Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen

[Regeling vervallen per 01-07-2010.]
Geraadpleegd op 24-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2009 en zichtdatum 05-03-2009.
Geldend van 01-01-2009 t/m 04-03-2009

Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

Gelet op de artikelen 5, 9, eerste lid, 11, vijfde lid, 14, tweede lid, 24, derde lid, 26, tweede lid, 36, tweede lid, en 43, tweede lid, van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen;

Besluit:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de minister:

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

b. het Besluit:

het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen;

c. uitkering:

een uitkering als bedoeld in artikel 18.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

De minister kan van deze regeling afwijken, mits de beschikking waarbij een subsidie of een uitkering wordt verstrekt, de afwijking uitdrukkelijk vermeldt.

Hoofdstuk II. Jaarlijkse instellingssubsidie, vierjaarlijkse instellingssubsidie, subsidie aan aangewezen instellingen dan wel subsidie aan fondsen

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Terugwerkende kracht

Voor dit hoofdstuk is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2009, 42, datum inwerkingtreding 05-03-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

§ 1. Subsidiegrondslag

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Aan een instelling kan tezelfdertijd zowel een jaarlijkse als een vierjaarlijkse instellingssubsidie worden verleend.

§ 2. Subsidievoorschotten

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De minister betaalt per kwartaal als voorschot een evenredig deel van de subsidie die aan een instelling is verleend.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2009, 42, datum inwerkingtreding 05-03-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

1 De minister betaalt per kwartaal als voorschot een evenredig deel van de subsidie die aan een instelling is verleend.

2 In afwijking van het eerste lid kan de Minister een groter of kleiner deel van de subsidie als voorschot betalen in door hem te bepalen termijnen.

Stcrt. 2009, 42, datum inwerkingtreding 05-03-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

1 De minister betaalt per kwartaal als voorschot een evenredig deel van de subsidie die aan een instelling is verleend.

2 In afwijking van het eerste lid kan de Minister een groter of kleiner deel van de subsidie als voorschot betalen in door hem te bepalen termijnen.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Indien de minister voorschotten toekent voordat hij een beschikking tot een subsidieverlening heeft genomen, worden de voorschotten zo mogelijk gebaseerd op het bedrag dat in het voorgaande jaar als subsidie is verleend.

§ 3. Subsidievaststelling

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Het bestuursverslag, de jaarrekening, het financieel verslag en het activiteitenverslag, bedoeld in de artikelen 24 en 33 tot en met 36 van het Besluit, van instellingen met een vierjaarlijkse instellingssubsidie, van aangewezen instellingen en van fondsen voldoen aan de eisen genoemd in:

  • a. de bijlage IA bij deze regeling voor zover het betreft instellingen met een vierjaarlijkse instellingssubsidie en aangewezen instellingen, niet zijnde musea als bedoeld onder c,

  • b. de bijlage IB bij deze regeling voor zover het betreft de fondsen; en

  • c. de bijlage IC bij deze regeling zover het betreft de musea genoemd in punt 5 van die bijlage.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2009, 42, datum inwerkingtreding 05-03-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

Onderdeel c vervalt.

  • a. de bijlage IA bij deze regeling voor zover het betreft instellingen met een jaarlijkse of vierjaarlijkse instellingssubsidie en aangewezen instellingen; en

  • b. de bijlage IB bij deze regeling voor zover het betreft de fondsen.

Stcrt. 2009, 42, datum inwerkingtreding 05-03-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

Onderdeel c vervalt.

  • a. de bijlage IA bij deze regeling voor zover het betreft instellingen met een jaarlijkse of vierjaarlijkse instellingssubsidie en aangewezen instellingen; en

  • b. de bijlage IB bij deze regeling voor zover het betreft de fondsen.

Stcrt. 2009, 42, datum inwerkingtreding 05-03-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

Onderdeel c vervalt.

  • a. de bijlage IA bij deze regeling voor zover het betreft instellingen met een jaarlijkse of vierjaarlijkse instellingssubsidie en aangewezen instellingen; en

  • b. de bijlage IB bij deze regeling voor zover het betreft de fondsen.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 2 Indien de subsidie minder dan € 50.000 per jaar bedraagt, kan in plaats van een jaarrekening een financieel verslag worden ingediend.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2009, 42, datum inwerkingtreding 05-03-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

1 Indien de verleende subsidie minder dan € 125.000 per jaar bedraagt:

  • a. kan in plaats van een jaarrekening een financieel verslag worden ingediend;

  • b. is artikel 37, eerste en tweede lid, van het Besluit niet van toepassing, tenzij in bijlage IA bij deze regeling anders is bepaald.

2 De rapportage over de naleving van de subsidiebepalingen, bedoeld in artikel 37 van het Besluit, geschiedt overeenkomstig de als bijlagen IIA en IIB bij deze regeling gevoegde controleprotocollen met gebruikmaking van de bij die bijlagen opgenomen accountantsverklaringen.

Stcrt. 2009, 42, datum inwerkingtreding 05-03-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

1 Indien de verleende subsidie minder dan € 125.000 per jaar bedraagt:

  • a. kan in plaats van een jaarrekening een financieel verslag worden ingediend;

  • b. is artikel 37, eerste en tweede lid, van het Besluit niet van toepassing, tenzij in bijlage IA bij deze regeling anders is bepaald.

2 De rapportage over de naleving van de subsidiebepalingen, bedoeld in artikel 37 van het Besluit, geschiedt overeenkomstig de als bijlagen IIA en IIB bij deze regeling gevoegde controleprotocollen met gebruikmaking van de bij die bijlagen opgenomen accountantsverklaringen.

Stcrt. 2009, 42, datum inwerkingtreding 05-03-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

1 Indien de verleende subsidie minder dan € 125.000 per jaar bedraagt:

  • a. kan in plaats van een jaarrekening een financieel verslag worden ingediend;

  • b. is artikel 37, eerste en tweede lid, van het Besluit niet van toepassing, tenzij in bijlage IA bij deze regeling anders is bepaald.

2 De rapportage over de naleving van de subsidiebepalingen, bedoeld in artikel 37 van het Besluit, geschiedt overeenkomstig de als bijlagen IIA en IIB bij deze regeling gevoegde controleprotocollen met gebruikmaking van de bij die bijlagen opgenomen accountantsverklaringen.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De rapportage over de naleving van de subsidiebepalingen, bedoeld in artikel 37 van het Besluit, geschiedt overeenkomstig het als bijlage II A bij deze regeling gevoegde controleprotocol en met gebruikmaking van de in bijlage III A bij deze regeling opgenomen model-accountantsverklaring.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2009, 42, datum inwerkingtreding 05-03-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

Bij het niet tijdig indienen van de jaar- of eindverantwoording, bedoeld in de artikelen 24, onderscheidenlijk 33, van het Besluit, wordt de subsidie voor iedere maand dat de subsidieontvanger in verzuim is, verlaagd met 1% van het subsidiebedrag genoemd in het besluit tot verlening van subsidie, tot een maximum van € 10.000.00 per maand. Elke volgende maand dat de subsidieontvanger in verzuim blijft, wordt de subsidie met eenzelfde bedrag verlaagd.

Stcrt. 2009, 42, datum inwerkingtreding 05-03-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

Bij het niet tijdig indienen van de jaar- of eindverantwoording, bedoeld in de artikelen 24, onderscheidenlijk 33, van het Besluit, wordt de subsidie voor iedere maand dat de subsidieontvanger in verzuim is, verlaagd met 1% van het subsidiebedrag genoemd in het besluit tot verlening van subsidie, tot een maximum van € 10.000.00 per maand. Elke volgende maand dat de subsidieontvanger in verzuim blijft, wordt de subsidie met eenzelfde bedrag verlaagd.

Stcrt. 2009, 42, datum inwerkingtreding 05-03-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

Bij het niet tijdig indienen van de jaar- of eindverantwoording, bedoeld in de artikelen 24, onderscheidenlijk 33, van het Besluit, wordt de subsidie voor iedere maand dat de subsidieontvanger in verzuim is, verlaagd met 1% van het subsidiebedrag genoemd in het besluit tot verlening van subsidie, tot een maximum van € 10.000.00 per maand. Elke volgende maand dat de subsidieontvanger in verzuim blijft, wordt de subsidie met eenzelfde bedrag verlaagd.

Hoofdstuk IIA. Nadere subsidievoorschriften voor vierjaarlijkse instellingssubsidies cultuuruitingen 2009 tot en met 2012

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

§ 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

  • 1 In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    • a. instelling: instelling als bedoeld in artikel 1, onder b, van het Besluit, niet zijnde een aangewezen instelling of een fonds;

    • b. regio:

      • 1°. noorden: provincies Groningen, Friesland en Drenthe,

      • 2°. oosten: provincies Overijssel en Gelderland,

      • 3°. midden: provincies Flevoland en Utrecht, of

      • 4°. zuiden: provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg;

    • c. gemeente: gemeente Amsterdam, gemeente Den Haag of gemeente Rotterdam;

    • d. podium: voorziening in een gebouw bestemd voor de presentatie van podiumkunsten.

  • 2 Dit hoofdstuk is van toepassing op de verstrekking van vierjaarlijkse instellingssubsidie aan instellingen voor de uitvoering van hun activiteiten in de jaren 2009 tot en met 2012.

§ 2. Financieel kader

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Artikel 9a

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Voor subsidieverlening op grond van dit hoofdstuk is voor de jaren 2009 tot en met 2012 jaarlijks een bedrag van € 75 miljoen beschikbaar.

§ 3. Subsidiecriteria voor toneel-, dans- , opera- en jeugdgezelschappen

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Artikel 9b

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

  • 1 De minister kan aan een instelling met als kernactiviteit het verzorgen van toneelrepertoire een vierjaarlijkse instellingssubsidie verstrekken, indien de instelling:

    • a. de beschikking heeft over een podium of een podium bespeelt, dat minimaal 350 zitplaatsen heeft in de regio of de gemeente waar de instelling haar standplaats heeft;

    • b. haar activiteiten verspreid over het jaar realiseert; en

    • c. voor haar artistieke continuïteit niet afhankelijk is van één maker of een groep van makers van toneel.

  • 2 Aan ten hoogste acht instellingen kan subsidie worden verstrekt, waarbij in iedere regio, uitgezonderd de regio zuiden, en in iedere gemeente steeds aan één instelling subsidie wordt verstrekt. In de regio zuiden kan aan ten hoogste twee instellingen subsidie worden verstrekt.

Artikel 9c

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

  • 1 De minister kan aan een instelling met als kernactiviteit het verzorgen van dansrepertoire een vierjaarlijkse instellingssubsidie verstrekken, indien de instelling:

    • a. de beschikking heeft over een podium of een podium bespeelt, dat minimaal 350 zitplaatsen heeft in de regio of de gemeente waar de instelling haar standplaats heeft;

    • b. haar activiteiten verspreid over het jaar realiseert; en

    • c. voor haar artistieke continuïteit niet afhankelijk is van één maker of een groep van makers van dans.

  • 2 Aan ten hoogste vijf instellingen kan subsidie worden verstrekt, met dien verstande dat in de regio’s noorden, oosten en zuiden en in de gemeenten Amsterdam en Rotterdam steeds aan één instelling subsidie wordt verstrekt.

Artikel 9d

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Indien geen van de subsidieaanvragen ingediend voor een regio of een gemeente op grond van de artikelen 9b en 9c voldoet aan alle in deze artikelen bedoelde vereisten, kan de minister niettemin aan ten hoogste één instelling subsidie verstrekken in die regio of gemeente.

Artikel 9e

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

  • 1 De minister kan aan een instelling met als kernactiviteit het verzorgen van operarepertoire een vierjaarlijkse instellingssubsidie verstrekken, indien de instelling:

    • a. haar standplaats heeft in de regio zuiden; en

    • b. haar activiteiten verspreid over het jaar realiseert.

  • 2 Er wordt aan ten hoogste één instelling subsidie verstrekt.

Artikel 9f

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

De minister kan aan een instelling met als kernactiviteit het verzorgen van repertoire op het terrein van de podiumkunsten voor de jeugd tot 18 jaar een vierjaarlijkse instellingssubsidie verstrekken, indien de instelling:

  • a. een substantieel deel van haar voorstellingen realiseert op een podium; en

  • b. haar activiteiten verspreid over het jaar realiseert.

Artikel 9g

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

  • 1 De minister kan aan een instelling met als kernactiviteit het verzorgen van Friestalig toneelrepertoire voor alle leeftijden een vierjaarlijkse instellingssubsidie verstrekken, indien de instelling:

    • a. haar standplaats heeft in de regio noorden; en

    • b. haar activiteiten verspreid over het jaar realiseert.

  • 2 Er wordt aan ten hoogste één instelling subsidie verstrekt.

§ 4. Subsidiecriteria voor internationale festivals

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Artikel 9h

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

  • 1 De minister kan aan een instelling met als kernactiviteit de presentatie van actueel of vernieuwend aanbod in een internationale context op het terrein van een of meer van de scheppende of uitvoerende kunsten een vierjaarlijkse instellingssubsidie verstrekken, indien de activiteiten van de instelling:

    • a. er mede op gericht zijn een platform te bieden voor internationale uitwisseling tussen vakgenoten;

    • b. jaarlijks of tweejaarlijks gedurende een in de tijd beperkte periode plaatsvinden; en

    • c. niet zijn aan te merken als activiteiten van één specifieke schouwburg, concertzaal of andere instantie die zich primair richt op de presentatie van cultuuruitingen.

  • 2 Op elk terrein van de scheppende of uitvoerende kunsten of op elk duidelijk te onderscheiden onderdeel daarvan wordt ten hoogste aan één instelling subsidie verstrekt.

§ 5. Subsidiecriteria voor productiehuizen, instellingen gericht op de presentatie van beeldende kunst, post-academische instellingen en instellingen gericht op ontwikkeling en vernieuwing

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Artikel 9i

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

De minister kan aan een instelling met als kernactiviteit de ontwikkeling en presentatie door beginnende of freelance makers van vernieuwende of experimentele activiteiten op het terrein van de podiumkunsten, een vierjaarlijkse instellingssubsidie verstrekken, indien de instelling:

  • a. beschikt over voorzieningen die geschikt zijn om beginnende makers van podiumkunsten te begeleiden;

  • b. de presentatie van de te verrichten activiteiten op een podium kan garanderen;

  • c. haar activiteiten verspreid over het jaar realiseert; en

  • d. voor haar artistieke continuïteit niet afhankelijk is van één of enkele artistiek leiders.

Artikel 9j

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

De minister kan aan een instelling met als kernactiviteit de presentatie van een vernieuwend of experimenteel aanbod van hedendaagse beeldende kunst in een internationale context een vierjaarlijkse instellingssubsidie verstrekken, indien de instelling:

  • a. beschikt over een ruimte die geschikt is voor het tonen van de presentaties;

  • b. haar activiteiten verspreid over het jaar realiseert;

  • c. voor haar artistieke continuïteit niet afhankelijk is van één of enkele artistiek leiders; en

  • d. niet overwegend gericht is op het beheer en behoud van een collectie van cultureel erfgoed.

Artikel 9k

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

De minister kan aan een instelling met als kernactiviteit het verzorgen van een programma op het terrein van de podiumkunsten, architectuur, beeldende kunst, vormgeving, nieuwe media of film, dat een vervolg is op een bachelor- of masteropleiding op het gebied van de kunst, een vierjaarlijkse instellingssubsidie verstrekken, indien de instelling beschikt over voorzieningen die geschikt zijn om de deelnemers aan het programma te begeleiden.

Artikel 9l

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

De minister kan aan een instelling op het terrein van de amateurkunst of cultuureducatie, de architectuur, het erfgoed, de film, de letteren, media en bibliotheken, de nieuwe media of vormgeving, dan wel op het intercultureel terrein, met als kernactiviteit de ontwikkeling of vernieuwing van het betreffende terrein door de begeleiding of de presentatie van talent, de facilitering van experimenten, het uitvoeren van onderzoek of het anderszins bijdragen aan verdieping op het betreffende terrein, een vierjaarlijkse instellingssubsidie verstrekken, voor zover de instelling niet overwegend gericht is op het beheer en behoud van een collectie van cultureel erfgoed.

§ 6. Subsidiecriteria voor overige ondersteunende instellingen

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Artikel 9m

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

  • 1 De minister kan aan een instelling met als kernactiviteit het uitvoeren van één of meer ondersteunende taken op een terrein van het cultuurbestel, een vierjaarlijkse instellingssubsidie verstrekken, voor zover de instelling:

    • a. niet als doel heeft de belangen te behartigen van ondernemers die behoren tot eenzelfde bedrijfstak of een onderdeel daarvan; en

    • b. zich niet beweegt op een terrein waarop al een sectorinstituut werkzaam is.

  • 2 Ondersteunende taken als bedoeld in het eerste lid zijn:

    • a. nationale of internationale vertegenwoordiging en promotie van het betreffende terrein van scheppende of uitvoerende kunsten;

    • b. verzorging van educatie, informatie en reflectie over ontwikkelingen op het betreffende terrein door middel van exposities, lezingen, studiedagen en publicaties;

    • c. inventariseren, waarderen en ontsluiten van erfgoed;

    • d. verzorging van documentatie en archivering van relevant materiaal op het betreffende terrein door middel van een archief, een bibliotheek of een video- en mediatheek;

    • e. afstemming en coördinatie tussen relevante partijen op het betreffende terrein.

  • 3 Een sectorinstituut als bedoeld in het eerste lid, onder b, is een aangewezen instelling waar alle ondersteunende taken als bedoeld in het tweede lid, voor zover deze op het betreffende terrein van scheppende of uitvoerende kunsten voorkomen, worden uitgeoefend.

Artikel 9n

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

De minister kan aan een instelling met als kernactiviteit het verrichten van coördinerende activiteiten inzake één of meer ondersteunende taken als bedoeld in artikel 9m, tweede lid, op het terrein van de cultuureducatie dan wel op het interculturele of het internationale terrein een vierjaarlijkse instellingssubsidie verstrekken, voor zover de instelling niet als doel heeft de belangen te behartigen van ondernemers die behoren tot eenzelfde bedrijfstak of een onderdeel daarvan.

§ 7. Subsidieaanvraag

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Artikel 9o

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Een subsidieaanvraag voor een vierjaarlijkse instellingssubsidie voldoet aan de eisen die zijn opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage IV.

  • 2 Een subsidieaanvraag voor een vierjaarlijkse instellingssubsidie wordt bij voorkeur elektronisch ingediend. De indiening geschiedt via de website www.cultuursubsidie.nl.

  • 3 Als tijdstip van ontvangst van een elektronisch ingediende subsidieaanvraag geldt het tijdstip waarop het aanvraagformulier aan de hand waarvan die subsidieaanvraag wordt ingediend, elektronisch is ontvangen. In aansluiting op de elektronische verzending van het aanvraagformulier wordt een ondertekende afdruk van de laatste pagina van het formulier per post toegezonden aan de minister.

  • 4 Wordt een subsidieaanvraag schriftelijk ingediend dan geschiedt dit op een door de minister vastgesteld aanvraagformulier.

  • 5 Subsidieaanvragen worden voor 1 februari 2008 ingediend.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2009, 42, datum inwerkingtreding 05-03-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

Het vijfde lid vervalt.

§ 8. Subsidieverlening

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Artikel 9p

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

  • 1 De subsidie wordt verleend op grond van de volgende overwegingen:

    • a. het belang van de activiteiten van de subsidieaanvrager;

    • b. de positie van de subsidieaanvrager in het cultuurbestel; en

    • c. de samenhang tussen de subsidieaanvragen.

  • 2 Bij de verlening van subsidies als bedoeld in de artikelen 9i en 9j gelden tevens als overwegingen:

    • a. de spreiding van instellingen over het land; en

    • b. de aanwezigheid van een opleiding of lerarenopleiding op het gebied van de kunst zoals bedoeld in het Bekostigingsbesluit WHW in de plaats van vestiging van de instelling.

Artikel 9q

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Onverminderd de artikelen 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht en 4 van het Besluit wordt de subsidieverlening geweigerd, indien de aanvraag wordt ingediend door een instelling die bekostiging ontvangt op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek of door een instelling waarvan de activiteiten naar het oordeel van de minister het initieel onderwijs overlappen waarvoor op grond van die wet bekostiging mogelijk is.

Hoofdstuk III. Projectsubsidies

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Terugwerkende kracht

Voor dit hoofdstuk is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2009, 42, datum inwerkingtreding 05-03-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

§ 1. Reikwijdte

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Subsidie in de kosten van projecten op het terrein van het specifiek cultuurbeleid wordt verstrekt met toepassing van dit hoofdstuk, tenzij voor een bepaalde sector van dat terrein een aparte regeling is vastgesteld.

Artikel 10a

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Een experiment of project op het terrein van de monumentenzorg komt voor subsidie in aanmerking indien het experiment of project naar het oordeel van de minister:

  • a. een bijdrage zal kunnen leveren aan het behoud van monumenten van bouwkunst; en

  • b. een landelijke voorbeeldfunctie zal kunnen hebben.

§ 2. Subsidiegrondslag

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Een projectsubsidie bestaat uit een bedrag ten behoeve van activiteiten uitgevoerd overeenkomstig een goedgekeurd activiteitenplan.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2009, 42, datum inwerkingtreding 05-03-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

Het artikel vervalt.

Stcrt. 2009, 42, datum inwerkingtreding 05-03-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

Het artikel vervalt.

§ 3. Indieningsdata en beslistermijnen

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Artikel 12a

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

  • 1 In afwijking van artikel 7, derde lid, van het Besluit worden aanvragen voor een subsidie voor een experiment of project als bedoeld in artikel 10a ingediend vóór 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de uitvoering van het experiment of het project is voorgenomen.

  • 2 De beslissing op aanvragen als bedoeld in het eerste lid wordt genomen vóór 1 januari.

§ 4. Subsidievoorschotten

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

In de beschikking tot subsidieverlening worden de hoogte en het tempo van de bevoorschotting vastgesteld.

§ 5. Nadere subsidievoorschriften

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De ontvanger van een subsidie voor een project dat zich uitstrekt over een periode van méér dan een jaar, dient jaarlijks, gerekend van het tijdstip van de aanvang van het project, een verslag in. Dat verslag voldoet aan de eisen, genoemd in artikel 24, eerste lid, van het Besluit.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2009, 42, datum inwerkingtreding 05-03-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

Het artikel vervalt.

Stcrt. 2009, 42, datum inwerkingtreding 05-03-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

Het artikel vervalt.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De rapportage omtrent de naleving van de subsidiebepalingen, bedoeld in artikel 36 van het Besluit, geschiedt in geval van een projectsubsidie overeenkomstig het als bijlage IIB bij deze regeling gevoegde Controleprotocol Projectsubsidies en met gebruikmaking van de in bijlage IIIB bij deze regeling opgenomen Model-accountantsverklaring.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2009, 42, datum inwerkingtreding 05-03-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

Het artikel vervalt.

Stcrt. 2009, 42, datum inwerkingtreding 05-03-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

Het artikel vervalt.

Artikel 17

[Vervallen per 08-02-2001]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2009, 42, datum inwerkingtreding 05-03-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

Artikel 37, eerste en tweede lid, van het Besluit zijn niet van toepassing indien de verleende subsidie minder dan € 125.000 bedraagt.

Stcrt. 2009, 42, datum inwerkingtreding 05-03-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

Artikel 37, eerste en tweede lid, van het Besluit zijn niet van toepassing indien de verleende subsidie minder dan € 125.000 bedraagt.

Hoofdstuk IV. Specifieke uitkeringen

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Terugwerkende kracht

Voor dit hoofdstuk is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2009, 42, datum inwerkingtreding 05-03-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

§ 1. Reikwijdte

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Een uitkering aan een provincie of een gemeente ten behoeve van het door het desbetreffende openbaar lichaam te voeren cultuurbeleid wordt verstrekt met toepassing van dit hoofdstuk, tenzij voor het verstrekken van een dergelijke uitkering een aparte regeling is vastgesteld.

§ 2. Uitkeringsgrondslag

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

De uitkering bestaat uit een bedrag voor de door de minister in de beslissing tot toekenning van een uitkering aangeduide doelen.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Geen uitkering ten behoeve van doelen wordt verstrekt ten behoeve van apparaatskosten van het betrokken openbaar lichaam.

§ 3. Voorschotten op uitkeringen

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

In de beschikking tot toekenning van een uitkering worden de hoogte en het tempo van de bevoorschotting geregeld.

Hoofdstuk V. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Artikel 22

[Vervallen per 27-11-1999]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2009, 42, datum inwerkingtreding 05-03-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

Ten aanzien van subsidies die zijn verstrekt voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze regeling, blijft de Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen zoals die op 31 december 2008 luidde, van kracht.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 25

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

A. Nuis

Bijlage IA. Handboek verantwoording cultuursubsidies instellingen april 2005

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Terugwerkende kracht

Voor deze bijlage is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Het Handboek Verantwoording Cultuursubsidies Instellingen (het Handboek) is bedoeld voor rechtspersonen die krachtens de Wet op het specifiek cultuurbeleid een meerjarige subsidie ontvangen. Als uw instelling een dergelijke subsidie ontvangt dient u over de besteding van de subsidie jaarlijks verantwoording aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW) af te leggen. Dit is een verplichting die geldt voor ieder boekjaar waarvoor subsidie is verleend.

Doel van de verantwoording

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

De verantwoording van uw instelling dient om na te gaan of de subsidie is besteed aan het doel waarvoor deze is verstrekt. Ook wordt nagegaan of aan de eisen uit wetgeving is voldaan en of de subsidievoorwaarden zijn nageleefd (rechtmatigheid). De verantwoordingen zijn voor de minister van OCW daarnaast van belang voor de begrotingsvoorbereiding en -verantwoording aan de Tweede Kamer. Het parlement verlangt inzicht in de realisatie van gestelde beleidsdoelen van OCW. De prestaties van gesubsidieerde instellingen spelen daarbij een cruciale rol.

Uitgangspunten voor de verantwoording

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Het beleidsplan, het daarbij opgenomen prestatieoverzicht en de begroting vormen de uitgangspunten voor de verantwoording van de subsidie. De verplichting om jaarlijks een activiteitenplan en begroting in te dienen is vervallen. Bij ingrijpende (majeure) veranderingen in de uitvoering van het beleidsplan dient u dit wel tussentijds te melden.

Meer dan in het verleden gelden de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek (Boek 2 Titel 9) en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (in het bijzonder RJ 640) als uitgangspunt voor uw verantwoording. Het aantal aanvullende richtlijnen van de minister van OCW is beperkt. De verplichting om door een toelichting op de balans en de exploitatierekening een adequaat inzicht te verschaffen in de financiële positie en in de besteding van de toegekende subsidie, blijft uiteraard bestaan. De beoordeling van het ministerie richt zich met name op:

  • Tijdigheid en volledigheid m.b.t. de aanlevering van de jaarlijkse verantwoording.

  • Majeure afwijkingen van de positie en functie van uw instelling in het bestel.

  • Het realiseren van (aanvullende) verplichtingen en prestatieafspraken.

  • Dreigende discontinuïteit van de instelling.

  • Het voldoen aan de verplichting om tijdig melding te maken van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie (zie artikel 22 van het Bekostigingsbesluit), waaronder majeure afwijkingen van beleidsplan of prestatieoverzicht.

Bij majeure afwijking van het beleidsplan vindt overleg plaats. Mocht uw instelling minder prestaties leveren of activiteiten niet realiseren, dan is er aanleiding om over te gaan tot verlaging of stopzetting van de subsidie door de minister. Mocht uw instelling een geheel andere koers kiezen, dan kan daarover opnieuw advies aan de Raad voor Cultuur gevraagd worden.

Aanpassingen ten opzichte van het vorige handboek

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Hieronder vindt u een overzicht van de wijzigingen ten opzichte van het handboek verantwoording cultuursubsidies instellingen uit 2001:

  • In geval van consolidatieplicht kan ook worden volstaan met het toezenden van de afzonderlijke jaarrekeningen van de andere rechtspersonen (steunstichtingen). Consolidatieplicht berust bij de rechtspersoon (hoofd van zijn groep) die beslissende invloed uitoefent op het zakelijke en financiële beleid van de groepsmaatschappijen.

  • Het eigen vermogen wordt onderscheiden in een algemene reserve, bestemmingsfondsen en bestemmingsreserves. Niet bestede OCW-subsidie wordt opgenomen in het Bestemmingsfonds OCW. Nadere toelichting daarover vindt u onder de Toelichting op model I voor de balans.

  • De regeling betreffende de maximering van reserves is vervallen (10%-regel).

  • De specifieke afschrijvingspercentages voor vaste activa zijn vervallen. De vaste activa dienen tegen historische kostprijs gewaardeerd te worden, echter in de toelichting kan aanvullend de actuele waarde opgenomen worden.

  • De specifieke voorschriften t.a.v. voorzieningen zijn vervallen, zo worden de voorzieningen niet meer jaarlijks door de minister goedgekeurd, de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving blijven van toepassing.

  • De voorgeschreven modellen voor specificaties op de exploitatierekening zijn vervallen.

  • De tweejaarlijkse afrekening van tekorten op behaalde publieksinkomsten is vervallen. De eindbeoordeling vindt plaats na vier jaar. Compensatie tussen de jaren is toegestaan.

  • Het kasstroomoverzicht is niet meer verplicht, maar wordt in RJ 640 wel aanbevolen.

  • Het model voor de categoriale indeling van de exploitatierekening is vervallen. Het model voor de functionele indeling blijft verplicht.

  • Een accountantsverklaring is niet verplicht voor instellingen met een OCW-subsidie lager dan € 125.000,– per jaar, ongeacht de omzet (het totaal der baten).

  • Voor instellingen met een gemiddelde OCW-subsidie lager dan € 50.000,– per jaar kan volstaan worden met de indiening van de exploitatierekening.

  • De verplichting om in de jaarrekening substantiële verschillen tussen begroting en realisatie te verklaren is niet langer aan een vaste norm (5%) gekoppeld.

  • Het controleprotocol en model accountantsverklaring zijn als aparte bijlage bij de Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen gevoegd en niet in het Handboek opgenomen.

Voor podiumkunstinstellingen:

  • Het jaarlijks opnemen op de balans van een schuld aan de minister bij een tekort op de behaalde publieksinkomsten is vervallen.

  • Het onderscheid tussen uitvoeringen binnen en buiten de eigen regio is vervallen. Het onderscheid tussen binnen en buiten de standplaats blijft wel bestaan.

Wetgeving en richtlijnen

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

De volgende wet- en regelgeving zijn van toepassing op de verantwoording:

Burgerlijk Wetboek

Krachtens artikel 35 (eerste lid) van het Bekostigingsbesluit, is Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW 2 Titel 9) overeenkomstig van toepassing op deze verantwoording, met dien verstande dat de winst- en verliesrekening vervangen wordt door een exploitatierekening.

Artikel 35, tweede lid, van het Bekostigingsbesluit, laat aan de minister ruimte om bepalingen van BW 2 Titel 9 of onderdelen daarvan buiten toepassing te verklaren op bepaalde instellingen of categorieën van instellingen. Op basis van deze bevoegdheid zijn de afdelingen 1, 11, 12, 14 en 15 van Boek 2 Titel 9 BW niet van toepassing op de jaarlijkse verantwoording. Afdeling 7 is van toepassing met dien verstande dat het jaarverslag wordt vervangen door een bestuursverslag conform art. 24 lid 3 en 4 van het Bekostigingsbesluit, voorzien van nadere voorschriften.

In dit Handboek wordt de jaarrekening, bedoeld in artikel 24, tweede lid, van het Bekostigingsbesluit en artikel 8a van de Regeling nader uitgewerkt (zie hoofdstuk 4 van dit handboek voor een toelichting op het model voor de balans). Dit gebeurt mede aan de hand van de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving. Toekomstige wijzigingen in de toepasselijke afdelingen van het Burgerlijk Wetboek Boek 2, Titel 9 zijn uiteraard van toepassing op de verantwoordingen die in dit Handboek zijn voorgeschreven.

Richtlijnen voor de jaarverslaggeving

Voor het opstellen van de jaarrekening en balans neemt u ook de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving in acht, met name richtlijn 640. Deze richtlijn is in het bijzonder bedoeld voor organisaties zonder winststreven. Toekomstige wijzigingen in de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving zijn uiteraard van toepassing op de verantwoordingen die in dit Handboek zijn voorgeschreven.

2. Onderdelen van de verantwoording

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

De jaarlijkse verantwoording van uw instelling voor het ministerie van OCW dient uit drie onderdelen te bestaan, te weten: de jaarrekening, het bestuursverslag en het activiteitenverslag. Deze drie onderdelen dienen bij het ministerie van OCW in drievoud ingeleverd te worden. De verantwoording dient binnen vier maanden na afsluiting van elk boekjaar, ofwel vóór 1 mei, te worden ingediend. Mocht u naast een meerjarige Cultuurnotasubsidie een projectsubsidie krijgen, dan dient u tevens rekening te houden met de aanwijzingen onder het kopje ‘Verantwoording projecten’.

Aandachtspunt: Voor zover uw instelling nauwe banden onderhoudt met gelieerde rechtspersonen (steunstichtingen) die een noemenswaardige invloed op uw resultaat en/of het functioneren van uw organisatie hebben, is het voor de verantwoording aan OCW niet verplicht de jaarrekeningen te consolideren. Wel dient u dan de jaarrekeningen van deze gelieerde rechtspersonen mee te zenden, teneinde een goed en volledig inzicht te krijgen in de financiële positie van uw instelling.

De jaarrekening

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

De jaarrekening bestaat uit de financiële en kwantitatieve rapportage over het verslagjaar. Uit de jaarrekening of de begeleidende brief dient te blijken dat de jaarrekening door het bevoegd gezag (het bestuur of de Raad van Toezicht) is goedgekeurd. De jaarrekening omvat de volgende onderdelen:

– Balans

De balans dient opgesteld te worden volgens model I. Op de balansposten geeft u een duidelijke toelichting.

Uitzondering: U hoeft geen balans te verstrekken indien uw subsidie in het verslagjaar minder dan € 50.000,– bedraagt.

Aandachtspunt: Het eigen vermogen wordt onderscheiden in een algemene reserve, bestemmingsfondsen en bestemmingsreserves. Niet bestede OCW-subsidie wordt opgenomen in het Bestemmingsfonds OCW. Nadere informatie daarover vindt u onder de Toelichting model I voor de balans.

– Functionele exploitatierekening

De functionele exploitatierekening dient opgesteld te worden volgens model II. Op de functionele exploitatierekening geeft u een duidelijke toelichting.

– Prestatieoverzicht

Het prestatieoverzicht, als onderdeel van de jaarrekening en accountantscontrole, stelt u op volgens de Toelichting op het prestatieoverzicht. U vermeldt in het model alleen de kwantitatieve gegevens. Een nadere toelichting kunt u geven in het bestuursverslag en eventueel in het activiteitenverslag.

Aandachtspunt: De accountant dient ook de prestatiegegevens te controleren. Dat geldt in elk geval voor zover er een verband bestaat tussen de prestaties en de hoogte van de opbrengsten (baten) en kosten (lasten). Dit verband bestaat er in ieder geval bij voorstellingen en optredens, alsmede bezoeken aan museale instellingen. Er zijn ook prestaties die geen samenhang vertonen met baten of lasten, maar wel in het prestatieoverzicht zijn opgenomen. In het geval deze prestaties niet door de accountant zijn gecontroleerd dient de accountant dit te melden en toe te lichten in zijn verklaring.

Accountantsverklaring

Onder de overige gegevens bij de jaarrekening wordt de accountantsverklaring opgenomen. Uw accountantsverklaring dient opgesteld te worden volgens het model bij de Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen (bijlage II). In de Regeling is ook het controleprotocol voor uw accountant opgenomen (bijlage III). Zorg dat uw accountant kan beschikken over het Bekostigingsbesluit, de Regeling, dit handboek, de Beleidsregel, de subsidiebeschikking en overige relevante correspondentie van het ministerie van OCW.

Uitzondering: U hoeft geen accountantsverklaring bij te sluiten indien uw OCW-subsidie in het verslagjaar minder dan € 125.000,– bedraagt (zie artikel 36, vierde lid, van het Bekostigingsbesluit).

Aandachtspunt: De accountant dient kennis te nemen van de subsidiebeschikking en hij dient de naleving van de daarin opgenomen verplichtingen te betrekken bij zijn controle. Niet nageleefde verplichtingen dient hij te melden in zijn verklaring.

Aandachtspunt: In de accountantsverklaring dient de accountant te verwijzen naar de subsidiebeschikking (met vermelding van het kenmerk).

