Bijlage 3. beoordeling van de risico's van een stof voor het milieu, behorende bij
hoofdstuk 4 van de Regeling risicobeoordeling nieuwe stoffen Wet milieugevaarlijke stoffen
[Regeling vervallen per 01-06-2008]
Onderdeel 1:. evaluatie van de dosis-response- of concentratie-effect-relatie
[Regeling vervallen per 01-06-2008]
1.1 De concentratie per milieucompartiment waarbij de stof naar verwachting geen
ongewenst effect meer voor dat milieucompartiment zal opleveren (PNEC), wordt geschat.
1.2 De concentratie, bedoeld in punt 1.1, wordt geschat op basis van de door de kennisgever
overgelegde gegevens, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel f, 2a, eerste lid, onderdeel f, 6, tweede lid, 7, eerste lid, onderdelen e, f, g, h en i, en derde lid, onderdelen g en h, en 8, eerste lid, onderdelen f, g, h, i en j en tweede lid, onderdeel c en derde lid,
van het besluit.
1.3 De concentratie, bedoeld in punt 1.1, wordt berekend door de uit proeven op organismen
verkregen waarden met betrekking tot:
-
a. de letale-dosismediaan (LD50),
-
b. de letale-concentratiemediaan (LC50),
-
c. de effect-concentratiemediaan (EC50),
-
d. de concentratie waarbij 50% remming van een bepaalde parameter, zoals de groei, optreedt
(IC50),
-
e. het hoogste niveau of de hoogste concentratie waarbij nog geen ongewenst effect voor
het milieu is waargenomen (NOAEL, NOAEC) of
-
f. de laagste dosis of laagste concentratie waarbij nog een ongewenst effect voor het
milieu is waargenomen (LOAEL, LOAEC), te delen door een extrapolatiefactor.
1.4 De extrapolatiefactor, bedoeld in punt 1.3, weerspiegelt de mate van onzekerheid
bij het gebruik van onderzoeksgegevens met betrekking tot een beperkt aantal organismen.
Deze extrapolatiefactor kan kleiner zijn naarmate er meer onderzoeksgegevens met betrekking
tot de ecotoxiciteit beschikbaar zijn en de lengte van de periode waarin de proeven
voor de bepaling daarvan zijn uitgevoerd langer is geweest.
1.5 Indien de waarden van de letale-dosismediaan of de effect-concentratiemediaan
zijn vastgesteld aan de hand van proeven waarmee de acute toxiciteit is bepaald, is
de extrapolatiefactor 1.000.
1.6 In afwijking van punt 1.5 kan een lagere extrapolatiefactor worden vastgesteld,
indien relevante gegevens daartoe aanleiding geven.
1.7 Met betrekking tot de concentratie waarbij geen ongewenst effect voor het milieu
(NOAEC) meer optreedt wordt in beginsel een lagere extrapolatiefactor vastgesteld
dan de waarde vermeld in punt 1.5.
Onderdeel 2:. evaluatie van de blootstelling
[Regeling vervallen per 01-06-2008]
1.1 De evaluatie van de blootstelling van het milieu aan een stof wordt zo uitgevoerd
dat daarmee een kwantitatieve schatting van de concentratie van een stof die naar
redelijke verwachting op langere termijn in het milieu zal worden aangetroffen, kan
worden gemaakt (PEC).
1.2 Indien een kwantitatieve schatting niet mogelijk is, wordt volstaan met een kwalitatieve
schatting van de concentratie van een stof die naar redelijke verwachting op langere
termijn in het milieu zal worden aangetroffen.
1.3 Bij de evaluatie van de blootstelling van het milieu aan een stof wordt uitgegaan
van de aard, plaats, tijdsduur en omvang van de emissies van de stof in het milieu,
de wijzen waarop en de snelheid waarmee de stof zich daarin naar verwachting kan verspreiden,
en, voor zover dat relevant is voor de bepaling van de blootstelling, de aard, plaats,
kans, en omvang van de te verwachten chemische omzetting van de stof in het milieu
dan wel de afbraak daarvan.
