Artikel 1. Begripsbepalingen
[Regeling vervallen per 18-06-2003]
Artikel 2. Indeling in categorieën
[Regeling vervallen per 18-06-2003]
-
2 Ten aanzien van de betrokkene die een functie vervult in een betrekkingsomvang die
anders is dan een normbetrekking, geschiedt de indeling in een der in het vorige lid
genoemde categorieën door het bevoegd gezag, waarbij als salaris wordt aangenomen
het salaris, dat de betrokkene zou genieten indien hij in die functie wel werkzaam
zou zijn in een normbetrekking.
-
3 De betrokkene die een hogere functie tijdelijk waarneemt, wordt in een der categorieën,
bedoeld in het eerste lid, ingedeeld naar het salaris, verbonden aan de functie, waarin
hij reist.
-
4 Overgang naar een andere categorie als bedoeld in het derde lid heeft plaats met ingang
van de datum van vaststelling van het besluit of de beschikking betreffende de verandering
welke aan die overgang ten grondslag ligt, tenzij die verandering op een latere datum
ingaat, in welk geval deze datum beslissend is.
Artikel 3. Begin en einde der dienstreizen
[Regeling vervallen per 18-06-2003]
-
2 Voor de betrokkene met een gescheiden woon- en standplaats wordt, indien de dienstreis
in de woonplaats aanvangt, behoudens in geval van een dienstreis naar de standplaats
en terug, ten aanzien van de heenreis de woonplaats als standplaats aangemerkt en
evenzo ten aanzien van de terugreis, indien de dienstreis in de woonplaats eindigt.
-
3 Indien de dienstreis niet in de stand- of woonplaats aanvangt of eindigt, wordt voor
de vaststelling van de vergoeding van de reis- en verblijfkosten rekening gehouden
met de reis en reisduur, welke voor de uitvoering van de dienstreis noodzakelijk zijn,
of zouden zijn geweest indien de dienstreis in de standplaats of woonplaats zou zijn
aangevangen onderscheidenlijk geëindigd, een en ander ter beoordeling van het bevoegd
gezag.
-
4 Een dienstreis vangt aan en eindigt op het tijdstip waarop de reiziger de plaats van
tewerkstelling of de woning verlaat respectievelijk aldaar terugkomt. Indien het een
dienstreis naar een standplaats van een betrokkene met een gescheiden woon- en standplaats
betreft, vangt de dienstreis aan op het tijdstip waarop de standplaats wordt bereikt
en eindigt deze op het tijdstip van terugkomst op de plaats van tewerkstelling, onderscheidenlijk
op het tijdstip waarop de standplaats wordt verlaten om naar de woonplaats terug te
keren.
-
5 Indien een dienstreis niet op de voor het bevoegd gezag minst kostbare wijze is uitgevoerd,
heeft de betrokkene slechts aanspraak op de vergoeding welke hij zou ontvangen indien
de dienstreis, met inachtneming van het belang van de instelling, wel op de minst
kostbare wijze zou hebben uitgevoerd.
-
6 Indien voor een dienstreis uit anderen hoofde van overheidswege reeds in enigerlei
vorm een vergoeding wegens reis- onderscheidenlijk verblijfkosten wordt genoten, mag
de vergoeding waarop ingevolge deze regeling aanspraak kan worden gemaakt, slechts
in rekening worden gebracht tot het bedrag waarmee deze vergoeding de eerstbedoelde
vergoeding, berekend over het afgelegde traject onderscheidenlijk de duur van het
verblijf te boven gaat.
Artikel 4. Reizen per openbare middelen van vervoer
[Regeling vervallen per 18-06-2003]
-
3 Abonnementskaarten, trajectkaarten en soortgelijke vervoerbewijzen voor meer dan één
reis met een openbaar vervoermiddel worden, hetzij door de zorg van het bevoegd gezag
verstrekt, hetzij met voorafgaande goedkeuring van het bevoegd gezag door de betrokkene
aangeschaft.