Aandachtspunt: De accountant geeft bij zijn onderzoek ook een oordeel over de opbrengsten van de verleende diensten en verkochte producten aan derden en aan gelieerde rechtspersonen. Deze diensten moeten worden doorberekend tegen tarieven die de directe kosten dekken, verhoogd met een redelijke opslag voor overheadkosten.

Het bestuursverslag

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Het bestuursverslag, bedoeld in artikel 24, derde lid, van het Bekostigingsbesluit is zakelijk van aard en omvat 1 tot 3 pagina’s. In het bestuursverslag vermeldt u de samenstelling van het bestuur, de directie en eventueel de Raad van Toezicht. Het bestuursverslag wordt ondertekend door het bevoegd gezag (bestuur of Raad van Toezicht) en omvat een reflectie op:

  • Het exploitatieresultaat en de financiële positie van uw instelling.

  • Het al dan niet behalen van de prestaties. Dit dient kort en bondig te zijn, waar mogelijk met cijfers onderbouwd.

  • Zaken die een belangrijke invloed hebben – of gaan hebben – op het functioneren en de continuïteit van uw instelling of op de positie van uw instelling binnen het bestel. Voor zover de continuïteit van uw instelling in gevaar dreigt te komen, dient u de beheersmaatregelen te melden, die het bevoegd gezag dienaangaande heeft getroffen.

Aandachtspunt: Grote afwijkingen ten opzichte van het beleidsplan dient u op grond van artikel 22 van het Bekostigingsbesluit expliciet te melden. Afwijkingen kunnen onder andere betrekking hebben op de aard van de activiteiten, de omvang van de producties, en de geleverde prestaties.

Aandachtspunt: Het bestuursverslag dient door de accountant beoordeeld te worden. De accountant gaat daartoe na of het bestuursverslag niet in strijd is met de jaarrekening. Discrepanties meldt de accountant in zijn rapport van bevindingen bij zijn accountantsverklaring.

Het activiteitenverslag

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Naast het bestuursverslag wordt van u een activiteitenverslag gevraagd (zie artikel 24, eerste en tweede lid, van het Bekostigingsbesluit). Daar waar het bestuursverslag beknopt en zakelijk van aard is, biedt het activiteitenverslag meer ruimte voor artistieke en inhoudelijke informatie. Het activiteitenverslag valt onder de verantwoordelijkheid van de dagelijkse leiding van de instelling en behoeft geen oordeel van het bevoegd gezag of de accountant. Voor het activiteitenverslag gelden geen vormvoorschriften en er is geen beperking qua omvang. Het activiteitenverslag dient een adequaat inzicht te geven in de wijze waarop het beleidsplan is gerealiseerd. In het activiteitenverslag hebt u ruimte om in te gaan op:

  • De verrichte activiteiten, ook in relatie tot de geplande activiteiten.

  • De realisatie van de doelstellingen uit het beleidsplan.

  • Aandachtspunten genoemd in de subsidiebeschikking.

  • Zaken of ontwikkelingen die u zelf onder de aandacht wenst te brengen.

Grote afwijkingen ten opzichte van het beleidsplan moeten op grond van artikel 22 van het Bekostigingsbesluit worden toegelicht. Dit kan onder andere betrekking hebben op de aard van de activiteiten, de omvang van de activiteiten, de geleverde inspanning, het publieksbereik of het gerealiseerde resultaat.

Aandachtspunt: Voor het verwerven van inzicht in het totaal aan internationale culturele activiteiten dient u uw internationale activiteiten te melden bij de Stichting Internationale Culturele Activiteiten of SICA. Op www.sica.nl (kijk bij ‘Buitengaats’) kunt u een invulformulier downloaden en sturen aan: buitengaats@sicasica.nl. Op de site vindt u tevens uitleg over de mogelijkheid gegevens direct (online) in te voeren.

Aandachtspunt: Indien u activiteiten op het gebied van culturele diversiteit ontplooit, geeft u hiervan een afzonderlijk overzicht.

Verantwoording projectsubsidie

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Als u een instellingssubsidie ontvangt en daarnaast een projectsubsidie geldt het volgende:

Projectsubsidies worden altijd verantwoord door middel van een afzonderlijke subsidiedeclaratie (projectverantwoording), echter indien de termijn van indiening dit toelaat (zie artikel 33 van het Bekostigingsbesluit) mag de eindverantwoording van het project door middel van de reguliere jaarverantwoording worden aangeboden (zowel inhoudelijk als financieel). De projectverantwoording dient dan wel afzonderlijk toegelicht en gespecificeerd te worden in uw reguliere jaarverantwoording (jaarrekening).

Als u subsidie van het ministerie van OCW heeft ontvangen voor een project dat zich uitstrekt over een periode van meer dan één jaar, dan dient u zich ook tussentijds te verantwoorden. De projectverantwoording (inhoudelijk en financieel) dient afzonderlijk toegelicht en gespecificeerd te worden in uw reguliere jaarverantwoording.

Aandachtspunt: Indien de verantwoording van uw project door middel van uw jaarrekening geschiedt, hoeft u geen separate accountantsverklaring aan te leveren voor het project.

Aandachtspunt: Een eventueel saldo op de projectsubsidie (positief of negatief) wordt op de balans opgenomen in een afzonderlijke bestemmingsreserve. Daarvan zondert u de nog niet bestede OCW subsidie voor het project af. Deze neemt u op in een bestemmingsfonds OCW met vermelding van de projectnaam. Indien uw instelling een negatief resultaat heeft op zijn totale exploitatie, dient u de specifiek verkregen subsidie voor het project tóch te reserveren in de vorm van een bestemmingsfonds OCW voor het betreffende project.

3. Modellen voor de verantwoording

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Bijlage 152974.png
Bijlage 152975.png
Bijlage 152976.png

4. Toelichting op de modellen

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Toelichting op model I voor de balans

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Algemeen

Gebruik voor het opstellen van de balans model I. Het is niet toegestaan van het model af te wijken. Voor specificaties van de in het model vermelde hoofdposten gelden geen voorschriften. Maak melding van de door u gehanteerde grondslagen voor waardering en resultaatbepaling. Wanneer deze afwijken van de grondslagen van het vorige boekjaar dient u dit toe te lichten.

Vaste activa

Vaste activa kunnen worden verkregen uit eigen middelen of uit middelen van derden (sponsoring of schenking). Vaste activa dienen gewaardeerd te worden op basis van historische kosten. In de toelichting kunt u aanvullend de actuele waarde aangeven.

Als u subsidie ontvangt ten bate van een investering in zaken die kunnen worden aangemerkt als vaste activa, dan vindt verantwoording van de subsidie niet plaats in de exploitatierekening. U neemt de investering dan tegen kostprijs op in de balans. Ontvangen subsidie neemt u in de balans op onder de Langlopende schulden met als subpost ‘Investeringssubsidie’. Deze post ‘Investeringssubsidie’ valt vrij via de exploitatierekening analoog aan de afschrijvingstermijn van de investering.

U kunt activa verkregen uit sponsoring op de balans activeren tegen de waarde op het moment van verkrijging. De daarvoor verkregen sponsoring verwerkt u analoog aan de hierboven beschreven methode als subpost Sponsoring onder de Langlopende schulden.

Vlottende activa

Voorbereidingslasten voor een activiteit (Onderhanden werk) die plaatsvinden in een op het verslagjaar volgend boekjaar kunnen worden geactiveerd, maar alleen voor de variabele lasten. Het is dus niet toegestaan personeelslasten en andere vaste lasten te activeren. Voor doorlopende activiteiten kunnen de lasten worden verdeeld over het lopende en volgende boekjaar. Baseer de verdeling op de looptijd van de activiteit.

Eigen vermogen

Het eigen vermogen dient ingevolge RJ 640 (640.305-313) onderscheiden te worden in een algemene reserve, bestemmingsreserves en bestemmingsfondsen.

– Algemene reserve

Het gedeelte van het eigen vermogen waarover zonder belemmering door wettelijke of statutaire bepalingen kan worden beschikt voor het doel waarvoor de instelling is opgericht, wordt aangeduid als algemene reserve (vrij besteedbaar).

– Bestemmingsreserve

Indien aan een deel van het eigen vermogen een beperktere bestedingsmogelijkheid is gegeven door het bestuur, dan dient dit deel te worden aangemerkt als bestemmingsreserve.

Als u bepaalde bedragen wenst te reserveren voor een specifieke bestemming neemt u deze dan op onder het kopje Bestemmingsreserve met vermelding van de bestemming en licht deze toe. Zoals hierna uiteengezet zondert u het deel niet besteed subsidiegeld daarvan af in een Bestemmingsfonds OCW.

– Bestemmingsfonds

Indien aan een deel van het eigen vermogen een beperktere bestedingsmogelijkheid is gegeven door derden, dan dient dit deel aangemerkt te worden als bestemmingsfonds.

OCW-subsidie die nog niet is besteed aan de doeleinden waarvoor de subsidie is verstrekt (zie artikel 26 van het Bekostigingsbesluit) dient opgenomen te worden in een bestemmingsfonds OCW op de wijze als hieronder toegelicht.

Over de bestemming van de resterende middelen in het bestemmingsfonds OCW zal aan het eind van de betreffende cultuurnotaperiode een beslissing worden genomen. Wanneer de met de minister overeengekomen prestaties in die vier jaar kwalitatief en kwantitatief zijn gerealiseerd, kan de minister besluiten in te stemmen met de aanwending van het saldo in een volgende periode, alleen en voor zover deze middelen besteed worden voor het doel waarvoor deze zijn verstrekt.

Voorbeeld

Een instelling ontvangt in het betreffende boekjaar € 40.000,– subsidie van OCW en € 30.000,– subsidie van de gemeente. Daarnaast zijn er opbrengsten van € 30.000,– waaronder een legaat van € 2.000,–. De totale baten komen dus uit op € 100.000,–. De totale lasten in het boekjaar bedragen € 90.000,–. Het exploitatiesaldo is € 10.000,–.

Zonder legaat zou u aan het einde van het boekjaar € 4.000,– naar het bestemmingsfonds OCW brengen (= € 40.000,– / € 100.000,– x € 10.000,–). Met legaat is dat een bedrag van € 3.200,– (= € 40.000,– /€ 100.000,– x € 8.000,–).

Aandachtspunt: Als u een instellingssubsidie ontvangt en daarnaast een projectsubsidie geldt het volgende: een eventueel saldo op de projectsubsidie van OCW wordt op de balans opgenomen in een Bestemmingsfonds OCW met vermelding van de naam van het project. Ook als uw instelling een negatief resultaat heeft op zijn totale exploitatie, moet u de specifiek verkregen subsidie voor het project tóch reserveren in de vorm van een Bestemmingsfonds OCW voor het betreffende project.

Voorzieningen

Volg bij het treffen van voorzieningen de bepalingen in artikel 374 BW 2 Titel 9. Volg daarbij tevens de actuele richtlijnen van de Raad voor de jaarverslaggeving (RJ 252).

De richtlijn geeft aan terughoudend te zijn in het treffen van voorzieningen, vooral waar het gaat om reorganisatievoorzieningen en voorzieningen voor meer algemene bedrijfsrisico’s. Die laatste horen thuis onder de algemene reserve en een reorganisatievoorziening kan slechts worden getroffen indien op de balansdatum een voldoende gedetailleerd reorganisatieplan is geformaliseerd.

Kortlopende schulden (geldt alleen voor podiumkunstinstellingen)

Wanneer na vier jaar blijkt dat de norm voor publieksinkomsten gerekend over de gehele cultuurnotaperiode niet is gehaald, dient in de jaarrekening over het laatste jaar van de cultuurnotaperiode een schuld aan het ministerie op de balans te worden opgenomen. De grootte van die schuld wordt berekend door het totale publieksinkomstentekort over 4 jaar te vermenigvuldigen met het quotiënt subsidie OCW/totale subsidie. Voor de bedragen subsidie OCW en totale subsidie in het quotiënt wordt eveneens uitgegaan van ontvangen subsidies over de gehele periode.

Niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen

Onder dit kopje kunt u melding maken van de nog niet vervallen jaartermijnen van de voor deze cultuurnotaperiode toegezegde meerjarige subsidie.

Toelichting op model II voor de functionele exploitatierekening

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Algemeen

Sluit bij het opstellen van de functionele exploitatierekening aan bij model II. Het is niet toegestaan van dit model af te wijken. Voor specificaties van de in het model vermelde hoofdposten gelden geen voorschriften. Aan de batenkant wordt onderscheid gemaakt tussen opbrengsten en bijdragen. Onder die laatste categorie worden de subsidies van overheden en fondsen begrepen. Opbrengsten kunnen worden beschouwd als eigen inkomsten. Het onderdeel Publieksinkomsten wordt aangemerkt als een directe opbrengst. De lasten worden onderscheiden naar beheerlasten (overhead) en activiteitenlasten. Voor een nadere uitleg van genoemde posten, zie hieronder.

Begrotingskolom

Zorg ervoor dat cijfers in de kolom begroting overeenstemmen met de meerjarenbegroting die de minister heeft goedgekeurd. Het kan voorkomen dat in de loop van de subsidieperiode substantiële wijzigingen in de jaarbegroting optreden ten opzichte van de meerjarenbegroting. In dat geval hanteert u de meest recente jaarbegroting als referentiepunt, aangenomen dat deze begroting bij het departement bekend is en goedgekeurd.

Kleine afwijkingen op de laatst goedgekeurde begroting als gevolg van inflatie behoeven niet vooraf met het departement te worden gecommuniceerd. Waar voor een goed inzicht gewenst, licht u de verschillen tussen uw begroting en de realisatie toe.

Baten

Bij vermelding van de Baten wordt onderscheid gemaakt tussen Opbrengsten en Bijdragen. Onder de laatste categorie worden de subsidies van overheden en fondsen begrepen. Opbrengsten kunnen worden beschouwd als eigen inkomsten.

– Opbrengsten

Bij deze post wordt onderscheid gemaakt tussen directe en indirecte opbrengsten. Directe opbrengsten betreffen inkomsten die direct aan uw activiteiten zijn gerelateerd zoals publieksinkomsten of sponsoring. Indirecte opbrengsten zijn opbrengsten die een afgeleide relatie hebben met de activiteiten van uw instelling, zoals horeca los van uitvoeringen, verhuur van onroerend goed of vergoedingen voor het uitlenen van personeel.

– Bijdragen

Hier vermeldt u de ontvangen subsidies. Onder subsidie OCW CuNo vermeldt u de subsidie die u in het kader van de cultuurnota van OCW hebt ontvangen. Onder Subsidie provincie CuNo en Subsidie gemeente CuNo geeft u een opgave van de cultuurnotasubsidies van provincie en gemeente.

Onder ‘overige subsidies/bijdragen’ geeft u een opsomming van alle subsidies die niet in het kader van de cultuurnota zijn ontvangen, zowel van overheden (internationaal/rijk/provincie/gemeente), als van particuliere of aan de overheid gelieerde fondsen, structureel zowel als incidenteel. Daarnaast vermeldt u onder deze post alle contributies, schenkingen, donaties of legaten, de bijdragen van vriendenstichtingen en incidentele (project-)subsidies van het ministerie van OCW.

Aandachtspunt: In de toelichting geeft u aan of de betreffende subsidies een incidenteel dan wel structureel karakter hebben (RJ 640.416). Daarnaast vermeldt u eventuele subsidievoorwaarden. Tevens geeft u aan in hoeverre subsidieafrekeningen nog niet zijn goedgekeurd door degene die aan u een subsidie heeft verstrekt (RJ 640.418).

Publieksinkomsten (alleen podiumkunstinstellingen)

Voor producerende podiumkunsteninstellingen (exclusief werkplaatsen, productiehuizen en jeugdtheatergezelschappen) geldt de in de subsidiebeschikking opgenomen verplichting, dat de te verkrijgen publieksinkomsten (volgens de hieronder vermelde definitie) ten minste een omvang dienen te hebben van een bedrag gelijk aan 15/85e van de totale cultuurnotasubsidies (van alle overheden samen). Incidentele subsidies vallen buiten deze normstelling.

Het is toegestaan binnen redelijke grenzen tekorten in het ene jaar te compenseren met overschotten in andere jaren. Na 4 jaar volgt een eindbeoordeling. Indien de behaalde publieksinkomsten zijn achtergebleven bij de norm, wordt een deel van de verstrekte subsidie teruggevorderd.

Definitie: Onder publieksinkomsten worden verstaan inkomsten uit kaartverkoop (recettes of uitkopen), horeca tijdens uitvoeringen, verkoop van programma’s, beeld- of geluiddragers, inkomsten uit vergoedingen van radio of televisie en eventueel overige direct aan het publiek gerelateerde inkomsten. Publieksinkomsten uit deze laatste categorie dienen toegelicht te worden.

Aandachtspunt: Sponsorinkomsten worden niet gerekend tot de publieksinkomsten. Uw sponsorinkomsten vermeldt u onder ‘overige inkomsten’.

Lasten

Onder de lasten maakt u onderscheid naar beheerlasten en activiteitenlasten.

– Beheerlasten

Tot de ‘beheerlasten’ worden gerekend alle personele en materiële lasten die samenhangen met het beheer van uw organisatie (overheadlasten). U specificeert de ‘beheerlasten personeel’ bijvoorbeeld naar directie, secretariaat, personeelszaken, financiële zaken en algemene zaken. De ‘beheerlasten materieel’ kunnen worden onderverdeeld in huisvestingslasten, kantoorlasten, algemene publiciteitslasten en afschrijvingslasten.

– Activiteitenlasten

Tot de ‘activiteitenlasten’ behoren lasten die direct samenhangen met de activiteiten van uw instelling. Maak onderscheid tussen personele en materiële lasten. Voorbeelden van materiële lasten die met de activiteiten samenhangen zijn reis- en transportlasten en specifieke publiciteitlasten. Podiumkunstinstellingen specificeren hun personele lasten bijvoorbeeld naar artistieke staf, uitvoerend personeel (acteurs, dansers of musici) en ondersteunend personeel (technici).

Aandachtspunt: Personele lasten omvatten ten minste de bruto salarissen, werkgeversdeel sociale lasten, vakantiegeld en pensioenpremie.

Buitengewone baten en lasten

Vermeld hier de baten en lasten die niet uit de gewone bedrijfsvoering voortvloeien en voorzie deze van een toelichting. Volg hierbij de actuele richtlijnen van de Raad voor de jaarverslaggeving (RJ 270).

Toelichting op model III voor het prestatieoverzicht

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Algemeen

Om inzicht te verwerven in de aard en omvang van uw activiteiten, specificeert u de door uw instelling verrichte activiteiten in het boekjaar volgens het model III Prestatieoverzicht. Activiteitensoorten die niet in het overzicht staan vermeld, dient u toe te voegen onder overige activiteiten. Vermeld ook de ramingen uit uw goedgekeurde beleidsplan en de resultaten uit het vorige boekjaar.

Wanneer de resultaten in het boekjaar naar soort en omvang afwijken van de planning, voorziet u de verschillen van een toelichting. In het bestuursverslag geeft u een reflectie op het resultaat en ziet u vooruit naar de mogelijke consequenties voor toekomstige activiteiten.

Podiumkunstinstellingen

Vermeld onder ‘1 voorstellingen/concerten’ de door uw instelling verrichte reguliere uitvoeringen. Het onderscheid naar garantie-uitvoeringen, uitkopen of uitvoeringen op recettebasis is niet verplicht. Specifieke uitvoeringen, zoals orkestbegeleiding bij ballet, koor of opera, jeugduitvoeringen, schooluitvoeringen, cd-opnames, besloten uitvoeringen, educatieve uitvoeringen vermeldt u onder overige activiteiten. Aan dit overzicht worden de spreidingsuitvoeringen ontleend. Een eventuele spreidingsverplichting heeft alleen betrekking op de reguliere activiteiten.

Dit is een publicatie van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze publicatie is opvraagbaar via www.minocw.nl. Voor meer informatie over dit handboek kunt u contact opnemen met:

De heer A.W.F. (Frits) den Haring

Directie Kunsten

a.w.f.denharing@minocw.nl

070 – 412 4399

De heer M.J. (Martijn) Vellekoop

Directie Cultureel Erfgoed

m.j.vellekoop@minocw.nl

070 – 412 2637.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2009, 42, datum inwerkingtreding 05-03-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

Handboek verantwoording cultuursubsidies instellingen 2009–2012 (inclusief musea en sectorinstituten)

1. Inleiding

Het Handboek Verantwoording Cultuursubsidies Instellingen (het Handboek) is bedoeld voor rechtspersonen (zowel aangewezen als niet aangewezen instellingen) die op grond van de artikelen 4, 4a en 4b van de Wet op het specifiek cultuurbeleid een vierjaarlijkse of jaarlijkse instellingssubsidie ontvangen. Als uw instelling een dergelijke subsidie ontvangt, dient u over de besteding van de subsidie jaarlijks verantwoording aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW) af te leggen. Dit is een verplichting die geldt voor ieder boekjaar waarvoor subsidie is verleend.

Rapportage van de besteding van afzonderlijk ontvangen projectsubsidies vindt bij voorkeur plaats door middel van uw reguliere jaarverantwoording.

Voor fondsen geldt het Handboek verantwoording cultuursubsidies fondsen als bedoeld in artikel 4 onder c van de Wet op het specifiek cultuurbeleid.

Doel van de verantwoording

De verantwoording van uw instelling dient om na te gaan of de subsidie is besteed aan het doel waarvoor deze is verstrekt. Ook wordt nagegaan of aan de eisen uit wetgeving is voldaan en of de subsidievoorwaarden zijn nageleefd (rechtmatigheid). Daarnaast bieden de kwantitatieve gegevens van instellingen belangrijke beleidsinformatie m.b.t. ontwikkelingen in de sector.

Uitgangspunten voor de verantwoording

Uitgangspunten voor de verantwoording van de subsidie zijn uw geaccordeerde prestatieoverzicht en meerjarenbegroting en de door de Minister van OCW verleende subsidie.

Met inachtneming van de bepalingen in de Wet Openbaarheid van Bestuur, kunnen de door de instellingen geleverde verantwoordingsgegevens openbaar worden gemaakt.

Aanpassingen ten opzichte van het vorige handboek

Hieronder vindt u een overzicht van de wijzigingen ten opzichte van het handboek verantwoording cultuursubsidies instellingen 2005–2008:

  • De handboeken verantwoording cultuursubsidies musea en instellingen zijn geïntegreerd.

  • Door nauwer aan te sluiten bij het Burgerlijk Wetboek 2 titel 9 en de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving (RJ) is het aantal specifieke voorschriften voor de inrichting van de jaarrekening verminderd.

  • Aanleveren van de verantwoordingsonderdelen dient elektronisch te geschieden,

  • zie hiervoor de aanwijzingen op www.cultuursubsidie.nl

  • Voor instellingen met een vierjaarlijkse subsidie is indiening van een afzonderlijk activiteitenverslag komen te vervallen. Dit kan omdat het bestuursverslag is uitgebreid met een inzichtelijke kwalitatieve beschrijving van de verrichte activiteiten in het afgelopen jaar.

  • Met uitzondering van instellingen met een vierjaarlijkse subsidie vallend onder het mandaatbesluit FCP geldt voor instellingen met een vierjaarlijkse subsidie, ongeacht de hoogte van het jaarlijkse subsidiebedrag, dat indiening van een accountantsverklaring is vereist.

  • Voor jaarsubsidies of projectsubsidies is een accountantsverklaring niet vereist als het subsidiebedrag lager is dan € 125.000.

  • Voor podiuminstellingen is de publieksinkomsteneis vervallen.

  • Voor sectorinstituten is een afzonderlijk verantwoordingsmodel voor de functionele exploitatierekening toegevoegd (model IId).

  • Aan het model prestatieverantwoording zijn enkele nieuwe onderdelen toegevoegd

  • Het controleprotocol en de modelaccountantsverklaring zijn aangepast.

  • Jaarrekening:

    • In de model exploitatierekening is onder directe inkomsten een aparte post opgenomen voor de vermelding van sponsorinkomsten

    • De post overige subsidies/bijdragen is gesplitst in een deel subsidies uit publieke middelen en een deel bijdragen uit private middelen.

    • Er is geen specifiek voorschrift meer voor de berekening van het bestemmingsfonds OCW.

    • Het aan het einde van het jaar nog niet bestede deel van een projectsubsidie wordt conform de RJ 221 opgenomen op de balans als vooruitontvangen subsidie (onder de korte schulden).

2. Verantwoording voor instellingen met een vierjaarlijkse subsidie

In het verantwoordingsproces wordt een onderscheid gemaakt tussen instellingen die een éénjarige subsidie ontvangen en instellingen die een vierjaarlijkse subsidie ontvangen (aangewezen- én niet aangewezen instellingen).

Binnen vier maanden na afsluiting van elk boekjaar (vóór 1 mei) dient u de verantwoording digitaal aan te leveren.

Mocht u naast een vierjaarlijkse instellingssubsidie een projectsubsidie ontvangen, dan dient u rekening te houden met de aanwijzingen in Hoofdstuk 4 ‘verantwoording projectsubsidie’.

De jaarlijkse verantwoording voor vierjaarlijkse subsidies bestaat uit drie onderdelen, te weten: de jaarrekening, het bestuursverslag en de prestatieverantwoording. Daarnaast voegt de accountant een aantal accountantsproducten toe.

Voor instellingen met een vierjaarlijkse subsidie vallend onder het mandaatbesluit FCP (fonds voor cultuurparticipatie, zie bijlage I) geldt dat als het ontvangen subsidiebedrag (exclusief eventuele projectsubsidies) in enig jaar lager is dan € 125.000, geen accountantsverklaring vereist is.

Jaarrekening

Uit de jaarrekening of de begeleidende brief dient te blijken dat de jaarrekening door het bevoegd gezag (het bestuur of de Raad van Toezicht) is goedgekeurd. De jaarrekening omvat de volgende onderdelen:

  • Balans

    De balans dient opgesteld te worden volgens model I. Alle balansposten dienen te worden toegelicht

  • Functionele exploitatierekening

    De functionele exploitatierekening dient opgesteld te worden volgens model II (At/m D). In de toelichting op de modellen wordt aangegeven welke variant op uw instelling van toepassing is. Op de functionele exploitatierekening geeft u een toelichting.

Aandachtspunt: Voor zover uw instelling nauwe banden onderhoudt met gelieerde rechtspersonen die een noemenswaardige invloed op uw resultaat en/of het functioneren van uw instelling hebben, is het in afwijking van het RJ, voor de verantwoording aan de Minister van OCW niet verplicht de jaarrekeningen te consolideren. Wel dient u dan de jaarrekeningen van deze gelieerde rechtspersonen mee te zenden, teneinde een goed en volledig inzicht te krijgen in de financiële positie van uw instelling.

Bestuursverslag

Het bestuursverslag, bedoeld in artikel 24, vierde tot en met zevende lid, van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen is zakelijk van aard en wordt ondertekend door het bevoegd gezag (het bestuur of de Raad van Toezicht). Al dan niet in aanvulling op elementen die zijn voorgeschreven in de RJ 640, bevat het bestuursverslag een toelichting op de volgende onderwerpen:

  • De samenstelling van het bestuur, de directie en eventueel de Raad van Toezicht

  • Het exploitatieresultaat en de financiële positie van uw instelling.

  • De realisatie van de voorgenomen prestaties.

  • Een inzichtelijke kwalitatieve beschrijving van de verrichte activiteiten in het afgelopen jaar en aan het einde van de subsidieperiode tevens een beschouwing over de vier kalenderjaren gezamenlijk.

  • De specifieke aandachtspunten genoemd in de subsidiebeschikking

  • Zaken die een belangrijke invloed hebben – of gaan hebben – op het functioneren en de continuïteit van uw instelling of op de positie van uw instelling binnen het bestel.

Aandachtspunt: Voor instellingen met een vierjaarlijkse subsidie kan een afzonderlijk activiteitenverslag tijdens en aan het eind van de subsidieperiode achterwege blijven.

Prestatieverantwoording

Overeenkomstig artikel 35, vierde lid, van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (hierna Bekostigingsbesluit), dienen instellingen met een vierjaarlijkse instellingssubsidie jaarlijks een prestatieverantwoording in. De prestatieverantwoording geeft een inzichtelijk kwantitatief overzicht van de activiteiten die zijn verricht in het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, in relatie tot de voorgenomen activiteiten (prestatieoverzicht). U voorziet uw prestatieverantwoording van een toelichting. De prestatieverantwoording dient opgesteld te worden volgens het model III . U vermeldt in het model alleen de kwantitatieve gegevens.

Accountantsproducten

De jaarlijkse verantwoording wordt conform artikel 37 van het Bekostigingsbesluit door uw accountant voorzien van de volgende producten:

  • De accountantsverklaring bij de jaarrekening

  • Het rapport van bevindingen

  • Het rapport van feitelijke bevindingen bij de prestatieverantwoording (COS4400).

Bij de Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen is in bijlage IIA het Controleprotocol Cultuursubsidies instellingen opgenomen. Onderdeel van dit protocol is het verplichte model voor de accountantsverklaring. Wanneer de accountant een rapport van feitelijke bevindingen heeft opgesteld omtrent de naleving van de subsidiebepalingen, voegt u dat bij uw jaarverantwoording.

Matchingsregeling

De Tijdelijke regeling aanvulling eigen inkomsten cultuurinstellingen geldt voor instellingen waaraan over de jaren 2009, 2010, 2011 en 2012 een vierjaarlijkse subsidie is verleend, en dus zowel voor instellingen met een vierjaarlijkse instellingssubsidie (artikel 4a van de wet), als voor aangewezen instellingen waaraan voor vier kalenderjaren subsidie is verstrekt (artikel 4b van de wet). Instellingen als bedoeld in de artikelen 9k, 9m en 9n van de regeling, en instellingen waarvan het beheer door middel van het Mandaatbesluit FCP is overgedragen aan de stichting Fonds voor cultuurparticipatie, zijn echter uitgezonderd.

Voor de wijze waarop in de periode 2009–2012 gerealiseerde extra eigen inkomsten kunnen worden gematcht met subsidie van OCW, raadpleegt u de ‘Tijdelijke regeling aanvulling eigen inkomsten cultuurinstellingen.’ U kunt hierover ook informatie vinden op www.cultuursubsidie.nl.

3. Verantwoording voor instellingen met een jaarlijkse subsidie

Bij de verantwoording jaarlijkse subsidies dient een onderscheid gemaakt te worden op basis van het totale in het verantwoordingsjaar van OCW ontvangen subsidiebedrag (zie hierna).

Binnen vier maanden na afsluiting van elk boekjaar (vóór 1 mei) dient u de verantwoording digitaal aan te leveren. Zie hiervoor de aanwijzingen op www.cultuursubsidies.nl.

Mocht u naast de jaarlijkse instellingssubsidie een projectsubsidie ontvangen, dan dient u tevens rekening te houden met de aanwijzingen in Hoofdstuk 4 ‘verantwoording projectsubsidie’.

Jaarlijkse subsidie OCW hoger dan € 125.000

Als het van OCW ontvangen jaarlijkse subsidiebedrag (exclusief eventuele projectsubsidies) hoger is dan € 125.000, bestaat de verantwoording uit twee onderdelen:

de jaarrekening en het activiteitenverslag. Daarnaast wordt de jaarlijkse verantwoording voorzien van een aantal accountantsproducten.

  • Jaarrekening en accountantsproducten

    Zie Hoofdstuk 2 van dit handboek voor een toelichting op de jaarrekening en de accountantsproducten.

  • Activiteitenverslag

    Het activiteitenverslag (artikel 33 en 34 van het Bekostigingsbesluit) is vormvrij en geeft (kwalitatief en kwantitatief) inzicht in de aard, duur en omvang van de in het kader van de subsidiëring verrichte activiteiten. Het activiteitenverslag vergelijkt verrichte activiteiten met de voorgenomen activiteiten uit het activiteitenplan.

Jaarlijkse subsidie OCW lager dan € 125.000

Als het van OCW ontvangen jaarlijkse subsidiebedrag (exclusief eventuele projectsubsidies) lager is dan € 125.000, bestaat de verantwoording uit de volgende onderdelen:

het financieel verslag en het activiteitenverslag. Een accountantsverklaring is hier niet vereist.

  • Financieel verslag

    Het financieel verslag dient opgesteld te worden volgens het model II dat opgesteld is voor de functionele exploitatierekening.

  • Activiteitenverslag

    Zie de toelichting in de voorgaande paragraaf.

4. Verantwoording projectsubsidie

Voor het verantwoorden van een in enig jaar ontvangen geoormerkte projectsubsidie, wordt onderscheid gemaakt tussen projectsubsidies die zijn toegekend aan instellingen met een vierjaarlijkse- subsidie en instellingen met een jaarlijkse subsidie.

Binnen vier maanden na afronding van het project dient u de eindverantwoording digitaal aan te leveren (artikel 33 Bekostigingsbesluit cultuuruitingen).

Projectsubsidie aan een instelling met vierjaarlijkse subsidie

Instellingen met een vierjaarlijkse subsidie nemen de eindverantwoording van de projectsubsidie op in de reguliere jaarverantwoording. N.B. Voorwaarde hierbij is dat de einddatum van het project is bepaald op het einde van een subsidiejaar. Een met een projectsubsidie gefinancierd meerjarig project dient u in elke tussenliggende jaarverantwoording op te nemen.

Het verslag van activiteiten van het project kunt u opnemen in het bestuursverslag.

De financiële verantwoording van een projectsubsidie vindt plaats in de reguliere jaarrekening, op zodanige wijze dat de inkomsten en uitgaven met betrekking tot deze activiteit afzonderlijk kunnen worden afgelezen.

Het aan het einde van het jaar nog niet bestede deel van de projectsubsidie wordt conform de RJ 221 opgenomen op de balans als vooruitontvangen subsidie (onder de korte schulden).

Indien de verantwoording van een project door middel van uw jaarrekening geschiedt, hoeft u geen separate accountantsverklaring aan te leveren voor het project.

Projectsubsidie aan een instelling met jaarlijkse subsidie

Voor projectsubsidies die verstrekt zijn aan jaarlijkse instellingen wordt een onderscheid gemaakt tussen projectsubsidies boven- en onder de € 125.000.

Als een van OCW ontvangen bedrag voor een projectsubsidie hoger is dan € 125.000, bestaat de eindverantwoording uit de jaarrekening en het activiteitenverslag en een aantal accountantsproducten (zie Hoofdstuk 3 bij ‘Jaarlijkse subsidie OCW hoger dan € 125.000’).

Als de projectsubsidie lager is dan € 125.000 bestaat de verantwoording uit het financieel verslag en het activiteitenverslag (zie Hoofdstuk 3 bij ‘Jaarlijkse subsidie OCW lager dan € 125.000)’.

Tenzij dit in de initiële beschikking anders is bepaald, dient u de verantwoording van de projectsubsidie te integreren in de jaarlijkse verantwoording op een zodanige wijze dat het project apart is af te lezen. N.B. Voorwaarde hierbij is dat de einddatum van het project is bepaald op het einde van een subsidiejaar. Een met een projectsubsidie gefinancierd meerjarig project neemt u in elke tussenliggende jaarverantwoording op.

Indien u een jaarrekening opstelt dient u het aan het einde van het jaar nog niet bestede deel van de projectsubsidie conform de RJ 221 op te nomen op de balans als vooruitontvangen subsidie (onder de korte schulden).

Aandachtspunt: Een instelling met een jaarlijks subsidiebedrag onder de € 125.000 én een projectsubsidie onder de € 125.000 behoeft dus geen accountantsverklaring te overleggen, ook al zou het totale subsidiebedrag boven de € 125.000 uitkomen.

Aandachtspunt: De eindverantwoording van een (meerjarige) projectsubsidie boven de € 125.000 wordt in het laatste verantwoordingsjaar in ieder geval voorzien van een accountantsverklaring.

5. Wetgeving en richtlijnen

De volgende wet- en regelgeving zijn van toepassing op de verantwoording:

  • Burgerlijk wetboek, boek 2, titel 9

  • Wet op het specifiek cultuurbeleid

  • Bekostigingsbesluit cultuuruitingen

  • Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen

U vindt deze documenten op de website www.minocw.nl, www.cultuursubsidie.nl of www.wetten.nl

Voor het opstellen van het jaarverslag zijn de Richtlijnen van de Raad voor de jaarverslaggeving van toepassing.

Krachtens artikel 35 (eerste lid) van het Bekostigingsbesluit, is Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW 2 Titel 9) overeenkomstig van toepassing op deze verantwoording, met dien verstande dat de winst- en verliesrekening vervangen wordt door een exploitatierekening.