1.4 Indien van een stof jaarlijks niet meer dan 10 tonnen, dan wel in totaal niet
meer dan 50 tonnen, in Nederland zal worden ingevoerd of in de Europese Economische
Ruimte aan een ander ter beschikking zal worden gesteld, wordt de schatting, bedoeld
in de punten 1.1 en 1.2, in beginsel alleen gemaakt voor het type milieu in het gebied,
dat naar verwachting aan de stof zal worden blootgesteld.
2.1 De schattingen, bedoeld in de punten 1.1 en 1.2, worden gebaseerd op de gegevens
die zijn overgelegd ingevolge artikel 6, 7 of 8 van het besluit dan wel hoofdstuk 2 van de Regeling inhoud kennisgevingen en meldingen Wet milieugevaarlijke
stoffen.
2.2 De schattingen, bedoeld in de punten 1.1 en 1.2, worden voorts gebaseerd op andere
relevante gegevens, die ten minste betreffen:
-
a. emissie- of immissiegegevens dan wel andere meetgegevens;
-
b. de hoeveelheid van de stof die in Nederland zal worden ingevoerd of in de Europese
Economische Ruimte aan een ander ter beschikking zal worden gesteld;
-
c. de fysische en/of chemische vorm waarin de stof in Nederland zal worden ingevoerd
of in de Europese Economische Ruimte aan een ander ter beschikking zal worden gesteld;
-
d. de aard van de toepassing of toepassingen van die stof en de mate van inperking bij
die toepassingen;
-
e. voor het schatten van de emissies relevante procesgegevens;
-
f. fysische en chemische eigenschappen van een stof, zoals het smeltpunt, kookpunt,
dampspanning, oppervlaktespanning, oplosbaarheid in water en de n-octanol/water-partitiecoëfficiënt;
-
g. de redelijkerwijs te verwachten routes waarlangs een stof in een milieucompartiment
terecht komt dan wel kan komen en het adsorptie/desorptie- en afbraakvermogen van
een milieucompartiment met betrekking tot die stof;
-
h. de duur en frequentie van de blootstelling van het milieucompartiment aan de stof.
Onderdeel 3:. karakterisering van de risico's
[Regeling vervallen per 01-06-2008]
1.1 Bij de karakterisering wordt elk milieucompartiment, waarvan redelijkerwijs valt
te verwachten dat het aan de stof zal worden blootgesteld, afzonderlijk in beschouwing
genomen.
1.2 Indien daarvoor goede redenen zijn, kunnen in afwijking van punt 1.1 meerdere
van de milieucompartimenten integraal in beschouwing worden genomen.
2.1 Indien de daartoe benodigde gegevens voorhanden zijn, wordt de verhouding berekend
tussen de concentratie van een stof als bedoeld in onderdeel 2, punt 1.1, en de concentratie,
bedoeld in onderdeel 1, punt 1.1 (PEC/PNEC).
2.2 Indien de verhouding, bedoeld in punt 2.1, niet kan worden berekend, wordt anderszins
een schatting gemaakt van de kans dat een voor een milieucompartiment ongewenst effect
zich kan voordoen.
Onderdeel 4:. deelconclusies
[Regeling vervallen per 01-06-2008]
1.1 Indien de karakterisering van de risico's van een stof overeenkomstig onderdeel
3, punt 1.2, integraal betrekking heeft op meerdere milieucompartimenten, wordt voor
iedere in beschouwing te nemen compartiment overeenkomstig dit onderdeel een conclusie
getrokken.
2.1 Met betrekking tot een stof die, ingevolge artikel 11 niet behoeft te worden ingedeeld in de categorie milieugevaarlijk dan wel geen eigenschap
of eigenschappen heeft die anderszins ongewenste effecten voor het milieu kunnen veroorzaken,
wordt conclusie I getrokken.