-
4 Indien voor een dienstreis gebruik is gemaakt van een vervoersbewijs als bedoeld in
het vorige lid, dat niet vanwege het bevoegd gezag is verstrekt en waarvoor geen vergoeding
van het bevoegd gezag is ontvangen, wordt een bedrag vergoed gelijk aan de kosten
van een plaatsbewijs voor het traject dat met dit vervoerbewijs is afgelegd. Indien
gedurende de periode van geldigheid meermalen van een dergelijk vervoerbewijs gebruik
is gemaakt, mogen de bedoelde vergoedingen over die periode de prijs van het vervoerbewijs
niet te boven gaan.
Artikel 5. Reizen met eigen motorvoertuigen (met machtiging) met uitzondering van
bromfietsen
[Regeling vervallen per 18-06-2003]
-
1 Het gebruik tegen vergoeding van een eigen motorvoertuig met uitzondering van een
bromfiets mag, indien voor dit gebruik door het bevoegd gezag machtiging of toestemming
is verkregen, tegen vergoeding slechts geschieden indien de dienstreizen, die hiermee
worden ondernomen niet of niet doelmatige wijze met openbare middelen van vervoer
kunnen worden verricht.
-
2 Voor het verkrijgen van een machtiging, welke toekenning van een op basis van de kosten
van gebruik van een eigen motorvoertuig berekende vergoeding inhoudt, moet worden
voldaan aan de voorwaarde dat het belang van de instelling het gebruik van dit eigen
vervoermiddel vordert.
-
3 Indien voor het gebruik van een eigen motorvoertuig machtiging is verleend, bestaat
voor dit gebruik, behoudens het bepaalde in artikel 16, aanspraak op vergoeding naar het aantal gereden kilometers, volgens onderstaande
tabel.
Aantallen voor de dienst afgelegde kilometers per kalenderjaar
|
Bedrag in centen per afgelegde kilometer voor het gebruik van een eigen motorvoertuig
|
1e t/m 10000 km
|
57
|
10001e t/m 20000 km
|
37
|
20001e en verdere
|
33
|
Als aantal gereden kilometers wordt aangemerkt het aantal kilometers—afgerond op het
naasthogere gehele getal- langs de kortste gebruikelijke weg gemeten van het punt
waar de reis een aanvang nam, langs het reisdoel of de reisdoelen, naar het punt waar
de reis eindigde.
-
4 Zodra de betrokkene wegens verandering van werkzaamheden of om een andere reden geen
regelmatig gebruik van een eigen vervoermiddel meer behoeft te maken, vervalt de machtiging
als bedoeld in het eerste lid, na afloop van de maand waarin het gebruik of het regelmatig
gebruik is geëindigd.
Artikel 6. Reizen met eigen vervoermiddelen (zonder machtiging)
[Regeling vervallen per 18-06-2003]
-
1 Indien de betrokkene er de voorkeur aan geeft zijn dienstreizen, die op doelmatige
wijze per openbare middelen van vervoer kunnen worden verricht, per eigen vervoermiddel
te ondernemen, wordt hiervoor door het bevoegd gezag, op wiens last de reizen worden
ondernomen, toestemming verleend, tenzij het belang van de instelling zich daartegen
verzet.
-
2 Voor het gebruik van een eigen motorvoertuig voor reizen, als in het eerste lid bedoeld,
bedraagt de vergoeding, behoudens het bepaalde in de artikelen 7 en 10, 19 cent per afgelegde kilometer.
Artikel 7. Geregeld herhaalde reizen
[Regeling vervallen per 18-06-2003]
Indien het bij geregeld herhaalde reizen voor het bevoegd gezag voordeliger zou zijn
geweest wanneer de betrokkene gebruik zou hebben gemaakt van een abonnementskaart
of trajectkaart en dergelijke, wordt wanneer zulks te voorzien was een bedrag vergoed
gelijk aan de prijs van zodanige kaart.