Artikel 35, tweede lid, van het Bekostigingsbesluit, laat aan de Minster ruimte om bepalingen van BW 2 Titel 9 of onderdelen daarvan buiten toepassing te verklaren op bepaalde instellingen of categorieën van instellingen. Op basis van deze bevoegdheid zijn de afdelingen 1, 10, 11, 12, 14 en 15 van Boek 2 Titel 9 BW niet van toepassing op de jaarlijkse verantwoording. Afdeling 7 is van toepassing met dien verstande dat het jaarverslag wordt vervangen door een bestuursverslag conform art. 24 lid 4 t/m 7 van het Bekostigingsbesluit.

SICA

Uw internationale activiteiten kunt u melden aan de Stichting Internationale Culturele Activiteiten (www.sica.nl) SICA is het instituut voor internationaal cultuurbeleid. Als netwerk- en expertisecentrum adviseert SICA over alle aspecten van internationale culturele activiteiten. SICA organiseert regelmatig publieksbijeenkomsten, bezoekersprogramma's voor buitenlandse cultuurdeskundigen en publiceert ieder kwartaal het SICAmag.

Het Europees Cultureel ContactPunt (CCP) is onderdeel van de SICA en informeert over het Europese financieringsprogramma Kaderprogramma Cultuur. Daarnaast is SICA de uitvoerende organisatie voor de Netherlands China Arts Foundation. Ook voert SICA het secretariaat van EUNIC Netherlands, de Nederlandse afdeling van de overkoepelende organisatie voor nationale instituten voor cultuur van de Europese Unie.

6. Modellen voor de verantwoording

Model I voor de balans (alle instellingen)

 

Huidig boekjaar

Vorig boekjaar

ACTIVA

   

I

Immateriële vaste activa

   

II

Materiële vaste activa

   

III

Financiële vaste activa

   

Totale Vaste Activa

   
     

I

Voorraden

   

II

Totaal vorderingen

   

III

Effecten

   

IV

Liquide middelen

   

Totale Vlottende Activa

   
     

TOTALE ACTIVA

   
     

PASSIVA

   

I

Algemene reserve

   

II

Bestemmingsreserves

   

III

Bestemmingsfonds OCW

   

IV

Overige bestemmingsfondsen

   

Totale Eigen vermogen

   
 

Aankoopfonds¹ (alleen voor musea)

   
     

Totale Voorzieningen¹

   
     

Totale Langlopende Schulden¹

   
     

Totale Kortlopende schulden¹

   
     

TOTALE PASSIVA

   

¹ Bij deze posten staat het u vrij een specificatie te gebruiken naar eigen inzicht, daarom zijn geen subposten vermeld.

Model IIA voor de functionele exploitatierekening (alle instellingen m.u.v. musea)

 

Huidig boekjaar

Begroting

Vorig boekjaar

BATEN

     

Directe opbrengsten

     
 

Publieksinkomsten

     
 

Sponsorinkomsten

     
 

Overige inkomsten

     

Indirecte opbrengsten

     

Totale Opbrengsten

     
       

Subsidie OCW

     

Subsidie provincie

     

Subsidie gemeente

     

Overige subsidies/bijdragen

     
 

Subsidies uit publieke middelen

     
 

Bijdragen uit private middelen

     
 

Bijdragen van VSB-fonds

     

Totale Subsidies/Bijdragen

     
       

TOTALE BATEN

     
       

LASTEN

     

Beheerlasten personeel

     

Beheerlasten materieel

     

Totale Beheerlasten

     
       

Activiteitenlasten personeel

     

Activiteitenlijst materieel

     

Totale Activiteitenlasten

     
       

TOTALE LASTEN

     

SALDO UIT GEWONE BEDRIJFSVOERING

     

Saldo rentebaten/-lasten

     

Saldo bijzondere baten/lasten

     

EXPLOITATIERESULTAAT

     

Model IIB voor de categoriale exploitatierekening (alleen musea)

 

Huidig boekjaar

Begroting

Vorig boekjaar

BATEN

     

Directe opbrengsten

     
 

Publieksinkomsten

     
 

Sponsorinkomsten

     
 

Overige inkomsten

     

Indirecte opbrengsten

     

Totale Opbrengsten

     
       

Subsidie OCW

     
 

Onderdeel huren

     
 

Onderdeel exploitatiebijdrage

     

Subsidie provincie

     

Subsidie gemeente

     

Overige subsidies/bijdragen

     
 

Subsidies uit publieke middelen

     
 

Bijdragen uit private middelen

     
 

Bijdragen van VSB-fonds

     

Totale Subsidies/Bijdragen

     
       

TOTALE BATEN

     
       

LASTEN

     

Salarislasten

     

Afschrijvingen

     

Huur

     

Aankopen

     

Overige lasten

     

TOTALE LASTEN

     

SALDO UIT GEWONE BEDRIJFSVOERING

     
       

Saldo rentebaten/-lasten

     

Saldo bijzondere baten/lasten

     

Mutatie aankoopfonds

     

EXPLOITATIERESULTAAT

     

Model IIC voor de categoriale en functionele exploitatierekening (alleen musea)

Bijlage 244097.png

Model IID voor de functionele exploitatierekening (alleen sectorinstituten)

 

Totaal

Internationale promotie

Educatie, Informatie, Reflectie

Waarderen en ontsluiten

Documentatie en Archivering

Afstemming en coördinatie

BATEN

           

Directe opbrengsten

           
 

Publieksinkomsten

           
 

Sponsorinkomsten

           
 

Overige inkomsten

           

Indirecte opbrengsten

           

Totale Opbrengsten

           
             

Subsidie OCW

           

Subsidie provincie

           

Subsidie gemeente

           

Overige subsidies/bijdragen

           
 

Subsidies uit publieke middelen

           
 

Bijdragen uit private middelen

           
 

Bijdragen van VSB-fonds

           

Totale Subsidies/Bijdragen

           
             

TOTALE BATEN

           
             

LASTEN

           

Beheerlasten personeel

           

Beheerlasten materieel

           

Totale Beheerlasten

           
             

Activiteitenlasten personeel

           

Activiteitenlasten materieel

           

Totale Activiteitenlasten

           
             

TOTALE LASTEN

           
             

SALDO UIT GEWONE BEDRIJFSVOERING

           

Saldo rentebaten/-lasten

           

Saldo bijzondere baten/lasten

           

EXPLOITATIERESULTAAT

           

Model III voor de prestatieverantwoording (1)

 

Huidig boekjaar

Voorgenomen prestaties

Vorig boekjaar

 

Aantal

Aantal bezoeken

Aantal

Aantal bezoeken

Aantal

Aantal bezoeken

A. PODIUMKUNST-INSTELLINGEN

           

1. Producties/programma’s

           
 

– Nieuwe producties

 

XXX

 

XXX

 

XXX

 

– Reprises

 

XXX

 

XXX

 

XXX

             

2. Voorstellingen/concerten

           
 

– In de standplaats

           
 

– In de eigen regio (buiten standplaats)

           
 

– In de rest van Nederland

           
 

– In het buitenland

           
             

3. Schoolvoorstellingen/concerten

           
 

– In de standplaats

           
 

– In de eigen regio (buiten standplaats)

           
 

– In de rest van Nederland

           
 

– In het buitenland

           
             

4. Overige activiteiten

           
 

– Educatieve activiteiten

           
 

– Ballet- en operabegeleidingen

           
 

– Anders, nl......

           
               

B: INTERNATIONALE FESTIVALS

           

1. Activiteiten voor algemeen publiek

           
 

– Voorstellingen/tentoonstellingen

           
 

– Educatieve activiteiten

           
 

– Anders, nl. ........................

           
             

2. Activiteiten specifiek voor vakgenoten

           
 

– Lezingen

           
 

– Seminars, studiedagen

           
 

– Workshops

           
 

– Netwerkbijeenkomsten

           
 

– Showcases

           
 

– Anders, nl. ........................

           

Model III voor de prestatieverantwoording (2)

 

Huidig boekjaar

Voorgenomen prestaties

Vorig boekjaar

 

Aantal

Aantal bezoeken

Aantal

Aantal bezoeken

Aantal

Aantal bezoeken

C. PRODUCTIEHUIZEN

           

1. Producties/projecten

           
 

– Producties

 

XXX

 

XXX

 

XXX

 

– Coproducties

 

XXX

 

XXX

 

XXX

 

– Onderzoeksprojecten

 

XXX

 

XXX

 

XXX

Betrokken (beginnende) makers

 

XXX

 

XXX

 

XXX

             

2. Voorstellingen/concerten

           
 

– In de standplaats

           
 

– In de eigen regio (buiten standplaats)

           
 

– In de rest van Nederland

           
 

– In het buitenland

           
             

3. Overige activiteiten

           
 

– Workshops/Masterclasses

           
 

– Trainingen

           
 

– Educatieve activiteiten

           
 

– Discours en debat

           
 

– Gastvoorstell. van andere prod.huizen

           
 

– Anders, nl.....................

           
 

Huidig boekjaar

Voorgenomen prestaties

Vorig boekjaar

 

Aantal

Aantal

Aantal

D. PRESENTATIE-INSTELLINGEN

     

1. Tentoonstellingen

     

2. Bezoeken totaal

     

3. Bezoeken scholen

     

4. Lezingen

     

5. Publicaties

     

6. Anders, nl...........................

     
       

E. OVERIGE INSTELLINGEN

     

1. Evenementen

     

2. Cursussen

     

3. Bezoeken

     

4. Deelnemers

     

5. Gebruikers

     

6. Anders, nl............................

     

Model III voor de presentatieverantwoording (3)

 

Huidig boekjaar

Voorgenomen prestaties

Vorig boekjaar

 

Aantal

Aantal deelnemers

Aantal

Aantal deelnemers

Aantal

Aantal deelnemers

F . SECTORINSTITUTEN

           

1. (Inter)nationale promotie

           
 

– Internationale activiteiten

           
 

– Nationale activiteiten

           
 

– Bezoekersprogramma’s

           
 

– Anders, nl.....................

           
             

2. Educatie, informatie en reflectie

           
 

– Informatieverzoeken

 

XXX

 

XXX

 

XXX

 

– Conferenties/debatten

           
 

– Educatieve activiteiten

           
 

– Publicaties

 

XXX

 

XXX

 

XXX

 

– Aantal unieke hits op de website

 

XXX

 

XXX

 

XXX

 

– Anders, nl.....................

           
             

3. Erfgoedtaken

           
 

– Verwervingsactiviteiten

 

XXX

 

XXX

 

XXX

 

– Presentaties/tentoonstellingen

           
 

– Waardering en ontsluiting

 

XXX

 

XXX

 

XXX

 

– Anders, nl.....................

           
             

4. Documentatie en archivering

           
 

– Documentaire activiteiten

 

XXX

 

XXX

 

XXX

 

– Anders, nl.....................

           
             

5. Afstemming en coördinatie

           
 

– Afstemmings- en coörd.activiteiten

 

XXX

 

XXX

 

XXX

 

– Anders, nl.....................

           
 

Huidig boekjaar

Voorgenomen prestaties

Vorig boekjaar

 

Aantal

Aantal

Aantal

G. MUSEA

     

1. Openingsuren

     

2. Bezoeken totaal

     

3. Bezoeken scholen

     

4. Anders, nl...................

     

7. Toelichting op de modellen

Toelichting op model I voor de balans

Algemeen

Het is niet toegestaan van model I af te wijken. Voor specificaties van de in het model vermelde hoofdposten gelden geen voorschriften.

Vaste activa

Als u subsidie ontvangt voor investering in vaste activa, dan vindt verantwoording van de subsidie niet plaats in de exploitatierekening. U neemt de investering op in de balans.

De ontvangen subsidie neemt u op onder de Langlopende schulden met als subpost ‘Investeringssubsidie’. Deze post ‘Investeringssubsidie’ valt vrij via de exploitatierekening, gelijk lopend met de afschrijvingstermijn van de investering.

U kunt activa verkregen uit sponsoring activeren. De daarvoor verkregen sponsoring neemt u – analoog aan de hierboven beschreven methode – op als subpost Sponsoring onder de Langlopende schulden. Het is voor musea niet toegestaan collectieonderdelen te activeren.

Vlottende activa

Alleen variabele voorbereidingslasten voor een activiteit (Onderhanden werk) die plaatsvindt in een op het verslagjaar volgend boekjaar, kunnen worden geactiveerd. Het is niet toegestaan personeelslasten en andere vaste lasten te activeren.

Eigen vermogen

Bij het maken van onderscheid tussen algemene reserve, bestemmingsreserves en bestemmingsfondsen volgt u de voorschriften van de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, RJ 640 (640.305-313). De wijze waarop de resultaatbestemming aan een bestemmingsreserve of bestemmingsfonds wordt toegerekend voorziet u van een toelichting.

Aankoopfondsen (musea)

De aankoopfondsen krijgen een afzonderlijke vermelding en maken geen deel uit van het eigen vermogen.

Toelichting op model IIA/D voor de functionele exploitatierekening

Algemeen

Het is niet toegestaan van model IIA af te wijken behalve voor musea en sectorinstituten. Voor deze twee typen instellingen gelden specifieke varianten (model IIB, IIC en IID). Voor specificaties van de in het model vermelde hoofdposten gelden geen voorschriften.

Opzet voor model IIC (alleen voor musea)

Het voorgeschreven model IIC bestaat in grote lijnen uit een gecombineerde kostensoorten- en kostenplaatsen overzicht. De in model IIB opgenomen baten en lasten neemt u over in model IIC in de kolom Totaal. U rekent vervolgens de baten en lasten uit de kolom Totaal toe aan de in het model opgenomen kostenplaatsen (lees museale functies). Bij het toerekenen van de lasten houdt u rekening met de omschrijvingen van museale functies, zoals vermeld in het betreffende hoofdstuk definities van museale functies. Het saldo van de kolom Algemeen beheer rekent u ook toe aan de overige functies (zie de pijl in het model).

Voor de verdeling van lasten en baten over de museale functies gebruikt u verdeelsleutels.

De controleerbaarheid ten aanzien van het gebruik van sleutels staat voorop. U formuleert uw eigen sleutels, beschrijft en onderbouwt ze in de jaarrekening en hanteert ze consistent over de jaren heen. Zoveel mogelijk kiest u voor objectieve gronden. Baten en lasten die niet zijn toe te rekenen aan de museale functies vermeldt u in de kolom Algemeen Beheer.

Opzet voor model IID (alleen voor sectorinstituten)

Het voorgeschreven model IID bestaat in grote lijnen uit een gecombineerde kostensoorten- en kostenplaatsen overzicht. De in model IIA opgenomen baten en lasten neemt u over in model IID in de kolom Totaal. U rekent vervolgens de baten en lasten uit de kolom Totaal toe aan de in het model opgenomen kostenplaatsen (lees de 5 hoofdfuncties).

Voor de verdeling van lasten en baten over de 5 hoofdfuncties gebruikt u verdeelsleutels. De controleerbaarheid ten aanzien van het gebruik van sleutels staat voorop.

U formuleert uw eigen sleutels, beschrijft en onderbouwt ze in de jaarrekening en hanteert ze consistent over de jaren heen.

Begrotingskolom

Zorg ervoor dat cijfers in de kolom begroting overeenstemmen met de meerjarenbegroting die de Minister heeft goedgekeurd of in geval van andere dan trendmatige wijzigingen op die begroting, de meest recente begroting. In dat laatste geval geeft u een toelichting op de wijzigingen op de oorspronkelijke begroting.

Baten

Bij vermelding van de Baten wordt onderscheid gemaakt tussen Opbrengsten, Subsidies en Bijdragen. Onder Subsidies worden de subsidies van overheden en publieke fondsen begrepen. Onder Bijdragen verantwoordt u de inkomsten uit private fondsen.

  • Directe Opbrengsten

    Onder de directe opbrengsten verantwoordt u alle inkomsten die in enige relatie staan tot uw kernactiviteiten. U maakt onderscheid tussen publieksinkomsten, sponsorinkomsten en overige inkomsten.

    Publieksinkomsten zijn inkomsten die direct aan de publieksactiviteiten zijn gekoppeld, zoals kaartverkoop, horeca tijdens uitvoeringen, verkoop van programma’s, beeld of geluiddragers, vergoedingen voor radio- of t.v. -optredens, uitkoopsommen, auteursrecht en eventueel overige direct aan het publiek gerelateerde inkomsten.

    Sponsorinkomsten betreffen alle inkomsten uit sponsoring door ondernemingen. Sponsoring wordt overeenkomstig de code cultuursponsoring gedefinieerd als de overeenkomst tussen een onderneming (de sponsor) die geld en/of op geld waardeerbare prestaties levert, en een culturele instelling of een organisator van een cultureel evenement (de gesponsorde), die communicatiemogelijkheden, toegangskaarten en/of overige faciliteiten als tegenprestatie levert in verband met de door de gesponsorde te verrichten culturele activiteit. Onder sponsoring wordt niet verstaan reclame.

    De overige inkomsten betreffen alle overige inkomsten die een directe relatie hebben met uw kernactiviteiten.

  • Indirecte Opbrengsten

    Indirecte opbrengsten zijn opbrengsten die geen of slechts een indirecte relatie hebben met uw kernactiviteiten. U verantwoordt hier baten zoals verhuur onroerend goed, horeca los van voorstellingen of vergoedingen voor het uitlenen van personeel.

    Zie ook de opmerking onder saldo bijzondere baten/lasten.

  • Subsidies OCW, provincie en gemeente

    Vermeldt hier alle structurele subsidies die u uit deze bron ontvangt. Incidentele subsidies vermeldt u onder overige subsidies.

  • Overige subsidies/bijdragen

    Onder subsidies uit publieke middelen geeft u een opsomming van alle overige subsidies, zowel van binnenlandse als buitenlandse overheden als van fondsen die subsidie ontvangen van een overheid. Bepalend is of de subsidie is verstrekt door of namens een overheid. Van het laatste is sprake als de overheid invloed heeft op de verdeling van de subsidies. Het gaat om de volgende categorieën:

    • 1. subsidies die rechtstreeks zijn verstrekt door het Rijk (ministeries, agentschappen, rijksdiensten), gemeenten, provincies of waterschappen;

    • 2. subsidies die zijn verstrekt door een zelfstandig bestuursorgaan, zoals een cultuurfonds (NFPK+, Fonds BKVB, NLPVF, Mondriaan Stichting, Stimuleringsfonds voor Architectuur, Fonds voor de Letteren, Fonds voor Cultuurparticipatie, Nederlands Fonds voor de Film) een gemeentelijk of provinciaal fonds (zoals het Amsterdams Fonds voor de Kunst);

    • 3. subsidies die zijn verstrekt door (andere) organisaties met publiekrechtelijke rechtspersoonlijkheid (zoals de Taalunie);

    • 4. subsidies die zijn verstrekt door de Europese Unie, buitenlandse overheden of buitenlandse publieke fondsen.

Subsidie van een publiek-privaat fonds wordt verantwoord als subsidie van een publiek fonds. N.B. Loonkostensubsidies saldeert u met de kosten.

Onder bijdragen uit private middelen vermeldt u alle bijdragen van private fondsen alsook contributies, schenkingen, donaties of legaten en bijdragen van vriendenstichtingen. Van de bijdrage die u ontvangt van het VSB-fonds maakt u een afzonderlijke vermelding onder Bijdragen VSB-fonds.

Lasten

Onder de lasten maakt u onderscheid naar beheerslasten en activiteitenlasten.

  • Beheerslasten

    Tot de ‘beheerslasten’ worden gerekend alle personele en materiële lasten die samenhangen met het beheer van uw organisatie (overheadlasten).

  • Activiteitenlasten

    Tot de ‘activiteitenlasten’ behoren lasten die direct samenhangen met de activiteiten van uw instelling.

  • Saldo bijzondere baten/lasten

    Inkomsten die los staan van enig cultureel ondernemerschap zoals uitkeringen van verzekeringsmaatschappijen of het afboeken van een voorziening, verantwoordt u onder saldo bijzondere baten/lasten. Volg daarbij de actuele Richtlijnen van de Raad voor de jaarverslaggeving (RJ 270).

Toelichting op model III voor de prestatieverantwoording

Algemeen

Om inzicht te verwerven in de aard, omvang en bereik van uw activiteiten, specificeert u de door uw instelling verrichte activiteiten en het bereik (bezoekers, gebruikers of deelnemers) in het boekjaar volgens het voor uw instelling relevante deel van het model III.

Activiteitensoorten die niet in het overzicht staan vermeld, dient u toe te voegen onder overige activiteiten. Vermeld ook de resultaten uit het vorige boekjaar. In de kolom voorgenomen prestaties staat het gemiddelde aantal prestaties per jaar vermeld dat uw instelling in de periode 2009–2012 wil realiseren. Deze kolom komt overeen met het door de Minister goedgekeurde prestatieoverzicht 2009–2012.

Wanneer de resultaten in het boekjaar naar soort en omvang afwijken van uw planning (= kolom voorgenomen prestaties), voorziet u de verschillen van een toelichting. In het bestuursverslag geeft u een reflectie op het resultaat en ziet u vooruit naar de mogelijke consequenties voor toekomstige activiteiten.

A. Podiumkunstinstellingen (toneelgezelschappen, dansgezelschappen, operagezelschappen, orkesten)

  • Vermeld onder 1. Producties/programma’s het aantal verschillende producties of programma’s voor het betreffende boekjaar en maak daarbij een onderscheid naar nieuwe producties en reprises.

  • Vermeld onder 2. Voorstellingen/concerten het totaal van de door uw instelling verrichte reguliere uitvoeringen.

  • Vermeld onder 3. Schoolvoorstellingen/-concerten alle besloten uitvoeringen die specifiek op scholieren zijn gericht, ongeacht de speellocatie.

  • Specifieke uitvoeringen, zoals orkestbegeleiding bij ballet-, opera- of kooruitvoeringen, cd -opnames, besloten uitvoeringen of educatieve activiteiten vermeldt u onder 4. Overige activiteiten.

  • Onder eigen regio wordt verstaan het landsdeel van vestiging (Noord, Oost, Zuid, Midden of West).

B. Internationale Festivals

  • Vermeld onder 1. Activiteiten voor algemeen publiek de door uw instelling georganiseerde activiteiten bedoeld voor een algemeen publiek, zoals tentoonstellingen of voorstellingen.

  • Vermeld onder 2. Activiteiten voor vakgenoten de door uw instelling georganiseerde activiteiten (bijvoorbeeld workshops, seminars) specifiek bedoeld voor de internationale uitwisseling tussen makers.

  • Filmscreenings voor professionals kunnen onder showcases worden opgenomen.

C. Productiehuizen

  • Vermeld onder 1. Producties/projecten het aantal gerealiseerde producties, coproducties en onderzoeksprojecten.

  • Vermeld ook het totale aantal beginnende makers of makers in begeleidingstrajecten, zoals regisseurs, choreografen, schrijvers, musici of componisten dat bij deze projecten is betrokken.

  • Onder 2. Voorstellingen/concerten vermeldt u het totaal aan uitvoeringen dat met deze producties is gemoeid.

  • Alle overige activiteiten vermeldt u onder het derde kopje. Vermeld hier ook het bereik (gebruikers, deelnemers of bezoekers).

  • Onder eigen regio wordt verstaan het landsdeel van vestiging (Noord, Oost, Zuid, Midden of West).

D. Presentatie-instellingen

  • Vermeld onder 1. Tentoonstellingen het aantal verschillende presentaties of tentoonstellingen in een jaar.

  • Onder 2. Bezoeken vermeldt u het totale aantal bezoeken inclusief het aantal bezoeken van scholieren.

  • Vermeld onder 3. Bezoeken scholen het totale aantal bezoekers vanuit scholen dat uw instelling heeft bezocht.

E. Overige instellingen

Instellingen die niet tot een van de genoemde categorieën kunnen worden gerekend kunnen hun kwantitatieve gegevens verantwoorden onder de rubriek E Overige instellingen (zoals postacademiale en ontwikkelinstellingen). Voor zover niet in specifieke activiteitensoorten is voorzien voegt u deze toe onder 6. Anders, nl...........

F. Sectorinstituten

Volg bij de kwantitatieve verantwoording van uw activiteiten de indeling volgens de 5 besteltaken. Vermeld de specifieke activiteiten die binnen uw instituut worden verricht op de wijze zoals opgenomen in uw activiteitenplan of prestatieoverzicht. Vermeld indien mogelijk ook het bereik in termen van aantal bezoekers, gebruikers of deelnemers.

  • Bij 3. Erfgoedtaken wordt met Verwervingsactiviteiten gedoeld op activiteiten die bijdragen aan een duurzaam behoud van relevant sectoraal erfgoed, waaronder (het bevorderen van) aankopen (door derden) en schenkingen (aan derden).

  • Bij 3. Erfgoedtaken worden met Waardering en ontsluiting de activiteiten bedoeld die het sectorinstituut zelfstandig of met derden onderneemt om relevant sectoraal erfgoed te identificeren en voor publiek toegankelijk te maken (incl. digitalisering en het online aanbieden van collectie-informatie).

  • Met 4. Documentaire activiteiten wordt gedoeld op het verzamelen van gegevens (statistische en inhoudelijke gegevens) die relevant zijn om inzicht te verwerven in het functioneren van de sector.

G. Musea

Vermeld onder openingsuren het aantal uren dat uw museum publiek toegankelijk is per week. Vermeld onder bezoeken totaal het totaal aantal bezoeken per jaar.

Geef onder bezoeken scholen het totale aantal bezoekers vanuit scholen dat uw instelling heeft bezocht.

Geef buiten dit model een rapportage van de stand van zaken met betrekking tot de volgende onderwerpen: registratiegraad, registratiekwaliteit, collectieplan, veiligheidsplan, de gratis toegankelijkheid (zie verplichtingen prestatieoverzicht) en uw eigen prestatieafspraken.

Definities van museale functies

Er worden drie museale functies onderscheiden naast het algemeen beheer. Deze functies zijn onderverdeeld in zes taakgebieden. Hieronder treft u daarvan een korte omschrijving ten behoeve van de toerekening van baten en lasten in model III.

  • Publieksfunctie

    Hieronder vallen alle werkzaamheden en uitgaven die rechtstreeks te maken hebben met de taak van musea om het in het museum aanwezige cultureel erfgoed voor publiek toegankelijk te maken. Betekenis geven is daarbij het kernbegrip.

    • a) Vaste opstelling

      De vaste opstelling is dat deel van de collectie dat voor langere tijd1 wordt tentoongesteld en waarin binnen die termijn relatief weinig wijzigingen worden aangebracht. Alle kosten en opbrengsten die verbonden zijn aan het vormgeven, onderhouden en beheren van de vaste tentoonstelling worden aan deze functie toegerekend. Dat geldt ook voor het onderzoek, de communicatie, marketing en educatieve programma’s die ten behoeve van de ontsluiting van de vaste opstelling worden uitgevoerd.

    • b) Tijdelijke presentaties

      De tijdelijke presentaties zijn alle opstellingen die voor kortere tijd2 worden geplaatst. Alle kosten en opbrengsten die verbonden zijn aan het ontwerpen, vormgeven, opstellen, onderhouden en beheren van tijdelijke presentaties worden aan deze functie toegeschreven. Dit is inclusief de kosten die zijn verbonden aan de voor de presentatie verkregen bruiklenen. Dat geldt ook voor het onderzoek, de communicatie, marketing en educatieve programma’s die ten behoeve van de ontsluiting van een tijdelijke presentatie worden uitgevoerd.

  • Collectiefunctie

    Hieronder vallen alle kosten die gemaakt worden ten behoeve van het beheer van de museale collectie.

    • c) Registratie en onderzoek

      Aan deze functie worden de werkzaamheden en de kosten toegerekend die gemaakt zijn in het kader van het onderzoek aan de eigen collectie ten behoeve van registratie, restauratie en conservering. Doel is dat op elk gewenst moment eenduidig en volledig inzicht kan worden verschaft in de collectie, inclusief de kwantitatieve en kwalitatieve staat daarvan.

    • d) Conserveren en restaureren

      Aan de functie conserveren en restaureren worden al die kosten toegerekend die worden gemaakt voor het restaureren en conserveren van de collectie, zowel in de opstellingen als in depot of opslag. Ook alle kosten die worden gemaakt om de collectie kwalitatief op niveau te houden, worden toegerekend aan deze functie.

    • e) Verwerving en afstoten

      De ten behoeve van verwerving en afstoting gemaakte kosten voor werkzaamheden, transport en eventueel de aankoopsom, worden aan deze functie toegerekend.

  • Wetenschappelijke functie

    Hieronder vallen alle kosten die gemaakt worden om de door het museum beheerde collectie in de brede context van het cultureel erfgoed te positioneren.

    • f) Onderzoek en documentatie

      Aan deze functie worden de kosten toegerekend voor onderzoek dat de eigen collectie in breder verband plaatst, wetenschappelijk onderzoek in algemene zin en bijvoorbeeld de uitgave van bestandscatalogi. Ook de kosten en opbrengsten van documentatiecentrum en bibliotheek worden onder deze functie gevat.

  • Lasten algemeen beheer

    Tot de lasten in de kolom ‘Algemeen beheer’ worden gerekend alle personele en materiële lasten die samenhangen met het beheer van uw organisatie (overhead).

8. Bijlage I Instellingen ressorterend onder het mandaatbesluit FCP

  • 1 Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland (AWN) (RACM)

  • 2 Stichting Bekijk ’t

  • 3 Stichting Allaboutus Film Factory

  • 4 Stichting Buitenkunst

  • 5 Stichting Davina van Wely

  • 6 Stichting De Grote Prijs van Nederland

  • 7 Stichting De Noorderlingen

  • 8 Stichting Don't Hit Mama

  • 9 Stichting Euro+Songfestival

  • 10 Stichting Hal Vier (Digital-playground)

  • 11 Stichting Interart

  • 12 Stichting Jeugdorkest Nederland

  • 13 Stichting Kinderkunsthal Rotterdam, Villa Zebra

  • 14 Stichting Koorbegeleidingen

  • 15 Stichting Meer-Doen-met-Cultuur (De Kunstbende)

  • 16 Stichting Nationaal Jeugd Orkest

  • 17 Stichting Open Monumentendag

  • 18 Stichting Orlando Festival

  • 19 Stichting PopSport

  • 20 Stichting Prinses Christina Concours

  • 21 Stichting Ricciotti Ensemble

  • 22 Stichting Rotterdams Wijktheater

  • 23 Stichting Theatergroep DOX

  • 24 Stichting Toneelbegeleidingsgroep STUT

  • 25 Stichting Vioolprijs Iordens-Baronesse Sweets de Landas

  • 26 Stichting Vocaal Talent Nederland

  • 27 Stichting WMC Kerkrade

  • 28 SWING- Landelijke Stichting Promotie Muziekimprovisatie

Bijlage IB. Handboek verantwoording cultuursubsidies fondsen april 2005

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Terugwerkende kracht

Voor deze bijlage is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Het Handboek Verantwoording Cultuursubsidies Fondsen (het Handboek) is bedoeld voor rechtspersonen die krachtens de Wet op het specifiek cultuurbeleid een meerjarige subsidie ontvangen. Als uw fonds een dergelijke subsidie ontvangt dient u over de besteding van de subsidie jaarlijks verantwoording aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW) af te leggen. Dit is een verplichting die geldt voor ieder boekjaar waarvoor subsidie is verleend.

Doel van de verantwoording

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

De verantwoording van uw fonds dient om na te gaan of de subsidie is besteed aan het doel waarvoor deze is verstrekt. Ook wordt nagegaan of aan de eisen uit wetgeving is voldaan en of de subsidievoorwaarden zijn nageleefd (rechtmatigheid). De verantwoordingen zijn voor de minister van OCW daarnaast van belang voor de begrotingsvoorbereiding en -verantwoording aan de Tweede Kamer. Het parlement verlangt inzicht in de realisatie van gestelde beleidsdoelen van OCW. De prestaties van gesubsidieerde fondsen spelen daarbij een cruciale rol.

Uitgangspunten voor de verantwoording

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Het beleidsplan, het daarbij opgenomen prestatieoverzicht en de begroting vormen de uitgangspunten voor de verantwoording van de subsidie. De verplichting om jaarlijks een activiteitenplan en begroting in te dienen is vervallen. Bij ingrijpende (majeure) veranderingen in de uitvoering van het beleidsplan dient u dit wel tussentijds te melden.

Meer dan in het verleden gelden de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek (Boek 2 Titel 9) en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (in het bijzonder RJ 640) als uitgangspunt voor uw verantwoording. Het aantal aanvullende richtlijnen van de minister van OCW is beperkt. De verplichting om door een toelichting op de balans en de exploitatierekening een adequaat inzicht te verschaffen in de financiële positie en in de besteding van de toegekende subsidie, blijft uiteraard bestaan. De beoordeling van het ministerie richt zich met name op:

  • Tijdigheid en volledigheid m.b.t. de aanlevering van de jaarlijkse verantwoording.

  • Majeure afwijkingen van de positie en functie van uw fonds in het bestel.

  • Het realiseren van (aanvullende) verplichtingen en prestatieafspraken.

  • Dreigende discontinuïteit van het fonds.

  • Het voldoen aan de verplichting om tijdig melding te maken van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie (zie artikel 22 van het Bekostigingsbesluit), waaronder majeure afwijkingen van beleidsplan of prestatieoverzicht.

Bij majeure afwijking van het beleidsplan vindt overleg plaats. Mocht uw fonds minder prestaties leveren of activiteiten niet realiseren, dan is er aanleiding om over te gaan tot verlaging of stopzetting van de subsidie door de minister. Mocht uw fonds een geheel andere koers kiezen, dan kan daarover opnieuw advies aan de Raad voor Cultuur gevraagd worden.

Aanpassingen ten opzichte van het vorige handboek

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Hieronder vindt u een overzicht van de wijzigingen ten opzichte van het handboek verantwoording cultuursubsidies fondsen uit 2001:

  • De meerjarige subsidiebeschikking voor de Cultuurnota wordt voortaan geactiveerd in de balans als ‘Vordering subsidie OCW’ om een beter inzicht te geven in de ruimte die het Fonds heeft om in de cultuurnotaperiode activiteiten uit te voeren zoals opgenomen in het beleidsplan.

  • De subsidiebate van OCW wordt voortaan voor hetzelfde bedrag verantwoord als de activiteitenlasten om een betere ‘matching’ te realiseren.

  • Het resterende deel van een eventuele garantie die door OCW is verstrekt voor de betaling van de door het fonds verleende subsidies wordt vermeld als ‘niet in de balans opgenomen rechten’.

  • De schulden aan subsidieontvangers worden voortaan in de balans of in de toelichting gesplitst in kortlopende (opeisbaar binnen een jaar) en langlopende schulden. In de toelichting wordt voortaan het verloop tussen de beginstand en de eindstand opgenomen. In de toelichting op de post langlopende schulden wordt voortaan aangegeven in welke jaren de schulden naar verwachting tot uitbetaling komen.

  • In geval van consolidatieplicht kan ook worden volstaan met het toezenden van de afzonderlijke jaarrekeningen van de andere rechtspersonen (steunstichtingen). Consolidatieplicht berust bij de rechtspersoon (hoofd van zijn groep) die beslissende invloed uitoefent op het zakelijke en financiële beleid van de groepsmaatschappijen.

  • Het eigen vermogen wordt onderscheiden in een algemene reserve, bestemmingsfondsen en bestemmingsreserves. Niet bestede OCW-subsidie wordt opgenomen in het Bestemmingsfonds OCW. Nadere toelichting daarover vindt u onder de Toelichting op model I voor de balans.

  • De regeling betreffende de maximering van reserves is vervallen (10%-regel).

  • De specifieke afschrijvingspercentages voor vaste activa zijn vervallen. De vaste activa dienen tegen historische kostprijs gewaardeerd te worden, echter in de toelichting kan aanvullend de actuele waarde opgenomen worden.

  • De specifieke voorschriften t.a.v. voorzieningen zijn vervallen, zo worden de voorzieningen niet meer jaarlijks door de minister goedgekeurd, de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving blijven van toepassing.

  • De voorgeschreven modellen voor specificaties op de exploitatierekening zijn vervallen.

  • Het kasstroomoverzicht is niet meer verplicht, maar wordt in RJ 640 wel aanbevolen.

  • Het model voor de categoriale indeling van de exploitatierekening is vervallen. Het model voor de functionele indeling blijft verplicht.

  • De verplichting om in de jaarrekening substantiële verschillen tussen begroting en realisatie te verklaren is niet langer aan een vaste norm (5%) gekoppeld.