2.2 In afwijking van punt 2.1 wordt een andere conclusie getrokken, indien de stof
aanleiding voor zorg geeft.
2.3 Met betrekking tot een stof die op grond van de gegevens die zijn overgelegd bij
een handelskennisgeving, die betrekking heeft op minder dan 1000 kilogram, niet behoeft
te worden ingedeeld in de categorie milieugevaarlijk en waarvoor verder onvoldoende
gegevens met betrekking tot de ongewenste effecten voor organismen voorhanden zijn,
wordt conclusie II of III getrokken, indien de stof aanleiding voor zorg geeft.
2.4 Indien de verhouding, bedoeld in onderdeel 3, punt 2.1, kleiner of gelijk is dan
één, wordt met betrekking tot de stof conclusie I getrokken.
2.5 Indien de verhouding, bedoeld in onderdeel 3, punt 2.1, groter is dan één, wordt
met betrekking tot de stof conclusie II, III of IV getrokken aan de hand van de omvang
van die verhouding en aan de hand van de gegevens, bedoeld in artikel 11, tweede lid.
3.1 Indien overeenkomstig onderdeel 3, punt 2.2, de karakterisering van de risico's
is uitgevoerd wordt een conclusie getrokken aan de hand van relevante gegevens, waaronder
de gegevens, bedoeld in artikel 11, tweede lid.
Bijlage 4. gegevens die het ontwerp van het verslag en het rapport moeten bevatten,
behorende bij hoofdstuk 6 van de Regeling risicobeoordeling nieuwe stoffen Wet milieugevaarlijke stoffen
[Regeling vervallen per 01-06-2008]
1.1 Een onderbouwing van de conclusies aan de hand van de risicobeoordeling.
1.2 Indien bekend, de verhouding, bedoeld in bijlage 1, deel B, onderdeel 3, punt 2.1, alsmede gegevens over de wijze waarop tot deze verhouding is geconcludeerd.
1.3 Indien bekend, de verhouding, bedoeld in bijlage 3, onderdeel 3, punt 2.1, de extrapolatiefactor, bedoeld in bijlage 3, onderdeel 1, punt 1.3, alsmede gegevens over de wijze waarop tot deze verhouding onderscheidenlijk factor
is geconcludeerd.
2.1 Indien conclusie I is getrokken: een verklaring dat de stof in het licht van de
beschikbare gegevens vooralsnog geen aanleiding geeft voor zorg en derhalve geen verdere
aandacht behoeft totdat ingevolge de artikelen 13, 14, 15 van de wet of de artikelen 2c, tweede lid, of 6 van het besluit aanvullende gegevens zijn verstrekt.
3.1 Indien conclusie II of III is getrokken met betrekking tot:
-
a. één of meer van de krachtens de artikelen 4 of 10 omschreven eigenschappen, of
-
b. een andere eigenschap die een ongewenst effect voor mens of milieu kan opleveren
-
c. één of meer van de in artikel 7, eerste lid, bedoelde groepen van personen of
-
d. één of meer van de in artikel 13, eerste lid, bedoelde milieucompartimenten, tevens een omschrijving van de benodigde aanvullende
gegevens alsmede een motivering van de noodzaak van die aanvullende gegevens.
4.1 Indien conclusie IV is getrokken met betrekking tot:
-
a. één of meer van de krachtens de artikelen 4 of 10 omschreven eigenschappen of
-
b. een andere eigenschap die een ongewenst effect voor mens of milieu kan opleveren
-
c. één of meer van de in artikel 7, eerste lid, bedoelde groepen van personen of
-
d. één of meer van de in artikel 13, eerste lid, bedoelde milieucompartimenten, worden de aanbevelingen omschreven en wordt de noodzaak
van die aanbevelingen gemotiveerd.
4.2 Indien conclusie IV is getrokken, tevens een motivering van de wijze waarop met
de mogelijkheid, bedoeld in artikel 17, tweede lid, rekening is gehouden.
