschuining mag niet minder zijn dan 20 mm.

De hoogte van het verticale deel moet ten minste 0,75 m zijn.

2013

 
   
 

PUT

2014

Beveiliging tegen verplettering

Wanneer de kooi rust op zijn volledig ingedrukte buffers, moet er tegelijkertijd aan de volgende drie voorwaarden worden voldaan:

a) er moet in de schachtput voldoende ruimte zijn om een rechthoekig blok te kunnen plaatsen dat niet kleiner is dan 0,50 m x 0,60 m x 1,0 m en rust op één van de zijden;

b) de vrije verticale afstand tussen de vloer van de schachtput en de laagste delen van de kooi moet ten minste 0,50 m bedragen. Deze afstand mag worden verminderd tot een minimum van 0,10 m binnen een horizontale afstand van 0,15 m tussen:

1) het stootbord of de delen van de verticale schuifdeur(en) van de kooi en de

aanliggende wand(en);

2) de laagste delen van de kooi en de leiders;

c) de vrije verticale afstand tussen de hoogste delen in de schachtput, bijvoorbeeld een spaninrichting voor compensatiekabels die in de hoogste positie staat, en de laagste delen van de kooi, met uitzondering van de delen die hierboven zijn beschreven in b) 1) en b) 2), moet ten minste 0,30 m zijn.

2015

Besturing uitgeschakeld, resetschakeling

Bij het betreden van de put dient de normale besturing van de lift te zijn uitgeschakeld (middels de veiligheidslijn). Vrijgave van de normale besturing moet via een resetschakeling welke enkel buiten de schacht bereikbaar is die enkel door een deskundige bediend kan worden.

2016

Noodstopvoorziening

In de schachtput moet een blokkeerschakelaar aanwezig zijn die bereikbaar is na het openen van de deur(en) naar de schachtput, en vanaf de vloer van de schachtput en die de veiligheidslijn verbreekt.

2017

 
   
 

TRACTIE TLBG

2018

Toegang machinekamer

Liftmachines hun bijbehorende uitrusting en schijven moeten in een daarvoor bestemde ruimte zijn aangebracht met wanden, plafond, vloer en deur en/of luik die van volle samenstelling zijn, en mogen alleen toegankelijk zijn voor bevoegde personen (voor onderhoud, inspectie en hulpverlening).

De toegang tot de machinekamers en schijvenruimten moet:

a) voldoende kunnen worden verlicht door vast aangebracht(e) elektrische lichtpunt(en);

b) gemakkelijk en veilig te gebruiken zijn onder alle omstandigheden.

2019

Paniekslot

De machinekamerdeur moet zijn voorzien van sloten met sleutels, die van binnenuit zonder sleutel kunnen worden geopend.

2020

Verlichting en noodverlichting

De machinekamer moet zijn voorzien van een vast aangebrachte elektrische verlichting van ten minste 200 lux op de vloer. De verlichting van de machinekamer moet kunnen worden ingeschakeld met een schakelaar die is aangebracht op een juiste hoogte, nabij de toegang(en).

Tevens moet een noodverlichting zijn aangebracht.

2021

Verlichting besturingskast (200 lux)

Ook de besturingskast moet met 200 lux zijn verlicht.

2022

Liftmachine

Zie 20235

2023

Tractieschijf en afschermingen

Er moet worden gezorgd voor een effectieve beveiliging voor toegankelijke, draaiende onderdelen die gevaarlijk kunnen zijn, en met name:

a) spieën en schroeven in assen;

b) banden, kettingen, riemen;

c) tandwielen, kettingwielen;

d) uitstekende motorassen;

2024

Vanginrichting

Er moet een veiligheidsinrichting zijn aangebracht die voorkomt dat de kooi valt.

Eén van de volgende soorten veiligheidsinrichting moet zijn toegepast:

– vanginrichtingen die in werking komen bij te hoge snelheid;

– leidingbreukkleppen.

2025

Snelheidsbegrenzer, contacten en afschermingen

Elke kooi die niet rechtstreeks wordt ondersteund door cilinders moet zijn uitgerust met een veiligheidsinrichting die is bevestigd aan het raamwerk van de kooi en die onmiddellijk in werking komt wanneer de kooi een te hoge snelheid bereikt.

De snelheidsbegrenzer moet voorzien zijn van een inklinkcontact en voldoende zijn afgeschermd, zie ook 2025.

2026

Spanwiel t.b.v. snelheidsbegrenzer en contact

Het spanwiel van de snelheidsbegrenzer moet voorzien zijn van een contact dat in werking treedt bij het slap worden van de snelheidsbegrenzerkabel.

Tevens moet het spanwiel tegen invallende voorwerpen zijn beveiligd.

