Warenwetregeling Visserijproducten, tweekleppige weekdieren, slakken en kikkerbillen

[Regeling vervallen per 05-04-2006.]
Geraadpleegd op 12-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 02-11-2002 en zichtdatum 09-11-2024.
Geldend van 02-11-2002 t/m 13-09-2003

Warenwetregeling visserijproducten en tweekleppige weekdieren

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken en de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op de Richtlijn nr. 91/493/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 juli 1991 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van visserijproducten (PbEG L 268);

op de Richtlijn nr. 91/492/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1991 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van levende tweekleppige weekdieren (PbEG L 268);

op de Beschikking nr. M (85) 4 van het Comité van Ministers van 26 september 1985 tot invoering van een sanitaire regeling voor het intra-Benelux-verkeer voor ingevoerde garnalen of voedingswaren waarin garnalen zijn verwerkt;

op de Beschikking nr. 93/140/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 19 januari 1993 tot vaststelling van de voorschriften met betrekking tot de visuele controle voor de opsporing van parasieten in visserijproducten (PbEG L 56);

op de Beschikking nr. 93/51/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 15 december 1992 betreffende microbiologische normen voor de produktie van gekookte schaal- en weekdieren (PbEG L 13);

op de Beschikking nr. 93/185/EEG van 15 maart 1993 tot vaststelling van overgangsmaatregelen inzake de certificering van visserijproducten uit derde landen, om de overgang naar de bij Richtlijn 91/493/EEG ingestelde regeling te vergemakkelijken (PbEG L 79);

op de Beschikking nr. 93/387/EEG van de Commissie van 7 juni 1993 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en zeeslakken, levend, van oorsprong uit Marokko (PbEG L 166);

op de Beschikking nr. 93/25/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 11 december 1992 houdende goedkeuring van behandelingen om de ontwikkeling van pathogene micro-organismen bij tweekleppige weekdieren en zeeslakken te verhinderen (PbEG L 16);

alsmede op de artikelen 3, 4, 5, 6 en 7 van het Warenwetbesluit visserijproducten;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. produktiegebied:

een gebied in zee, in een lagune of estuarium waarin zich hetzij natuurlijke gronden voor tweekleppige weekdieren, hetzij gebieden die gebruikt worden voor de kweek van tweekleppige weekdieren bevinden en waar levende tweekleppige weekdieren worden verzameld;

b. heruitzettingsgebied:

een gebied in zee, in een lagune of estuarium dat duidelijk is afgebakend en is aangegeven door boeien, palen of andere verankerde materialen en dat uitsluitend bestemd is voor de natuurlijke zuivering van levende tweekleppige weekdieren;

c. verwatergebied:

een gebied in zee, in een lagune of estuarium dat duidelijk is afgebakend en is aangegeven door boeien, palen of andere verankerde materialen en dat uitsluitend bestemd is voor het verwateren van levende tweekleppige weekdieren;

d. verse produkten:

visserijproducten, in gehele staat of na bewerking, daaronder begrepen vacuüm of onder een gewijzigde atmosfeer verpakte produkten, die geen andere op conservering gerichte behandeling hebben ondergaan dan koeling;

e. bewerkte produkten:

visserijproducten die een behandeling hebben ondergaan waardoor hun anatomische toestand is gewijzigd, zoals strippen, ontkoppen, in moten verdelen, fileren of hakken;

f. verwerkte produkten:

visserijproducten die als gekoeld of ingevroren produkt, al dan niet samen met andere levensmiddelen, een chemisch of fysisch procédé zoals verhitten, roken, zouten, drogen, marineren of een combinatie daarvan hebben ondergaan.

g. conservering:

procédé dat erin bestaat de visserijproducten in hermetisch gesloten recipiënten te verpakken en hen een warmtebehandeling te laten ondergaan die toereikend is om alle micro-organismen die zich zouden kunnen vermeerderen, te vernietigen of te inactiveren, ongeacht de temperatuur waarbij het produkt zal worden opgeslagen;

h. koeling:

procédé dat erin bestaat de temperatuur van de visserijproducten zodanig te doen dalen dat zij de temperatuur van smeltend ijs benadert;

i. ingevroren produkten:

visserijproducten die zo zijn ingevroren dat hun kerntemperatuur, na thermische stabilisatie, minimaal -18 °C bedraagt;

j. beschikking 2002/226/EG:

beschikking nr. 2002/226/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 15 maart 2002 (PbEG L 75) tot instelling van speciale gezondheidscontroles voor het verzamelen en verwerken van bepaalde tweekleppige weekdieren waarvan het gehalte aan "amnesic shellfish poison" (ASP) de bij richtlijn 91/492/EEG van de Raad vastgestelde grenswaarde overschrijdt.

k. verwatering:

de behandeling waarbij levende tweekleppige weekdieren, die gezien hun kwaliteit niet hoeven te worden heruitgezet of behandeld in een zuiveringscentrum, worden opgeslagen in bassins, in andere installaties met schoon zeewater of op natuurlijke gronden ten einde zand, slik of slijm te verwijderen;

l. mariene biotoxines:

giftige stoffen die door levende tweekleppige weekdieren worden opgenomen bij het eten van plankton dat deze toxines bevat;

m. faecale coliformen:

facultatief aerobe, gramnegatieve, niet-sporevormende, cytochrome oxydase-negatieve, staafvormige bacteriën die in staat zijn om lactose te fermenteren met produktie van gas in aanwezigheid van galzouten of andere oppervlakte-actieve agentia met soortgelijke groeiremmende eigenschappen, bij 44° + 0,2 °C na ten minste 24 uur;

n. E. coli:

faecale coliformen die indol vormen uit tryptofaan bij 44° + 0,2 °C na 24 uur.