Artikel 8. Medereizenden
[Regeling vervallen per 18-06-2003]
Indien de betrokkene andere personen voor de dienst heeft vervoerd met toestemming
van het bevoegd gezag, op wiens last die personen de dienstreis maakten, wordt hem,
met inachtneming artikel 9, voor leder van die personen een vergoeding verleend als bedoeld in de artikelen 6 of 7. De medereizende heeft voor zichzelf geen aanspraak op vergoeding wegens reiskosten.
Artikel 9. Maximumvergoeding
[Regeling vervallen per 18-06-2003]
De vergoeding voor het gebruik van het eigen motorvoertuig bedraagt in totaal nimmer
meer dan de kilometervergoeding, berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 5, derde lid.
Artikel 10. Reizen met een bromfiets
[Regeling vervallen per 18-06-2003]
De vergoeding voor het gebruik bij dienstreizen van een eigen bromfiets bedraagt,
per kalenderjaar, voor de eerst 5000 kilometers 21 cent per kilometer en vervolgens
14 cent per afgelegde kilometer, met dien verstande dat voor geregeld herhaalde reizen
met een dergelijk vervoermiddel een vergoeding overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 wordt verleend of, indien dat artikel geen toepassing kan vinden, bij voorkeur een
vergoeding per maand, gebaseerd op een gemiddeld aantal per maand te rijden kilometers,
wordt toegekend.
Artikel 11. Reizen per fiets
[Regeling vervallen per 18-06-2003]
-
2 De vergoeding bedoeld in het eerste lid bedraagt 9 cent per gereden kilometer, met
dien verstande dat voor het incidenteel dienstgebruik van een eigen fiets de vergoeding
in de regel wordt beperkt tot de eventuele kosten van stalling en voor het geregeld
en veelvuldig maken van dienstreizen met een dergelijk vervoermiddel bij voorkeur
een vergoeding per maand wordt toegekend, welke bedraagt,
voor een af te leggen afstand van gemiddeld:
|
150 tot en met 300 kilometer per maand:
|
f 22,50
|
301 tot en met 600 kilometer per maand:
|
f 36,00
|
601 of meer kilometers per maand:
|
f 54,00
|
Artikel 12. Berekening aantal kilometers
[Regeling vervallen per 18-06-2003]
Voor de toepassing van de artikelen 6 tot en met 11 wordt het aantal kilometers berekend zoals in artikel 5, derde lid, is aangegeven. Het bepaalde in artikel 5, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 13. Gehuurde vervoermiddelen
[Regeling vervallen per 18-06-2003]
-
1 Indien het belang van de instelling dit vereist, of andere bijzondere omstandigheden
aanwezig zijn, kan het gebruik van een gehuurd vervoermiddel worden toegestaan. Voor
het gebruik van een dergelijk vervoermiddel wordt een vergoeding verleend.
-
2 De vergoeding als bedoeld in het eerste lid wordt, met inachtneming van artikel 3, vijfde lid, op overeenkomstige wijze verleend als voor het gebruik van een eigen vervoermiddel
naar gelang één der artikelen 5, 6, 7, 8, 9, 10, of 11 ter zake van toepassing is.
Artikel 14. Bijkomende reiskosten
[Regeling vervallen per 18-06-2003]
Onder reiskosten worden mede begrepen de kosten voor het gebruik maken van een parkeerplaats,
garage of stalling, bruggelden, overvaartgelden, tunnelgelden en dergelijke, met dien
verstande, dat voor het gebruik van een motorvoertuig, waarvoor vergoeding wordt genoten
op basis van de kosten van openbaar vervoer, de eerstbedoelde kosten slechts in aanmerking
worden genomen, indien en voor zover deze ook verschuldigd zouden zijn geweest indien
per openbare vervoermiddelen zou zijn gereisd.