2027

Schachtverlichting

De schacht moet zijn voorzien van een vast aangebrachte elektrische verlichting met een verlichtingssterkte van ten minste 50 lux, op 1 m boven het dak van de kooi en de vloer van de schachtput, zelfs wanneer alle deuren zijn gesloten.

Deze verlichting moet ten minste één lamp ten hoogste 0,50 m van de hoogste en laagste punten in de schacht omvatten, plus tussenliggende lamp(en).

2028

Draagmiddelen

Kooien, tegengewichten of balanceergewichten moeten zijn opgehangen aan staalkabels, stalen kettingen met evenwijdige schalmplaten (Galle type) of rolkettingen.

De draagkabels moeten voldoen aan de volgende eisen:

a) de nominale middellijn van de kabels bedraagt ten minste 8 mm;

b) de treksterkteklasse van de draden moet zijn:

1) 1570 N/mm2 of 1770 N/mm2 voor kabels samengesteld uit draden van één

sterkteklasse, of

2) 1370 N/mm2 voor de buitendraden en 1770 N/mm2 voor de binnendraden van kabels samengesteld uit draden van twee sterkteklassen.

c) de overige kenmerken (constructie, rek, on-rondheid, buigzaamheid, beproevingen) moeten ten minste voldoen aan de eigenschappen, die zijn beschreven in de betreffende Europese normen.

Het minimum aantal draagkabels of draagkettingen is twee.

Kabels of kettingen moeten onafhankelijk van elkaar zijn.

2029

Leiders en steunen

De leiders met bijbehorende verbindingen en bevestigingen moeten sterk genoeg zijn om de belastingen en krachten die erop worden uitgeoefend te kunnen weerstaan, zodat een veilige werking van de lift is verzekerd.

De aspecten van een veilige werking van de lift met betrekking tot de leiders zijn:

a) de geleiding van de kooi en het tegengewicht of het balanceergewicht moet zijn verzekerd;

b) doorbuiging moeten zodanig worden beperkt dat hierdoor:

1) onbedoelde ontgrendeling van de deuren niet kan plaatsvinden;

2) de bediening van de veiligheidsinrichtingen niet wordt belemmerd, en

3) het botsen van de bewegende delen met andere delen niet mogelijk is.

Spanningen moeten worden beperkt, waarbij rekening wordt gehouden met de verdeling van de nominale last in de kooi zoals gegeven in de NEN-EN 81-1 G.2, G.3 en G.4, of volgens het beoogde gebruik zoals overeengekomen (0.2.5).

2030

Dak kooi, inspectiebesturing

De kooi moet geheel zijn afgesloten door wanden, vloer en dak, die van volle constructie zijn. Uitsluitend de volgende openingen zijn toelaatbaar:

a) ingangen voor de normale toegang van gebruikers;

b) noodluiken en deuren;

c) ventilatieopeningen.

De wanden, de vloer en het dak moeten voldoende mechanische sterkte hebben. Het geheel van raam, leisloffen, wanden, vloer en dak van de kooi moet een voldoende mechanische sterkte bezitten om de krachten te kunnen weerstaan die op de lift worden uitgeoefend tijdens normale werking van de lift, bij het in de vang lopen, of bij het op de buffers lopen van de kooi.

Op de kooi moet ook een inspectiebesturing met blokkeerschakelaar zijn aangebracht.

2031

Ophanging kooi

Zie 2030.

2032

Vrije ruimte dak kooi:

2033

– Boven dak (≥ 100 + 3,5 V2 cm)

De vrije verticale afstand tussen het hoogste oppervlak op het dak van de kooi en het laagste deel van het plafond van de schacht (inclusief balken en onderdelen onder het plafond) binnen de projectie van de kooi, uitgedrukt in meters, moet ten minste

1,0 + 0,035 v2zijn;

2034

– Boven delen (≥ 30 + 3,5 V2 cm)

De vrije verticale afstand, uitgedrukt in meters, tussen de laagste delen van het plafond van de schacht en de hoogste delen van de apparatuur die is bevestigd op het kooidak moet ten minste 0,3 + 0,035 v2 zijn;

2035

– Blok (50x60x80cm) aanwezig

Er moet boven de kooi voldoende ruimte zijn om een rechthoekig blok te kunnen plaatsen dat niet kleiner is dan 0,50 m x 0,60 m x 0,80 m en rust op één van de zijden. Voor liften met een directe kabelophanging, kunnen de draagkabels met bevestigingsstukken in deze ruimte worden geplaatst, mits de hartlijn van de kabels geen grotere afstand heeft dan 0,15 m ten opzichte van ten minste één verticaal vlak van het blok.

2036

– Vrij vlak ≥ 0,12 m2

Het kooidak moet op één punt een vrij stavlak hebben van ten minste 0,12 m2, waarbij de kleinste zijde ten minste 0,25 m bedraagt.