o. vervoermiddelen:

de voor belading bestemde gedeelten van motorvoertuigen, van spoorvoertuigen en van luchtvaartuigen, alsmede scheepsruimen of containers voor vervoer te land, over water of door de lucht;

p. bevoegde instantie:

de Voedsel en Waren Autoriteit;

q. drinkwater:

water als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen;

§ 2. visserijproducten

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

2.1. Reikwijdte

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

a. verpakken:

het beschermen van visserijproducten door middel van het gebruik van een wikkel, een container of een ander daarvoor geschikt materiaal;

b. partij:

de hoeveelheid visserijproducten die is verkregen in praktisch identieke omstandigheden;

c. zending:

een hoeveelheid visserijproducten, bestemd voor een of meer afnemers in het land van bestemming, en vervoerd met één en hetzelfde vervoermiddel;

d. schoon zeewater:

zeewater of brak water dat geen microbiologische verontreinigingen, schadelijke stoffen of toxisch marien plankton bevat in hoeveelheden die de kwaliteit van visserijproducten uit gezondheidsoogpunt kunnen aantasten.

e. detailhandelsstadium:

fase van verhandeling van de in deze paragraaf bedoelde waren door een detailhandelaar aan de eindverbruiker of een instelling, alsmede de rechtstreekse overdracht in kleine hoeveelheden door een visser aan een detailhandelaar, de eindverbruiker of een instelling;

f. zichtbare parasiet:

parasiet of groep parasieten die door grootte, kleur of textuur duidelijk van het visweefsel kan worden onderscheiden;

g. visuele controle:

niet-destructief onderzoek van visserijproducten, dat zonder optische vergroting, eventueel bij tegenlicht, wordt verricht bij een voor het menselijke oog goede verlichting;

h. kritisch punt:

elk punt, elk stadium of elk procédé waar, door middel van een adequate controle, een bedreiging van de veiligheid van het voedsel kan worden vermeden, opgeheven of tot een aanvaardbaar niveau gereduceerd;

i. richtlijn 88/320/EEG:

Richtlijn nr. 88/320/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 9 juni 1988 inzake de inspectie en de verificatie van goede laboratoriumpraktijken (GLP) (PbEG L 145).

Artikel 3

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op visserijproducten met uitzondering van voor rechtstreekse menselijke consumptie bestemde levende tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen.

  • 2 Deze paragraaf is met uitzondering van artikel 8, onder a, en artikel 9 uitsluitend van toepassing op de verhandeling tot aan het detailhandelsstadium.

2.2. Inrichtingen

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Het behandelen, bewerken, bereiden, verwerken of bewaren van visserijproducten in inrichtingen geschiedt op hygiënische wijze, met inachtneming van de eisen van bijlagen I en II.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 Een inrichting moet door de bevoegde instantie zijn erkend.

  • 2 De erkenning wordt verleend indien door de aanvrager is aangetoond dat de inrichting voldoet aan de in deze regeling en de door het Produktschap Vis ter uitvoering van de richtlijn visserijproducten terzake vastgestelde voorschriften.

  • 3 Indien de inrichting niet meer voldoet aan de in het tweede lid bedoelde eisen wordt de erkenning ingetrokken.

  • 4 De bevoegde instantie doet mededeling in de Staatscourant aan welke inrichtingen een erkenning is verleend, alsmede welk erkenningsnummer daarbij is toegekend.

  • 5 Een ter uitvoering van artikel 7 van de richtlijn visserijproducten erkende inrichting wordt gelijkgesteld met een op de voet van dit artikel erkende inrichting.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 De voor een inrichting verantwoordelijke ondernemer draagt er zorg voor dat de bij deze regeling en de door het Produktschap Vis ter uitvoering van de richtlijn visserijproducten terzake vastgestelde eisen worden nageleefd. Daartoe ziet hij erop toe dat binnen de inrichting interne controles worden uitgeoefend, die gebaseerd zijn op de volgende beginselen:

    • a. identificatie van de kritische punten in de inrichting aan de hand van de gebruikte fabricage-procédés;

    • b. opstelling en tenuitvoerlegging van methoden om toezicht en controle uit te oefenen op deze kritische punten;

    • c. monsterneming voor analyse in een door de bevoegde instantie goedgekeurd laboratorium, met het oog op de controle van de reinigings- en desinfectiemethoden en om na te gaan of de bij deze regeling vastgestelde normen worden nageleefd;

    • d. bewaring van schriftelijke of op onuitwisbare wijze geregistreerde stukken met betrekking tot de voorgaande punten. De resultaten van de verschillende controles en tests worden ten minste gedurende twee jaar bewaard.

  • 2 Indien uit de interne controles of uit andere gegevens waarover de ondernemer beschikt een gevaar voor de gezondheid wordt vastgesteld of kan worden vermoed, dient hij daarvan onverwijld mededeling te doen aan de bevoegde instantie.