  • Het controleprotocol is aangepast en met het model accountantsverklaring als aparte bijlage bij de Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen gevoegd en niet in het Handboek opgenomen.

Wetgeving en richtlijnen

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

De volgende wet- en regelgeving zijn van toepassing op de verantwoording:

Burgerlijk Wetboek

Krachtens artikel 35 (eerste lid) van het Bekostigingsbesluit, is Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW 2 Titel 9) overeenkomstig van toepassing op deze verantwoording, met dien verstande dat de winst- en verliesrekening vervangen wordt door een exploitatierekening.

Artikel 35, tweede lid, van het Bekostigingsbesluit, laat aan de minister ruimte om bepalingen van BW 2 Titel 9 of onderdelen daarvan buiten toepassing te verklaren op bepaalde fondsen. Op basis van deze bevoegdheid zijn de afdelingen 1, 11, 12, 14 en 15 van Boek 2 Titel 9 BW niet van toepassing op de jaarlijkse verantwoording. Afdeling 7 is van toepassing met dien verstande dat het jaarverslag wordt vervangen door een bestuursverslag conform art. 24 lid 3 en 4 van het Bekostigingsbesluit, voorzien van nadere voorschriften.

In dit Handboek wordt de jaarrekening, bedoeld in artikel 24, tweede lid van het Bekostigingsbesluit en artikel 8a van de Regeling nader uitgewerkt (zie hoofdstuk 4 van dit handboek voor een toelichting op het model voor de balans). Dit gebeurt mede aan de hand van de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving. Toekomstige wijzigingen in de toepasselijke afdelingen van het Burgerlijk Wetboek Boek 2, Titel 9 zijn uiteraard van toepassing op de verantwoordingen die in dit Handboek zijn voorgeschreven.

Richtlijnen voor de jaarverslaggeving

Voor het opstellen van de jaarrekening en balans neemt u ook de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving in acht, met name richtlijn 640. Deze richtlijn is in het bijzonder bedoeld voor organisaties zonder winststreven. Toekomstige wijzigingen in de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving zijn uiteraard van toepassing op de verantwoordingen die in dit Handboek zijn voorgeschreven.

2. Onderdelen van de verantwoording

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

De jaarlijkse verantwoording van uw fonds voor het ministerie van OCW dient uit drie onderdelen te bestaan, te weten: de jaarrekening, het bestuursverslag en het activiteitenverslag. Deze drie onderdelen dienen bij het ministerie van OCW in drievoud ingeleverd te worden. De verantwoording dient binnen vier maanden na afsluiting van elk boekjaar, ofwel vóór 1 mei, te worden ingediend.

Aandachtspunt: Voor zover uw fonds nauwe banden onderhoudt met gelieerde rechtspersonen (steunstichtingen) die een noemenswaardige invloed op uw resultaat en/of het functioneren van uw organisatie hebben, is het voor de verantwoording aan OCW niet verplicht de jaarrekeningen te consolideren. Wel dient u dan de jaarrekeningen van deze gelieerde rechtspersonen mee te zenden, teneinde een goed en volledig inzicht te krijgen in de financiële positie van uw fonds.

De jaarrekening

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

De jaarrekening bestaat uit de financiële en kwantitatieve rapportage over het verslagjaar. Uit de jaarrekening of de begeleidende brief dient te blijken dat de jaarrekening door het bevoegd gezag (het bestuur of de Raad van Toezicht) is goedgekeurd. De jaarrekening omvat de volgende onderdelen:

– Balans

De balans dient opgesteld te worden volgens model I. Op de balansposten geeft u een duidelijke toelichting.

Aandachtspunt: Het eigen vermogen wordt onderscheiden in een algemene reserve, bestemmingsfondsen en bestemmingsreserves. Niet bestede OCW-subsidie wordt opgenomen in het Bestemmingsfonds OCW. Nadere informatie daarover vindt u onder de Toelichting model I voor de balans.

– Functionele exploitatierekening

De functionele exploitatierekening dient opgesteld te worden volgens model II. Op de functionele exploitatierekening geeft u een duidelijke toelichting.

– Prestatieoverzicht

Het prestatieoverzicht, als onderdeel van de jaarrekening en accountantscontrole, stelt u op volgens de Toelichting op het prestatieoverzicht. U vermeldt in het model alleen de kwantitatieve gegevens. Een nadere toelichting kunt u geven in het bestuursverslag en eventueel in het activiteitenverslag.

Aandachtspunt: De accountant dient ook de prestatiegegevens te controleren. Dat geldt in elk geval voor zover er een verband bestaat tussen de prestaties en de hoogte van de opbrengsten (baten) en kosten (lasten). Er zijn ook prestaties die geen samenhang vertonen met baten of lasten, maar wel in het prestatieoverzicht zijn opgenomen. In het geval deze prestaties niet door de accountant zijn gecontroleerd dient de accountant dit te melden en toe te lichten in zijn verklaring.

Accountantsverklaring

Onder de overige gegevens bij de jaarrekening wordt de accountantsverklaring opgenomen. Uw accountantsverklaring dient opgesteld te worden volgens het model bij de Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen (bijlage II). In de Regeling is ook het controleprotocol voor uw accountant opgenomen (bijlage III). Zorg dat uw accountant kan beschikken over het Bekostigingsbesluit, de Regeling, dit handboek, de Beleidsregel, de subsidiebeschikking en overige relevante correspondentie van het ministerie van OCW.

Aandachtspunt: De accountant dient kennis te nemen van de subsidiebeschikking en hij dient de naleving van de daarin opgenomen verplichtingen te betrekken bij zijn controle. Niet nageleefde verplichtingen dient hij te melden in zijn verklaring.

Aandachtspunt: In de accountantsverklaring dient de accountant te verwijzen naar de subsidiebeschikking (met vermelding van het kenmerk).

Aandachtspunt: De accountant dient de rechtmatige besteding van het verleende subsidie in zijn controle te betrekken. Hiervoor is het van belang dat eventuele subsidievoorwaarden die het ministerie van OCW heeft gesteld, voor zowel het verlenen als het vaststellen van subsidies, worden nageleefd door de instellingen die door het fonds worden gesubsidieerd.

Het bestuursverslag

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Het bestuursverslag, bedoeld in artikel 24, derde lid, van het Bekostigingsbesluit is zakelijk van aard en omvat 1 tot 3 pagina’s. In het bestuursverslag vermeldt u de samenstelling van het bestuur, de directie en eventueel de Raad van Toezicht. Het bestuursverslag wordt ondertekend door het bevoegd gezag (bestuur of Raad van Toezicht) en omvat een reflectie op:

  • Het exploitatieresultaat en de financiële positie van uw fonds.

  • Het liquiditeitenbeheer. Geef daarbij aan in welke mate er risico’s zijn verbonden aan de verschillende vormen van belenen en beleggen.

  • Het al dan niet behalen van de prestatieafspraken. Dit dient kort en bondig te zijn, waar mogelijk met cijfers onderbouwd.

  • Zaken die een belangrijke invloed hebben - of gaan hebben - op het functioneren en de continuïteit van uw fonds of op de positie van uw fonds binnen het bestel. Voor zover de continuïteit van uw fonds in gevaar dreigt te komen, dient u de beheersmaatregelen te melden, die het bevoegd gezag dienaangaande heeft getroffen.

Aandachtspunt: Grote afwijkingen ten opzichte van het beleidsplan dient u op grond van artikel 22 van het Bekostigingsbesluit expliciet te melden. Afwijkingen kunnen onder andere betrekking hebben op de aard van de activiteiten, de omvang van de producties, en de geleverde prestaties.

Aandachtspunt: Het bestuursverslag dient door de accountant beoordeeld te worden. De accountant gaat daartoe na of het bestuursverslag niet in strijd is met de jaarrekening. Discrepanties meldt de accountant in zijn rapport van bevindingen bij zijn accountantsverklaring.

Het activiteitenverslag

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Naast het bestuursverslag wordt van u een activiteitenverslag gevraagd (zie artikel 24, eerste en tweede lid van het Bekostigingsbesluit). Daar waar het bestuursverslag beknopt en zakelijk van aard is, biedt het activiteitenverslag meer ruimte voor artistieke en inhoudelijke informatie. Het activiteitenverslag valt onder de verantwoordelijkheid van de dagelijkse leiding van het fonds en behoeft geen oordeel van het bevoegd gezag of de accountant. Voor het activiteitenverslag gelden geen vormvoorschriften en er is geen beperking qua omvang. Het activiteitenverslag dient een adequaat inzicht te geven in de wijze waarop het beleidsplan is gerealiseerd. In het activiteitenverslag hebt u ruimte om in te gaan op:

  • De verrichte activiteiten, ook in relatie tot de geplande activiteiten.

  • De realisatie van de doelstellingen uit het beleidsplan.

  • Aandachtspunten genoemd in de subsidiebeschikking.

  • Zaken of ontwikkelingen die u zelf onder de aandacht wenst te brengen.

Grote afwijkingen ten opzichte van het beleidsplan moeten op grond van artikel 22 van het Bekostigingsbesluit worden toegelicht. Dit kan onder andere betrekking hebben op de aard van de activiteiten, de omvang van de activiteiten, de geleverde inspanning of het gerealiseerde resultaat.

Verantwoording incidentele subsidies

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Als u een basissubsidie, zoals bedoeld in artikel 1, lid 1d van het Besluit, ontvangt en daarnaast een incidenteel subsidie, zoals bedoeld in artikel 1, lid 1e van het Besluit, geldt het volgende: Incidentele subsidies worden altijd verantwoord door middel van een afzonderlijke verantwoording, echter indien de termijn van indiening dit toelaat mag de eindverantwoording van het incidentele subsidie door middel van de reguliere jaarverantwoording worden aangeboden (zowel inhoudelijk als financieel). De eindverantwoording van de incidentele subsidie dient dan wel afzonderlijk toegelicht en gespecificeerd te worden in uw reguliere jaarverantwoording (jaarrekening).

Als u een incidenteel subsidie van het ministerie van OCW heeft ontvangen voor een periode van meer dan één jaar, dan dient u zich ook tussentijds te verantwoorden. De verantwoording van de incidentele subsidie (inhoudelijk en financieel) dient afzonderlijk toegelicht en gespecificeerd te worden in uw reguliere jaarverantwoording.

Aandachtspunt: Indien de verantwoording van een incidenteel subsidie door middel van uw jaarrekening geschiedt, hoeft u hiervoor geen separate accountantsverklaring aan te leveren.

Aandachtspunt: Een eventueel saldo op een incidenteel subsidie wordt op de balans opgenomen in een afzonderlijk bestemmingsfonds. Indien uw fonds een negatief resultaat heeft op de totale exploitatie, dient u de specifiek verkregen incidentele subsidie tóch toe te voegen aan het bestemmingsfonds OCW.

3. Modellen voor de verantwoording

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Bijlage 152978.png
Bijlage 152979.png

4. Toelichting op de modellen

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Toelichting op model I voor de balans

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Algemeen

Gebruik voor het opstellen van de balans model I. Het is niet toegestaan van het model af te wijken. Voor specificaties van de in het model vermelde hoofdposten gelden geen voorschriften. Maak melding van de door u gehanteerde grondslagen voor waardering en resultaatbepaling. Wanneer deze afwijken van de grondslagen van het vorige boekjaar dient u dit toe te lichten. De vergelijkende cijfers over het vorige boekjaar kunnen zonder aanpassing aan de nieuwe verantwoordingssystematiek worden overgenomen van het vorige boekjaar.

Vaste activa

Vaste activa kunnen worden verkregen uit eigen middelen of uit middelen van derden (sponsoring of schenking). Vaste activa dienen gewaardeerd te worden op basis van historische kosten. In de toelichting kunt u aanvullend de actuele waarde aangeven.

Als u subsidie ontvangt ten bate van een investering in zaken die kunnen worden aangemerkt als vaste activa, dan vindt verantwoording van de subsidie niet plaats in de exploitatierekening. U neemt de investering dan tegen kostprijs op in de balans. Ontvangen subsidie neemt u in de balans op onder de Langlopende schulden met als extra subpost ‘Investeringssubsidie’. Deze post ‘Investeringssubsidie’ valt vrij via de exploitatierekening analoog aan de afschrijvingstermijn van de investering.

U kunt activa verkregen uit sponsoring op de balans activeren tegen de waarde op het moment van verkrijging. De daarvoor verkregen sponsoring verwerkt u analoog aan de hierboven beschreven methode als extra subpost Sponsoring onder de Langlopende schulden.

Vlottende activa

U splitst de post ‘Totaal vorderingen’ in een post ‘Vordering subsidie OCW’ en een post ‘Overige vorderingen’. Voor de post ‘Vordering subsidie OCW’ geldt het volgende: onder deze post neemt u afzonderlijk de toegezegde, nog niet ontvangen (meerjarige) subsidies van OCW op (inclusief toegezegd subsidies voor beheerlasten), zoals vermeld in de subsidiebeschikking en de wijzigingen (inclusief aanvullende subsidieverlening) daarop. Eventuele (beperkende) voorwaarden genoemd in de beschikking dient u te vermelden in de toelichting (bijvoorbeeld goedkeuring van de subsidie door de wetgever).

Tegenover de vordering op OCW verantwoordt u de posten ‘Nog te verlenen subsidies’ (over de hele cultuurnotaperiode) en ‘Nog te realiseren beheerlasten’, waarbij u een onderscheid maakt in een kortlopend en een langlopend deel. Het bedrag van de nog te realiseren beheerlasten bepaalt u op basis van het verhoudingspercentage zoals opgenomen in uw meerjarenbegroting.

Ontvangen voorschotten van OCW komen in mindering op de post ‘Vordering subsidie OCW’ (zie het voorbeeld na de toelichting op model II). Als toelichting meldt u het kenmerk van de subsidiebeschikkingen. In de toelichting op de post ‘Nog te verlenen subsidies’ wordt het verloop van deze post aangegeven. Hierbij maakt u in ieder geval onderscheid naar mutaties in de basissubsidie en mutaties in de incidentele subsidies.

Eigen vermogen

Het eigen vermogen dient ingevolge RJ 640 (640.305-313) onderscheiden te worden in een algemene reserve, bestemmingsreserves en bestemmingsfondsen.

– Algemene reserve

Het gedeelte van het eigen vermogen waarover zonder belemmering door wettelijke of statutaire bepalingen kan worden beschikt voor het doel waarvoor de instelling is opgericht, wordt aangeduid als algemene reserve (vrij besteedbaar).

– Bestemmingsreserve

Indien aan een deel van het eigen vermogen een beperktere bestedingsmogelijkheid is gegeven door het bestuur, dan dient dit deel te worden aangemerkt als bestemmingsreserve.

Als u bepaalde bedragen wenst te reserveren voor een specifieke bestemming neemt u deze dan op onder het kopje Bestemmingsreserve met vermelding van de bestemming en licht deze toe. Zoals hierna uiteengezet zondert u het deel niet besteed subsidiegeld daarvan af in een Bestemmingsfonds OCW.

Bij aanwending van de bestemmingsreserve dient het aangewende bedrag, als activiteitenkosten in de exploitatierekening verantwoord, in mindering te worden gebracht op de bestemmingsreserve. U dient dit tevens als resultaatbestemming te verwerken en de mutatie op de bestemmingsreserve toe te lichten.

– Bestemmingsfonds

Indien aan een deel van het eigen vermogen een beperktere bestedingsmogelijkheid is gegeven door derden, dan dient dit deel aangemerkt te worden als bestemmingsfonds.

OCW-subsidie die nog niet is besteed aan de doeleinden waarvoor de subsidie is verstrekt (zie artikel 26 van het Bekostigingsbesluit) dient opgenomen te worden in een bestemmingsfonds OCW op de wijze als hieronder toegelicht. Het bestemmingsfonds wordt gevormd door resultaatbestemming, nadat de saldi na afloop van de subsidieperiode op de posten ‘Nog te verlenen subsidies’ en ‘Nog te realiseren beheerlasten’ ten gunste van het resultaat zijn verantwoord.

Over de bestemming van de resterende middelen in het bestemmingsfonds OCW zal aan het eind van de betreffende cultuurnotaperiode een beslissing worden genomen. Wanneer de met de minister overeengekomen prestaties in die vier jaar kwalitatief en kwantitatief zijn gerealiseerd, kan de minister besluiten in te stemmen met de aanwending van het saldo in een volgende periode, alleen en voor zover deze middelen besteed worden voor het doel waarvoor deze zijn verstrekt.

Aandachtspunt: Als u een basissubsidie ontvangt en daarnaast een incidenteel subsidie geldt het volgende: een eventueel positief saldo op een incidenteel subsidie van OCW wordt op de balans opgenomen in een Bestemmingsfonds OCW. Ook als uw fonds een negatief resultaat heeft op de totale exploitatie, dient u een positief saldo op een incidenteel subsidie tóch te reserveren in de vorm van een Bestemmingsfonds OCW.

Voorzieningen

Volg bij het treffen van voorzieningen de bepalingen in artikel 374 BW 2 Titel 9. Volg daarbij tevens de actuele richtlijnen van de Raad voor de jaarverslaggeving (RJ 252).

De richtlijn geeft aan terughoudend te zijn in het treffen van voorzieningen, vooral waar het gaat om reorganisatievoorzieningen en voorzieningen voor meer algemene bedrijfsrisico’s. Die laatste horen thuis onder de algemene reserve en een reorganisatievoorziening kan slechts worden getroffen indien op de balansdatum een voldoende gedetailleerd reorganisatieplan is geformaliseerd.

Nog te verlenen subsidies en Nog te realiseren beheerlasten

Zie hiervoor de toelichting bij de post Vordering subsidie OCW onder de Vlottende activa en het voorbeeld na de toelichting op model II.

Langlopende en kortlopende schulden

Onder ‘Schulden aan subsidieontvangers (subsidieverplichtingen)’ neemt u de subsidies op die u in het boekjaar hebt verleend, voor zover deze subsidies nog niet zijn betaald. Van een subsidieverplichting is sprake indien u het besluit tot verlening van een (meerjarig) subsidie schriftelijk heeft meegedeeld aan de subsidieontvanger. Het betreft hier dus een in rechte afdwingbare subsidieverplichting.

In de toelichting geeft u het verloop aan tussen de beginstand en de eindstand van de schulden aan subsidieontvangers. Hierbij wordt tenminste onderscheid gemaakt in de mutaties in verband met verleende subsidies, vastgestelde subsidies en betalingen op verleende subsidies.

Aandachtspunt: In de balans maakt u onderscheid tussen kortlopende (opeisbaar binnen een jaar) en langlopende subsidieverplichtingen. Het is ook toegestaan het onderscheid tussen kortlopende en langlopende subsidieverplich-tingen op basis van een onderbouwde inschatting in de toelichting te vermelden. Met deze inschatting moet duidelijk worden wanneer de subsidieverplichtingen tot uitstroom van liquiditeiten zullen leiden. De langlopende subsidieverplichtingen dienen in de toelichting te worden uitgesplitst naar de jaren waarin de betaalbaarstelling wordt verwacht.

Aandachtspunt: Indien u subsidieverplichtingen wilt aangaan boven het bedrag waarvoor u door OCW een (meerjarig) subsidie is verleend, dan dient u bij het verlenen van deze subsidies schriftelijk een voorbehoud te maken voor het verkrijgen van subsidie door het ministerie van OCW. Deze voorwaardelijke verplichtingen worden zichtbaar gemaakt als ‘Niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen’. Dit zal vooral spelen aan het einde van de cultuurnotaperiode.

Niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen

Een eventuele garantie die door OCW is verstrekt voor de betaling van door het fonds verleende subsidies, als gevolg van de door OCW toegepaste liquiditeitsvermindering, vermeldt u onder ‘Niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen’. De hoogte van deze garantie wordt na afloop van de cultuurnotaperiode beoordeeld en opnieuw vastgesteld. Voorwaardelijke subsidieverplichtingen worden hier eveneens opgenomen (zie de toelichting op de langlopende en kortlopende schulden).

Toelichting op model II voor de functionele exploitatierekening

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Algemeen

Sluit bij het opstellen van de functionele exploitatierekening aan bij model II. Het is niet toegestaan van dit model af te wijken. Voor specificaties van de in het model vermelde hoofdposten gelden geen voorschriften. Aan de batenkant wordt onderscheid gemaakt tussen opbrengsten en bijdragen. Onder die laatste categorie worden de subsidies van overheden begrepen. Opbrengsten kunnen worden beschouwd als eigen inkomsten. De lasten worden onderscheiden naar beheerlasten (overhead) en activiteitenlasten. Voor een nadere uitleg van genoemde posten, zie hieronder. De vergelijkende cijfers over het vorige boekjaar kunnen zonder aanpassing aan de nieuwe verantwoordingssystematiek worden overgenomen van het vorige boekjaar.

Begrotingskolom

Zorg ervoor dat cijfers in de kolom begroting overeenstemmen met de meerjarenbegroting die de minister heeft goedgekeurd. Het kan voorkomen dat in de loop van de subsidieperiode substantiële wijzigingen in de jaarbegroting optreden ten opzichte van de meerjarenbegroting. In dat geval hanteert u de meest recente jaarbegroting als referentiepunt, aangenomen dat deze begroting bij het departement bekend is en goedgekeurd.

Kleine afwijkingen op de laatst goedgekeurde begroting als gevolg van inflatie behoeven niet vooraf met het departement te worden gecommuniceerd. Waar voor een goed inzicht gewenst, licht u de verschillen tussen uw begroting en de realisatie toe.

Baten

Bij deze post wordt onderscheid gemaakt tussen opbrengsten en bijdragen. De opbrengsten worden gesplitst naar directe en indirecte opbrengsten.

– Directe opbrengsten

Directe opbrengsten betreffen inkomsten die direct aan uw activiteiten zijn gerelateerd, zoals sponsoring en lager vastgestelde en ingetrokken subsidies. Deze opbrengsten dienen afzonderlijk als opbrengsten te worden verantwoord en mogen niet gesaldeerd worden met de activiteitenlasten. Onder de opbrengsten uit lager vastgestelde en ingetrokken subsidies verantwoordt u alle bedragen die lager zijn vastgesteld dan het bedrag van het oorspronkelijk verleende subsidie.

– Indirecte opbrengsten

Indirecte opbrengsten zijn opbrengsten die een afgeleide relatie hebben met de activiteiten van uw fonds zoals verhuur van onroerend goed of vergoedingen voor het uitlenen van personeel.

– Bijdragen

Hier vermeldt u ontvangen subsidies. Verantwoord het subsidie OCW als bate op hetzelfde moment als de bijhorende activiteitenlast (het verleende subsidie) wordt verantwoord. Op deze wijze vindt een exacte matching van activiteitenlasten en subsidiebaten plaats.

Het ontvangen subsidie van OCW boekt u in mindering op de ‘Vordering subsidie OCW’. Voor het bedrag van de verantwoorde beheerlasten wordt eveneens eenzelfde bedrag aan subsidiebate verantwoord (zie het voorbeeld aan het einde van deze toelichting).

Onder ‘Overige subsidies/bijdragen’ geeft u een opsomming van alle subsidies die niet in het kader van de cultuurnota zijn ontvangen. Daarnaast vermeldt u onder deze post alle contributies, schenkingen, donaties of legaten, de bijdragen van vriendenstichtingen en incidentele subsidies van het ministerie van OCW.

Aandachtspunt: In de toelichting geeft u aan of de betreffende subsidies een incidenteel dan wel structureel karakter hebben (RJ 640.416). Daarnaast vermeldt u eventuele subsidievoorwaarden. Tevens geeft u aan in hoeverre subsidieafrekeningen nog niet zijn goedgekeurd door degene die aan u een subsidie heeft verstrekt (RJ 640.418).

Lasten

Onder de lasten maakt u onderscheid naar beheerlasten en activiteitenlasten.

– Beheerlasten

Tot de ‘beheerlasten’ worden gerekend alle personele en materiële lasten die samenhangen met het beheer van uw organisatie (overheadlasten). U specificeert de ‘beheerlasten personeel’ bijvoorbeeld naar directie, secretariaat, personeelszaken, financiële zaken en algemene zaken. De ‘beheerlasten materieel’ kunnen worden onderverdeeld in huisvestingslasten, kantoorlasten, algemene publiciteitslasten en afschrijvingslasten. Onder de beheerlasten vallen eveneens de kosten die verbonden zijn aan de advisering over subsidieaanvragen, zoals kosten van adviseurs of leden van adviescommissies (vacatiegelden, etc.).

– Activiteitenlasten

Verantwoord de door u verleende subsidies in hun geheel onder ‘activiteitenlasten’ ten laste van het boekjaar waarin u de subsidie heeft verleend, ongeacht het jaar waarin de subsidie wordt betaald. Hierbij is bepalend of de subsidieontvangende partij recht kan doen gelden op een bepaald bedrag (zie het voorbeeld aan het einde van deze toelichting). In het prestatieoverzicht geeft u vervolgens een overzicht van de nog vast te stellen en vastgestelde subsidies (zie ook RJ 640.418).

Aandachtspunt: Personele lasten omvatten tenminste de bruto salarissen, werkgeversdeel sociale lasten, vakantiegeld en pensioenpremie.

Buitengewone baten en lasten

Vermeld hier de baten en lasten die niet uit de gewone bedrijfsvoering voortvloeien en voorzie deze van een toelichting. Volg hierbij de actuele richtlijnen van de Raad voor de jaarverslaggeving (RJ 270).

Voorbeeld

Fonds X ontvangt in 2004 van OCW een subsidiebeschikking voor de periode 2005 tot en met 2008 voor € 40 miljoen, waarop OCW jaarlijks € 10 miljoen zal bevoorschotten. In de beschikking is een aantal voorwaarden opgenomen, waaronder de voorwaarde dat de wetgever voldoende gelden ter beschikking stelt. Na vaststelling van de OCW begroting 2005 en het voldoen aan de voorwaarden in de subsidiebeschikking verantwoordt Fonds X over 2005 een Vordering subsidie OCW van € 40 miljoen tegenover de post ‘Nog te verlenen subsidies’ voor € 36 miljoen en de post ‘Nog te realiseren beheerlasten’ voor € 4 miljoen, uitgaande van een verhoudingspercentage van 10%. De periodieke bevoorschotting van € 10 miljoen door OCW brengt Fonds X vervolgens in mindering op de ‘Vordering subsidie OCW’ en ten gunste van de liquide middelen.

Fonds X verleent aan Stichting Y in 2005 een subsidie van € 2.400.000 voor de jaren 2005, 2006 en 2007, waarop in 2005, 2006 en 2007 € 700.000 wordt betaald en het restant van € 300.000 na indiening van de verantwoording in 2008. Fonds X verantwoordt hiervoor een activiteitenlast van € 2.400.000 in 2005 en tegelijkertijd een kortlopende schuld van € 1.400.000 en een langlopende schuld van € 1.000.000. Daarnaast verantwoordt Fonds X over 2005 een subsidiebate van € 2.400.000 voor 2005 ten laste van de post ‘Nog te verlenen subsidies’. De jaarlijkse betaling van Fonds X aan Stichting Y komt vervolgens in mindering op de kortlopende schuld. De beheerlasten van Fonds X bedragen in 2005 € 1.000.000 euro die na betaling ten laste van de liquide middelen komen. Hiervoor verantwoordt Fonds X over 2005 een subsidiebate voor hetzelfde bedrag, die in mindering wordt gebracht op de post ‘Nog te realiseren beheerlasten’.

Ervan uitgaande dat geen andere mutaties hebben plaatsgevonden en de beginbalans op 0 is gestart, zien de balans en exploitatierekening er aan het einde van het jaar 2005 als volgt uit:

Bijlage 152980.png
Bijlage 152981.png

Toelichting op het prestatieoverzicht

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Algemeen

Kwantificeer uw activiteiten in een prestatieoverzicht. Vermeld daarbij naast de realisatie in het betreffende verslagjaar, ook de ramingen uit uw goedgekeurde beleidsplan en de resultaten uit het vorige boekjaar. Dit overzicht omvat in elk geval een compleet overzicht van de subsidie-regelingen of subsidie-instrumenten die bij uw fonds in het verslagjaar van toepassing zijn. Per instrument of regeling geeft u tenminste de volgende gegevens:

  • Omvang beschikbare budget

  • Aantal aanvragen

  • Omvang van het totaal aangevraagde bedrag

  • Aantal verleende subsidies

  • Omvang van de totaal verleende subsidies

  • Aantal en totaalbedrag van de nog vast te stellen subsidies per verleningsjaar (inclusief toelichting op de geplande afloop)

  • Aantal en totaalbedrag van de vastgestelde subsidies per verleningsjaar.

Geef daarnaast een overzicht van en een toelichting op de eigen activiteiten, bijvoorbeeld tentoonstellingen en symposia.

Aandachtspunt: Wanneer de resultaten in het boekjaar naar soort en omvang afwijken van de planning, voorziet u de verschillen van een toelichting. In het bestuursverslag geeft u een reflectie op het resultaat en ziet u vooruit naar de mogelijke consequenties voor toekomstige activiteiten.

5. Bijlage: fondsenoverzicht

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Hier treft u een lijst van fondsen die geacht worden dit handboek te gebruiken.

Fonds Beeldende Kunst Vormgeving en Bouwkunst

Fonds voor Amateurkunst en Podiumkunsten

Fonds voor de Letteren

Fonds voor de Podiumprogrammering en Marketing

Fonds voor de Scheppende Toonkunst

Mondriaan Stichting

Nederlands Fonds voor de Film

Nederlands Literair Productie en Vertalingenfonds

Stimuleringsfonds voor de Architectuur

Dit is een publicatie van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze publicatie is opvraagbaar via www.minocw.nl. Voor meer informatie over dit handboek kunt u contact opnemen met:

De heer A.W.F. (Frits) den Haring

Directie Kunsten

a.w.f.denharing@minocw.nl

070 – 412 4399.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2009, 42, datum inwerkingtreding 05-03-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

Handboek verantwoording cultuursubsidies fondsen 2009–2012

1. Inleiding

Het Handboek Verantwoording Cultuursubsidies Fondsen is geschreven voor de volgende fondsen die krachtens de Wet op het specifiek cultuurbeleid een meerjarige subsidie ontvangen:

  • Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst

  • Fonds voor Cultuurparticipatie

  • Fonds voor de Letteren

  • Mondriaan Stichting

  • Nederlands Fonds voor de Film

  • Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+

  • Nederlands Literair Productie en Vertalingenfonds

  • Stimuleringsfonds voor Architectuur

Deze fondsen dienen verantwoording af te leggen aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW) over de besteding van de subsidie. Dit is een verplichting die geldt voor ieder boekjaar waarvoor subsidie is verleend. Het onderdeel ‘wetgeving en richtlijnen’ van dit handboek verwijst naar de kaders waarbinnen deze verantwoordingsverplichting bestaat.

Doel van de verantwoording

Met de jaarlijkse verantwoording kan de Minister van OCW vaststellen of de subsidie op een rechtmatige manier is besteed aan het doel waarvoor deze is verstrekt. Dit houdt in dat het ministerie constateert of aan de eisen uit de wetgeving is voldaan en of de subsidievoorwaarden zijn nageleefd.

Uitgangspunten voor de verantwoording

Uitgangspunten voor de verantwoording van de subsidie zijn uw geaccordeerde prestatieoverzicht en meerjarenbegroting en de door de Minister van OCW verleende subsidie.

Met inachtneming van de bepalingen in de Wet Openbaarheid van Bestuur, kunnen de door de fondsen geleverde verantwoordingsgegevens openbaar worden gemaakt.

Aanpassingen ten opzichte van het vorige handboek

Hieronder treft u een overzicht van wijzigingen ten opzichte van het handboek verantwoording cultuursubsidies fondsen 2005–2008:

  • De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen zal gedurende de subsidieperiode worden ingepast in de Wet op het specifiek cultuurbeleid. Vooruitlopend daarop zijn de effecten hiervan verwerkt in dit handboek. Met name de inlevertermijn van de jaarverantwoording is vervroegd van vóór 1 mei naar vóór 15 maart (artikel 43 Kaderwet zelfstandige bestuursorganen)

  • Aanleveren van de verantwoordingsonderdelen dient elektronisch te geschieden, zie hiervoor de aanwijzingen op www.cultuursubsidie.nl

  • Jaarlijkse indiening van een afzonderlijk activiteitenverslag is komen te vervallen. Het bestuursverslag is uitgebreid met een kwalitatieve beschrijving van de verrichte activiteiten in relatie tot de prestatieafspraken. Daarnaast wordt een kwantitatieve prestatieverantwoording gevraagd.

  • Het aan het einde van het jaar nog niet bestede deel van een projectsubsidie wordt conform de Richtlijnen voor de jaarverantwoording (RJ 221) opgenomen op de balans als vooruitontvangen subsidie (onder de korte schulden).

  • Verplichtingen die betrekking hebben op activiteiten die in zijn geheel plaatsvinden in de volgende subsidieperiode dienen gespecificeerd te worden.

  • Aan het model prestatieoverzicht zijn enkele nieuwe onderdelen toegevoegd

  • Controleprotocol en model accountantsverklaring zijn aangepast.

  • Indiening van het accountantsrapport van feitelijke bevindingen

  • Indiening van het rapport van bevindingen/accountantsverslag

2. Onderdelen van de verantwoording

De jaarlijkse verantwoording van het bestuur of Raad van Toezicht bestaat uit drie onderdelen, te weten: de jaarrekening, het bestuursverslag en de prestatieverantwoording. Daarnaast voegt de accountant een aantal accountantsproducten toe.

Binnen twee en een halve maand na afsluiting van elk boekjaar dient u de verantwoording digitaal aan te leveren. Voor de subsidieperiode 2009–2012 dient de eerste verantwoording ontvangen te worden vóór 15 maart 2010.

Mocht u naast uw vierjaarlijkse instellingssubsidie een projectsubsidie ontvangen, dan dient u tevens rekening te houden met de aanwijzingen onder het kopje ‘verantwoording projectsubsidie’.

De jaarrekening

De jaarrekening als bedoeld in artikel 35 van het Bekostigingsbesluit wordt opgesteld door het bevoegd gezag (het bestuur of de Raad van Toezicht). De jaarrekening bestaat uit de financiële rapportage over het verslagjaar. Uit de jaarrekening of de begeleidende brief dient te blijken dat de jaarrekening door het bevoegd gezag is goedgekeurd. De jaarrekening omvat de volgende twee onderdelen:

  • Balans met toelichting

    De balans dient opgesteld te worden volgens model I. Alle balansposten dienen te worden toegelicht.

  • Exploitatierekening met toelichting

    De functionele exploitatierekening dient opgesteld te worden volgens model II. Op de functionele exploitatierekening geeft u een toelichting.

Aandachtspunt: Voor zover uw fonds nauwe banden onderhoudt met gelieerde rechtspersonen die een noemenswaardige invloed op uw resultaat en/of het functioneren van uw organisatie hebben, is het in afwijking van de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, voor de verantwoording aan de Minister van OCW niet verplicht de jaarrekeningen te consolideren. Wel dient u dan de jaarrekeningen van deze gelieerde rechtspersonen mee te zenden, teneinde een goed en volledig inzicht te krijgen in de financiële positie van uw fonds.

Bestuursverslag

Het bestuursverslag, bedoeld in artikel 24 vierde tot en met zevende lid van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen, wordt opgesteld door het bevoegd gezag (het bestuur of de Raad van Toezicht). Het bestuursverslag is zakelijk van aard en wordt ondertekend door het bevoegd gezag. Al dan niet in aanvulling op elementen die zijn voorgeschreven in de RJ 640, bevat het bestuursverslag een toelichting op de volgende onderwerpen:

  • De samenstelling van het bestuur, de directie en eventueel de Raad van Toezicht.

  • Het exploitatieresultaat en de financiële positie van uw fonds.

  • Het al dan niet realiseren van voorgenomen activiteiten (prestatieafspraken).

  • Een inzichtelijke kwalitatieve beschrijving van de verrichte activiteiten in het afgelopen jaar en aan het einde van de subsidieperiode tevens een beschouwing over de vier kalenderjaren gezamenlijk, in relatie tot de overeengekomen prestatieafspraken (volgens model III).

  • De specifieke aandachtspunten genoemd in de subsidiebeschikking

  • Zaken die een belangrijke invloed hebben – of gaan hebben – op het functioneren en de continuïteit van uw instelling of op de positie van uw instelling binnen het bestel.

Prestatieverantwoording

De prestatieverantwoording, als bedoeld in artikel 35 vierde lid van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen, wordt opgesteld door het bevoegd gezag (bestuur of Raad van Toezicht).