Artikel 15. Loonheffing
[Regeling vervallen per 18-06-2003]
Indien de vergoedingen als bedoeld in artikel 5, derde lid, de artikelen 6 tot en met 9, 13 en 14 van deze regeling geheel of gedeeltelijk op grond van of krachtens de Wet op de Loonbelasting 1964 geacht wordt tot het loon te behoren, zal daarop de daarover verschuldigde loonbelasting
en premie voor de volksverzekeringen in mindering worden gebracht.
Artikel 16. Reizen voor gezinsbezoek
[Regeling vervallen per 18-06-2003]
Voor zover de te verrichten werkzaamheden dit toelaten mag tijdens een dienstreis,
waarbij te bestember plaatse moet worden overnacht, eenmaal per week voor gezinsbezoek
naar de standplaats of woonplaats worden teruggekeerd, voor welke reizen vergoeding
wordt verleend tot ten hoogste naar de maatstaf van gebruik van openbare middelen
van vervoer. Verblijft het gezin, waartoe de betrokkene behoort, tijdelijk buiten
de woonplaats, dan worden reiskosten naar en van die verblijfplaats slechts vergoed
voor zoveel deze niet meer bedragen dan die naar en van de woonplaats.
Artikel 17. Verblijfkosten
[Regeling vervallen per 18-06-2003]
-
2 Bij de berekening van de vergoeding wegens verblijfkosten voor dienstreizen wordt
voor zover niet anders bepaald uitgegaan van een vergoeding per etmaal en wordt voor
de (resterende) delen van een etmaal een vergoeding per uur berekend, waarboven onder
bepaalde voorwaarden toeslagen voor maaltijden en/of nachtverblijf worden toegekend.
-
3 Indien de ingevolge het vorige lid berekende vergoeding voor een gewone dienstreis
niet hoger is dan een tiende deel van de vergoeding per etmaal, vindt het bepaalde
in dat lid geen toepassing, doch worden de in redelijkheid werkelijk gemaakte verblijfkosten
vergoed. Deze vergoeding mag niet uitgaan boven die, welke zou zijn genoten indien
het vorige lid wel van toepassing zou vinden.
-
4 Een op een overnachting berekende vergoeding voor verblijfkosten wordt slechts verleend,
indien de werkzaamheden, tot welker uitvoering het reisplan strekt, redelijkerwijs
niet kunnen worden volbracht zonder overnachting buiten de woning.
-
5 Ten aanzien van dienstreizen, waarbij te bestemder plaatse moet worden overnacht,
wordt bij het vaststellen van de vergoeding voor verblijfkosten rekening gehouden
met een korting bij voortgezet verblijf in dezelfde gemeente.
-
6 Indien tijdens een dienstreis gelegenheid bestaat voeding en/of nachtverblijf van
overheidswege te ontvangen, dient de betrokkene daarvan gebruik te maken, tenzij hij
aannemelijk kan maken, dat hij daarmede redelijkerwijze geen genoegen heeft kunnen
nemen. Bij de berekening van de vergoeding wordt rekening gehouden met een vermindering
wegens van overheidswege genoten voeding en/of nachtverblijf.
-
7 Ten behoeve van de berekening wordt het tijdstip van aanvang en einde van de dienstreis,
zoals aangegeven in artikel 3, vierde lid, geacht samen te vallen met:
-
de aanvang van het lopende uur indien het aantal minuten op bedoeld tijdstip in dat
uur verstreken dertig of minder bedraagt,
-
het einde van het lopende uur indien het aantal minuten meer dan dertig bedraagt,
en wordt de vergoeding per vol etmaal, vastgesteld op f 183,-
-
8 Voor een resterend gedeelte van een etmaal, dan wel voor een gewone dienstreis van
kortere duur dan een etmaal, wordt, behoudens in het geval bedoeld in het derde lid,
een vergoeding per uur van ¾ procent van de in het vorige lid genoemde etmaalvergoeding
toegekend, waarboven een toeslag wordt verleend van:
-
a. 50% van de etmaalvergoeding voor betaalde kosten van een nachtverblijf in een daarvoor
bestemde gelegenheid;
-
b. 6% van de etmaalvergoeding voor betaalde kosten van een ontbijt in een daarvoor bestemde
gelegenheid indien de tijd van 6.00 tot 8.00 uur geheel in het resterende gedeelte
of in de dienstreis valt;
-
c. 10% van de etmaalvergoeding voor betaalde kosten van een middagmaal(lunch) in een
daarvoor bestemde gelegenheid indien de tijd van 12.00 tot 14.00 uur geheel in het
resterende gedeelte of in de dienstreis valt;
-
d. 16% van de etmaalvergoeding voor betaalde kosten van een avondmaaltijd(diner) in een
daarvoor bestemde gelegenheid indien de tijd van 18.00 tot 20.00 geheel in het resterende
gedeelte of in de dienstreis valt.