Artikel 6a

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 Het initiatief voor de instelling van interne controles, bedoeld in artikel 6, gaat uit van de inrichting zelf en de uitwerking en uitvoering vindt plaats door of onder de leiding van de personen die verantwoordelijk zijn voor elke produktie-eenheid, met inachtneming van de in bijlage XIV, hoofdstuk I, vastgestelde algemene beginselen.

  • 2 In het kader van de interne aanpak, bedoeld in het eerste lid, kunnen de inrichtingen gebruik maken van de gidsen voor goede praktijken, die door de betrokken beroepsorganisaties zijn opgesteld en door de bevoegde instantie zijn aanvaard.

  • 3 De voor een inrichting verantwoordelijke ondernemer ziet erop toe dat het bij de interne controles betrokken personeel de vereiste scholing krijgt om actief aan de tenuitvoerlegging ervan te kunnen meewerken.

  • 4 Alle kritische punten die dienstig kunnen zijn om de naleving van de bij deze regeling en de door het Produktschap Vis ter uitvoering van de richtlijn visserijproducten terzake vastgestelde eisen op het gebied van de hygiëne te garanderen, worden geïdentificeerd. Voor de identificatie van de kritische punten is bijlage XIV, hoofdstuk II, van toepassing. Elke inrichting heeft eigen kritische punten afhankelijk van de grondstoffen die worden verwerkt, de fabricageprocédés, de structuur en de uitrusting, de eindprodukten en het afzetsysteem.

  • 5 Het toezicht en de controle op de kritische punten omvatten het geheel van vooraf vastgestelde waarnemingen of metingen die nodig zijn voor een efficiënte risicobeheersing op elk kritisch punt. Zij omvatten evenwel niet de toetsing die ten doel heeft na te gaan of de eindprodukten in overeenstemming zijn met de bij deze regeling vastgestelde normen. Voor de opstelling en tenuitvoerlegging van methoden voor toezicht en controle is bijlage XIV, hoofdstuk III, van toepassing.

Artikel 6b

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 De in artikel 6, eerste lid, onder c, bedoelde monsterneming met het oog op analyse in een laboratorium heeft ten doel te bevestigen dat het ingevoerde systeem van interne controles een efficiënte toepassing is van artikel 6a. Voor de toetsing van het systeem van interne controles geldt bijlage XIV, hoofdstuk IV.

  • 2 De voor een inrichting verantwoordelijke ondernemer voorziet in een bemonsterings-programma op basis waarvan, zonder dat daartoe van elke geproduceerde partij systematisch monsters worden genomen:

    • a. de deugdelijkheid van het systeem van interne controles kan worden aangetoond bij de invoering ervan;

    • b. indien nodig, de deugdelijkheid van dat systeem kan worden bevestigd bij een wijziging van de kenmerken van het produkt of van het fabricageprocédé;

    • c. met een bepaalde regelmaat kan worden nagegaan of de vastgestelde bepalingen nog steeds geldig zijn en correct worden toegepast.

  • 3 Voor de in artikel 6, eerste lid, onder c, bedoelde goedkeuring van de laboratoria kan de bevoegde instantie zich baseren op de eisen die zijn vervat in de norm EN 45.001 of op daarmee overeenkomende eisen. Voor de goedkeuring van de eigen laboratoria van de inrichtingen kan de bevoegde instantie zich evenwel baseren op minder strenge beginselen die gestoeld zijn op de desbetreffende bepalingen van bijlage B van richtlijn 88/320/EEG.

Artikel 6c

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 In het kader van de bewaring van schriftelijke of geregistreerde stukken als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder d, legt de voor de inrichting verantwoordelijke ondernemer een documentatie aan met alle gegevens over de tenuitvoerlegging van de interne controles en de toetsing daarvan.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde documentatie bestaat uit de volgende gegevens die aan de bevoegde instantie moeten worden overgelegd:

    • a. een gedetailleerd en volledig document met:

      • -

        de beschrijving van het produkt;

      • -

        de beschrijving van het fabricageprocédé met de belangrijkste kritische punten;

      • -

        voor elk kritisch punt: de identificatie van het gevaar, de evaluatie van de risico’s en de maatregelen voor risicobeheersing;

      • -

        de voorschriften inzake toezicht en controle op kritische punten, met vermelding van de kritische grenswaarden voor de te beheersen parameters en eventuele corrigerende maatregelen voor het geval er geen risicobeheersing meer is;

      • -

        de voorschriften inzake toetsing en herziening.

      In het in artikel 6a, tweede lid, bedoelde geval, kan dit document bestaan uit de door de betrokken beroepsorganisaties opgestelde gids voor goede praktijken;

    • b. de registraties van de in artikel 6a, vijfde lid, bedoelde waarnemingen of metingen, de resultaten van de in artikel 6b, eerste en tweede lid, bedoelde toetsingen, de rapporten en de overzichten van schriftelijk medegedeelde beslissingen inzake de eventueel ten uitvoer gelegde corrigerende maatregelen. Een adequaat systeem voor documentbeheer moet er met name voor zorgen dat de documenten die betrekking hebben op een geïdentificeerde partij, gemakkelijk kunnen worden teruggevonden.