De prestatieverantwoording geeft een inzichtelijk kwantitatief overzicht van de activiteiten die zijn verricht in het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, in relatie tot de voorgenomen activiteiten. De prestatieverantwoording dient opgesteld te worden volgens het model III .

U vermeldt in het model alleen de kwantitatieve gegevens.

Accountantsproducten

De jaarlijkse verantwoording wordt conform artikel 37 van het Bekostigingsbesluit door uw accountant voorzien van de volgende producten:

  • De accountantsverklaring bij de jaarrekening

  • Het rapport van bevindingen

  • Het rapport van feitelijke bevindingen bij de prestatieverantwoording (COS4400).

Bij de Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen is in bijlage IIB het Controleprotocol Cultuurfondsen opgenomen. Onderdeel van dit protocol is het verplichte model voor de accountantsverklaring. Wanneer de accountant een rapport van feitelijke bevindingen heeft opgesteld omtrent de naleving van de subsidiebepalingen, voegt u dat bij uw jaarverantwoording.

Verantwoording projectsubsidie

Als u naast uw instellingssubsidie in enig jaar een geoormerkte subsidie voor een specifiek doel (=projectsubsidie) ontvangt, geldt het volgende:

Binnen vier maanden na afloop van het project dient u een inhoudelijke verantwoording (activiteitenverslag) en een financiële verantwoording in. Het verdient de voorkeur de projectsubsidie te integreren met de reguliere jaarlijkse verantwoording.

De inhoudelijke verantwoording kan worden opgenomen in het bestuursverslag en de prestatieverantwoording.

De financiële verantwoording van een projectsubsidie vindt plaats in de reguliere jaarrekening op zodanige wijze dat de inkomsten en uitgaven met betrekking tot deze activiteit afzonderlijk worden toegelicht en kunnen worden afgelezen.

Indien de verantwoording van een project binnen uw reguliere jaarrekening geschiedt, hoeft u geen separate accountantsverklaring aan te leveren voor het project.

Als u subsidie van het ministerie van OCW heeft ontvangen voor een project dat zich uitstrekt over een periode van meer dan één jaar, dient u zich tussentijds te verantwoorden (het project opnemen in de tussenliggende jaarverantwoordingen).

Aandachtspunt: Het aan het einde van het jaar nog niet bestede deel van de projectsubsidie wordt conform de RJ 221 opgenomen op de balans als vooruitontvangen subsidie (onder de korte schulden).

3. Wetgeving en richtlijnen

De volgende wet- en regelgeving zijn van toepassing op de verantwoording:

  • Burgerlijk Wetboek, Boek 2, Titel 9

  • Wet op het specifiek cultuurbeleid

  • Bekostigingsbesluit cultuuruitingen

  • Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen

U vindt deze documenten op de website www.minocw.nl, www.cultuursubsidie.nl of www.wetten.nl

Voor het opstellen van het jaarverslag zijn de Richtlijnen van de Raad voor de jaarverslaggeving van toepassing.

Krachtens artikel 35 (eerste lid) van het Bekostigingsbesluit, is Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW 2 Titel 9) overeenkomstig van toepassing op deze verantwoording, met dien verstande dat de winst- en verliesrekening vervangen wordt door een exploitatierekening.

Artikel 35, tweede lid, van het Bekostigingsbesluit, laat aan de minister ruimte om bepalingen van BW 2 Titel 9 of onderdelen daarvan buiten toepassing te verklaren op bepaalde instellingen of categorieën van instellingen. Op basis van deze bevoegdheid zijn de afdelingen 1, 10, 11, 12, 14 en 15 van Boek 2 Titel 9 BW niet van toepassing op de jaarlijkse verantwoording. Afdeling 7 is van toepassing met dien verstande dat het jaarverslag wordt vervangen door een bestuursverslag conform art. 24 lid 4 t/m 7 van het Bekostigingsbesluit.

4. Modellen voor de verantwoording

Model I voor de balans

 

Huidig boekjaar

Vorig boekjaar

ACTIVA

 

I

Immateriële vaste activa

   

II

Materiële vaste activa

   

III

Financiële vaste activa

   

Totale Vaste Activa

 
   

I

Voorraden

   

II

Totaal vorderingen

   

Vordering subsidie OCW

 

Voorwaardelijke vordering OCW

 

Overige vorderingen

 

III

Effecten

   

IV

Liquide middelen

   

Totale Vlottende Activa

 
   

TOTALE ACTIVA

 
   

PASSIVA

 

I

Algemene reserve

   

II

Bestemmingsreserves

   

III

Bestemmingsfonds OCW

   

IV

Overige bestemmingsfondsen

   

Totaal Eigen vermogen

 
 

Totale Voorzieningen

 
   

I

Subsidieverplichtingen

   

II

Nog te verlenen subsidies

   

III

Nog te realiseren beheerslasten

   

IV

Overige langlopende schulden

   

Totale Langlopende schulden > 1 jaar

 
       

I

Subsidieverplichtingen

   

II

Nog te verlenen subsidies

   

III

Nog te realiseren beheerslasten

   

IV

Overige kortlopende schulden

   

Totale Kortlopende schulden < 1 jaar

 
   

TOTALE PASSIVA

 

Model II voor de functionele exploitatierekening

 

Huidig boekjaar

Begroting

Vorig boekjaar

BATEN

     

Directe opbrengsten

     
 

Lager vastgestelde subsidies

     
 

Ingetrokken subsidies

     
 

Overige inkomsten

     

Indirecte opbrengsten

     

Totale Opbrengsten

     
       

Subsidie OCW

     

Overige subsidies/bijdragen

     
       

Totale Subsidies/bijdragen

     
       

TOTALE BATEN

     
       

LASTEN

     

Beheerslasten personeel

     

Beheerslasten materieel

     

Totale Beheerslasten

     
       

Verleende subsidies

     

Overige activiteitenlasten

     

Totale Activiteitenlasten

     
       

TOTALE LASTEN

     
       

SALDO UIT GEWONE BEDRIJFSVOERING

     

Saldo rentebaten/-lasten

     

Saldo bijzondere baten/lasten

     

EXPLOITATIERESULTAAT

     

Model III Prestatieverantwoording

Beleid

Onderwerp

Prestatie (inspannings- of resultaatsafspraak)

Toelichting (zo mogelijk kwantitatief)

Internationalisering

Zoals overeengekomen

 

Innovatie

Zoals overeengekomen

 

Participatie

Zoals overeengekomen

 

Excellentie

Zoals overeengekomen

 

Ondernemerschap

Zoals overeengekomen

 

Diversiteit

Zoals overeengekomen

 

Regiobeleid

Zoals overeengekomen

 

Andere relevante onderwerpen

Zoals overeengekomen

 
Bedrijfsvoering

Onderwerp

Prestatie (inspannings- of resultaatsafspraak)

Toelichting (zo mogelijk kwantitatief)

Doorlooptijd aanvraag

Minimaal 90% van alle ontvangen aanvragen is binnen drie maanden na ontvangst afgehandeld.

 

Doorlooptijd verantwoording

De verantwoording van aanvragen wordt binnen X maanden na ontvangst afgehandeld (zoals overeengekomen).

 

Uitvoeringskosten

Rapportage over de:

 
 

– uitvoeringskosten per subsidieaanvraag

 
 

– uitvoeringskosten per FTE

 
Verantwoording en informatie

Onderwerp

Prestatie (inspannings- of resultaatsafspraak)

Toelichting (zo mogelijk kwantitatief)

Code Cultuurfondsen

Rapportage toepassing Code Cultuurfondsen.

 

Horizontale verantwoording

Rapportage omgang met stakeholders bij de ontwikkeling en evaluatie van het eigen beleid.

 

Gebruikersonderzoek

Rapportage onafhankelijk tevredenheidonderzoek onder de klanten van het fonds (1x per subsidieperiode).

 

Beleidsinformatie

Rapportage per regeling (of onderwerp):

 
 

– besteed budget

 
 

– aantal activiteiten

 
 

– waar mogelijk: aantal bezoeken/deelnemers/gebruikers per activiteit

 
     
 

Rapportage over de onderstaande gegevens:

 
 

1. aantal ontvangen aanvragen

 
 

2. aantal honoreringen

 
 

3. aantal afwijzingen

 
 

4. regio vestiging aanvrager dan wel regio waar activiteit plaatsvindt

 
 

5. bedrag gevraagd

 
 

6. bedrag toegekend

 
 

7. aantal adviseurs

 
 

8. regio adviseurs

 
 

9. aantal nieuw benoemde adviseurs

 
 

10. aantal bezwaarschriften

 
 

11. aantal beroepschriften

 
 

12. aantal klachten

 

Andere relevante onderwerpen

   

Toelichting op de modellen

Toelichting op model I voor de balans

Algemeen

Gebruik voor het opstellen van de balans model I. Het is niet toegestaan van het model af te wijken. Voor specificaties van de in het model vermelde hoofdposten gelden geen voorschriften. Maak melding van de door u gehanteerde grondslagen voor waardering en resultaatbepaling. Wanneer deze afwijken van de grondslagen van het vorige boekjaar dient u dit toe te lichten.

Vaste activa

Vaste activa kunnen worden verkregen uit eigen middelen of uit middelen van derden (sponsoring of schenking).

Als u subsidie ontvangt voor investering in vaste activa, dan vindt verantwoording van de subsidie niet plaats in de exploitatierekening. U neemt de investering dan op in de balans. Ontvangen subsidie neemt u in de balans op onder de Langlopende schulden met als extra subpost ‘Investeringssubsidie’. Deze post ‘Investeringssubsidie’ valt vrij via de exploitatierekening, gelijk lopend met de afschrijvingstermijn van de investering.

U kunt activa verkregen uit sponsoring op de balans activeren. De daarvoor verkregen sponsoring verwerkt u analoog aan de hierboven beschreven methode als extra subpost Sponsoring onder de Langlopende schulden.

Vlottende activa

U splitst de post ‘Totaal vorderingen’ in een post ‘Vordering subsidie OCW’, ‘Voorwaardelijke vordering OCW’ en een post ‘Overige vorderingen’. Voor de post ‘Vordering subsidie OCW’ geldt het volgende: onder deze post neemt u afzonderlijk de toegezegde, nog niet ontvangen (meerjarige) subsidies van OCW op (inclusief toegezegd subsidies voor beheerslasten), zoals vermeld in de subsidiebeschikking en de wijzigingen (inclusief aanvullende subsidieverlening en prijs- en loonbijstellingen) daarop. Eventuele (beperkende) voorwaarden genoemd in de beschikking dient u te vermelden in de toelichting (bijvoorbeeld goedkeuring van de subsidie door de wetgever).

De post ‘Voorwaardelijke vordering OCW’ geeft de geclausuleerde vordering op OCW aan. Deze vordering vervangt de door OCW verstrekte garantie naar aanleiding van de liquiditeitsuitname in 2002 en kan worden ingeroepen als de continuïteit van de door OCW goedgekeurde activiteiten in gevaar komt.

Tegenover de vordering subsidie OCW verantwoordt u de posten ‘Nog te verlenen subsidies’ (over de hele subsidieperiode) en ‘Nog te realiseren beheerslasten’, waarbij u een onderscheid maakt in een kortlopend en een langlopend deel. Het bedrag van de nog te realiseren beheerslasten bepaalt u op basis van het verhoudingspercentage zoals opgenomen in uw meerjarenbegroting.

Ontvangen voorschotten van OCW komen in mindering op de post ‘Vordering subsidie OCW’. Als toelichting meldt u het kenmerk van de subsidiebeschikkingen.

Eigen vermogen

Bij het maken van onderscheid tussen algemene reserve, bestemmingsreserves en bestemmingsfondsen volgt u de voorschriften van de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, RJ 640 (640.305-313).

Tenzij hier afwijkende afspraken over zijn gemaakt dient u jaarlijks de rentebaten minus -lasten en/of de baten uit lager vastgestelde subsidies toe te voegen aan het bestemmingsfonds OCW. De wijze waarop de resultaatbestemming aan een bestemmingsreserve of bestemmingsfonds wordt toegerekend en/of wordt aangewend voorziet u van een toelichting. Daarbij maakt u de componenten van het resultaat inzichtelijk.

Aan het einde van de vierjaarlijkse periode wordt het restant van de balansposten ‘Nog te verlenen subsidies’ en ‘Nog te realiseren beheerslasten’ verantwoord in het bestemmingsfonds OCW. Over de bestemming van de resterende middelen in het bestemmingsfonds OCW zal aan het eind van de betreffende subsidieperiode een beslissing worden genomen.

Aandachtspunt: Als u een basissubsidie ontvangt en daarnaast een projectsubsidie geldt het volgende: een eventueel positief saldo op een projectsubsidie van OCW wordt op de balans opgenomen onder de kortlopende schulden als vooruitontvangen subsidie.

Aandachtspunt: Het verloop van de bestemmingsreserves en bestemmingsfondsen dient te worden toegelicht. Relaties tussen kosten in het exploitatieoverzicht en uitputting van de bestemmingsreserves en -fondsen dient u toe te lichten. Ook de relatie met de resultaatbestemming (dotaties en aanwending) dient u inzichtelijk te maken en nader toe te lichten.

Aandachtspunt: De financieringsvorm en de mogelijkheden om uitgaven te sturen, maken dat met betrekking tot de vermogenspositie van fondsen kan worden volstaan met een beperkt Eigen vermogen.

Voorzieningen

Bij deze post staat het u vrij een specificatie te gebruiken naar eigen inzicht, daarom zijn geen subposten vermeld. Volg bij het treffen van voorzieningen de bepalingen in artikel 374 BW 2 Titel 9. Volg daarbij tevens de actuele richtlijnen van de Raad voor de jaarverslaggeving (RJ 252).

De richtlijn geeft aan terughoudend te zijn in het treffen van voorzieningen, vooral waar het gaat om voorzieningen voor meer algemene bedrijfsrisico’s.

Langlopende en kortlopende schulden

Onder ‘Subsidieverplichtingen’ neemt u de subsidies op die u in het boekjaar hebt verleend, voor zover deze subsidies nog niet zijn betaald. Van een subsidieverplichting is sprake indien u het besluit tot verlening van een (meerjarig) subsidie schriftelijk heeft meegedeeld aan de subsidieontvanger. Het betreft hier dus een in rechte afdwingbare subsidieverplichting.

In de toelichting geeft u het verloop aan tussen de beginstand en de eindstand van de subsidieverplichtingen aan subsidieontvangers. Hierbij wordt tenminste onderscheid gemaakt in de mutaties in verband met verleende subsidies, vastgestelde subsidies en betalingen op verleende subsidies.

Aandachtspunt: In de balans maakt u onderscheid tussen kortlopende (opeisbaar binnen een jaar) en langlopende subsidieverplichtingen. Het is ook toegestaan het onderscheid tussen kortlopende en langlopende subsidieverplichtingen op basis van een onderbouwde inschatting in de toelichting te vermelden. Met deze inschatting moet duidelijk worden wanneer de subsidieverplichtingen tot betalingen zullen leiden. De langlopende subsidieverplichtingen dienen in de toelichting te worden uitgesplitst naar de jaren waarin de betaalbaarstelling wordt verwacht.

Aandachtspunt: Indien u subsidieverplichtingen wilt aangaan boven het bedrag waarvoor u door OCW een (meerjarig) subsidie is verleend, dan dient u bij het verlenen van deze subsidies schriftelijk een voorbehoud te maken voor het verkrijgen van subsidie door het ministerie van OCW. Deze voorwaardelijke verplichtingen worden zichtbaar gemaakt als ‘Niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen’. Dit zal vooral zich voordoen aan het einde van de subsidieperiode.

Nog te verlenen subsidies en Nog te realiseren beheerslasten

Zie hiervoor de toelichting bij de post Vordering subsidie OCW onder de Vlottende activa. In de toelichting wordt het verloop van deze posten aangegeven in relatie tot de gematchte bijdrage OCW in het exploitatieoverzicht.

Aandachtspunt: (Meerjarige) verplichtingen die betrekking hebben op activiteiten die geheel plaatsvinden in de volgende subsidieperiode, dienen gespecificeerd te worden.

Aandachtspunt: Alle voorwaardelijke verplichtingen dient u te verantwoorden onder ‘Niet uit de balans blijkende verplichtingen’. Deze verplichtingen zullen ten laste van de nog te verlenen subsidies van de volgende subsidieperiode worden gebracht.

Niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen

Voorwaardelijke (subsidie)verplichtingen worden hier opgenomen (zie de toelichting op de langlopende en kortlopende schulden) en de verplichtingen aangegaan in het laatste jaar van de subsidieperiode met betrekking tot de jaren van de nieuwe subsidieperiode.

Toelichting op model II voor de functionele exploitatierekening

Algemeen

Sluit bij het opstellen van de functionele exploitatierekening aan bij model II. Het is niet toegestaan van dit model af te wijken. Voor specificaties van de in het model vermelde hoofdposten gelden geen voorschriften. Aan de batenkant wordt onderscheid gemaakt tussen opbrengsten en subsidies/bijdragen. Onder die laatste categorie worden de subsidies van andere overheden en/of bijdragen van particulieren begrepen. Opbrengsten kunnen worden beschouwd als eigen inkomsten. De lasten worden onderscheiden naar beheerslasten (overhead) en activiteitenlasten. Voor een nadere uitleg van genoemde posten, zie hieronder.

Begrotingskolom

Zorg ervoor dat cijfers in de kolom begroting overeenstemmen met de meerjarenbegroting die de minister heeft goedgekeurd. Het kan voorkomen dat in de loop van de subsidieperiode substantiële wijzigingen in de jaarbegroting optreden ten opzichte van de meerjarenbegroting. In dat geval hanteert u de meest recente jaarbegroting als referentiepunt, en licht u de belangrijkste afwijkingen van de door de minister goedgekeurde begroting toe. Kleine afwijkingen op de laatst goedgekeurde begroting als gevolg van inflatie behoeven niet te worden toegelicht. Waar voor een goed inzicht gewenst, licht u de verschillen tussen uw begroting en de realisatie toe.

Baten

Bij deze post wordt onderscheid gemaakt tussen opbrengsten en bijdragen. De opbrengsten worden gesplitst naar directe en indirecte opbrengsten.

  • Directe opbrengsten

    Directe opbrengsten betreffen inkomsten die direct aan uw activiteiten zijn gerelateerd, waaronder lager vastgestelde en ingetrokken subsidies en overige inkomsten zoals sponsoring. Deze opbrengsten dienen afzonderlijk als opbrengsten te worden verantwoord en mogen niet gesaldeerd worden met de activiteitenlasten. Onder de opbrengsten uit lager vastgestelde verantwoordt u alle bedragen die lager zijn vastgesteld dan het bedrag van het oorspronkelijk verleende subsidie. De ingetrokken subsidies verantwoordt u afzonderlijk.

  • Indirecte opbrengsten

    Indirecte opbrengsten zijn opbrengsten die een afgeleide relatie hebben met de activiteiten van uw fonds zoals verhuur van onroerend goed of vergoedingen voor het uitlenen van personeel.

  • Subsidie OCW

    Verantwoord de subsidie OCW als bate voor het zelfde bedrag als de bijhorende activiteitenlast. Op deze wijze vindt een exacte matching van activiteitenlasten en subsidiebaten plaats. Voor het bedrag van de verantwoorde beheerslasten wordt eveneens eenzelfde bedrag aan subsidiebaten opgenomen.

    De in een jaar verantwoorde subsidie OCW brengt u in mindering op de ‘Nog te verlenen subsidies’, respectievelijk ‘Nog te realiseren beheerslasten’ (Balans).

    Onder ‘Overige subsidies/bijdragen’ geeft u een opsomming van alle subsidies van overige overheden, alle contributies, schenkingen, donaties of legaten, de bijdragen van vriendenstichtingen en niet structurele subsidies van het ministerie van OCW.

Aandachtspunt: In de toelichting geeft u aan of de betreffende subsidies een incidenteel dan wel structureel karakter hebben (RJ 640.416). Daarnaast vermeldt u eventuele subsidievoorwaarden. Tevens geeft u aan in hoeverre subsidieafrekeningen nog niet zijn goedgekeurd door degene die aan u een subsidie heeft verstrekt (RJ 640.418).

Lasten

Onder de lasten maakt u onderscheid naar beheerslasten en activiteitenlasten.

  • Beheerslasten

    Tot de ‘beheerslasten’ worden gerekend alle personele en materiële lasten die samenhangen met het beheer van uw organisatie (overheadlasten). U specificeert de ‘beheerslasten personeel’ bijvoorbeeld naar directie, secretariaat, personeelszaken, financiële zaken en algemene zaken. De ‘beheerslasten materieel’ kunnen worden onderverdeeld in huisvestingslasten, kantoorlasten, algemene publiciteitslasten en afschrijvingslasten. Kosten die verbonden zijn aan de advisering over subsidieaanvragen, zoals kosten van adviseurs of leden van adviescommissies (vacatiegelden, etc.) vallen eveneens onder de beheerslasten.

  • Activiteitenlasten

    Alle subsidies die zonder voorbehoud zijn verleend, worden verantwoord onder ‘activiteitenlasten’ ten laste van het boekjaar waarin u de subsidie heeft verleend, ongeacht het jaar waarin de subsidie wordt betaald. Hierbij is bepalend of de subsidieontvangende partij recht kan doen gelden op een bepaald bedrag (juridisch afdwingbare verplichtingen). In het prestatieoverzicht geeft u vervolgens een overzicht van de nog vast te stellen en vastgestelde subsidies (zie ook RJ 640.418).

    Bij de post ‘Overige activiteitenlasten’ verantwoord u de kosten voor eigen activiteiten als tentoonstellingen en symposia.

Aandachtspunt: Bij het beoordelen van uw prestaties worden de beheerslasten en de overige activiteitenlasten bijeengenomen (totaal uitvoeringslasten) en afgezet tegen de aan instellingen verleende subsidies.

Bijzondere baten en lasten

  • Saldo bijzondere baten/lasten

    Hier verantwoordt u baten en lasten uit gewone bedrijfsuitoefening, maar die door hun aard, omvang of incidentele karakter apart moeten worden gepresenteerd en toegelicht (bijvoorbeeld boekwinst of -verlies bij afstoting van materiële vaste activa, vrijval van voorziening, lasten uit reorganisatie). Volg daarbij Richtlijnen voor de jaarverslaggeving (RJ 270).

Bijlage IC. Handboek verantwoording cultuursubsidies musea april 2005

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Terugwerkende kracht

Voor deze bijlage is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Het Handboek Verantwoording Cultuursubsidies Musea (het handboek musea) is bedoeld voor rechtspersonen die krachtens de Wet op het specifiek cultuurbeleid een meerjarige subsidie ontvangen én tevens zijn te typeren als voormalig rijksmuseum of behoren tot het sextet . Als uw instelling op deze titel subsidie ontvangt moet u over de besteding van de subsidie jaarlijks verantwoording afleggen. Dit is een verplichting die geldt voor ieder boekjaar waarvoor subsidie is verleend.

Naar aanleiding van de behoefte van de Raad voor Cultuur (2000) aan een transparanter verantwoordingsmodel, is tussen de Vereniging van Rijksgesubsidieerde Musea (VRM) en het Ministerie van OCW (OCW) een discussie ontstaan over de vorm die een dergelijk model zou moeten hebben, en de rol- en verantwoordelijkheidsverdeling die daaronder schuil gaat. Dit heeft geresulteerd in het document ‘Transparantie en Verantwoordelijkheid’ dat onder verantwoordelijkheid van OCW en VRM is ontwikkeld. Hierin worden op grond van de Britse museumdefinitie:

‘A museum is part of society’s collective memory. A museum acquires, documents, preserves and communicates objects and other evidence of human culture and environment. It develops and promotes knowledge and offers experiences appealing to all our senses. It is open to the public and contributes to the development of society. The purpose of the museum is knowledge for the citizens.’

drie museale functies onderscheiden, die nader te verdelen zijn in zes taakgebieden:

  • Publieksfunctie

    • a. Vaste presentatie

    • b. Tijdelijke presentatie

  • Collectiefunctie

    • c. Registratie en onderzoek

    • d. Verwerven en afstoten

    • e. Conserveren en restaureren

  • Wetenschappelijke functie

    f. Onderzoek en documentatie

Doel van de verantwoording

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

De verantwoording van uw instelling dient om na te gaan of de subsidie is besteed aan het doel waarvoor deze is verstrekt. Ook wordt nagegaan of aan de eisen uit wetgeving is voldaan en of de subsidievoorwaarden zijn nageleefd (rechtmatigheid). De verantwoordingen zijn voor de minister van OCW daarnaast van belang voor de begrotingsvoorbereiding en -verantwoording aan de Tweede Kamer. Het parlement verlangt inzicht in de realisatie van gestelde beleidsdoelen. De prestaties van gesubsidieerde instellingen spelen daarbij een cruciale rol.

Uitgangspunten voor de verantwoording

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Het beleidsplan (inclusief de begroting) en het prestatieoverzicht vormen de uitgangspunten voor de verantwoording van de subsidie. De verplichting om jaarlijks een begroting in te dienen is vervallen. Bij ingrijpende (majeure) veranderingen in de uitvoering van het beleidsplan dient u dit wel tussentijds te melden.

Meer dan in het verleden gelden de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek (Boek 2 Titel 9) en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (in het bijzonder RJ 640) als uitgangspunt voor uw verantwoording. De verplichting om door een toelichting op de balans en de exploitatierekening een adequaat inzicht te verschaffen in de financiële positie en in de besteding van de toegekende subsidie, blijft uiteraard bestaan. De beoordeling van het ministerie richt zich met name op:

  • Tijdigheid en volledigheid m.b.t. de aanlevering van de jaarlijkse verantwoording.

  • Majeure afwijkingen van de positie en functie van uw instelling in het bestel en van het museale functioneren ten opzichte van het beleidsplan.

  • Het realiseren van (aanvullende) verplichtingen en prestatieafspraken.

  • Dreigende discontinuïteit van de instelling.

  • Het voldoen aan de verplichting om tijdig melding te maken van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie (zie artikel 22 van het Bekostigingsbesluit), waaronder majeure afwijkingen van beleidsplan of prestatieoverzicht.

Bij majeure afwijking van het beleidsplan vindt overleg plaats. Mocht uw instelling minder prestaties leveren of activiteiten niet realiseren, dan kan dit leiden tot verlaging of stopzetting van de subsidie door de minister van OCW. Mocht uw instelling een geheel andere koers kiezen, dan kan daarover opnieuw advies aan de Raad voor Cultuur gevraagd worden.

Aanpassingen ten opzichte van het vorige handboek

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Hieronder vindt u een overzicht van de wijzigingen ten opzicht van het handboek verantwoording cultuursubsidies musea uit 1997:

  • In geval van consolidatieplicht, kan ook worden volstaan met het toezenden van de afzonderlijke jaarrekeningen van de andere rechtspersonen (steunstichtingen).

  • Consolidatieplicht berust bij de rechtspersoon (hoofd van zijn groep) die beslissende invloed uitoefent op het zakelijke en financiële beleid van de groepsmaatschappijen.

  • Het eigen vermogen wordt onderscheiden in een algemene reserve, bestemmingsfondsen en bestemmingsreserves. Niet bestede OCW-subsidie wordt opgenomen in het Bestemmingsfonds OCW. Nadere toelichting daarover vindt u onder de Toelichting op model I voor de balans.

  • De regeling betreffende de maximering van reserves is vervallen (10%-regel).

  • De specifieke afschrijvingspercentages voor vaste activa zijn vervallen. De vaste activa dienen tegen historische kostprijs gewaardeerd te worden, echter in de toelichting kan aanvullend de actuele waarde opgenomen worden.

  • De specifieke voorschriften t.a.v. voorzieningen zijn vervallen. Zo worden de voorzieningen niet meer jaarlijks door de minister van OCW goedgekeurd, de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving blijven van toepassing.

  • De voorgeschreven modellen voor specificaties op de exploitatierekening zijn vervallen.

  • Het kasstroomoverzicht is niet meer verplicht, maar wordt in RJ 640 wel aanbevolen.

  • Het enkelvoudige model voor de categoriale exploitatierekening blijft verplicht. Het model voor de functionele exploitatierekening is gecombineerd met een categoriale indeling.

  • Een accountantsverklaring is niet verplicht voor instellingen met een OCW-subsidie lager dan € 125.000,– per jaar, ongeacht de omzet (het totaal der baten).

  • Voor instellingen met een gemiddelde OCW-subsidie lager dan € 50.000,– per jaar kan worden volstaan met de indiening van de twee exploitatierekeningen.

  • De verplichting om in de jaarrekening substantiële verschillen tussen begroting en realisatie te verklaren is niet langer aan een vaste norm (5%) gekoppeld.

  • De gelden uit externe bronnen voor aankoopfondsen worden niet opgenomen als eigen vermogen. Hiermee wordt afgeweken van Boek 2, Titel 9.

  • Het controleprotocol en model accountantsverklaringen zijn als aparte bijlage bij de Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen gevoegd en niet in dit Handboek opgenomen.

Wetgeving en richtlijnen

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

De volgende wet- en regelgeving is van toepassing op de verantwoording:

Burgerlijk Wetboek

Krachtens artikel 35 (eerste lid) van het Bekostigingsbesluit, is Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW 2 titel 9) van toepassing op deze verantwoording, met dien verstande dat de winst- en verliesrekening vervangen wordt door een exploitatierekening.

Artikel 35, tweede lid, van het Bekostigingsbesluit, laat aan de minister ruimte om bepalingen van BW 2 titel 9 of onderdelen daarvan buiten toepassing te verklaren op bepaalde instellingen of categorieën van instellingen. Op basis van deze bevoegdheid zijn de afdelingen 1, 7, 11, 12, 14 en 15 van BW 2 titel 9 niet van toepassing op de jaarlijkse verantwoording. Afdeling 7 is van toepassing, met dien verstande dat het jaarverslag wordt vervangen door een bestuursverslag conform art 24 lid 3 en 4 van het Bekostigingsbesluit, voorzien van nadere voorschriften.

In dit Handboek wordt artikel 35 van het Bekostigingsbesluit nader uitgewerkt (zie hoofdstuk 4 van dit handboek voor een toelichting op het model voor de balans). Dit gebeurt mede aan de hand van de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving. Toekomstige wijzigingen in de toepasselijke afdelingen van het Burgerlijk Wetboek Boek 2, Titel 9 zijn uiteraard van toepassing op de verantwoordingen die in dit Handboek zijn voorgeschreven.

Richtlijnen voor de jaarverslaggeving

Voor het opstellen van de jaarrekening en balans neemt u ook de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving in acht, met name richtlijn 640. Deze richtlijn is in het bijzonder bedoeld voor organisaties zonder winststreven. Toekomstige wijzigingen in de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving zijn uiteraard van toepassing op de verantwoordingen die in dit Handboek zijn voorgeschreven.

2. Onderdelen van de verantwoording

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

De jaarlijkse verantwoording van uw instelling voor het ministerie van OCW dient uit drie onderdelen te bestaan, te weten: de jaarrekening, het bestuursverslag en het activiteitenverslag. Deze drie onderdelen dienen bij het ministerie van OCW in drievoud ingeleverd te worden. De verantwoording dient binnen vier maanden na afsluiting van elk boekjaar, ofwel vóór 1 mei, te worden ingediend. Mocht u naast een meerjarige Cultuurnotasubsidie een projectsubsidie krijgen, dan dient u tevens rekening te houden met de aanwijzingen onder het kopje ‘Verantwoording projecten’.

Aandachtspunt: Voor zover uw instelling nauwe banden onderhoudt met gelieerde rechtspersonen (steunstichtingen) die een noemenswaardige invloed op uw resultaat en/of het functioneren van uw organisatie hebben, is het voor de verantwoording aan OCW niet verplicht de jaarrekeningen te consolideren. Wel dient u dan de jaarrekeningen van deze gelieerde rechtspersonen mee te zenden, teneinde een goed en volledig inzicht te krijgen in de financiële positie van uw instelling.

De jaarrekening

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

De jaarrekening bestaat uit de financiële en kwantitatieve rapportage over het verslagjaar. Uit de jaarrekening of de begeleidende brief dient te blijken dat de jaarrekening door het bevoegd gezag (het bestuur of de Raad van Toezicht) is goedgekeurd. De jaarrekening omvat de volgende onderdelen:

– Balans

De balans dient opgesteld te worden volgens model I. Op de balansposten geeft u een duidelijke toelichting.

Uitzondering: U hoeft geen balans op te stellen indien uw subsidie in het verslagjaar minder dan € 50.000,– bedraagt.

Aandachtspunt: Het eigen vermogen wordt onderscheiden in een algemene reserve, bestemmingsfondsen en bestemmingsreserves. Niet bestede OCW-subsidie wordt opgenomen in het Bestemmingsfonds OCW. Nadere informatie daarover vindt u onder de Toelichting model I voor de balans.

– Exploitatierekening

De exploitatierekening dient opgesteld te worden volgens de modellen II en III. Op beide exploitatierekeningen geeft u een duidelijke toelichting.

– Prestatieverantwoording

De prestatieverantwoording, als onderdeel van de jaarrekening en accountantscontrole, stelt u op volgens de Toelichting op de prestatieverantwoording. De prestatieverant-woording toont in een oogopslag de realisatie van het prestatieoverzicht, met name die zaken die kwantitatief zijn uit te drukken. Een nadere toelichting kunt u geven in het bestuursverslag en eventueel in het activiteitenverslag.

Aandachtspunt: De accountant dient ook de prestatiegegevens te controleren. Dat geldt in elk geval voor zover er een verband bestaat tussen de prestaties en de hoogte van de opbrengsten (baten) en kosten (lasten). Dit verband bestaat in ieder geval bij het aantal bezoeken. Er zijn ook prestaties die geen samenhang vertonen met baten of lasten, maar wel in het prestatieoverzicht zijn opgenomen. In het geval deze prestaties niet door de accountant zijn gecontroleerd dient de accountant dit te melden en toe te lichten in zijn verklaring.

Accountantsverklaring

Onder de overige gegevens bij de jaarrekening wordt de accountantsverklaring opgenomen. Uw accountantsverklaring dient opgesteld te worden volgens het model uit de Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen. In de Regeling is ook het controleprotocol voor uw accountant opgenomen. Zorg dat uw accountant kan beschikken over het Bekostigingsbesluit, de Regeling, dit handboek, de Beleidsregel, de subsidiebeschikking en overige relevante correspondentie van het ministerie van OCW.

Uitzondering: U hoeft geen accountantsverklaring bij te sluiten indien uw OCW-subsidie in het verslagjaar minder dan € 125.000,– bedraagt.

Aandachtspunt: De accountant dient kennis te nemen van de subsidiebeschikking en hij dient de naleving van de daarin opgenomen verplichtingen te betrekken bij zijn controle. Niet nageleefde verplichtingen dient hij te melden in zijn verklaring.

Aandachtspunt: In de accountantsverklaring dient de accountant te verwijzen naar de subsidiebeschikking (met vermelding van het kenmerk).

Aandachtspunt: De accountant geeft bij zijn onderzoek ook een oordeel over de opbrengsten van de verleende diensten en verkochte producten aan derden en aan gelieerde rechtspersonen. Deze diensten moeten worden doorberekend tegen tarieven die de directe kosten dekken, verhoogd met een redelijke opslag voor overheadkosten.

Het bestuursverslag

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Het bestuursverslag is zakelijk van aard en omvat 1 tot 3 pagina’s. In het bestuursverslag vermeldt u de samenstelling van het bestuur, de directie en de Raad van Toezicht. Het bestuursverslag wordt ondertekend door het bevoegd gezag en omvat een reflectie op:

  • Het exploitatieresultaat en de financiële positie van uw instelling.

  • Het al dan niet behalen van de prestatieafspraken. Dit dient kort en bondig te zijn, waar mogelijk met cijfers onderbouwd.

  • Zaken die een belangrijke invloed hebben – of gaan hebben – op het functioneren en de continuïteit van uw instelling of op de positie van uw instelling binnen het bestel. Voor zover de continuïteit van uw instelling in gevaar dreigt te komen, dient u de beheersmaatregelen te melden, die het bevoegd gezag dienaangaande heeft getroffen.

Aandachtspunt: Grote afwijkingen ten opzichte van het beleidsplan dient u expliciet te melden. Afwijkingen kunnen onder andere betrekking hebben op de aard van de activiteiten en de geleverde prestaties.

Aandachtspunt: Het bestuursverslag dient door de accountant gecontroleerd te worden. De accountant gaat daartoe na of het bestuursverslag niet in strijd is met de jaarrekening. Discrepanties meldt de accountant in zijn rapport van bevindingen bij zijn accountantsverklaringen.