Onder de vorengenoemde tijdstippen wordt verstaan de tijdstippen na afronding van
de tijdstippen van aanvang en einde van de dienstreis, zoals in het zevende lid is
aangegeven.
Artikel 18. Gewone dienstreizen met een voortgezet verblijf in dezelfde gemeente
[Regeling vervallen per 18-06-2003]
Bij een gewone dienstreis wordt na een voortgezet verblijf in dezelfde gemeente, nadat
de in artikel 17, zevende lid, genoemde etmaalvergoeding voor tien etmalen is berekend, per vol etmaal een korting
van vijftien procent toegepast. Voor de toepassing van deze korting wordt het verblijf
in dezelfde gemeente geacht opnieuw te zijn aangevangen nadat het voor de dienstuitoefening
noodzakelijk was vijf of meer achtereenvolgende etmalen -in voorkomend geval- met
inbegrip van een weekeinde of algemeen erkende feestdagen uit die gemeente afwezig
te zijn.
Artikel 19. Korting voor verstrekking van overheidswege
[Regeling vervallen per 18-06-2003]
Indien en voor zover bij een gewone dienstreis voeding en/of nachtverblijf van overheidswege
is genoten, wordt op de in artikel 17, zevende lid, genoemde etmaalvergoeding, onverminderd het bepaalde in artikel 18, een korting toegepast, onderscheidenlijk gelijk aan de in artikel 17, achtste lid genoemde toeslagen, c.q. worden de bedoelde toeslagen in gedeelten van een etmaal
niet genoten. Eventueel betaalde kosten voor van overheidswege genoten voeding en/of
nachtverblijf worden vergoed. Deze vergoeding treedt voor wat de toepassing van artikel 17, derde lid, betreft, in de plaats van een toeslag, als bedoeld in artikel 17, tweede lid.
Artikel 20. Beperkingen en dienstreizen naar de woonplaats
[Regeling vervallen per 18-06-2003]
-
2 Indien en voor zover de betrokkene in de gelegenheid is geweest de maaltijd op de
gebruikelijke plaats of in zijn woning te nuttigen heeft hij ter zake geen aanspraak
op een maaltijdtoeslag. Het bevoegd gezag kan in andere gevallen, waarin zulks redelijk
is, bepalen, dat geen middagmaaltijdtoeslag wordt verleend.
-
3 Indien een betrokkene met gescheiden woon- en standplaats vanuit zijn standplaats
een dienstreis onderneemt naar een plaats in de nabijheid van zijn woning – zodanig,
dat het belang van de instelling toelaat, dat hij in zijn woning vertoeft, of dat
hij zich uit zijn woning naar de plaats of plaatsen van zijn dienstverrichting kan
begeven – worden de reizen naar en uit de woning als afzonderlijke dienstreizen aangemerkt.
Voor de tijd, dat de betrokkene in zijn woning vertoeft bestaat geen aanspraak op
vergoeding wegens verblijfkosten.