Artikel 2.3. Overige bepalingen

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Het slachten van aquacultuurprodukten vindt plaats onder passende hygiënische omstandigheden. De produkten mogen niet met aarde, slijk of uitwerpselen worden bevuild. Indien de produkten niet onmiddellijk na het slachten worden verwerkt, worden zij gekoeld bewaard.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

De in artikel 3 bedoelde visserijproducten:

  • a. voldoen aan de eisen van bijlage III;

  • b. zijn verpakt overeenkomstig bijlage IV;

  • c. zijn voorzien van vermeldingen overeenkomstig bijlage V;

  • d. worden opgeslagen en vervoerd overeenkomstig bijlage VI;

Artikel 9

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 De onderstaande visserijproducten mogen niet worden verhandeld:

    • a. giftige vis van de volgende families: Tetraodontidae, Molidae, Diodontidae, Canthigasteridae,

    • b. visserijproducten die biotoxines bevatten, zoals ciguatoxine of spierverlammende toxines.

  • 2 visserijproducten die levend worden verhandeld, worden voortdurend gehouden in omstandigheden die optimaal zijn voor hun overleving.

  • 3 In het detailhandelsstadium mag uitsluitend haring worden verhandeld welke in een voorafgaande fase van verhandeling overeenkomstig de voorschriften, opgenomen in bijlage II, hoofdstuk V, een behandeling heeft ondergaan die volstaat om de larven van nematoden te doden.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 Het binnen Nederlands grondgebied brengen van partijen visserijproducten is slechts toegestaan indien zij vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat volgens het in bijlage XIII opgenomen model.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a. visserijproducten die in hun natuurlijk milieu worden gevangen door een onder een vlag van een derde land varend vissersvaartuig en rechtstreeks worden aangevoerd in een Nederlandse haven;

    • b. visserijproducten uit derde landen waarvoor door de Europese Commissie op grond van artikel 11, eerste lid, van de richtlijn visserijproducten bijzondere voorwaarden terzake zijn vastgesteld.

  • 3 Visserijproducten als bedoeld in het tweede lid, onder b, worden binnen Nederlands grondgebied gebracht met inachtneming van ter zake krachtens artikel 11, eerste lid, van de richtlijn visserijproducten vastgestelde beschikkingen.

  • 4 Het in het eerste lid bedoelde gezondheidscertificaat bestaat uit één enkel blad en is opgesteld in de Nederlandse taal en, ingeval de visserijproducten zijn bestemd om als zodanig te worden doorgezonden naar een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap, in één van de officiële talen van het land van bestemming.

3. Tweekleppige weekdieren

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

3.1. Reikwijdte

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Artikel 11

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

a. verpakking:

de handeling waarbij levende tweekleppige weekdieren in geschikt verpakkingsmateriaal worden geplaatst;

b. zending:

een hoeveelheid levende tweekleppige weekdieren die in een verzendingscentrum is gehanteerd of in een zuiveringscentrum is behandeld en voor een of meer afnemers zijn bestemd;

c. partij:

een hoeveelheid levende tweekleppige weekdieren die in een produktiegebied is verzameld om te worden verzonden naar een verzendingscentrum, een zuiveringscentrum, een heruitzettingsgebied of een inrichting;

d. schoon zeewater:

zeewater of brak water dat geen microbiologische verontreinigingen en natuurlijke of door milieuverontreiniging aanwezige toxische of schadelijke bestanddelen, als bedoeld in het Besluit Kwaliteitsdoelstellingen en metingen oppervlaktewater, bevat in hoeveelheden die de kwaliteit uit gezondheidsoogpunt of de smaak van de tweekleppige weekdieren kunnen aantasten.

e. detailhandelsstadium:

fase van verhandeling van de in deze paragraaf bedoelde waren door een detailhandelaar aan de eindverbruiker of een instelling, met uitzondering van de rechtstreekse overdracht in kleine hoeveelheden door een visser aan een detailhandelaar, de eindverbruiker of een instelling.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op:

    • a. levende tweekleppige weekdieren;

    • b. de verhandeling vanaf het zuiverings- onderscheidenlijk het verzendingscentum tot en met het detailhandelsstadium, met dien verstande dat levende tweekleppige weekdieren die in kleine hoeveelheden door een visser rechtstreeks worden overgedragen aan een detailhandelaar, de eindverbruiker of een instelling moeten voldoen aan de in artikel 19, eerste lid, onder a, bedoelde eisen.

  • 2 Deze paragraaf is met uitzondering van de artikelen 13, 14, 15 en 20, tweede lid, van overeenkomstige toepassing op levende manteldieren, stekelhuidigen en mariene buikpotigen.

3.2. Zuiveringscentra

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Het behandelen, bewerken of bewaren van levende tweekleppige weekdieren in zuiveringscentra geschiedt op hygiënische wijze, met inachtneming van de eisen van bijlage VII, hoofdstukken I en II.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 Een zuiveringscentrum moet door de bevoegde instantie zijn erkend.

  • 2 De erkenning wordt verleend indien door de aanvrager is aangetoond dat het zuiveringscentrum voldoet aan de in deze regeling en de door het Produktschap Vis ter uitvoering van de richtlijn tweekleppige weekdieren terzake vastgestelde voorschriften.

  • 3 Indien het zuiveringscentrum niet meer voldoet aan de in het tweede lid bedoelde voorschriften wordt de erkenning ingetrokken.