2037

Tegengewicht en geleiding

Indien er blokken in het tegengewicht of het balanceergewicht zijn opgenomen, dan moeten noodzakelijke maatregelen getroffen zijn om te voorkomen dat ze zich verplaatsen. Hiertoe moet het volgende worden toegepast:

a) ofwel, een raamwerk waarin de blokken zijn vastgezet;

b) ofwel, als de blokken zijn gemaakt van metaal, en als de nominale snelheid van de liften niet groter is dan 1 m/s, minimaal twee trekstaven waarmee de blokken zijn vastgezet.

2038

Ophanging tegengewicht

Kooien, tegengewichten of balanceergewichten moeten zijn opgehangen aan staalkabels, stalen kettingen met evenwijdige schalmplaten (Galle type) of rolkettingen.

2039

Buffer tegengewicht

Liften moeten onder de baan van de kooi en het tegengewicht zijn voorzien van buffers.

2040

Uitloop tot buffer

De uitloop van het tegengewicht tot de buffer moet worden opgemeten ter controle van de vrije ruimten.

2041

Afscherming tegengewicht in put

De ruimte voor het tegengewicht of het balanceergewicht moet zijn afgescheiden door middel van een stevig scherm op een afstand van niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de schachtput tot ten minste 2,50 m hoog.

De breedte moet ten minste gelijk zijn aan die van het tegengewicht of het balanceergewicht plus 0,10 m aan weerskanten.

Als deze afscheiding openingen bevat, dan moet paragraaf 4.5.1 van EN 13857: 2008 in acht worden genomen.

2042

 
   
 

OPSCHRIFTEN

2043

Fabrikant/ Type/ Fabrikantnummer/ CE-markering

Deze opschriften moeten op de kooi cq. in de kooi zijn aangebracht.

   

2044

Maximale toelaatbare werklast

Duidelijk.

2045

Maximaal toelaatbaar aantal personen

Duidelijk.

2046

 
   
 

Toegangscontainer (optioneel)

Optioneel kan er een toegangscontainer zijn geplaatst.

2047

Toegangscontainer afsluitbaar en paniekslot

De toegangscontainer moet afsluitbaar zijn en voorzien zijn van sloten met sleutels, die van binnenuit zonder sleutel kunnen worden geopend.

2048

Verlichting en noodverlichting

Verlichting container minimaal 50 lux met noodverlichting.

2049

Hoogteverschillen overbrugd

Indien er hoogteverschillen zijn dienen deze op een dermate manier overbrugd te zijn dat een veilige toegang gewaarborgd is.

2050

 
   

2100

RUIMTE VOOR SAMENVATTENDE TOELICHTING

   

2301

Samenvatting van alle tekortkomingen die moeten worden aangepast voor het verkrijgen van het TCVT certificaat (categorie A en B). Indien de kraan eigenaar schriftelijk afmeldt hoe de respectievelijke tekortkomingen zijn opgelost, kan de keuringsinstatie de TCVT goedkeursticker beschikbaar stellen.

   

9. HET CERTIFICAAT

Wenken voor de gebruiker

  • 1. Bij elke nieuwe opstelling bestaat de verplichting voor het werktuig een opstellingskeuring door een CKI te laten uitvoeren.

  • 2. Ten hoogste 6 maanden nadat het onderzoek ad 1. heeft plaats gevonden dient een periodieke keuring (bij gelijkblijvende locatie) of opnieuw een opstellingskeuring plaats te vinden door een CKI. Raadpleeg daarvoor www.tcvt.nl

  • 3. De eigenaar c.q. opdrachtgever dient toe te staan dat de CKI op het werktuig op een voor derden duidelijk zichtbare plaats de TCVT Goedkeuringssticker conform het Reglement TCVT-Beeldmerk aanbrengt.

TCVT Certificaat van Goedkeuring: (dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een sticker welke in het lift- cq werkboek geplakt wordt):

TCVT certificaat van goedkeuring

 

Datum keuring :

 

Identificatienummer werktuig:

 

TCVT nr:

TCVT Goedkeuringssticker

Door CKI te verzorgen.

Voorbeeld:

Bijlage 251362.png
  1. Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende machines en tot wijziging van Richtlijn 95/16/EG (herschikking). ^ [1]
  2. Verordening (EG) Nr. 764/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van procedures voor de toepassing van bepaalde nationale technische voorschriften op goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht, en tot intrekking van Beschikking nr. 3052/95/EG ^ [2]
  3. Verordening (EG) Nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93. ^ [3]
  4. Het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk aangenomen besluiten Besluit Nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van Besluit 93/465/EEG van de Raad. ^ [4]