Het activiteitenverslag

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Naast het bestuursverslag wordt van u een activiteitenverslag gevraagd. Daar waar het bestuursverslag beknopt en zakelijk van aard is, biedt het activiteitenverslag meer ruimte voor museaal-inhoudelijke informatie. Het activiteitenverslag valt onder de verantwoordelijkheid van de dagelijkse leiding van de instelling en behoeft geen oordeel van het bevoegd gezag of de accountant. Voor het activiteitenverslag gelden geen vormvoorschriften en er is geen beperking qua omvang. Het activiteitenverslag dient een adequaat inzicht te geven in de wijze waarop het beleidsplan is gerealiseerd. In het activiteitenverslag hebt u ruimte om in te gaan op:

  • De verrichte activiteiten, ook in relatie tot de geplande activiteiten.

  • De realisatie van de doelstellingen uit het beleidsplan.

  • Aandachtspunten genoemd in de subsidiebeschikking.

  • Zaken of ontwikkelingen die u zelf onder de aandacht wenst te brengen.

Grote afwijkingen ten opzichte van het beleidsplan moeten worden toegelicht. Dit kan onder andere betrekking hebben op de aard van de activiteiten, de omvang van de activiteiten, de geleverde inspanning, het publieksbereik of het gerealiseerde resultaat.

Aandachtspunt: Voor het verwerven van inzicht in het totaal aan internationale culturele activiteiten dient u uw internationale activiteiten te melden bij de Stichting Internationale Culturele Activiteiten of SICA. Op www.sica.nl (kijk bij ‘Buitengaats’) kunt u een invulformulier downloaden en sturen aan: buitengaats@sicasica.nl. Op de site vindt u tevens uitleg over de mogelijkheid gegevens direct (online) in te voeren.

Aandachtspunt: Indien u activiteiten op het gebied van culturele diversiteit ontplooit, geeft u hiervan een afzonderlijk overzicht.

Verantwoording projectsubsidie

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Als u een instellingssubsidie ontvangt en daarnaast een projectsubsidie geldt het volgende:

Projectsubsidies worden altijd verantwoord door middel van een afzonderlijke subsidiedeclaratie (projectverantwoording), echter indien de termijn van indiening dit toelaat (zie de regeling) mag de eindverantwoording van het project met de reguliere jaarverantwoording worden aangeboden (zowel inhoudelijk als financieel). De projectverantwoording dient dan wel afzonderlijk afleesbaar opgenomen te worden in uw reguliere jaarverantwoording (jaarrekening).

Als u subsidie van het ministerie van OCW heeft ontvangen voor een project dat zich uitstrekt over een periode van meer dan één jaar, dan dient u zich ook tussentijds te verantwoorden. De projectverantwoording (inhoudelijk en financieel) dient herkenbaar eveneens afzonderlijk afleesbaar opgenomen te worden in uw reguliere jaarverantwoording.

Aandachtspunt: Indien de verantwoording van uw project door middel van uw jaarrekening geschiedt, hoeft u geen separate accountantsverklaring aan te leveren voor het project.

Aandachtspunt: Een eventueel saldo op de projectsubsidie (positief of negatief) wordt op de balans opgenomen in een afzonderlijke bestemmingsreserve. Daarvan zondert u de nog niet bestede OCW-subsidie voor het project af. Deze neemt u op in een bestemmingsfonds OCW met vermelding van de projectnaam. Indien uw instelling een negatief resultaat heeft op haar totale exploitatie dient u de specifiek verkregen subsidie voor het project tóch te reserveren in de vorm van een bestemmingsfonds OCW voor het betreffende project.

3. Modellen voor de verantwoording

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Bijlage 152982.png
Bijlage 152983.png
Bijlage 152984.png

4. Toelichting op de modellen

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Toelichting op model I voor de balans

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Algemeen

Gebruik voor het opstellen van de balans model I. Het is niet toegestaan van het model af te wijken. Voor specificaties van de in het model vermelde hoofdposten gelden geen voorschriften. Maak melding van de door u gehanteerde grondslagen voor waardering en resultaatbepaling. Wanneer deze afwijken van de grondslagen van het vorige boekjaar dient u dit toe te lichten.

Vaste activa

Vaste activa kunnen worden verkregen uit eigen middelen of uit middelen van derden (schenking of sponsoring, investeringssubsidie). Vaste activa dienen gewaardeerd te worden op basis van historische kosten; herwaardering is niet toegestaan. In de toelichting kunt u aanvullend de actuele waarde melden.

Als u subsidie ontvangt ten bate van een investering in zaken die kunnen worden aangemerkt als vaste activa, dan vindt verantwoording van de subsidie niet plaats in de exploitatierekening. U neemt de investering dan tegen kostprijs op in de balans. Ontvangen subsidie neemt u in de balans op onder de Langlopende schulden met als subpost ‘Investeringssubsidie’. Deze post ‘Investeringssubsidie’ valt vrij via de exploitatierekening analoog aan de afschrijvingstermijn van de investering.

U kunt activa verkregen uit sponsoring op de balans activeren tegen de waarde op het moment van verkrijging. De daarvoor verkregen sponsoring verwerkt u analoog aan de hierboven beschreven methode als subpost Sponsoring onder de Langlopende schulden.

Aandachtspunt: Het is niet toegestaan collectieonderdelen te activeren.

Aandachtspunt: Inzake de per 1 januari 2005 overgedragen bedrijfsinstallaties volgt u de afspraken tussen VRM en OCW. De afspraken zijn uitgewerkt in de beschikking van 16 december 2004, waarin eenmalig middelen aan u worden toegekend.

Vlottende activa

Voorbereidingslasten voor een activiteit (Onderhanden werk) die plaatsvinden in een op het verslagjaar volgend boekjaar kunnen worden geactiveerd, maar alleen voor de variabele lasten. Het is dus niet toegestaan personeelslasten en andere vaste lasten te activeren. Voor doorlopende activiteiten kunnen de lasten worden verdeeld over het lopende en volgende boekjaar. Baseer de verdeling op de looptijd van de activiteit.

Eigen vermogen

Het eigen vermogen dient ingevolge RJ 640 (640.305-313) onderscheiden te worden in een algemene reserve, bestemmingsreserves en bestemmingsfondsen.

– Algemene reserve

Het gedeelte van het eigen vermogen waarover zonder belemmering door wettelijke of statutaire bepalingen kan worden beschikt voor het doel waarvoor de instelling is opgericht, wordt aangeduid als algemene reserve (vrij besteedbaar).

– Bestemmingsreserve

Indien aan een deel van het eigen vermogen een beperktere bestedingsmogelijkheid is gegeven door het bestuur, dan dient dit deel te worden aangemerkt als bestemmingsreserve. Als u bepaalde bedragen wenst te reserveren voor een specifieke bestemming neemt u deze dan op onder het kopje Bestemmingsreserve met vermelding van de bestemming en licht deze toe. Zoals hierna uiteengezet zondert u het deel niet besteed subsidiegeld daarvan af in een Bestemmingsfonds OCW.

– Bestemmingsfonds

Indien aan een deel van het eigen vermogen een beperktere bestedingsmogelijkheid is gegeven door derden, dan dient dit deel aangemerkt te worden als bestemmingsfonds.

OCW-subsidie die nog niet is besteed aan de doeleinden waarvoor de subsidie is verstrekt (zie artikel 26 van het Bekostigingsbesluit) dient opgenomen te worden in een bestemmingsfonds OCW op de wijze als hieronder toegelicht.

Over de bestemming van de resterende middelen in het bestemmingsfonds OCW zal aan het eind van de betreffende cultuurnotaperiode een beslissing worden genomen. Wanneer de met de minister overeengekomen prestaties in die vier jaar kwalitatief en kwantitatief zijn gerealiseerd, kan de minister besluiten in te stemmen met de aanwending van het saldo in een volgende periode, alleen en voor zover deze middelen besteed worden voor het doel waarvoor deze zijn verstrekt.

Voorbeeld

Een instelling ontvangt in het betreffende boekjaar € 40.000,– subsidie van OCW en € 30.000,– subsidie van de gemeente. Daarnaast zijn er opbrengsten van € 30.000,– waaronder een legaat van € 2.000,–. De totale baten komen dus uit op € 100.000,–. De totale lasten in het boekjaar bedragen € 90.000,–. Het exploitatiesaldo is € 10.000,–.

Zonder legaat zou u aan het einde van het boekjaar € 4.000,– naar het bestemmingsfonds OCW brengen (= € 40.000,– / € 100.000,– x € 10.000,–). Met legaat is dat een bedrag van € 3.200,– (= € 40.000,– /€ 100.000,– x € 8.000,–).

Aandachtspunt: Als u een instellingssubsidie ontvangt en daarnaast een projectsubsidie geldt het volgende: een eventueel saldo op de projectsubsidie van OCW wordt op de balans opgenomen in een Bestemmingsfonds OCW met vermelding van de naam van het project. Ook als uw instelling een negatief resultaat heeft op zijn totale exploitatie, moet u de specifiek verkregen subsidie voor het project tóch reserveren in de vorm van een Bestemmingsfonds OCW voor het betreffende project.

Voorzieningen

Volg bij het treffen van voorzieningen de bepalingen in artikel 374 BW 2 Titel 9. Volg daarbij tevens de actuele richtlijnen van de Raad voor de jaarverslaggeving (RJ 252). De richtlijn geeft aan terughoudend te zijn in het treffen van voorzieningen, vooral waar het gaat om reorganisatievoorzieningen en voorzieningen voor meer algemene bedrijfsrisico’s. Die laatste horen thuis onder de algemene reserve en een reorganisatievoorziening kan slechts worden getroffen indien op de balansdatum een voldoende gedetailleerd reorganisatieplan is geformaliseerd.

Aankoopfondsen

De aankoopfondsen mag u niet opnemen als eigen vermogen, noch mag het door anderen als eigen vermogen worden geïnterpreteerd. Het is extern geld dat is geoormerkt voor aankopen. Daarom wordt afgeweken van BW2, titel 9.

Niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen

Onder dit kopje kunt u melding maken van de nog niet vervallen jaartermijnen van de voor de vigerende cultuurnotaperiode toegezegde meerjarige subsidie.

Toelichting op modellen II en III voor de exploitatierekening

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Algemeen

Sluit bij het opstellen van de exploitatierekening aan bij modellen II en III. Het is niet toegestaan van de modellen af te wijken. Voor specificaties van de in de modellen vermelde posten gelden geen voorschriften.

Begrotingskolom in model II

Zorg ervoor dat cijfers in de kolom Begroting (model II) overeenstemmen met de meerjarenbegroting die de minister heeft goedgekeurd. Het kan voorkomen dat in de loop van de subsidieperiode wijzigingen in de jaarbegroting optreden ten opzichte van de meerjarenbegroting. In dat geval hanteert u de laatst door de minister goedgekeurde jaarbegroting als referentie. Kleine afwijkingen op de laatst goedgekeurde begroting als gevolg van inflatie hoeven niet vooraf met het departement te worden besproken.

Waar dat voor een goed inzicht gewenst is, licht u de verschillen tussen uw begroting en de realisatie toe. Het is toegestaan binnen redelijke grenzen tekorten in het ene jaar te compenseren met overschotten in andere jaren. Aan het eind van de subsidieperiode volgt een eindbeoordeling door het ministerie.

Opzet van model III

Het voorgeschreven model III bestaat in grote lijnen uit een gecombineerd kostensoorten- en kostenplaatsenoverzicht. De in model II opgenomen baten lasten neemt u over in model III, in de kolom Totaal. U rekent de baten en lasten uit de kolom Totaal toe aan de kostenplaatsen (onderverdeeld naar de museale functies). Bij het toerekenen van de lasten houdt u rekening met de omschrijvingen van de museale functies, zoals vermeld in bijlage 2. Het saldo van de kolom Algemeen beheer rekent u ook toe aan de overige functies (zie de pijl in het model).

Voor de verdeling van lasten en baten over de museale functies gebruikt u verdeelsleutels. De controleerbaarheid ten aanzien van het gebruik van sleutels staat voorop. U formuleert uw eigen sleutels, beschrijft en onderbouwt ze in de jaarrekening en hanteert ze consistent over de jaren heen. Zoveel mogelijk kiest u voor objectieve gronden. Baten en lasten die niet zijn toe te rekenen aan de museale functies vermeldt u in de kolom Algemeen Beheer.

Aandachtspunt: In de jaarrekening geeft u in ieder geval een toelichting op de verdeelsleutel voor toerekening van de post Subsidie OCW CuNo en op de toerekening van het saldo Algemeen beheer aan de museale functies.

Behalve de tweedimensionale tabel uit model III maken de musea met elkaar afspraken over het invullen van de ‘derde dimensie’. In de derde dimensie worden beleidsrelevante gegevens opgenomen, die impliciet in de functies zijn verwerkt, maar vanwege maatschappelijke ontwikkelingen en beleidsdoelstellingen bijzondere aandacht vragen.

Baten

Bij de Baten (model II en III) wordt een onderscheid gemaakt naar Opbrengsten en Bijdragen.

– Opbrengsten

Opbrengsten kunnen worden beschouwd als eigen inkomsten. Bij deze post wordt onderscheid gemaakt tussen directe en indirecte opbrengsten. Directe opbrengsten betreffen inkomsten die direct aan uw activiteiten zijn gerelateerd zoals sponsoring en publieksinkomsten (kaartverkoop, horeca tijdens openingstijden, verkoop van beeld- en geluiddragers, etc.). Indirecte opbrengsten zijn opbrengsten die een afgeleide relatie hebben met de activiteiten van uw instelling, zoals horeca buiten de openingstijden, verhuur van onroerend goed of vergoedingen voor het uitlenen van personeel.

– Bijdragen

Hier vermeldt u ontvangen subsidies en andere bijdragen. Onder ‘Subsidie OCW CuNo’ vermeldt u de subsidie die u in het kader van de Cultuurnota van OCW hebt ontvangen. Onder ‘Subsidie provincie CuNo’ en ‘Subsidie gemeente CuNo’ geeft u een opgave van de cultuurnotasubsidies van provincie en gemeente.

Onder ‘Overige subsidies/bijdragen’ geeft u een opsomming van alle subsidies die niet in het kader van de cultuurnota zijn ontvangen, zowel van overheden (internationaal/rijk/provincie/gemeente), als van particuliere of aan de overheid gelieerde fondsen, structureel zowel als incidenteel. Daarnaast vermeldt u onder de post ‘Overige subsidies/bijdragen’ alle contributies, schenkingen, donaties of legaten, de bijdragen van vriendenstichtingen en incidentele (project)subsidies van het ministerie van OCW.

Aandachtspunt: In de toelichting geeft u aan of de betreffende subsidies een incidenteel dan wel structureel karakter hebben (RJ 640.416). Daarnaast vermeldt u eventuele subsidievoorwaarden. Tevens geeft u aan in hoeverre subsidieafrekeningen nog niet zijn goedgekeurd door degene die aan u een subsidie heeft verstrekt (RJ 640.418).

Lasten

In model II neemt u de lasten op naar kostensoorten. In model III neemt u ze op naar zowel kostensoorten als kostenplaatsen.

Aandachtspunt: Salarislasten omvatten ten minste de bruto salarissen, het werkgeversdeel van de sociale lasten, het vakantiegeld en de pensioenpremie.

Buitengewone baten en lasten

Vermeld hier de baten en lasten die niet uit de gewone bedrijfsvoering voortvloeien en voorzie deze van een toelichting. Volg hierbij de actuele richtlijnen van de Raad voor de jaarverslaggeving (RJ 270).

Toelichting op de prestatieverantwoording

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Algemeen

Doel van de prestatieverantwoording is in een oogopslag de realisatie van het prestatieoverzicht te overzien, met name die prestaties die kwantitatief zijn uit te drukken. De prestatie-verantwoording leent zich niet voor uitgebreide toelichting.

Wanneer de prestaties in het verslagjaar kwalitatief of kwantitatief afwijken van de prestaties uit het goedgekeurde prestatieoverzicht, dan voorziet u de verschillen van een toelichting. Dit kan in het bestuursverslag, indien de toelichting omvangrijk is kunt u dit ook doen in het activiteitenverslag.

Aandachtspunt: Indien u in uw prestatieoverzicht bent ingegaan op het aantal bezoekende schoolkinderen en/of schoolgroepen, dient u zowel het aantal kinderen als het aantal groepen (danwel de gemiddelde groepsomvang) te vermelden. Dit om helder te zijn over het aantal kinderen waaruit een gemiddelde schoolgroep bestaat. Vermelding van alleen het aantal kinderen in schoolverband ofwel alleen het aantal groepen volstaat niet.

De prestatieverantwoording dient aan de volgende eisen te voldoen:

  • Over alle prestaties uit het prestatieoverzicht wordt verslag gegeven.

  • Een eventuele toelichting in het prestatieoverzicht zelf beperkt zich tot kerngegevens.

  • De omvang van de prestatieverantwoording is kleiner of gelijk aan die van het prestatieoverzicht.

  • Daar waar in het prestatieoverzicht kwantitatieve gegevens zijn vermeld, vermeldt u in de prestatieverantwoording de gerealiseerde waarden én de streefwaarden uit het prestatieoverzicht.

  • Naast de prestaties vermeldt u expliciet in de prestatieverantwoording of u - naar uw oordeel - aan de verplichtingen uit de subsidiebeschikking hebt voldaan. Het gaat daarbij om verplichtingen met betrekking tot het aantal openingsuren per week, de collectieregistratie (vermeldt het percentage) en het calamiteitenplan.

5. Bijlage 1: Instellingenoverzicht

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Hier treft u een limitatieve lijst van instellingen die geacht worden dit handboek te gebruiken.

Stichting Afrika Museum

Stichting het Geld- en Bankmuseum

Stichting het Nederlands Openluchtmuseum

Stichting het Rijksmuseum

Stichting Joods Historisch Museum

Stichting Keramiekmuseum het Princessehof

Stichting Koninklijk Kabinet van Schilderijen Mauritshuis

Stichting Kröller Müller Museum

Stichting Museum Catharijneconvent

Stichting Museum Slot Loevestein

Stichting Museum van het Boek / Museum Meermanno-Westreenianum

Stichting Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis

Stichting Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam

Stichting Paleis Het Loo Nationaal Museum

Stichting Rijksmuseum het Zuiderzeemuseum

Stichting Rijksmuseum Muiderslot

Stichting Rijksmuseum Twenthe

Stichting Rijksmuseum van Oudheden

Stichting Rijksmuseum voor Volkenkunde

Stichting tot beheer en instandhouding van Teylers Museum

Stichting tot Beheer van het Museum Boerhaave

Stichting tot Beheer van Huis Doorn

Stichting tot exploitatie van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie

Stichting Van Gogh Museum.

6. Bijlage 2: Definitie van museale functies

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Er worden drie museale functies onderscheiden (naast het algemeen beheer), deze zijn onderverdeeld in zes taakgebieden. Hieronder treft u daarvan een korte omschrijving, mede ten behoeve van de toerekening van baten en lasten in model III.

– Publieksfunctie

Hieronder vallen alle werkzaamheden en uitgaven die rechtstreeks te maken hebben met de taak van musea om het in het museum aanwezige cultureel erfgoed voor publiek toegankelijk te maken. Betekenis-geven is daarbij het kernbegrip.

a. Vaste opstelling

De vaste opstelling is dat deel van de collectie dat voor langere tijd wordt tentoongesteld en waarin binnen die termijn relatief weinig wijzigingen worden aangebracht. Alle kosten en opbrengsten die verbonden zijn aan het vormgeven, onderhouden en beheren van de vaste tentoonstelling worden aan deze functie toegerekend. Dat geldt ook voor het onderzoek, de communicatie, marketing en educatieve programma’s die ten behoeve van de ontsluiting van de vaste opstelling worden uitgevoerd.

b. Tijdelijke presentaties

De tijdelijke presentaties zijn alle opstellingen die voor kortere tijd worden geplaatst. Alle kosten en opbrengsten die verbonden zijn aan het ontwerpen, vormgeven, opstellen, onderhouden en beheren van tijdelijke presentaties, worden aan deze functie toegeschreven. Dit is inclusief de kosten die zijn verbonden aan voor de presentatie verkregen bruiklenen. Dat geldt ook voor het onderzoek, de communicatie, marketing en educatieve programma’s die ten behoeve van de ontsluiting van een tijdelijke presentatie worden uitgevoerd.

– Collectiefunctie

Hieronder vallen alle kosten die gemaakt worden ten behoeve van het beheer van de museale collectie.

c. Registratie en onderzoek

Aan deze functie worden de werkzaamheden en de kosten toegerekend die gemaakt zijn in het kader van het onderzoek aan de eigen collectie ten behoeve van registratie, restauratie en conservering. Doel is dat op elk gewenst moment eenduidig en volledig inzicht kan worden verschaft in de collectie, inclusief de kwantitatieve en kwalitatieve staat daarvan.

d. Conserveren en restaureren

Aan de functie conserveren en restaureren worden al die kosten toegerekend die worden gemaakt voor het restaureren en conserveren van de collectie, zowel in de opstellingen als in depot of opslag. Ook alle kosten die worden gemaakt om de collectie kwalitatief op niveau te houden, worden toegerekend aan deze functie.

e. Verwerving en afstoten

De ten behoeve van verwerving en afstoting gemaakte kosten voor werkzaamheden, transport en eventueel de aankoopsom, worden aan deze functie toegerekend.

– Wetenschappelijke functie

Hieronder vallen alle kosten die gemaakt worden om de door het museum beheerde collectie in de brede context van het cultureel erfgoed te positioneren.

f. Onderzoek en documentatie

Aan deze functie worden de kosten toegerekend voor onderzoek dat de eigen collectie in breder verband plaatst, wetenschappelijk onderzoek in algemene zin en bijvoorbeeld de uitgave van bestandscatalogi. Ook de kosten en opbrengsten van documentatiecentrum en bibliotheek worden onder deze functie gevat.

– Lasten algemeen beheer

Tot de lasten in de kolom ‘Algemeen beheer’ worden gerekend alle personele en materiële lasten die samenhangen met het beheer van uw organisatie (overhead).

Dit is een publicatie van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze publicatie is opvraagbaar via www.minocw.nl. Voor meer informatie over dit handboek kunt u contact opnemen met:

De heer M.J. (Martijn) Vellekoop

Directie Cultureel Erfgoed

m.j.vellekoop@minocw.nl

070 – 412 2637.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2009, 42, datum inwerkingtreding 05-03-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

De bijlage vervalt.

Bijlage IIA. Controleprotocol instellingssubsidies

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Terugwerkende kracht

Voor deze bijlage is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

1.1. Voor welke instellingen geldt dit controleprotocol?

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Dit controleprotocol is bedoeld voor rechtspersonen die krachtens de Wet op het specifiek cultuurbeleid een meerjarige of jaarlijkse instellingssubsidie respectievelijk een projectsubsidie ontvangen en die hun jaarlijkse verantwoording dienen te voorzien van een accountantsverklaring. Dit controleprotocol is van toepassing met ingang van de verantwoording over 2005.

1.2. Doel

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

De op basis van de Wet op het specifiek cultuurbeleid ter beschikking gestelde bedragen zijn verstrekt aan het bestuur van de instelling. OCW verwacht van iedere instellingsaccountant een verklaring van getrouwheid en van rechtmatigheid bij de jaarrekening van de subsidie-ontvangende instelling. Het controleprotocol beoogt de verwachtingskloof tussen OCW en de instellingsaccountant ten aanzien van de accountantscontrole te verkleinen. Hiertoe wordt in het controleprotocol aangegeven welke aspecten voor de controle door de instellingsaccountant minimaal van belang zijn. Het bevat geen passages met controletechnische zaken die vanuit het vakgebied van de instellingsaccountant worden geacht bekend te zijn. Desalniettemin wordt de aandacht gevestigd op enkele belangrijke zaken zoals het intern beheer en de juiste naleving van de richtlijnen voor de verslaggeving. In het onderdeel ‘aandachtspunten bij de controle’ geeft het controleprotocol een aantal specifieke werkzaamheden aan, waaronder de controle op de prestatiegegevens, waarvan verwacht wordt dat deze door de instellingsaccountant worden verricht.

1.3. Wettelijk kader

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Overeenkomstig artikel 8 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid kunnen regels gesteld worden met betrekking tot het verstrekken van subsidies op grond van deze wet. Deze regels zijn vastgelegd in het bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Besluit) en de Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen (de Regeling). In de Regeling staan nadere regels op basis van artikel 48 van het Besluit. Het controleprotocol is, net als het Handboek verantwoording cultuursubsidies instellingen, het Handboek verantwoording cultuursubsidies fondsen en het Handboek verantwoording cultuursubsidies musea, onderdeel van de Regeling. Het object van controle is de verantwoording die de subsidieontvanger verstrekt over het ontvangen subsidie uit hoofde van de cultuurnota. Het is de subsidieontvanger die verantwoordelijk is voor de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de verantwoording. Het is de verantwoordelijkheid van de minister de verantwoording te gebruiken voor een verantwoording over het financieel beheer. De minister is daarmede afhankelijk van de handhaving van wet- en regelgeving. De minister heeft daarom een sanctiebeleid ontwikkeld voor de cultuursector onder de titel: Beleidsregel intrekking en verlaging van subsidies bij cultuurinstellingen.

2. Reikwijdte accountantsonderzoek

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

2.1. Het controleobject

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

De artikelen 24 en 33 van het Besluit geven aan welke documenten van belang zijn voor de verantwoording van een subsidie op grond van dit Besluit. Hieronder wordt per subsidie aangegeven om welke documenten het gaat. Op grond van artikel 36 van het Besluit dienen de jaarrekening en de subsidiedeclaratie voorzien te zijn van een accountantsverklaring.

Meerjarige instellingssubsidie

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

De ontvanger van een meerjarige instellingssubsidie dient binnen vier maanden na afloop van enig jaar waarvoor subsidie is verleend de volgende documenten in:

Jaarlijkse instellingssubsidie

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

De ontvanger van een jaarlijkse instellingssubsidie dient binnen vier maanden na afloop van enig jaar waarvoor subsidie is verleend de volgende documenten in:

  • een activiteitenverslag;

  • een jaarrekening;

  • een subsidiedeclaratie.

Projectsubsidie

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Voor een ontvanger van een projectsubsidie geldt dat na afloop van het project een activiteitenverslag dient te worden opgesteld (artikel 24, eerste lid, van het Besluit).

De financiële verantwoording over het project kan via de jaarrekening plaatsvinden respectievelijk separaat. Bij verantwoording van de projectsubsidie via de jaarrekening gebruikt de instellingsaccountant het model accountantsverklaring (bijlage IIIA). Bij verantwoording van de projectsubsidie buiten de jaarrekening gebruikt de instellingsaccountant het model accountantsverklaring dat is opgenomen in bijlage IIIB.

De instellingsaccountant dient een verklaring te verstrekken bij de jaarrekening conform het model dat bij dit controleprotocol is gevoegd in bijlage IIIA. Indien de accountantsverklaring niet goedkeurend is, dan dient de instellingsaccountant in zijn verklaring een toelichtende paragraaf op te nemen waarin de instellingsaccountant het bedrag aan fouten c.q. onzekerheden aangeeft.

In geval van bevindingen met betrekking tot de rechtmatigheid rapporteert de instellingsaccountant (ook bij een goedkeurende verklaring) zijn bevindingen in een rapport van feitelijke bevindingen. De instellingsaccountant stelt verder vast dat het bestuursverslag niet in strijd is met de jaarrekening. De instellingsaccountant ziet erop toe dat het rapport van feitelijke bevindingen samen met de jaarrekening en het bestuursverslag naar OCW wordt gestuurd.

N.B. Het activiteitenverslag als bedoeld in artikel 24, eerste lid van het Bekostigingsbesluit maakt geen deel uit van de jaarlijkse verantwoording die door de instellingsaccountant gecontroleerd wordt.

2.2. De onderzoeksaanpak

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

De instellingsaccountant neemt in zijn controledossier een risicoanalyse op, waarin expliciet rekening wordt gehouden met de aanwijzingen en aandachtspunten van dit controleprotocol. In het controledossier geeft de instellingsaccountant aan of en zo ja waarom onderwerpen uit dit controleprotocol niet (uitgebreid) zijn gecontroleerd. Dit controledossier vormt de basis voor een review die de departementale accountant kan uitvoeren. Bij een ontoereikende accountantscontrole geldt de procedure onder de maat presterende accountants (OMPA). Deze OCW-regeling is opgenomen in paragraaf 4 van dit controleprotocol.

De instellingsaccountant neemt in zijn controleaanpak mee de in het wettelijk kader aangegeven wettelijke regelingen. Van de instellingsaccountant wordt verwacht dat hij opzet, bestaan en waar mogelijk werking van de bepalingen meeneemt in zijn (rechtmatigheids)oordeel.

De belangrijkste van toepassing zijnde wettelijke bepalingen die speciale aandacht vragen voor het rechtmatigheidsoordeel zijn:

Wet op het specifiek cultuurbehoud:

Artikel 10, vierde lid (alleen voor fondsen): vaststellen van reglementen voor het verstrekken van subsidie door fondsen en verplichtingen die aan de subsidie-ontvanger worden opgelegd.

Bekostigingbesluit:

Artikel 19, onderdeel b: subsidieontvanger is gehouden tot een goed beleid en beheer hetgeen impliceert een deugdelijke administratieve organisatie.

Artikel 20: er moet sprake zijn van een deugdelijke administratie.

Artikel 21: wat betreft een instellingssubsidie is het boekjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 22: inlichtingen verstrekken aan de minister bij omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.

Artikel 23: verzekeringsplicht.

Artikel 24: plicht om jaarlijks een activiteitenverslag op te stellen.

Artikel 26: reservering van niet besteed instellingssubsidiegeld.

Artikel 28: de vergoeding die de instelling betaalt aan gelieerde organisaties dient gebaseerd te zijn op ten hoogste de historische kostprijs.

Artikel 29: ter beschikkingstelling van goederen aan derden of verrichting van diensten voor derden.

Artikel 32: nadere regels door de minister gesteld omtrent aan de verlening van bepaalde categorieën subsidies te verbinden verplichtingen dan wel de bepaling van de minister dat de instelling zich dient te houden aan de sponsorcode.

Artikel 34: verschillenanalyse met de begroting.

Verder zijn van belang de naleving van de Europese aanbestedingsregels, de bepalingen uit de beschikking (waaronder de prestatie-eisen), en de aandachtspunten voor de accountantscontrole zoals genoemd in de Handboeken verantwoording cultuursubsidies.

De instellingsaccountant richt zijn controle zodanig in dat hij met een betrouwbaarheid van 95% de uitspraak kan doen dat in de verantwoording geen onjuistheden voorkomen met een belang dat groter is dan de voorgeschreven toleranties. Voor de strekking van de accountantsverklaring – goedkeurend, met beperking, afkeurend of oordeelonthouding – gelden de volgende toleranties:

 

Onjuistheden

(in de verantwoording)

Onzekerheden

(in de controle)

         
 

Beperking

Afkeuring

Beperking

Oordeel-

onthouding

a. Rechtmatigheid besteding

(% van de totale subsidie OCW)

> 1 en < 3

≥ 3

> 3 en < 10

≥ 10

Beeld van de jaarrekening:

       

b. Balans (% van de balanstelling)

> 5 en < 10

≥ 10

> 5 en < 10

≥ 10

c. Exploitatierekening (% van de baten)

> 2 en < 5

≥ 5

> 5 en < 10

≥ 10

Indien de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen, prestatie-eisen en overige verplichtingen, zoals vastgelegd in de verleningsbeschikking, niet worden nageleefd kan dit financiële consequenties hebben. Deze consequenties zijn vastgelegd in de Beleidsregel intrekking en verlaging van subsidies bij cultuurinstellingen, welke verwerkt dienen te worden in de jaarrekening. Indien dit niet het geval is, dient dit aangemerkt te worden als een fout of onzekerheid.

Jaarlijkse instellingssubsidies, meerjarige instellingssubsidies of projectsubsidies worden altijd verantwoord door middel van een afzonderlijke subsidiedeclaratie (subsidie- of projectverantwoording), echter indien de termijn van indiening dit toelaat mag de eindverantwoording van het project door middel van de reguliere jaarverantwoording worden aangeboden (zowel inhoudelijk als financieel). De projectverantwoording dient dan wel afzonderlijk toegelicht en gespecificeerd te worden in de reguliere jaarverantwoording (jaarrekening).

In het laatste geval gelden bovenstaande toleranties tevens voor de in de jaarrekening verantwoorde incidentele of projectsubsidies en vallen deze subsidies onder de accountantsverklaring bij de jaarrekening. Er behoeft dan geen aparte accountantsverklaring bij de projectverantwoording afgegeven te worden.

In het geval dat de incidentele of projectsubsidies separaat worden verantwoord door middel van een aparte projectverantwoording, dient hierbij een separate accountantsverklaring afgegeven te worden (zie Bijlage III). Voor de strekking van de accountantsverklaring bij een separate subsidiedeclaratie gelden bovenstaande toleranties voor de rechtmatigheid van de besteding en de exploitatierekening.

2.3. Normenkader

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

De instellingsaccountant gebruikt voor zijn onderzoek naar de getrouwheid en de rechtmatigheid van de bestedingen en opbrengsten de volgende criteria:

Rechtmatigheidscriteria

Getrouwheidsaspecten

1

2

1 Begrotingscriterium

Alle

 

*

2 Calculatiecriterium

Juistheid

*

 

3 Valuteringscriterium

Tijdigheid

*

 

4 Voorwaardecriterium

Alle

 

*

5 Volledigheidscriterium

Volledigheid

*

 

6 Adresseringscriterium

Juistheid

*

 

7 Aanvaardbaarheidscriterium

Juistheid

*

 

8 Leveringscriterium

Bestaan

*

 

1 Afgedekt door de controle leidend tot het getrouwheidsoordeel.

2 Niet afgedekt door de controle leidend tot het getrouwheidsoordeel.

  • Onder het begrotingscriterium vallen de bepalingen die zijn opgenomen in het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen en de Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen. Hieronder valt ook de eis om te voldoen aan de verplichting om tijdig melding te maken van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie (artikel 22 van het Besluit). De gepresenteerde begrotingscijfers in de jaarrekening dienen overeen te stemmen met de laatst goedgekeurde meerjarenbegroting.

  • Het calculatiecriterium betreft de juistheid van de intern gehanteerde tarieven. Het betreft zaken als het in rekening brengen van de juiste bedragen op grond van tarieven dan wel inzake door te belasten bedragen. De accountant dient bij zijn onderzoek ook een oordeel te geven over de opbrengsten van de verleende diensten en verkochte producten aan derden en aan gelieerde rechtspersonen. Deze diensten moeten worden doorberekend tegen tarieven die de directe kosten dekken, verhoogd met een redelijke opslag voor overheadkosten.

    Het toerekenen van kostensoorten aan kostenplaatsen bij museale instellingen valt eveneens onder het calculatiecriterium, waarbij geldt dat de toerekening dient te voldoen aan consistentie en bedrijfseconomische aanvaardbaarheid.

  • Het valuteringscriterium betreft het verantwoorden van baten en lasten aan de periode waarop deze betrekking hebben. Het gaat om de juistheid van het tijdstip van betaling en verantwoording van de verplichting.

  • Het voorwaardecriterium is met name van toepassing op specifieke uitkeringen en subsidies, waaraan bepaalde voorwaarden zijn verbonden. Het voldoen aan deze voorwaarden moet worden getoetst. De aanbestedingsprocedure is een nadere uitwerking van het voorwaardencriterium. Met betrekking tot de controle op de naleving van de voorschriften inzake Europese aanbesteding zijn met name de geldende drempelbedragen en de specifieke criteria voor leveringen en diensten van belang.

  • Bij het volledigheidscriterium gaat het om de volledigheid van alle opbrengsten.

  • Bij het adresseringscriterium gaat het om betaling aan de juiste organisatie/persoon. De instellingsaccountant dient vast te stellen dat er (functie)scheiding bestaat tussen bepaling en betaling van de verplichtingen.

  • Ook de naleving van de wettelijke verplichting tot doelmatigheid is uiteraard een rechtmatigheidsaspect. De signalen van echte ondoelmatigheden oftewel van duidelijke verspillingen valt onder het aanvaardbaarheidscriterium.

  • Bij het leveringscriterium gaat het erom of de juiste tegenprestatie is geleverd/ontvangen.