  • 4 De bevoegde instantie maakt in de Staatscourant bekend aan welke zuiveringscentra een erkenning is verleend, alsmede welk erkenningsnummer daarbij is toegekend.

  • 5 Een ter uitvoering van artikel 5 van de richtlijn tweekleppige weekdieren erkend zuiveringscentrum wordt gelijk gesteld met een op de voet van dit artikel erkend zuiveringscentrum.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

De voor een zuiveringscentrum verantwoordelijke ondernemer draagt er zorg voor dat de bij deze regeling en de door het Produktschap Vis ter uitvoering van de richtlijn tweekleppige weekdieren terzake vastgestelde voorschriften worden nageleefd. Daartoe ziet hij er met name op toe dat:

  • -

    geregeld representatieve monsters voor laboratoriumonderzoek worden genomen en geanalyseerd om, naar gelang van de plaatsen van herkomst van de partijen, een chronologisch overzicht te kunnen opstellen van de sanitaire kwaliteit van de levende tweekleppige weekdieren voor en na de behandeling in het zuiveringscentrum;

  • -

    er een register met de uitkomsten van de controles wordt bijgehouden.

3.3. Verzendingscentra

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Artikel 16

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Het behandelen, bewerken of bewaren van levende tweekleppige weekdieren in verzendingscentra geschiedt op hygiënische wijze, met inachtneming van de eisen van bijlage VII, hoofdstukken I en III.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 Een verzendingscentrum moet door de bevoegde instantie zijn erkend.

  • 2 De erkenning wordt verleend indien door de aanvrager is aangetoond dat het verzendingscentrum voldoet aan de in deze regeling en de door het Produktschap Vis ter uitvoering van de richtlijn tweekleppige weekdieren terzake vastgestelde voorschriften.

  • 3 Indien het verzendingscentrum niet meer voldoet aan de in het tweede lid bedoelde voorschriften wordt de erkenning ingetrokken.

  • 4 De bevoegde instantie maakt in de Staatscourant bekend aan welke verzendingscentra een erkenning is verleend, alsmede welk erkenningsnummer daarbij is toegekend.

  • 5 Een ter uitvoering van artikel 5 van de richtlijn tweekleppige weekdieren erkend verzendingscentrum wordt gelijkgesteld met een op de voet van dit artikel erkend verzendingscentrum.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

De voor een verzendingscentrum verantwoordelijke ondernemer draagt er zorg voor dat de bij deze regeling en de door het Produktschap Vis ter uitvoering van de richtlijn tweekleppige weekdieren terzake vastgestelde voorschriften worden nageleefd. Daartoe ziet hij er met name op toe dat:

  • -

    geregeld representatieve monsters voor laboratoriumonderzoek worden genomen en geanalyseerd om, naar gelang van de plaatsen van herkomst van de partijen, een chronologisch overzicht te kunnen opstellen van de sanitaire kwaliteit van de levende tweekleppige weekdieren voor en na de hantering in het verzendingscentrum;

  • -

    er een register met de uitkomsten van de controles wordt bijgehouden.

3.4. Overige bepalingen

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Artikel 19

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 De in artikel 12 bedoelde levende tweekleppige weekdieren welke bestemd zijn voor rechtstreekse menselijke consumptie:

    • a. voldoen aan de eisen van bijlage VIII;

    • b. zijn verpakt overeenkomstig bijlage IX;

    • c. worden bewaard en opgeslagen overeenkomstig bijlage X;

    • d. worden vanuit verzendingscentra vervoerd overeenkomstig bijlage XI;

    • e. zijn voorzien van een vermelding overeenkomstig bijlage XII.

  • 2 Het eerste lid, onder a, is van overeenkomstige toepassing op de in het eerste lid bedoelde waren welke niet bestemd zijn voor rechtstreekse menselijke consumptie.

Artikel 19a

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 Het gehalte van de volgende stoffen in stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen en, in afwijking van artikel 19, eerste lid, onder a, j°bijlage VIII, punt 5, in levende tweekleppige weekdieren, bestemd voor rechtstreekse consumptie door de mens of voor consumptie door de mens na verwerking, bedraagt ten hoogste:

    • a. 160 µg okadezuur-equivalent per kg;

    • b. 1 mg yessotoxine-equivalent/kg;

    • c. 160 µg azaspiracide-equivalent/kg; steeds per geheel dier of per elk afzonderlijk eetbaar deel.

  • 2 Als methoden van onderzoek welke bij uitsluiting beslissend zijn voor de vaststelling of al dan niet voldaan is aan het eerste lid, worden aangewezen de analysemethoden, bedoeld in de bijlage van beschikking nr. 2002/225/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 15 maart 2002 (PbEG L 75) tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van richtlijn 91/492/EEG van de Raad wat betreft de maximumgehalten en analysemethoden voor bepaalde mariene biotoxinen in tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen.

  • 3 Indien de uitslagen van de analyses, uitgevoerd met in het tweede lid bedoelde methoden, uiteenlopen, geldt de bioassay in muizen als referentiemethode.