5.1 Een uitvoerige uiteenzetting over en motivering van de risicobeoordeling van de
ongewenste effecten voor mens of milieu van een stof die overeenkomstig artikel 3, tweede lid, zijn vastgesteld.
6.1 Indien door de kennisgever een risicobeoordeling is overgelegd en de conclusies
daarvan essentieel afwijken van die van de risicobeoordeling die door de minister
dan wel door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is uitgevoerd, tevens
een uitvoerige uiteenzetting van de redenen waarom de conclusies van de risicobeoordeling
van de minister essentieel afwijken van die van de risicobeoordeling van de kennisgever.
6.2 Indien ingevolge artikel 19, vierde lid, een zienswijze bij de minister is ingediend, tevens een samenvatting van de zienswijze
alsmede een samenvatting van alle andere daarbij overgelegde gegevens.
6.3 Alle andere gegevens die nodig en relevant zijn voor de beoordeling van de risico's
van een stof voor mens en milieu.
Regeling risicobeoordeling nieuwe stoffen Wet milieugevaarlijke stoffen
|
Hoofdstuk 1
|
Algemeen
|
Hoofdstuk 2
|
Uitgangspunten van de risicobeoordeling
|
Hoofdstuk 3
|
Beoordeling van de risico's voor de mens
|
§ 1
|
Omschrijving van de eigenschappen van een stof
|
§ 2
|
Evaluatie van de dosis-response- of concentratie-effect-relatie en blootstelling,
en karakterisering van de risico's
|
§ 3
|
Deelconclusies
|
Hoofdstuk 4
|
Beoordeling van de risico's van een stof voor het milieu
|
§ 1
|
Omschrijving van de eigenschappen van een stof
|
§ 2
|
Evaluatie van de dosis-response- of concentratie-effect-relatie en blootstelling,
en karakterisering van de risico's
|
§ 3
|
Deelconclusies
|
Hoofdstuk 5
|
Conclusies van de risicobeoordeling
|
Hoofdstuk 6
|
Rapportage
|
Hoofdstuk 7
|
Herziening van de risicobeoordeling
|
Hoofdstuk 8
|
Slotbepalingen
[tekstcorrectie :"Slotbepalingen" moet zijn "Overige en slotbepalingen"]
|
Bijlage 1
|
Beoordeling van de risico's van toxische eigenschappen van een stof voor de mens,
behorende bij hoofdstuk 3
|
deel A
|
|
onderdeel 1
|
te omschrijven toxische eigenschappen
|
onderdeel 2
|
in beschouwing te nemen groepen van personen
|
deel B
|
|
onderdeel 1
|
evaluatie van de dosis-response- of concentratie-effect-relatie
|
onderdeel 2
|
evaluatie van de blootstelling
|
onderdeel 3
|
karakterisering van de risico's
|
onderdeel 4
|
deelconclusies
|
Bijlage 2
|
Beoordeling van de risico's van fysisch-chemische eigenschappen van een stof voor
de mens, behorende bij hoofdstuk 3
|
deel A
|
|
onderdeel 1
|
te omschrijven toxische eigenschappen van een stof
[tekstcorrectie :"te omschrijven toxische eigenschappen van een stof" moet zijn "te
omschrijven fysisch-chemische eigenschappen"]
|
deel B
|
|
onderdeel 1
|
evaluatie van de blootstelling
|
onderdeel 2
|
karakterisering van de risico's
|
onderdeel 3
|
deelconclusies
|
Bijlage 3
|
Beoordeling van de risico's van een stof voor het milieu, behorende bij hoofdstuk 4
|
onderdeel 1
|
evaluatie van de dosis-response- of concentratie-effect-relatie
|
onderdeel 2
|
evaluatie van de blootstelling
|
onderdeel 3
|
karakterisering van de risico's
|
onderdeel 4
|
deelconclusies
|
Bijlage 4
|
Gegevens die het ontwerp van het verslag en het rapport moeten bevatten, behorende
bij hoofdstuk 6
|