N.B. Een stelsel van baten en lasten is gericht op alle vermogensbestanddelen. Het verbruik – niet de kasstromen – wordt opgenomen in de exploitatierekening. Aan het stelsel van baten en lasten liggen een aantal bedrijfseconomische beginselen ten grondslag, namelijk: het voorzichtigheidsbeginsel, het realisatiebeginsel, het matchingbeginsel en het beginsel van de bestendige gedragslijn.

Uitgangspunt bij de controle zijn de normen zoals deze ontleend worden aan het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen, de Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen, de Handboeken verantwoording cultuursubsidies instellingen, de verleningsbeschikking, het controleprotocol, de Beleidsregel intrekking en verlaging van subsidies bij cultuurinstellingen en Boek 2, titel 9 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede de Richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving (met name Richtlijn 640).

2.4. Het controleprogramma

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Het controleprogramma van de instellingsaccountant is gebaseerd op een risicoanalyse. In deze risico-analyse is minimaal rekening gehouden met:

  • De risico’s die voortkomen uit de relevante wet- en regelgeving.

  • De interne organisatie. Hierbij dient de instellingsaccountant onder meer aandacht te schenken aan de interne beheersmaatregelen die binnen de instelling zijn getroffen om de bepalingen uit de relevante wet- en regelgeving na te leven.

De instellingsaccountant heeft een controleprogramma dat gebaseerd is op het verkrijgen van voldoende evidence op basis van 95% betrouwbaarheid.

De Auditdienst van OCW verricht reviews op de uitvoering van de accountantscontrole op gesubsidieerde instellingen. Het controledossier vormt daarvoor de basis. De review heeft tot doel vast te stellen dat de controlewerkzaamheden van de instellingsaccountant hebben geleid tot een deugdelijke grondslag voor het afgeven van de accountantsverklaring.

2.5. Aandachtspunten bij de controle

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

De volgende punten vormen aandachtspunten bij de controle:

– De accountantsverklaring

Voor de verklaring moet gebruik worden gemaakt van het voorgeschreven Model accountantsverklaring (zie bijlage IIIA). Indien projectsubsidies separaat worden verantwoord en geen onderdeel uitmaken van de jaarrekening, is het model in bijlage IIIB voorgeschreven. In alle andere gevallen geldt dus het model in bijlage IIIA. De instellingsaccountant waarmerkt de jaarrekening of separate projectverantwoording (subsidiedeclaratie). Eisen, die aan de accountantsverklaring worden gesteld, zijn:

  • De verklaring moet volgens het Model accountantsverklaring (IIIA of IIIB) zijn opgesteld.

  • De accountantsverklaring dient te zijn ondertekend met de naam van het samenwerkingsverband van accountants, met de eigen naam van de accountant of beide.

  • Het aantal bijlagen moet overeen komen met het aantal genoemde bijlagen op de verklaring.

  • De bijlagen moeten door de instellingsaccountant worden gewaarmerkt als behorende bij de accountantsverklaring.

N.B. Indien aan bovenstaande punten niet wordt voldaan, dan wordt de accountantsverklaring aan de instelling geretourneerd. De minister accepteert alleen verklaringen die voldoen aan het voorgeschreven model.

– De verleningsbeschikking

De instellingsaccountant neemt van de gehele subsidiebeschikking kennis en betrekt de naleving van de daarin opgenomen verplichtingen in zijn controle. Voorzover de subsidiebepalingen niet zijn nageleefd, maakt de instellingsaccountant daarvan melding in zijn rapport van bevindingen respectievelijk in de accountantsverklaring indien de verklaring niet goedkeurend is. Belangrijke beschikkingsonderdelen, die met name instellingen op het gebied van podiumkunsten betreffen, zijn:

  • Prestatie-overzicht, waarin o.a. de volgende verplichtingen opgenomen zijn:

    • de verplichting tot realisatie van tenminste een bepaald aantal voorstellingen. Indien deze verplichting is opgenomen, is het noodzakelijk dat de controle hierop en op de kwantitatieve gegevens, als basis voor de bepaling van de naleving van deze verplichting, plaatsvindt.

    • de verplichting tot spreiding van voorstellingen. Indien bepaald is dat de voorstellingen op een bepaalde wijze gespreid moeten worden over het land, is het noodzakelijk dat de controle daarop en op de kwantitatieve gegevens plaatsvindt.

  • Publieksinkomsten: indien het verwerven van een minimum aan publieksinkomsten als subsidievoorwaarde is gesteld, is het noodzakelijk dat de controle daarop plaatsvindt.

  • Overige verplichtingen.

– De correspondentie met OCW

De instellingsaccountant stelt vast of de instelling de aanwijzingen en/of correcties, die door de Minister van OCW zijn geformuleerd, heeft opgevolgd respectievelijk heeft verwerkt. In de meeste gevallen zijn die aanwijzingen en/of correcties vermeld in de correspondentie over voorgaande jaarrekening(en). De instellingsaccountant stelt de aansluiting vast tussen de subsidietoekenningsbrief (verleningsbeschikking) van OCW en de verantwoording daarvan.

– Het bestuursverslag

In het controledossier legt instellingsaccountant de bevindingen vast met betrekking tot de beoordeling van het bestuursverslag.

– Het controleprogramma

Het controleprogramma is gebaseerd op een risicoanalyse. In het dossier legt de instellingsaccountant vast welke werkzaamheden zijn verricht als basis voor het oordeel dat met een betrouwbaarheid van 95% geen onjuistheden voorkomen in de jaarrekening die groter zijn dan de voorgeschreven toleranties. Naast de getrouwheidsaspecten zijn tevens de rechtmatigheidscriteria onderdeel van het controleprogramma. Een onderbouwing van dit oordeel is opgenomen in een afsluitmemorandum. De bevindingen uit het afsluitmemorandum refereren aan de toelichtingen in de accountantsverklaring respectievelijk het rapport van bevindingen dan wel zijn opgenomen in een managementletter ten behoeve van het bestuur van de instelling.

Met betrekking tot de aandacht die door de instellingsaccountant aan artikel 19 van het Besluit moet worden gegeven, wordt het volgende opgemerkt. Het is geenszins de bedoeling dat door de instellingsaccountant op grond van dit artikel een doelmatigheidsonderzoek wordt gedaan. Van de instellingsaccountant wordt verwacht dat hij zich bij zijn oordeelsvorming laat leiden door de in het maatschappelijk verkeer algemeen aanvaarde uitgangspunten met betrekking tot het financieel beheer. Met andere woorden, een oordeel of de instelling naar behoren de toegewezen subsidiegelden heeft beheerd.

3. Rapportages accountantsonderzoek

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

3.1. Accountantsverklaring

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

De accountantsverklaring van de instellingsaccountant heeft betrekking op de getrouwheid van de gegevens in de jaarrekening of separate projectverantwoording en op de naleving van de wet- en regelgeving voor zover deze betrekking heeft op de besteding van het subsidie (rechtmatigheid). Een accountantsverklaring hoeft alleen te worden ingediend als de verleende jaarsubsidie van de Minister van OCW groter is dan € 125.000 (artikel 36 van het Besluit). De tekst van de accountantsverklaring is opgenomen in bijlage IIIA of IIIB. In de verklaringen zijn zowel het oordeel over de getrouwheid als over de rechtmatigheid opgenomen.

4. Procedure OMPA

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

4.1. Doel

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Het doel van deze procedure is om voor alle betrokken partijen duidelijkheid te verschaffen over wanneer er sprake is van een ontoereikende accountantscontrole en de te nemen stappen in het geval van ontoereikende accountantscontrole.

4.2. Vaststellen ontoereikende accountantscontrole

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

De eerste stap in deze procedure is het vaststellen of er sprake is van een ontoereikende accountantscontrole. Dit is het geval indien de controle niet voldoet aan de normen, zoals gesteld in het vigerende controleprotocol. Naast de gewenste uitkomst dat de controle door de instellingsaccountant conform de eisen van het controleprotocol is uitgevoerd, zijn er nog andere bevindingen uit de reviews denkbaar. Indien blijkt dat er tekortkomingen in wet- en regelgeving zijn, zullen deze gerepareerd moeten worden. Als blijkt dat onvoldoende of geen gebruik gemaakt kan worden van de ontvangen controle-informatie, of het dossieronderzoek niet tot het gewenste inzicht leidt, kan door OCW/AD worden besloten tot het uitvoeren van eigen controles ter plaatse. De bevindingen uit de reviews worden neergelegd in een rapport van bevindingen. Dit rapport wordt zowel bij een toereikende als een ontoereikende accountantscontrole gestuurd aan het vaktechnisch centrum van het accountantskantoor en aan het bevoegd gezag.

4.3. Maatregelen bij geconstateerde tekortkomingen

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Indien is vastgesteld dat instellingsaccountants hun controlewerkzaamheden ontoereikend (niet conform de eisen van het controleprotocol) hebben uitgevoerd, kunnen de volgende maatregelen worden genomen. In deze te nemen maatregelen, die deels ook een handhavingkarakter hebben, zijn verschillende gradaties te onderkennen, naar gelang de aard en de ernst van de tekortkomingen in de controle en de mate waarin er sprake is van herhaalde tekortkomingen. Er moet eerst worden vastgesteld om wat voor tekortkoming het gaat, waarna de bijbehorende maatregel toegepast kan worden.

A. De instellingsaccountant gelegenheid geven voor herstelactie

Dit is de lichtste maatregel. Deze is aan de orde voor zover tekortkomingen voor de eerste keer worden geconstateerd en naar aard en ernst geen zwaardere maatregel vergen. De accountant bij wie tijdens de dossierreview tekortkomingen in de controle zijn gebleken wordt hiervan op de hoogte gesteld.

Met hem worden afspraken gemaakt om deze tekortkomingen binnen een redelijke termijn op te heffen. Na het verstrijken van deze termijn zal er een herhalingsreview worden uitgevoerd om vast te stellen dat de tekortkomingen naar tevredenheid zijn opgeheven.

B. Jaarlijks aanschrijven van de besturen van accountantskantoren over negatievereviewbevindingen met het verzoek voor verbetering zorg te dragen

Het rapport van bevindingen wordt zowel bij een toereikende als een ontoereikende accountantscontrole gestuurd aan het vaktechnisch centrum van het accountantskantoor en aan het bevoegd gezag.

Voor zover instellingsaccountants geen gehoor hebben gegeven aan de oproep tot herstelactie, of er sprake is van tekortkomingen die herhaaldelijk zijn geconstateerd, of indien het ernstiger tekortkomingen betreft, zullen alle tekortkomingen, gespecificeerd naar opdrachtgever en controlerend accountant, worden doorgegeven aan het bestuur van het accountantskantoor waar de desbetreffende accountant aan is verbonden. De bedoeling hiervan is een signaal te laten uitgaan naar de organisatie waarbinnen de instellingsaccountant werkzaam is.

C. Besturen van accountantskantoren uitnodigen door de departementsleiding

Als het Ministerie van OCW ernstig wordt gehinderd door tekortkomingen in de controle die niet met een herstelactie zijn opgeheven zal een gesprek worden gearrangeerd tussen departementsleiding en de leiding van het kantoor waarbij de accountant werkzaam is. In dit gesprek zullen duidelijke afspraken worden gemaakt om de tekortkomingen structureel op te heffen. Het is aan het bestuur om interne maatregelen te overwegen, gericht op het opheffen van de tekortkomingen, het behoud van de klant en de goede naam.

D. Aanschrijven van de opdrachtgever met het verzoek ervoor te zorgen dat er een accountantsverklaring wordt ingediend die aan de vereisten voldoet

Deze maatregel is aan de orde als de mogelijkheid tot herstel van geconstateerde tekortkomingen niet wordt benut, of bij het zich bij herhaling voordoen van soortgelijke tekortkomingen. Deze tekortkomingen worden in het reviewrapport van bevindingen gemeld aan de instellingsaccountant en de opdrachtgever. Voorwaarde is dat het effect van de tekortkomingen van materieel belang is voor de oordeelsvorming over de verantwoording en/of de rechtmatigheid. De opdrachtgever wordt er in het rapport op gewezen dat het niet opheffen van de tekortkomingen gevolgen kan hebben voor de bedrijfsvoering van de organisatie, bijvoorbeeld door een latere en/of lagere vaststelling van de rijksbijdrage. Het ligt voor de hand dat de opdrachtgever de «zittende» instellingsaccountant de gelegenheid geeft om aan deze verplichting te voldoen. Als dit niet het gewenste effect heeft, kan de opdrachtgever ervoor kiezen om de controlewerkzaamheden door een andere accountant uit te laten voeren. OCW zal dit adviseren in het rapport aan de opdrachtgever. Deze opdrachtgever heeft uiteraard ook de mogelijkheid om jegens de disfunctionerende accountant een procedure voor de tuchtrechter en/of de civiele rechter te starten.

E. Maatregelen richting de opdrachtgever

Voor zover de opdrachtgever zijn accountant niet wil verzoeken om geconstateerde tekortkomingen op te heffen, of een andere accountant wenst te benoemen, zijn maatregelen richting de opdrachtgever aan de orde. Te denken valt hierbij aan zware maatregelen als de weigering of terugvordering van de subsidie, een korting op de subsidie, het verbreken van de subsidierelatie en het gebruik maken van ministeriële bevoegdheden om in te grijpen (bestuurlijke dwang).

F. Indienen van een klacht bij de tuchtrechter

Deze zware maatregel kan als een aanloop worden beschouwd naar een civielrechtelijke procedure jegens de disfunctionerende instellingsaccountant. Een belangrijke overweging om deze maatregel toe te passen is dan ook het hebben geleden van financiële schade. Ook de signaalwerking die hiervan uit gaat naar het accountantsberoep kan een overweging zijn om een klacht bij de tuchtrechter in te dienen. Voorwaarden hierbij zijn dat de review zorgvuldig is uitgevoerd en goed is gedocumenteerd, dat de bevindingen zijn afgestemd met de instellingsaccountant met gelegenheid tot wederhoor en dat de eisen aan de verantwoording en de controle voldoende eenduidig zijn. Het spreekt voor zich dat de regelgeving voldoende helder en duidelijk behoort te zijn, en slechts voor één uitleg vatbaar.

G. Civielrechtelijke vervolging van de instellingsaccountant

Dit is een logische vervolgstap op een geslaagde tuchtrechtelijke procedure als deze was ingegeven door geleden financiële schade.

Daarnaast is het verstandig de geconstateerde tekortkomingen te registreren, in ieder geval per accountant, accountantskantoor, regeling en opdrachtgever. Deze registratie is een belangrijke basis voor de inzet van gerichte toezichtinstrumenten, zoals de selectie van reviews en het uitvoeren van controles ter plaatse in de vorm van zoeklichtonderzoeken. Daarnaast zal aan de hand van de registratie mede worden vastgesteld welke sanctie in een concreet geval van toepassing zou moeten zijn. Jaarlijks zullen de departementale bevindingen in IODAD-verband worden besproken. Naar aanleiding hiervan kan worden besloten om in breder verband acties richting bepaalde accountants of kantoren te treffen, bijvoorbeeld door inschakeling van het NIVRA.

De hierboven opgesomde maatregelen laten zien dat er meerdere mogelijkheden zijn om bij geconstateerde tekortkomingen in de controle door de instellingsaccountant maatregelen te treffen. De volgorde van de maatregelen zal niet altijd hetzelfde zijn. Indien er sprake is van een duidelijk verzuim dat niet wordt hersteld, ligt het eerder voor de hand om onmiddellijk actie richting de instelling te ondernemen, dan wanneer er sprake is van een vaktechnisch verschil van inzicht. In het laatste geval is het zinvol eerst een gesprek met de leiding van het accountantskantoor te organiseren.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2009, 42, datum inwerkingtreding 05-03-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

Controleprotocol cultuursubsidies instellingen

1 Algemene uitgangspunten

1.1 Doelstelling

Dit controleprotocol heeft betrekking op de accountantscontrole van de financiële verantwoording van rechtspersonen die krachtens de Wet op het specifiek cultuurbeleid een jaarlijkse of een vierjaarlijkse subsidie ontvangen. De Minister van OCW verlangt van de accountant van de instelling een verklaring van getrouwheid en rechtmatigheid bij de jaarrekening. Daarnaast verlangt de Minister dat de werkzaamheden van de accountant zich uitstrekken tot de prestatieverantwoording van de instelling. Het controleprotocol is bedoeld om, aanvullend op de geldende beroepsvoorschriften van het Koninklijk NIVRA en de NOvAA, limitatief vast te leggen welke onderwerpen door de accountant moeten worden gecontroleerd. Het controleprotocol is als bijlage opgenomen in het Handboek Verantwoording Cultuursubsidies Instellingen 2009–2012.

1.2 Uitgangspunten

Het referentiekader voor de controle ligt vast in de wet- en regelgeving. Het controleprotocol treedt niet in de plaats van de oorspronkelijke wet- en regelgeving, maar verduidelijkt voor zover nodig de in de oorspronkelijke wet- en regelgeving opgenomen criteria. Het controleprotocol geeft een limitatieve opsomming van de relevante bepalingen die in de controle moeten worden betrokken, met aanwijzingen over de reikwijdte en de diepgang van de accountantscontrole.

De accountant moet controleren of de subsidie rechtmatig is besteed. Hiertoe stelt hij vast dat de in de jaarrekening van de instelling verantwoorde baten, lasten en balansmutaties voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen en met de eventueel in de subsidiebeschikking opgenomen aanvullende verplichtingen.

Voor subsidieontvangers/instellingen die een publieke status hebben (rechtspersonen met een wettelijke taak, RWT), is een rechtmatigheidsverklaring in brede zin bij de financiële verantwoording vereist. De omstandigheid dat de instelling overwegend met rijksmiddelen wordt gefinancierd en een rechtspersoon met een wettelijke taak is, heeft invloed op de accountantscontrole. In die gevallen is de reikwijdte van het rechtmatigheidsbegrip breder dan vermeld in dit controleprotocol. Omdat dit rechtmatigheidsbegrip breder is dan het voor OCW noodzakelijke rechtmatigheidsbegrip in het kader van de subsidierelatie, wordt hierop verder niet ingegaan in dit controleprotocol.

Dit controleprotocol is opgesteld met de door het NIVRA uitgegeven ‘Handreiking Controleprotocollen’ (februari 2007) als basis en wordt afgestemd met de werkgroep COPRO van het NIVRA.

1.3 Accountantsproducten

De accountantscontrole op de jaarrekening mondt uit in een accountantsverklaring. De accountant maakt gebruik van de bij dit controleprotocol gevoegde modeltekst en betrekt de financiële rechtmatigheid in zijn oordeel. In voorkomende gevallen kan de accountant gebruik maken van de als onderdeel 5 toegevoegde modeltekst voor de financiële verantwoording van een projectsubsidie. In die gevallen betrekt de accountant de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen in zijn oordeel.

De accountant mag ervoor kiezen om ten behoeve van OCW een zogenaamde ‘WG-verklaring’ af te geven, waarbij uitsluitend de naam van de instellingsaccountant met aanduiding w.g. (was getekend) wordt vermeld. De origineel ondertekende verklaring/rapport met de persoonlijke handtekening van de accountant moet in het archief van de instelling worden opgenomen (zie ook Praktijkhandreiking 1103 van het NIVRA).

De prestatieverantwoording van de instelling geeft een inzichtelijk kwantitatief overzicht van de activiteiten die zijn verricht in het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft. De prestatieverantwoording maakt deel uit van de jaarlijkse verantwoording en wordt opgesteld volgens model III van het Handboek Verantwoording Cultuursubsidies Instellingen 2009–2012. De accountant toetst de beheersingsmaatregelen van het proces van totstandkoming van de prestatiegegevens, zoals uitgewerkt in onderdeel 3 van dit controleprotocol. De accountant meldt zijn onderzoeksbevindingen in een rapport van feitelijke bevindingen, als bedoeld in COS 4400.

De rapportagetolerantie geeft aan vanaf welke omvang fouten gemeld moeten worden. Het controleprotocol geeft per onderdeel aan welke rapportagetolerantie van toepassing is zodra dit afwijkt van het standaardpercentage van 0,1% van de totale subsidie van OCW. Indien de accountant, bij het uitvoeren van de aanwijzingen in dit controleprotocol, tekortkomingen constateert die de instelling niet herstelt, neemt hij dit op in een rapport van bevindingen. Dit rapport van bevindingen heeft het karakter van uitzonderingsrapportage en is vormvrij.

De instelling stuurt het rapport van feitelijke bevindingen en het eventueel afgegeven rapport van bevindingen samen met de jaarrekening, inclusief de daarbij afgegeven accountantsverklaring, naar OCW. Daarbij kan worden aangegeven hoe het bestuur heeft gereageerd op de bevindingen van de accountant.

1.4 Procedure controleprotocol

Dit controleprotocol geldt voor de cultuursubsidies vanaf 2009 en zal tot en met het verantwoordingsjaar 2012 of tot nader order van toepassing zijn. Het controleprotocol is afgestemd met vertegenwoordigers uit het gesubsidieerde cultuurveld.

1.5 Wet- en regelgeving

Voor de accountantscontrole is de specifieke wet- en regelgeving (incl. eventuele wijzigingen) relevant die in hoofdstuk 3 van het Handboek Verantwoording Cultuursubsidies Instellingen 2009–2012 op de verantwoording van de cultuurinstellingen toepassing is verklaard.

In deze subsidierelatie is verder de volgende algemene regelgeving van toepassing:

  • Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (WOPT),

  • Europese aanbestedingsrichtlijnen,

  • Besluit overheidsaanbestedingen.

1.6 Procedure ontoereikende accountantscontrole

Deze procedureregeling beschrijft de maatregelen vanuit OCW in geval uit een onderzoek als bedoeld in bedoeld in artikel 36, derde lid, van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen, tekortkomingen in tekortkomingen in de accountantscontrole blijken. De tekst van de procedureregeling is te vinden op cfi.nl/public/controleprotocol.

2 Controle op de jaarrekening

2.1 Definities

2.1.1 De jaarlijkse verantwoording

De jaarlijkse verantwoording van de instelling voor het ministerie van OCW vindt zijn grondslag in het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen en de Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen en bestaat uit drie onderdelen, te weten: de jaarrekening, het bestuursverslag en de prestatieverantwoording. De jaarrekening omvat de balans en de exploitatierekening met de daarbij behorende toelichtingen. De instelling dient de prestatieverantwoording in volgens het voorgeschreven model.

2.1.2 Referentiekader

  • De controlecriteria

    De minister van OCW gaat er van uit dat de accountant zich bij zijn werkzaamheden laat leiden door de geldende beroepsvoorschriften, in het bijzonder de VGC (Verordening GedragsCode) en de Nadere voorschriften Controle- en Overige Standaarden (NV COS). De accountant betrekt de eventueel in de subsidiebeschikking aan de instelling opgenomen aanwijzingen en vereisten in zijn controle.

  • De verslaggevingscriteria

    Uitgangspunt zijn de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek (Boek 2 Titel 9), de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder RJ 640, nader van toepassing verklaard in hoofdstuk 3 van het Handboek Verantwoording Cultuursubsidies Instellingen 2009–2012. RJ 660 geldt voor de onderwijssector van OCW en is hier niet van toepassing.

2.1.3 Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid

De accountant richt zijn controle zodanig in, dat hij met een betrouwbaarheid van 95 procent de uitspraak kan doen dat in de jaarrekening geen onjuistheden en onzekerheden voorkomen met een belang dat groter is dan de voorgeschreven toleranties. Voor de strekking van de accountantsverklaring gelden de volgende toleranties.

 

Onjuistheden (in de  verantwoording

Onzekerheden (in de controle)

 

Beperking

Afkeuring

Beperking

Oordeelonthouding

Rechtmatigheid

       

A Rechtmatigheid besteding (% van de totale subsidie van OCW)

> 1 en < 3

≥ 3

> 3 en < 10

≥ 10

         

Getrouwheid

       

B Balans (% van de (geconsolideerde) balanstelling)

> 5 en < 10

≥ 10

> 5 en < 10

≥ 10

C Exploitatierekening (% van de totale lasten)

> 2 en < 5

≥ 5

> 5 en < 10

≥ 10

2.1.4 Omgaan met fouten (foutdefinities)

Voor het omgaan met geconstateerde fouten geldt de volgende gedragslijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen fouten die wel en fouten die geen invloed kunnen hebben op de financiële rechtmatigheid van de bestedingen en de inkomsten. Geconstateerde fouten die wel invloed kunnen hebben, moeten voor zover mogelijk door de instelling worden gecorrigeerd. Het betreft hier fouten als gevolg van onrechtmatige besteding van de subsidie. Hierbij is het niet van belang of de tolerantiegrenzen worden overschreden. Voor het omgaan met geconstateerde fouten die geen invloed hebben op de financiële rechtmatigheid gelden de toleranties die in het schema staan. De instelling dient deze fouten te corrigeren indien de tolerantiegrens wordt overschreden. De accountant vermeldt alle fouten groter dan 0,1% van de totale subsidie van OCW, die niet zijn gecorrigeerd, in het rapport van bevindingen. Hij vermeldt daarbij de aard en de omvang van de geconstateerde fouten. Fouten worden in absolute zin opgevat, voor zover het de financiële rechtmatigheid betreft. Salderen van fouten is daarom niet toegestaan.

2.2 Jaarrekening per post

2.2.1 Balans

Vaste activa

  • Materiële vaste activa

    De accountant beoordeelt of de instelling op afdoende wijze de risico’s heeft verzekerd zoals voorgeschreven in artikel 23 van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen. Het is niet de bedoeling dat de accountant de verzekerde waarden controleert. De accountant beoordeelt wel of de instelling toereikende procedures hanteert om aan deze risico’s af te dekken.

    Indien de accountant tekortkomingen constateert die de instelling niet herstelt, neemt hij dit op in zijn rapport van bevindingen.

  • Kortlopende schulden/vooruitontvangen projectsubsidies

    De accountant stelt vast dat een aan het eind van een jaar nog niet besteed deel van een projectsubsidie op de balans is opgenomen als vooruitontvangen subsidie, zoals aangegeven in RJ 221 ‘onderhanden projecten in opdracht van derden’, met name 221.304.

    Indien de accountant tekortkomingen constateert die de instelling niet herstelt, neemt hij dit op in zijn rapport van bevindingen.

2.2.2 Exploitatierekening

Opbrengsten

  • Indirecte opbrengsten

    De accountant stelt vast dat de instelling een kostendekkende vergoeding in rekening brengt in de situaties als bedoeld in artikel 29 Bekostigingsbesluit cultuuruitingen.

    Het is de verantwoordelijkheid van het bestuur van de instelling om kostendekkende afspraken te maken. Van de accountant wordt geen marktonderzoek verlangd. De accountant beoordeelt wel of de instelling toereikende procedures hanteert en een bestendige gedragslijn hanteert om deze vergoedingen te berekenen.

    Indien de accountant tekortkomingen constateert die de instelling niet herstelt, neemt hij dit op in zijn rapport van bevindingen.

Lasten

  • Activiteitenlasten

    De accountant stelt vast dat de instelling geen hoger bedrag betaalt aan een organisatie in de situaties als bedoeld in artikel 28 van Bekostigingsbesluit cultuuruitingen. De accountant beoordeelt of de instelling toereikende procedures hanteert en een bestendige gedragslijn volgt om deze vergoedingen te bepalen.

    Indien de accountant tekortkomingen constateert die de instelling niet herstelt, neemt hij dit op in zijn rapport van bevindingen.

  • Incidentele (project)subsidies van OCW

    Projectsubsidies worden bij voorkeur verantwoord in de jaarrekening. Indien in de subsidiebeschikking expliciete voorwaarden zijn gesteld aan de besteding van de subsidie is sprake van een geoormerkte subsidie. De accountant controleert de rechtmatigheid van de besteding van de geoormerkte subsidie. Voor de toepassing van de tabel in 2.1.3 geldt hier als omvangsbasis het totaalbedrag van de geoormerkte subsidies.

    Indien de accountant tekortkomingen constateert die de instelling niet herstelt, neemt hij dit op in zijn rapport van bevindingen

  • WOPT

    De accountant stelt integraal vast of de opgave van de instelling op grond van de Wet openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens (WOPT) juist en volledig is. De accountant neemt geconstateerde fouten op in zijn rapport van bevindingen. In aanvulling hierop neemt de instellingsaccountant, ongeacht de materialiteit, indien niet voldaan is aan de WOPT de standaard tekstpassage hieromtrent op in de accountantsverklaring onder de ‘Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties’.

2.3 Het bestuursverslag

De accountant stelt vast dat het bestuursverslag verenigbaar is met de jaarrekening en alle voorgeschreven elementen bevat van artikel 24 van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen en hoofdstuk 2, onder ‘bestuursverslag’ van het Handboek Verantwoording Cultuursubsidies Instellingen 2009–2012. Als de accountant tekortkomingen constateert die de instelling niet herstelt, neemt hij dit op in zijn rapport van bevindingen.

3 Het onderzoek naar de verantwoording van de prestatiegegevens

De prestatiegegevens dienen te voldoen aan de onderstaande eisen. Zij zijn:

  • (a) op een ordelijke, controleerbare en deugdelijke wijze tot stand gekomen:

    • de verantwoordelijkheden en bevoegdheden in het proces zijn duidelijk vastgelegd;

    • het totstandkomingsproces is achteraf reconstrueerbaar;

    • de prestatiegegevens die als uitkomst van het proces worden opgeleverd stemmen overeen met de niet-financiële informatie zoals die in de verantwoording is opgenomen.

  • (b) niet strijdig met de financiële informatie in de verantwoording.

Ordelijk wil zeggen opgezet in overeenstemming met de in de administratieve organisatie en interne controle vastgelegde procedures en functionerend in overeenstemming daarmee. Controleerbaar wil zeggen dat de beschikbare informatie de controlerende instanties van een organisatie in staat stelt om de besluitvorming en de administratieve verwerking hiervan te beoordelen en op werking te toetsen. Deugdelijk betreft de mate waarin de totstandkoming voldoet aan de daaraan te stellen technische en systeemgerichte eisen.

Het onderzoek naar de verantwoording van de prestatiegegevens omvat:

  • (a) Het beoordelen van de opzet en bestaan van de informatieverzameling en verwerking van de prestatiegegevens ten behoeve van de oordeelsvorming over de ordelijke, controleerbare en deugdelijke totstandkoming. Daarbij worden de doelstellingen en de beheersmaatregelen die zijn genomen om deze doelstellingen te behalen in kaart gebracht, èn

  • (b) het toetsen of deze maatregelen gedurende het jaar daadwerkelijk in de praktijk zijn gebracht. Het behoort niet tot de taak van de accountant om de prestatiegegevens opnieuw te meten en te onderzoeken, omdat daarmee ook een uitspraak zou worden gedaan over de uitkomsten van het proces. Het beoordelen van deze uitkomsten vormt geen onderdeel van de taak van de accountant. De accountant meldt zijn onderzoeksbevindingen in een rapport van feitelijke bevindingen, als bedoeld in COS 4400.

4 Model accountantsverklaring inzake de financiële verantwoording van meerjarige subsidies op grond van de Wet op het specifiek cultuurbeleid

Aan: het bestuur van de Stichting ...

Accountantsverklaring

Afgegeven ten behoeve van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Verklaring betreffende de jaarrekening

Wij hebben de in dit rapport op pagina ... tot en met pagina ... opgenomen jaarrekening 200x van de Stichting ... te ... bestaande uit de balans per 31 december 200x en de exploitatierekening over 200x met de toelichting gecontroleerd.

Verantwoordelijkheid van het bestuur

Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag en de prestatieverantwoording beide in overeenstemming met het Handboek verantwoording cultuursubsidies. Tevens is het bestuur van de stichting verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen. Deze verantwoordelijkheden omvatten onder meer: het ontwerpen, invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat en voor de naleving van de relevante wet- en regelgeving, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn.

Verantwoordelijkheid van de accountant

Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder het controleprotocol cultuursubsidies instellingen. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat, alsmede het voor de naleving van de betreffende wet- en regelgeving relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van de stichting. Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van schattingen die het bestuur van de stichting heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.

Oordeel

Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting ... per 31 december 200x en van het resultaat over 200x in overeenstemming met het Handboek verantwoording cultuursubsidies en voldoet aan de bepalingen van de subsidiebeschikking(en) ten behoeve van activiteiten in de periode 2009–2012.

Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over 200x voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals die in de subsidiebeschikking en het controleprotocol cultuursubsidies instellingen zijn vermeld.

Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties

Verder melden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening.

Voorts merken wij op dat niet is voldaan aan de wettelijke verplichting tot vermelding van de informatie over topinkomens (artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde Topinkomens).3

Plaats, datum

Naam accountantsorganisatie

Naam externe accountant en ondertekening met die naam

5 Model accountantsverklaring bij de financiële verantwoording van een projectsubsidie

Accountantsverklaring

Afgegeven ten behoeve van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Opdracht

Wij hebben bijgevoegde financiële verantwoording ingevolge de subsidie (naam project) van (opdrachtgever, rechtspersoon) te (statutaire vestigingsplaats) over (tijdvak) gecontroleerd. De financiële verantwoording is opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de (opdrachtgever, rechtspersoon). Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de financiële verantwoording te verstrekken.

Werkzaamheden

Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder het controleprotocol cultuurinstellingen. Dienovereenkomstig dienen wij onze controle zodanig te plannen en uit te voeren, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de financiële verantwoording geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van relevante gegevens.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.

Oordeel

Naar ons oordeel geeft de financiële verantwoording de uitgaven en inkomsten van het (naam project) in alle van materieel belang zijnde aspecten juist weer. Voorts zijn wij van oordeel dat de aan de subsidie verbonden verplichtingen zijn nageleefd.

Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties

Verder melden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening.

Overige aspecten – beperking in het gebruik (en verspreidingskring)

De financiële verantwoording van ... (opdrachtgever, rechtspersoon) en onze verklaring daarbij zijn uitsluitend bedoeld voor (opdrachtgever, rechtspersoon) ter verantwoording aan (naam subsidiegever) en kunnen derhalve niet voor andere doeleinden worden gebruikt.

Plaats, datum

Naam accountantsorganisatie

Naam externe accountant en ondertekening met die naam

Bijlage IIB. Controleprotocol projectsubsidies (incidentele verantwoording)

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Terugwerkende kracht

Voor deze bijlage is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Bij de controle op de naleving van de subsidiebepalingen wordt aan de hieronder genoemde artikelen van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (het Besluit) de daarbij aangegeven aandacht besteed.

Artikelen Soort aandacht

19, 20, 22, 24 lid 1 en 34:

normale aandacht

25 lid 1: procedurele aandacht

23 lid 5, 28 en 29: speciale aandacht

Toelichting

Onder normale aandacht wordt verstaan controle met de diepgang van een jaarrekeningcontrole zoals omschreven in Richtlijn 200 en verder van de Richtlijnen voor de Accountantscontrole (Koninklijk NIVRA, Amsterdam, 1996).

Onder procedurele aandacht wordt verstaan controle op het bestaan en de werking van procedures, die in het leven zijn geroepen om aan bepaalde voorschriften te voldoen overeenkomstig paragraaf 2 van Richtlijn 400 van de Richtlijnen voor de Accountantscontrole (Koninklijk NIVRA, Amsterdam, 1996). Zoals gebruikelijk is bij de accountantscontrole op de departementale rekeningen, wordt het accountantscontrolerisico gesteld op 5%.

Onder speciale aandacht wordt verstaan controle waarbij nadrukkelijk wordt bezien of de desbetreffende voorschriften zijn nageleefd. Deze controle wordt uitgevoerd met dezelfde diepgang als gebruikelijk is bij de accountantscontrole op de departementale rekeningen. Dat betekent dat een goedkeuringstolerantie van 1% bij een accountantscontrolerisico van 5% gehanteerd wordt.

Met betrekking tot de aandacht die door de accountant aan artikel 19 van het Besluit moet worden gegeven, wordt het volgende opgemerkt. Het is geenszins de bedoeling dat door de accountant op grond van dit artikel een doelmatigheidsonderzoek wordt gedaan. Van de accountant wordt verwacht dat hij zich bij zijn oordeelsvorming laat leiden door de in het maatschappelijk verkeer algemeen aanvaarde uitgangspunten met betrekking tot het financieel beheer. Met andere woorden, een oordeel of de subsidieontvanger zich als ‘een goed huisvader’ over de toegewezen gelden heeft ontfermd.

Aan de Wet op het specifiek cultuurbeleid, de Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen en de niet genoemde artikelen van het Besluit behoeft bij de controle geen aandacht te worden besteed, met dien verstande dat kennisneming daarvan noodzakelijk is teneinde de controle op de hierboven genoemde artikelen goed te kunnen verrichten.