Artikel 19b

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 In afwijking van artikel 19, eerste lid, onder a, j°bijlage VIII, punt 6, mag in levende tweekleppige weekdieren van de soorten Pecten maximus en Pecten jacobaeus het gehalte aan ASP in de voor consumptie door de mens bestemde adductor of gonaden ten hoogste 20 mg DA per kg volgens de HPLC-analysemethode bedragen, voor zover:

    • a. deze weekdieren zijn verzameld en vervoerd met inachtneming van de ter zake door het Productschap Vis ter uitvoering van beschikking 2002/226/EG gestelde voorschriften;

    • b. in de erkende inrichting, bedoeld in artikel 5, eerste lid, die een door de bevoegde autoriteit verleende vergunning heeft voor de specifieke bereiding van deze weekdieren, de hepatopancreas, de weke delen, en alle weke delen die niet voldoen aan de ter zake door het Productschap Vis ter uitvoering van beschikking 2002/226/EG gestelde voorschriften, volledig zijn verwijderd.

  • 2 Een in het eerste lid, onder b, bedoelde vergunning wordt verleend onder het voorschrift dat artikel 6 door de desbetreffende inrichting met betrekking tot dit artikel correct zal worden toegepast. De vergunning wordt ingetrokken indien dit voorschrift niet in acht wordt genomen.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 Het binnen Nederlands grondgebied brengen van partijen tweekleppige weekdieren is slechts toegestaan indien zij voldoen aan de door de Europese Commissie krachtens artikel 9, derde lid, van de richtlijn tweekleppige weekdieren terzake vastgestelde beschikkingen.

  • 2 Bij gebreke van de in het eerste lid bedoelde voorwaarden is het binnen Nederlands grondgebied brengen van partijen levende tweekleppige weekdieren slechts toegestaan indien zij vergezeld gaan van een schriftelijke verklaring, afgegeven door de bevoegde autoriteit van het land van verzending, waaruit blijkt dat de waren voldoen aan de bij deze regeling gestelde voorwaarden en de overige op basis van de Warenwet ter uitvoering van de richtlijn tweekleppige weekdieren terzake vastgestelde voorschriften.

Artikel 20a

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Een wijziging van Richtlijn 88/320/EEG treedt voor de toepassing van deze regeling in werking met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uiterlijk uitvoering moet zijn gegeven.

§ 3a. Slakken

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Artikel 20b

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 De bevoegde instantie erkent op verzoek een inrichting voor de bereiding van slakken indien de ter zake relevante eisen van bijlage I en II, in acht zijn genomen.

  • 2 Slakken zijn afkomstig van:

    • a. een op de voet van het eerste lid erkende inrichting voor de bereiding van slakken; of

    • b. een inrichting voor de bereiding van slakken die erkend is krachtens bijlage II, hoofdstuk 3, punt B.1, tweede streepje, van richtlijn 92/118/EEG, voor zover de waar afkomstig is uit een andere lidstaat van de Europese Unie of uit een staat die partij is bij de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte.

Artikel 20c

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 Een in artikel 20b, onder a, bedoelde erkende inrichting voor de bereiding van slakken:

    • a. voert interne controles uit overeenkomstig bijlage XIV;

    • b. verricht steekproefsgewijs organoleptische controles; en

    • c. licht de bevoegde instantie in indien uit laboratoriumonderzoek of uit enige andere informatie waarover de inrichting beschikt, blijkt dat sprake is van een ernstig veterinair risico of risico voor de volksgezondheid.

  • 2 Slakken die blijkens de in het eerste lid, onder b, bedoelde controles niet geschikt zijn voor consumptie door de mens, worden uit de handel genomen en gedenatureerd, zodat zij niet opnieuw voor consumptie door de mens gebruikt kunnen worden.

Artikel 20d

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 Dit artikel geldt voor de bewerking van vlees van van de schelp ontdane slakken.

  • 2 Een inrichting voor de bereiding van slakken beschikt, al naar gelang van de omvang van de activiteiten, over aparte lokalen of ruimten:

    • a. voor het opslaan van het materiaal voor verpakking en onmiddellijke verpakking;

    • b. voor het inslaan en opslaan van levende slakken;

    • c. voor het wassen, het broeien, het verwijderen van de schelpen, en het opmaken;

    • d. voor het opslaan en, eventueel, het reinigen en behandelen van de schelpen;

    • e. om het vlees eventueel een warmtebehandeling te laten ondergaan;

    • f. om het vlees van een onmiddellijke verpakking of een verpakking te voorzien; en

    • g. voor het opslaan van de eindproducten in koelinstallaties.

  • 3 Slakken worden vóór het broeien gecontroleerd; dode slakken worden niet bereid voor consumptie door de mens.

  • 4 Nadat de slakken van hun schelp zijn ontdaan, wordt ervoor gezorgd dat de bij de opmaak verwijderde hepatopancreas niet voor consumptie door de mens kan worden gebruikt.

Artikel 20e

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Een inrichting waar conserven van slakken worden bereid, voldoet aan de ter zake relevante eisen in bijlage II, hoofdstuk IV, punt 4.

Artikel 20f

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 Dit artikel geldt voor bereide slakken.

  • 2 Inrichtingen waar bereide slakken worden verwerkt beschikken, al naar gelang hun activiteiten, over aparte lokalen of ruimten voor:

    • a. het opslaan van van de schelp ontdaan slakkenvlees in koelinstallaties;

    • b. het opslaan van schone schelpen;

    • c. het opslaan van broodbereidingsproducten;

    • d. het bereiden van het vulsel;

    • e. het koken en het afkoelen;

    • f. het inbrengen van het vlees en het vulsel in de schelp en het aanbrengen van een onmiddellijke verpakking in een lokaal met gecontroleerde temperatuur;

    • g. eventueel, het bevriezen; en

    • h. het opslaan van eindproducten in koelinstallaties.