Artikel 21. Bijzondere omstandigheden
[Regeling vervallen per 18-06-2003]
-
1 Het bevoegd gezag kan een betrokkene die ter uitvoering van dezelfde opdracht of voor
hetzelfde doel, geheel of gedeeltelijk tezamen met een of meer betrokkenen die op
grond van hun salaris in een hogere categorie zijn ingedeeld, een dienstreis moet
maken of heeft gemaakt, indien daartoe aanleiding bestaat, toestaan geheel of gedeeltelijk
vergoeding wegens reiskosten te declareren welke geldt voor de betrokkene met wie
hij tezamen in de hogere klasse heeft gereisd.
Artikel 22. De reisdeclaratie
[Regeling vervallen per 18-06-2003]
-
3 De reisdeclaraties worden voldaan tot de bedragen, waarop volgens de betrokkene vermelde
gegevens op grond van deze regeling aanspraak kan worden gemaakt. Evenwel worden daarbij
geen wijzigingen in het voordeel van de betrokkene aangebracht, indien en voor zover
blijkt, dat met toepassing van artikel 21, tweede lid, een verminderde vergoeding in rekening is gebracht.
-
4 Indien is afgeweken van de regelen, die bij deze regeling zijn gesteld met betrekking
tot de tijdstippen van aanvang en einde van de dienstreis, de wijze van reizen of
ter zake van in rekening te brengen reis- en verblijfkosten, wordt het bedrag, waarop
aanspraak kan worden gemaakt, bepaald naar de te dien aanzien op de reisdeclaraties
door het bevoegd gezag gewijzigde gegevens.
-
5 Indien blijkt, dat de dienstreis niet met inachtneming van het belang van de instelling
en deze regeling op de voor het bevoegd gezag minst kostbare wijze is uitgevoerd –
een en ander ter beoordeling van het bevoegd gezag – wordt de reisdeclaratie zo nodig
eveneens door het bevoegd gezag gewijzigd en zulks onder opgaaf van de reden aan de
betrokkene medegedeeld.
Artikel 23. Voorschotten
[Regeling vervallen per 18-06-2003]
-
1 Op verzoek van de betrokkene wordt door de zorg van het bevoegd gezag op wiens last
de dienstreis wordt gemaakt, een voorschot verleend tot ten hoogste het bedrag, dat
naar schatting overeenkomstig de bepalingen van de regeling in rekening zal mogen
worden gebracht:
-
2 Aan de betrokkene, aan wie een voorschot per maand is verstrekt, wordt geen nieuw
voorschot verleend alvorens een reisdeclaratie ter gehele of gedeeltelijke verrekening
van het laatst ontvangen voorschot is verstrekt, wordt dit met de ingediende reisdeclaratie
verrekend.
-
3 Aan de betrokkene, wiens werkkring het geregeld verrichten van dienstreizen medebrengt,
wordt op verzoek van betrokkene door het bevoegd gezag een doorlopend voorschot verleend.
Dit voorschot wordt zo spoedig mogelijk tot een gemiddeld per maand in rekening te
brengen bedrag teruggebracht. De verrekening of terugbetaling heeft plaats in de maand
volgende op die, waarin de omstandigheden, die tot het verlenen van het doorlopende
voorschot hebben geleid, zijn beëindigd.
Artikel 24. Overleg met de sectorcommissie
[Regeling vervallen per 18-06-2003]
Over het treffen van algemeen geldende regelen inzake vergoeding voor reis- of verblijfkosten
wordt overleg gevoerd met de sectorcommissie.
Artikel 25. Bekendmaking
[Regeling vervallen per 18-06-2003]
Deze regeling zal in Uitleg OenW-Regelingen worden geplaatst. Van deze plaatsing zal
mededeling worden gedaan in de Staatscourant.
Artikel 26. Inwerkingtreding
[Regeling vervallen per 18-06-2003]
Deze regeling treedt in werking op 1 januari 1994.
Artikel 27. Citeertitel
[Regeling vervallen per 18-06-2003]
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vergoeding van reis- en verblijfkosten
bij dienstreizen voor onderwijspersoneel.