In de subsidiebeschikking kunnen aanvullende bepalingen zijn opgenomen. De accountant neemt van de subsidiebeschikking kennis en betrekt de naleving van de daarin eventueel opgenomen (nadere) subsidiebepalingen in zijn controle. Voor zover de subsidiebepalingen niet zijn nageleefd maakt de accountant hiervan melding in zijn verklaring.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2009, 42, datum inwerkingtreding 05-03-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

Controleprotocol cultuursubsidies fondsen

1. Algemene uitgangspunten

1.1 Doelstelling

Dit controleprotocol heeft betrekking op de accountantscontrole van de financiële verantwoording van de door het ministerie van OCW gefinancierde cultuurfondsen (hierna te noemen ‘het fonds’) die krachtens de Wet op het specifiek cultuurbeleid een vierjaarlijkse subsidie ontvangen. De Minister van OCW verlangt van de accountant van het fonds een verklaring van getrouwheid en rechtmatigheid bij de jaarrekening.

Daarnaast verlangt de minister dat de werkzaamheden van de accountant zich uitstrekken tot de prestatieverantwoording van het fonds. Het controleprotocol is bedoeld om, aanvullend op de geldende beroepsvoorschriften van het Koninklijk NIVRA en de NOvAA, limitatief vast te leggen welke onderwerpen door de accountant moeten worden gecontroleerd. Het controleprotocol is als bijlage opgenomen in het Handboek Verantwoording Cultuursubsidies Fondsen 2009–2012.

1.2 Uitgangspunten

Het referentiekader voor de controle ligt vast in de wet- en regelgeving. Het controleprotocol treedt niet in de plaats van de oorspronkelijke wet- en regelgeving, maar verduidelijkt voor zover nodig de in de oorspronkelijke wet- en regelgeving opgenomen criteria. Het controleprotocol geeft een opsomming van de relevante bepalingen die in de controle moeten worden betrokken, met aanwijzingen over de reikwijdte en de diepgang van de accountantscontrole, zoals uitgewerkt in onderdeel 2 van dit controleprotocol.

De accountant moet controleren of de subsidie rechtmatig is besteed. Hiertoe stelt hij vast dat de in de jaarrekening van het fonds verantwoorde baten, lasten en balansmutaties voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen en met de eventueel in de subsidiebeschikking opgenomen aanvullende voorwaarden. Het rechtmatigheidsbegrip houdt bij een fonds in het bijzonder in, dat het fonds de door de minister goedgekeurde reglementen en regelingen juist toepast en daarover verantwoording aflegt.

Omdat een cultuurfonds een publieke status heeft (rechtspersoon met een wettelijke taak, RWT), is een rechtmatigheidsverklaring in brede zin bij de financiële verantwoording vereist. De omstandigheid dat het fonds overwegend met rijksmiddelen wordt gefinancierd en een rechtspersoon met een wettelijke taak is, heeft invloed op de accountantscontrole. Bij een RWT is de reikwijdte van het rechtmatigheidsbegrip nadrukkelijk breder dan vermeld in dit controleprotocol. Omdat dit rechtmatigheidsbegrip breder is dan het voor OCW noodzakelijke rechtmatigheidsbegrip in het kader van de subsidierelatie, wordt hierop verder niet ingegaan in dit controleprotocol.

Dit controleprotocol is opgesteld met de door het NIVRA uitgegeven ‘Handreiking Controleprotocollen’ (februari 2007) als basis en wordt afgestemd met de werkgroep COPRO van het NIVRA.

1.3 Accountantsproducten

De accountantscontrole op de jaarrekening mondt uit in een accountantsverklaring. De accountant maakt gebruik van de bij dit controleprotocol gevoegde modeltekst en betrekt de financiële rechtmatigheid in zijn oordeel. In voorkomende gevallen kan de accountant gebruik maken van de eveneens als onderdeel 5 toegevoegde modeltekst voor de financiële verantwoording van een projectsubsidie. In die gevallen betrekt de accountant de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen in zijn oordeel.

De accountant mag ervoor kiezen om ten behoeve van OCW een zogenaamde ‘WG-verklaring’ af te geven, waarbij uitsluitend de naam van de accountant met aanduiding w.g. (was getekend) wordt vermeld. De origineel ondertekende verklaring/rapport met de persoonlijke handtekening van de accountant moet in het archief van het fonds worden opgenomen (zie ook Praktijkhandreiking 1103 van het NIVRA).

De prestatieverantwoording van het fonds geeft een inzichtelijk kwantitatief overzicht van de activiteiten die zijn verricht in het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft. De prestatieverantwoording maakt deel uit van de jaarlijkse verantwoording en wordt opgesteld volgens model III van het Handboek Verantwoording Cultuursubsidies Fondsen 2009–2012. De accountant toetst de beheersingsmaatregelen van het proces van totstandkoming van de prestatiegegevens, zoals uitgewerkt in onderdeel 3 van dit controleprotocol. De accountant meldt zijn onderzoeksbevindingen in een rapport van feitelijke bevindingen, als bedoeld in COS 4400.

De rapportagetolerantie geeft aan vanaf welke omvang fouten gemeld moeten worden. Het controleprotocol geeft per onderdeel aan welke rapportagetolerantie van toepassing is zodra dit afwijkt van het standaardpercentage van 0,1% van de totale subsidie van OCW. Indien de accountant, bij het uitvoeren van de aanwijzingen in dit controleprotocol, tekortkomingen constateert die het fonds niet herstelt, neemt hij dit op in een rapport van bevindingen. Dit rapport van bevindingen heeft het karakter van uitzonderingsrapportage en is vormvrij.

Het fonds stuurt het rapport van feitelijke bevindingen en het eventueel afgegeven rapport van bevindingen samen met de jaarrekening, inclusief de daarbij afgegeven accountantsverklaring, naar OCW. Daarbij kan worden aangegeven hoe het bestuur heeft gereageerd op de bevindingen van de accountant.

1.4 Procedure controleprotocol

Dit controleprotocol geldt voor de cultuursubsidies vanaf 2009 en zal tot en met het verantwoordingsjaar 2012 of tot nader order van toepassing zijn. Het controleprotocol is afgestemd met vertegenwoordigers uit het gesubsidieerde cultuurveld.

1.5 Wet- en regelgeving

Voor de accountantscontrole is de specifieke wet- en regelgeving (incl. eventuele wijzigingen) relevant die in hoofdstuk 3 van het Handboek Verantwoording Cultuursubsidies Fondsen 2009–2012 op de verantwoording van de fondsen toepassing is verklaard.

In deze subsidierelatie is verder de volgende algemene regelgeving van toepassing:

  • Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (WOPT),

  • Europese aanbestedingsrichtlijnen,

  • Besluit overheidsaanbestedingen.

1.6 Procedure ontoereikende accountantscontrole

Deze procedureregeling beschrijft de maatregelen vanuit OCW in geval uit een onderzoek als bedoeld in artikel 36, derde lid, van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen, tekortkomingen in de accountantscontrole blijken. De tekst van de procedureregeling is te vinden op cfi.nl/public/controleprotocol.

2 Controle op de jaarrekening

2.1 Definities

2.1.1 De jaarlijkse verantwoording

De jaarlijkse verantwoording van het fonds voor het ministerie van OCW vindt zijn grondslag in het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen en de Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen en bestaat uit drie onderdelen, te weten: de jaarrekening, het bestuursverslag en de prestatieverantwoording. De jaarrekening omvat de balans en de exploitatierekening met de daarbij behorende toelichtingen. Het fonds dient de prestatieverantwoording in volgens het voorgeschreven model.

2.1.2 Referentiekader

  • De controlecriteria

    De minister van OCW gaat er van uit dat de accountant zich bij zijn werkzaamheden laat leiden door de geldende beroepsvoorschriften, in het bijzonder de VGC (Verordening GedragsCode) en de Nadere voorschriften Controle- en Overige Standaarden (NV COS). De accountant betrekt de eventueel in de subsidiebeschikking aan het fonds opgenomen aanwijzingen en vereisten in zijn controle.

  • De verslaggevingscriteria

    Uitgangspunt zijn de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek (Boek 2 Titel 9), de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder RJ 640, nader van toepassing verklaard in hoofdstuk 3 van het Handboek Verantwoording Cultuursubsidies Fondsen 2009–2012. RJ 660 geldt voor de onderwijssector van OCW en is hier niet van toepassing.

2.1.3 Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid

De accountant richt zijn controle zodanig in, dat hij met een betrouwbaarheid van 95 procent de uitspraak kan doen dat in de jaarrekening geen onjuistheden en onzekerheden voorkomen met een belang dat groter is dan de voorgeschreven toleranties. Voor de strekking van de accountantsverklaring gelden de volgende toleranties.

 

Onjuistheden (in de  verantwoording

Onzekerheden (in de controle)

Beperking

Afkeuring

Beperking

Oordeelonthouding

Rechtmatigheid

       

A Rechtmatigheid besteding (% van de totale subsidie van OCW)

> 1 en < 3

≥ 3

> 3 en < 10

≥ 10

         

Getrouwheid

       

B Balans (% van de (geconsolideerde) balanstelling)

> 5 en < 10

≥ 10

> 5 en < 10

≥ 10

C Exploitatierekening (% van de totale lasten)

> 2 en < 5

≥ 5

> 5 en < 10

≥ 10

2.1.4 Omgaan met fouten (foutdefinities)

Voor het omgaan met geconstateerde fouten geldt de volgende gedragslijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen fouten die wel en fouten die geen invloed kunnen hebben op de financiële rechtmatigheid van de bestedingen en de inkomsten. Geconstateerde fouten die wel invloed kunnen hebben, moeten voor zover mogelijk door het fonds worden gecorrigeerd. Het betreft hier fouten als gevolg van onrechtmatige besteding van de subsidie. Hierbij is het niet van belang of de tolerantiegrenzen worden overschreden. Voor het omgaan met geconstateerde fouten die geen invloed hebben op de financiële rechtmatigheid gelden de toleranties die in het schema staan. De instelling dient deze fouten te corrigeren indien de tolerantiegrens wordt overschreden. De accountant vermeldt alle fouten groter dan 0,1% van de totale subsidie van OCW, die niet zijn gecorrigeerd, in het rapport van bevindingen. Hij vermeldt daarbij de aard en de omvang van de geconstateerde fouten. Fouten worden in absolute zin opgevat, voor zover het de financiële rechtmatigheid betreft. Salderen van fouten is daarom niet toegestaan.

2.2 Jaarrekening per post

2.2.1 Balans

Vaste activa

  • Materiële vaste activa

    De accountant beoordeelt of het fonds op afdoende wijze de risico’s heeft verzekerd zoals voorgeschreven in artikel 23 van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen. Het is niet de bedoeling dat de accountant de verzekerde waarden controleert. De accountant beoordeelt wel of het fonds toereikende procedures hanteert om deze risico’s af te dekken.

    Indien de accountant tekortkomingen constateert die het fonds niet herstelt, neemt hij dit op in zijn rapport van bevindingen.

  • Kortlopende schulden/vooruitontvangen projectsubsidies

    De accountant stelt vast dat een aan het eind van een jaar nog niet besteed deel van een projectsubsidie op de balans is opgenomen als vooruitontvangen subsidie, zoals aangegeven in RJ 221 ‘onderhanden projecten in opdracht van derden’, met name 221.304.

    Indien de accountant tekortkomingen constateert die het fonds niet herstelt, neemt hij dit op in zijn rapport van bevindingen.

2.2.2 Exploitatierekening

Opbrengsten

  • Indirecte opbrengsten

    De accountant stelt vast dat het fonds een kostendekkende vergoeding in rekening brengt in de situaties als bedoeld in artikel 29 Bekostigingsbesluit cultuuruitingen.

    Het is de verantwoordelijkheid van het bestuur van het fonds om kostendekkende afspraken te maken. Van de accountant wordt geen marktonderzoek verlangd. De accountant beoordeelt wel of het fonds toereikende procedures hanteert en een bestendige gedragslijn hanteert om deze vergoedingen te berekenen.

    Indien de accountant tekortkomingen constateert die het fonds niet herstelt, neemt hij dit op in zijn rapport van bevindingen.

Lasten

  • Activiteitenlasten

    De accountant stelt vast dat de door het fonds verantwoorde subsidies rechtmatig zijn, dat wil zeggen in overeenstemming met de door de minister goedgekeurde reglementen en regelingen. De essentie is dat de subsidieontvangers van een fonds zich houden aan deze reglementen en regelingen en dat het fonds die regels consequent toepast bij het subsidiëren van de activiteiten van de subsidieontvanger. Ook stelt de accountant vast dat het fonds in voorkomende gevallen het eigen sanctiebeleid ten uitvoer brengt, indien de subsidieontvanger zich niet houdt aan de gestelde voorwaarden. De controle van de accountant bevat op dit onderdeel van de financiële verantwoording van een fonds minimaal de volgende toetspunten:

    • De rechtmatigheid van de subsidieaanvraag

    • De rechtmatigheid van de aangegane subsidieverplichting

    • De rechtmatigheid van de betaalde en verrekende subsidievoorschotten

    • De rechtmatigheid van de subsidievaststelling

    • De rechtmatigheid van de teruggevorderde subsidievoorschotten (lager vastgestelde en ingetrokken subsidies)

    De accountant werkt deze toetspunten uit in de opzet en de uitvoering van zijn controle.

  • Overige lasten

    De accountant stelt vast dat het fonds geen hoger bedrag betaalt aan een organisatie in de situaties als bedoeld in artikel 28 van Bekostigingsbesluit cultuuruitingen. De accountant beoordeelt of het fonds toereikende procedures hanteert en een bestendige gedragslijn volgt om deze vergoedingen te bepalen.

    Indien de accountant tekortkomingen constateert die het fonds niet herstelt, neemt hij dit op in zijn rapport van bevindingen.

  • Incidentele (project)subsidies van OCW

    Projectsubsidies worden bij voorkeur verantwoord in de jaarrekening. Indien in de subsidiebeschikking expliciete voorwaarden zijn gesteld aan de besteding van de subsidie is sprake van een geoormerkte subsidie. De accountant controleert de rechtmatigheid van de besteding van de geoormerkte subsidie. Voor de toepassing van de tabel in 2.1.3 geldt hier als omvangsbasis het totaalbedrag van de geoormerkte subsidies.

    Indien de accountant tekortkomingen constateert die het fonds niet herstelt, neemt hij dit op in zijn rapport van bevindingen.

  • WOPT

    De accountant stelt integraal vast of de opgave van het fonds op grond van de Wet openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens (WOPT) juist en volledig is. De accountant neemt geconstateerde fouten op in zijn rapport van bevindingen. In aanvulling hierop neemt de accountant, ongeacht de materialiteit, indien niet voldaan is aan de WOPT de standaard tekstpassage hieromtrent op in de accountantsverklaring onder de ‘Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties’.

2.3 Het bestuursverslag

De accountant stelt vast dat het bestuursverslag verenigbaar is met de jaarrekening en alle voorgeschreven elementen bevat van artikel 24 van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen en hoofdstuk 2, onder ‘bestuursverslag’ van het Handboek Verantwoording Cultuursubsidies Fondsen 2009–2012. Als de accountant tekortkomingen constateert die het fonds niet herstelt, neemt hij dit op in zijn rapport van bevindingen.

3 Het onderzoek naar de verantwoording van de prestatiegegevens

De prestatiegegevens dienen te voldoen aan de onderstaande eisen. Zij zijn:

  • (a) op een ordelijke, controleerbare en deugdelijke wijze tot stand gekomen:

    • de verantwoordelijkheden en bevoegdheden in het proces zijn duidelijk vastgelegd;

    • het totstandkomingsproces is achteraf reconstrueerbaar;

    • de prestatiegegevens die als uitkomst van het proces worden opgeleverd stemmen overeen met de niet-financiële informatie zoals die in de verantwoording is opgenomen.

  • (b) niet strijdig met de financiële informatie in de verantwoording.

Ordelijk wil zeggen opgezet in overeenstemming met de in de administratieve organisatie en interne controle vastgelegde procedures en functionerend in overeenstemming daarmee. Controleerbaar wil zeggen dat de beschikbare informatie de controlerende instanties van een organisatie in staat stelt om de besluitvorming en de administratieve verwerking hiervan te beoordelen en op werking te toetsen.

Deugdelijk betreft de mate waarin de totstandkoming voldoet aan de daaraan te stellen technische en systeemgerichte eisen.

Het onderzoek naar de verantwoording van de prestatiegegevens omvat:

  • (a) Het beoordelen van de opzet en bestaan van de informatieverzameling en verwerking van de prestatiegegevens ten behoeve van de oordeelsvorming over de ordelijke, controleerbare en deugdelijke totstandkoming. Daarbij worden de doelstellingen en de beheersmaatregelen die zijn genomen om deze doelstellingen te behalen in kaart gebracht, èn

  • (b) het toetsen of deze maatregelen gedurende het jaar daadwerkelijk in de praktijk zijn gebracht. Het behoort niet tot de taak van de accountant om de prestatiegegevens opnieuw te meten en te onderzoeken, omdat daarmee ook een uitspraak zou worden gedaan over de uitkomsten van het proces. Het beoordelen van deze uitkomsten vormt geen onderdeel van de taak van de accountant. De accountant meldt zijn onderzoeksbevindingen in een rapport van feitelijke bevindingen, als bedoeld in COS 4400.

4 Model accountantsverklaring inzake de financiële verantwoording van meerjarige subsidies op grond van de Wet op het specifiek cultuurbeleid

Aan: het bestuur van de Stichting ...

Accountantsverklaring

Afgegeven ten behoeve van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Verklaring betreffende de jaarrekening

Wij hebben de in dit rapport op pagina ... tot en met pagina ... opgenomen jaarrekening 200x van de Stichting ... te ... bestaande uit de balans per 31 december 200x en de exploitatierekening over 200x met de toelichting gecontroleerd.

Verantwoordelijkheid van het bestuur

Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag en de prestatieverantwoording beide in overeenstemming met het Handboek verantwoording cultuurfondsen. Tevens is het bestuur van de stichting verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen.

Deze verantwoordelijkheden omvatten onder meer: het ontwerpen, invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat en voor de naleving van de relevante wet- en regelgeving, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn.

Verantwoordelijkheid van de accountant

Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder het controleprotocol cultuursubsidies fondsen. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat, alsmede het voor de naleving van de betreffende wet- en regelgeving relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van de stichting. Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van schattingen die het bestuur van de stichting heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.

Oordeel

Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting... per 31 december 200x en van het resultaat over 200x in overeenstemming met het Handboek verantwoording cultuurfondsen en voldoet aan de bepalingen van de subsidiebeschikking(en) ten behoeve van activiteiten in de periode 2009–2012.

Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over 200x voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals die in de subsidiebeschikking en het controleprotocol cultuursubsidies fondsen zijn vermeld.

Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties

Verder melden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening.

Voorts merken wij op dat niet is voldaan aan de wettelijke verplichting tot vermelding van de informatie over topinkomens (artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde Topinkomens).4

Plaats, datum

Naam accountantsorganisatie

Naam externe accountant en ondertekening met die naam

5 Model accountantsverklaring bij de financiële verantwoording van een projectsubsidie

Accountantsverklaring

Afgegeven ten behoeve van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Opdracht

Wij hebben bijgevoegde financiële verantwoording ingevolge de subsidie (naam project) van (opdrachtgever, rechtspersoon) te (statutaire vestigingsplaats) over (tijdvak) gecontroleerd De financiële verantwoording is opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de (opdrachtgever, rechtspersoon). Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de financiële verantwoording te verstrekken.

Werkzaamheden

Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder het controleprotocol cultuursubsidies fondsen. Dienovereenkomstig dienen wij onze controle zodanig te plannen en uit te voeren, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de financiële verantwoording geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van relevante gegevens.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.

Oordeel

Naar ons oordeel geeft de financiële verantwoording de uitgaven en inkomsten van het (naam project) in alle van materieel belang zijnde aspecten juist weer. Voorts zijn wij van oordeel dat de aan de subsidie verbonden verplichtingen zijn nageleefd.

Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties

Verder melden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening.

Overige aspecten – beperking in het gebruik (en verspreidingskring)

De financiële verantwoording van ... (opdrachtgever, rechtspersoon) en onze verklaring daarbij zijn uitsluitend bedoeld voor (opdrachtgever, rechtspersoon) ter verantwoording aan (naam subsidiegever) en kunnen derhalve niet voor andere doeleinden worden gebruikt.

Plaats, datum

Naam accountantsorganisatie

Naam externe accountant en ondertekening met die naam

Bijlage IIIA. Model-accountantsverklaring instellingssubsidie

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Terugwerkende kracht

Voor deze bijlage is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Voor een jaarlijkse verantwoording af te geven door een accountant als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van Bekostigingsbesluit cultuuruitingen.

Accountantsverklaring,

Afgegeven ten behoeve van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Opdracht

Wij hebben de bijgevoegde jaarrekening 20.. van …………… (naam instelling) te ……….. (plaats) gecontroleerd. De jaarrekening is opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur van …………….. (naam instelling). Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de jaarrekening te verstrekken.

Werkzaamheden

Onze controle is verricht overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten en met in achtneming van de bij de Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen opgenomen controleprotocol. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen onjuistheden van materieel belang bevat. Een controle omvat ondermeer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van informatie ter onderbouwing van de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. Tevens omvat een controle een beoordeling van de grondslagen van de financiële verslaggeving die bij het opmaken van de jaarrekening zijn toegepast en van belangrijke schattingen die de leiding van de huishouding daarbij heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.

Indien goedkeurend

Oordeel

Op grond van ons onderzoek zijn wij van oordeel dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen van ……….. (naam instelling) op 31 december 20.. en van het resultaat over 20… Voorts zijn wij van oordeel dat de jaarrekening in overeenstemming is met in Nederland algemeen aanvaarde grondslagen voor de jaarverslaggeving en voldoet aan de bepalingen van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (het Besluit) inzake de verantwoording.

Tevens delen wij mede ten aanzien van de rechtmatigheid dat alle relevante bepalingen van het Besluit en de Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen zijn nageleefd, alsmede voorzover van toepassing de verplichtingen opgenomen in de verleningsbeschikking (brief van ……, kenmerk ……., d.d. …….), (en eventueel, indien van toepassing, met uitzondering van de onder de bevindingen opgenomen geconstateerde afwijkingen).

Indien niet goedkeurend

Oordeel

Op grond van ons onderzoek zijn wij van oordeel dat ……….

Tevens delen wij mede ten aanzien van de rechtmatigheid dat alle relevante bepalingen van het Besluit en de Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen zijn nageleefd, alsmede voorzover van toepassing de verplichtingen opgenomen in de verleningsbeschikking (brief van ……, kenmerk ……., d.d. …….), (en eventueel, indien van toepassing, met uitzondering van de onder de bevindingen opgenomen geconstateerde afwijkingen).

Bevindingen

De jaarrekening is door ons gewaarmerkt. Deze verklaring is samen met het rapport van bevindingen en (eventueel) het vervolgblad aan het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gezonden.

Datum:

Ondertekening:

Naam Accountantskantoor:

Adres en plaats van vestiging:

Naam behandelend accountant:

Telefoon/fax:

E-mail:

Aantal bijlagen: ........

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2009, 42, datum inwerkingtreding 05-03-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

De bijlage vervalt.

Bijlage IIIB. Model-accountantsverklaring projectsubsidie

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Terugwerkende kracht

Voor deze bijlage is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Voor een subsidiedeclaratie (incidentele verantwoording) af te geven door een accountant als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van Bekostigingsbesluit cultuuruitingen.

Accountantsverklaring,

Afgegeven ten behoeve van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Opdracht

Wij hebben de bijgevoegde subsidiedeclaratie van …………… (naam subsidieontvanger) te ……….. (plaats) gecontroleerd. De subsidiedeclaratie is opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur van …………….. (naam subsidieontvanger). Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de subsidiedeclaratie te verstrekken.

Werkzaamheden

Onze controle is verricht overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten en met in achtneming van de bij de Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen opgenomen controleprotocol. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de subsidiedeclaratie geen onjuistheden van materieel belang bevat. Een controle omvat ondermeer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van informatie ter onderbouwing van de bedragen en de toelichtingen in de subsidiedeclaratie. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.

Indien goedkeurend

Oordeel

Op grond van ons onderzoek zijn wij van oordeel dat de subsidiedeclaratie voldoet aan de subsidiebepalingen van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (het Besluit) inzake de verantwoording.

Tevens delen wij mede ten aanzien van de rechtmatigheid dat alle relevante bepalingen van het Besluit en de Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen zijn nageleefd, alsmede voorzover van toepassing de verplichtingen opgenomen in de verleningsbeschikking (brief van ……, kenmerk ……., d.d. …….), (met uitzondering van de in de toelichting opgenomen geconstateerde afwijkingen).

Indien niet goedkeurend

Oordeel

Op grond van ons onderzoek zijn wij van oordeel dat ……….

Tevens delen wij mede ten aanzien van de rechtmatigheid dat alle relevante bepalingen van het Besluit en de Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen zijn nageleefd, alsmede voorzover van toepassing de verplichtingen opgenomen in de verleningsbeschikking (brief van ……, kenmerk ……., d.d. …….), (met uitzondering van de onder de bevindingen opgenomen geconstateerde afwijkingen).

Toelichting

De subsidiedeclaratie is door ons gewaarmerkt. Deze verklaring is samen met het rapport van bevindingen en (eventueel) het vervolgblad aan het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gezonden.

Datum:

Ondertekening:

Naam Accountantskantoor:

Adres en plaats van vestiging:

Naam behandelend accountant:

Telefoon/fax:

E-mail:

Aantal bijlagen: .........

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2009, 42, datum inwerkingtreding 05-03-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

De bijlage vervalt.

Bijlage IV. Inrichtingseisen subsidieaanvragen vierjaarlijkse instellingssubsidies 2009–2012

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Terugwerkende kracht

Voor deze bijlage is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Inleiding

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Dit document beschrijft de eisen waaraan een subsidieaanvraag moet voldoen van instellingen die voor de periode 2009 tot en met 2012 in aanmerking willen komen voor een vierjaarlijkse instellingssubsidie. Instellingen waaraan zo’n subsidie wordt verstrekt nemen een plaats in in de landelijke (basis)infrastructuur, zoals aangegeven in de nota ‘Kunst van Leven, hoofdlijnen cultuurbeleid’.

Wie kunnen subsidie aanvragen?

Instellingen die voldoen aan de criteria voor vierjaarlijkse instellingsubsidies zoals uitgewerkt in de Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen. Een aanvrager dient in het bezit te zijn van rechtspersoonlijkheid. Een aanvraag van een rechtspersoon in oprichting wordt in beginsel niet in behandeling genomen.

Hoe wordt subsidie aangevraagd?

Voor uw aanvraag gelieve u gebruik te maken van het format op de website www.cultuursubsidie.nl

Een aanvraag bestaat uit een voorblad met algemene gegevens over uw instelling, een normbegroting, een prestatieoverzicht, een activiteitenplan en een toelichting op uw begroting. Na verzending van uw digitale aanvraag, maakt u een afdruk van de laatste pagina. Deze pagina (met uniek aanvraagnummer) wordt door u ondertekend per post nagezonden . Deze wijze van ondertekening verleent autorisatie aan uw aanvraag.

Wanneer kan subsidie worden aangevraagd?

Tussen 1 november 2007 en 1 februari 2008 kan subsidie worden aangevraagd. Uw aanvraag moet uiterlijk 31 januari 2008 in mijn bezit zijn. Aanvragen die na die datum binnenkomen, kunnen niet meer in behandeling worden genomen. Ongevraagde bijlagen worden niet bij de beoordeling en besluitvorming betrokken.

Nadere informatie

Voor vragen over de aanvraag of de procedure kunt u contact opnemen met de helpdesk, telefoon: 070-412.4455 (op werkdagen tussen 09:00 en 16:00 uur).

Invulinstructie

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Algemeen

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

U vult de algemene gegevens van uw instelling, de normbegroting en het prestatieoverzicht in met behulp van een vast format volgens bijgaand voorbeeldmodel. Het activiteitenplan en de toelichting op de begroting kunt u als aparte documenten bijvoegen bij de aanvraag. Geef bij het opstellen van uw aanvraag beknopte, maar duidelijke informatie. Houdt u zich ten aanzien van de inrichting van uw activiteitenplan en toelichting op de normbegroting aan de daarvoor opgestelde indeling en vragen. Gebruik voor het beschrijven van het activiteitenplan maximaal 10 pagina’s (circa 5.000 woorden, zonder afbeeldingen).

Voor een doeltreffende invulling van uw gegevens zijn gerichte instructies opgenomen in pop-up menu’s die oplichten bij het aanklikken van de velden waar die gegevens moeten worden vermeld.

Waaraan moet het activiteitenplan voldoen?

  • 1. Positie in de basisinfrastructuur

    Beschrijf de doelstelling van uw instelling en geef aan welke functie u in wilt nemen in de basisinfrastructuur. Geef aan op welke wijze u voldoet aan de criteria voor deze functie in de Ministeriële regeling.

    Besteed tevens aandacht aan de volgende onderwerpen:

    • uw beleid ten aanzien van publieksbereik en educatie,

    • uw positie in het culturele veld – samenwerking, internationalisering, talentontwikkeling en innovatie,

    • hoe u invulling geeft aan uw maatschappelijke positie – samenwerking in uw stad/regio,

    • ondernemerschap.

  • 2. Terugblik

    Beschrijf de activiteiten die door uw instelling tot nu toe zijn verricht en in welke mate deze hebben bijgedragen aan de doelstelling van uw instelling.

  • 3. Plan 2009–2012

    Beschrijf uw plannen voor de periode 2009–2012 (kwantificering in het prestatieoverzicht).

Prestatieoverzicht

Specificeer uw voorgenomen activiteiten en de activiteiten die u in 2006 hebt verricht met behulp van het model prestatieoverzicht (blz.8).

Waar moet de aanvraag naar toe?

Uw aanvraag kunt u met de twee bijlagen digitaal verzenden, volgens de instructie van het aanvraagformulier. Uw losse ondertekende bevestiging (autorisatieformulier) zend u naar:

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

o.v.v. Subsidieaanvraag 2009–2012

Postbus 16375,

Ipc nummer 7900

2500 BJ Den Haag

Bijlage 242691.png
Bijlage 242692.png
Bijlage 242693.png
Bijlage 242694.png
Bijlage 242695.png

Toelichting bij Model Normbegroting en Model Prestatieoverzicht

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Hoofdstuk 1. Algemene toelichting bij het model meerjarenbegroting

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Opzet van uw begroting

U stelt uw begroting op volgens het model uit de inrichtingseisen.

Uw financiële onderbouwing bestaat uit twee kolommen: één voor de begroting 2009–2012 en één voor uw resultaten over het jaar 2006. De eerste kolom, uw begrotingskolom, is een gemiddelde van uw planning over de jaren 2009 tot en met 2012. De cijfers in deze kolom gelden als norm voor een jaarbegroting.

In een bijlage specificeert u de begrotingsposten en volgt daarbij de aanwijzingen in hoofdstuk 2. Daarnaast voorziet u uw begroting(sposten) van een beknopte toelichting. Bij de post personeel vermeldt u ook de bezetting (aantal fte).

Loon- en prijsniveau

Bij het opstellen van de normbegroting gaat u uit van het loon- en prijsniveau 2006 als peildatum. Bij de vaststelling van de hoogte van een subsidie voor de periode 2009–2012 zal de loon- en prijsbijstelling voor 2007 en 2008 automatisch worden verdisconteerd.

Wensbegrotingen

U schat uw inkomsten en uitgaven zo realistisch mogelijk in. Vanwege het beperkte financiële kader financiert u wijzigingen in het beleid in beginsel binnen het bestaande exploitatiebudget. Indien u nieuwe beleidswensen opneemt, geeft u de consequenties voor de hoogte van het gevraagde subsidie en prestaties duidelijk aan in een toelichting op uw begroting. Daarbij is van belang dat u uw wensen afzonderlijk en per activiteit toelicht, en ook de omvang daarvan aangeeft.

Vermogenspositie en liquiditeit

Indien de vermogenspositie of liquiditeit na de balansdatum (31-12-2006) ingrijpend is veranderd maakt u hiervan melding in de toelichting bij de begroting.

Hoofdstuk 2. Specifieke toelichting bij het model meerjarenbegroting en balansgegevens

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Hieronder volgt een toelichting op de vaste onderdelen van het begrotingsmodel.

Opbrengsten

Bij deze post wordt onderscheid gemaakt tussen directe en indirecte opbrengsten.

‘Directe opbrengsten’ betreffen inkomsten die direct aan uw activiteiten kunnen worden gerelateerd zoals publieksinkomsten of sponsoring. ‘Publieksinkomsten’ zijn inkomsten uit kaartverkoop (recettes of uitkopen), horeca bij uitvoeringen, verkoop van programma’s of van beeld- en geluiddragers, maar ook inkomsten uit vergoedingen van radio of televisie.

Uw sponsorinkomsten vermeldt u onder ‘overige inkomsten’.

‘Indirecte opbrengsten’ zijn opbrengsten die een afgeleide relatie hebben met de activiteiten van uw instelling, zoals horeca los van uitvoeringen, verhuur van onroerend goed of vergoedingen voor het uitlenen van personeel.

Bijdragen

Onder de eerste drie kopjes vermeldt u de structurele subsidies die u van de verschillende overheden verwacht te ontvangen op meerjarige basis.

Onder ‘overige bijdragen’ vermeldt u de overige subsidies verdeeld over twee rubrieken.

Onder de post ‘overige bijdragen uit publieke middelen’ vermeldt u de de bijdragen van aan de overheid gelieerde fondsen, alsook de op jaarbasis te verwachten incidentele bijdragen van de verschillende overheden (rijk, provincie, gemeente).

Onder de post ‘overige bijdragen uit private middelen’ vermeldt u alle te verwachten bijdragen van private fondsen als ook de contributies, schenkingen, donaties of legaten en bijdragen van vriendenstichtingen. In de toelichting op de begroting specificeert u deze bedragen.

Beheerslasten

Tot de ‘beheerslasten’ worden gerekend alle personele en materiële lasten die samenhangen met het beheer van uw organisatie (overheadkosten).

In de bijlage specificeert u de ‘beheerslasten personeel’ naar directie, secretariaat, personeelszaken, financiële zaken en algemene zaken. Loonkosten omvatten ten minste de bruto salarissen, werkgeversdeel sociale lasten, vakantiegeld en pensioenpremie.

De ‘beheerslasten materieel’ worden onderverdeeld in huisvestingslasten, kantoorkosten, algemene publiciteitskosten en afschrijvingskosten.

Activiteitenlasten

Tot de ‘activiteitenlasten’ behoren kosten die direct samenhangen met de activiteiten van uw instelling. Maak onderscheid tussen personele en materiële lasten.

Voorbeelden van materiële lasten die met de activiteiten samenhangen zijn reis- en transportkosten en specifieke publiciteitkosten.

Podiumkunstinstellingen specificeren hun personele lasten naar artistieke staf, uitvoerend personeel (acteurs, dansers of musici) en ondersteunend personeel (technici).

Saldo

U berekent het eindsaldo of exploitatieresultaat door het verschil van baten en lasten te verrekenen met het saldo van rentebaten/-lasten. Uw begroting sluit met een positief saldo of een saldo van nul.

Balans

Nieuwe aanvragers geven hier hun balansgegevens op.

Hoofdstuk 3. Toelichting op het model prestatieoverzicht

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Om afspraken te kunnen maken over de omvang van uw prestaties, geeft u duidelijk aan welke output mag worden verwacht. Als prestaties worden aangemerkt uw producten of diensten. Ook vermelding van het bereik (afnemers, publiek enz.) is van belang.

U specificeert uw prestaties op de wijze zoals aangegeven op het model prestatieoverzicht en maakt een inschatting van de omvang.

Op het model staan de meest gangbare soorten van prestaties vermeld. Prestaties die niet staan vermeld, kunt u toevoegen onder ‘overige activiteiten’. In het tekstveld kunt u deze prestaties toelichten.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2009, 42, datum inwerkingtreding 05-03-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

De bijlage vervalt.

  1. De begrippen langere en kortere tijd zijn gekozen omdat dit per museum kan verschillen. Voor sommige musea is een jaar relatief lang voor een opstelling. Andere gaan uit van de eeuwigheid, een tijdelijke tentoonstelling duurt dan ongeveer 5 jaar. Ieder museum definieert deze begrippen in haar eigen jaarverslag dan ook zelf. ^ [1]
  2. Zie voorgaande voetnoot. ^ [2]
  3. indien van toepassing. ^ [3]
  4. indien van toepassing. ^ [4]