  • 3 Een inrichting waar bereide slakken worden verwerkt voldoet aan de ter zake relevante voorwaarden van hoofdstuk IX van bijlage B bij richtlijn nr. 77/99/EEG van de Raad van de Europese Unie van 21 december 1976 inzake gezondheidsvraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in vleesproducten (PbEG 1977, L 26).

  • 4 Het gebruikte slakkenvlees voldoet vóór het koken aan de voor geblancheerd slakkenvlees vastgestelde voorwaarden.

Artikel 20g

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 De slakken worden van een onmiddellijke verpakking en een verpakking voorzien, opgeslagen en vervoerd overeenkomstig de ter zake relevante hygiënevoorschriften van de bijlagen IV en VI.

  • 2 Op de verpakking en de onmiddellijke verpakking van slakken wordt een identificatiemerk aangebracht dat de volgende vermeldingen bevat: in hoofdletters de naam of de beginletters van het land van verzending, gevolgd door het erkenningsnummer van de inrichting, en een van de volgende afkortingen: CE, EC, EF, EG, EK of FY.

Artikel 20h

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Van de schelp ontdane, bereide of verduurzaamde slakken, afkomstig uit een derde land:

  • a. bevatten op de verpakkingen en de onmiddellijke verpakkingen op onuitwisbare wijze de naam of de ISO-code van het land van herkomst en het erkenningsnummer van de producerende inrichting; en

  • b. gaan per partij vergezeld van het keuringscertificaat, bedoeld in bijlage II, hoofdstuk 3, punt I.C.2, bij richtlijn 92/118/EEG.

§ 3b. Kikkerbillen

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Artikel 20i

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 De bevoegde instantie erkent op verzoek een inrichting voor de bereiding van kikkerbillen indien de ter zake relevante eisen van bijlage I en II, in acht zijn genomen.

  • 2 Kikkerbillen zijn geslacht, uitgebloed, bereid en eventueel gekoeld, bevroren, verwerkt, verpakt en opgeslagen in:

    • a. een op de voet van het eerste lid erkende inrichting voor de bereiding van kikkerbillen; of

    • b. een inrichting voor de bereiding van kikkerbillen die erkend is krachtens bijlage II, hoofdstuk 3, punt B.1, tweede streepje, van richtlijn 92/118/EEG, voor zover de waar afkomstig is uit een andere lidstaat van de Europese Unie of uit een staat die partij is bij de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte.

Artikel 20j

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 Een in artikel 20i, tweede lid, onder a, bedoelde erkende inrichting voor de bereiding van kikkerbillen:

    • a. voert interne controles uit overeenkomstig bijlage XIV;

    • b. verricht steekproefsgewijs organoleptische controles; en

    • c. licht de bevoegde instantie in indien uit laboratoriumonderzoek of uit enige andere informatie waarover de inrichting beschikt, blijkt dat sprake is van een ernstig veterinair risico of risico voor de volksgezondheid.

  • 2 Kikkerbillen die blijkens de in het eerste lid, onder b, bedoelde controles niet geschikt zijn voor consumptie door de mens, worden uit de handel genomen en gedenatureerd, zodat zij niet opnieuw voor consumptie door de mens gebruikt kunnen worden.

Artikel 20k

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Een inrichting waar kikkerbillen worden bereid, beschikt over een afzonderlijk lokaal voor het opslaan en het wassen van de levende kikkers, en voor het slachten en uitbloeden ervan, dat materieel gescheiden is van de ruimte waar de kikkerbillen worden bereid.

Artikel 20l

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 Vóór de slachting gestorven kikkers worden niet bereid voor consumptie door de mens.

  • 2 Kikkerbillen worden onmiddellijk na de bereiding overvloedig met stromend drinkwater water gewassen en direct:

    • a. gekoeld tot de temperatuur van smeltend ijs;

    • b. bevroren tot een temperatuur van ten hoogste -18°C; of

    • c. verwerkt met inachtneming van bijlage II.

Artikel 20m

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 De kikkerbillen worden van een onmiddellijke verpakking en een verpakking voorzien, opgeslagen en vervoerd overeenkomstig de ter zake relevante hygiënevoorschriften van de bijlagen IV en VI.

  • 2 Op de verpakking en de onmiddellijke verpakking van kikkerbillen wordt een identificatiemerk aangebracht dat de volgende vermeldingen bevat: in hoofdletters de naam of de beginletters van het land van verzending, gevolgd door het erkenningsnummer van de inrichting, en een van de volgende afkortingen: CE, EC, EF, EG, EK of FY.

Artikel 20n

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Kikkerbillen, afkomstig uit een derde land:

  • a. bevatten op de verpakkingen en de onmiddellijke verpakkingen op onuitwisbare wijze de naam of de ISO-code van het land van herkomst en het erkenningsnummer van de producerende inrichting; en

  • b. gaan per partij vergezeld van het keuringscertificaat, bedoeld in bijlage II, hoofdstuk 3, punt I.C.2, bij richtlijn 92/118/EEG.

§ 3c. Handelsbenamingen

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Artikel 20o

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

De lijst met handelsbenamingen, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van verordening (EG) 104/2000, is opgenomen in bijlage XVI.

De

Minister

van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Bijlage I. Hygiëne-eisen voor inrichtingen

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Alemene hygiëne-eisen

A. Algemene hygiëne-eisen voor ruimten en materieel

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 Vloeren, wanden, plafonds en scheidswanden, materieel en werktuigen die bij de be- en verwerking van visserijproducten worden gebruikt, worden goed schoon gehouden en worden goed onderhouden, zodat zij geen oorzaak kunnen zijn van besmetting van de produkten.

  • 2 Knaagdieren, insekten en ander ongedierte worden systematisch verdelgd. Rattenverdelgingsmiddelen, insecticiden, ontsmettingsmiddelen en andere enigszins giftige stoffen worden opgeslagen in ruimten of kasten die kunnen worden afgesloten. Het gebruik ervan mag geen gevaar opleveren voor besmetting van de produkten.

  • 3 Werkplaatsen, gereedschap en materieel mogen uitsluitend voor de be- en verwerking van visserijproducten worden gebruikt. Zij mogen evenwel, na toestemming van de bevoegde instantie, gelijktijdig of op andere tijdstippen worden gebruikt voor de bereiding van andere levensmiddelen.

  • 4 Er mag uitsluitend drinkwater of schoon zeewater worden gebruikt. Bij wijze van uitzondering mag evenwel niet-drinkbaar water worden gebruikt voor het koelen van de machines, het opwekken van stoom en het bestrijden van brand, mits de daartoe aangebrachte leidingen het gebruik van het water voor andere doeleinden onmogelijk maken en geen gevaar opleveren voor besmetting van de produkten.

  • 5 Alleen op basis van de Bestrijdingsmiddelenwet toegelaten ontsmettingsmiddelen, alsmede reinigings- en soortgelijke middelen welke niet schadelijk zijn voor de volksgezondheid, mogen worden gebruikt. Deze middelen worden zodanig gebruikt dat de uitrusting, het materieel en de produkten er niet door worden aangetast.

B. Algemene hygiëne-eisen voor het personeel

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 De grootst mogelijke zindelijkheid is vereist voor het personeel, en met name:

    • a. dient het personeel, en in het bijzonder de personen die betrokken zijn bij het hanteren van visserijproducten die besmet kunnen raken, geschikte en schone werkkleding en een schoon hoofddeksel te dragen dat de haren volledig bedekt;

    • b. dient het bij het hanteren en de bewerking van visserijproducten betrokken personeel ten minste telkens voordat de werkzaamheden worden hervat, de handen te wassen; wonden aan de handen moeten worden afgedekt met waterdicht wondverband;

    • c. mag in de werk- en opslagruimten niet worden gerookt, gespuwd, gedronken of gegeten.

  • 2 De werkgever dient de nodige maatregelen te nemen om te voorkomen dat personen die een bron van besmetting zouden kunnen zijn, bij de be- en verwerking en het hanteren van visserijproducten worden betrokken, totdat is aangetoond dat die personen dat werk kunnen verrichten zonder gevaar voor besmetting. Bij aanwerving dienen personen die betrokken zijn bij de be- en verwerking en het hanteren van visserijproducten door middel van een doktersattest te bewijzen dat niets hun tewerkstelling in de weg staat.

Bijlage II. Bijzondere eisen voor het hanteren van visserijproducten in inrichtingen

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Hoofdstuk I. Eisen ten aanzien van verse produkten

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 Wanneer gekoelde onverpakte produkten niet onmiddellijk na aankomst in de inrichtingen worden verdeeld, verzonden, bewerkt of verwerkt worden zij onder ijs opgeslagen of uitgestald in een koelruimte van de inrichting. Het ijs wordt zo vaak als nodig vervangen; het gebruikte ijs, met of zonder zout, is bereid met drinkwater of schoon zeewater en wordt onder hygiënische omstandigheden opgeslagen in speciaal daarvoor bestemde containers; deze containers worden schoon gehouden en worden goed onderhouden. Voorverpakte, verse produkten worden gekoeld met ijs of met een mechanisch koelapparaat waarmee vergelijkbare temperatuursomstandigheden worden verkregen.

  • 2 Indien de bewerkingen zoals het ontkoppen en het strippen niet aan boord zijn uitgevoerd, wordt daarbij de nodige hygiëne in acht genomen; de produkten worden onmiddellijk daarna uitvoerig gewassen met drinkwater of schoon zeewater.

  • 3 Bewerkingen zoals het fileren en in moten verdelen dienen met de nodige voorzorgen te worden omgeven om besmetting of verontreiniging van de filets en de moten te voorkomen, en elders te geschieden dan met name het ontkoppen en het strippen. Filets en moten mogen niet langer op de werktafel blijven liggen dan nodig is voor de bewerking, en worden vervolgens door adequate verpakking tegen besmetting beschermd. Filets en moten die bestemd zijn om vers te worden verkocht, worden zo spoedig mogelijk na de bewerking gekoeld.

  • 4 De ingewanden en de delen die een gevaar voor de volksgezondheid kunnen vormen, moeten worden afgezonderd en uit de buurt worden gehouden van de voor menselijke consumptie bestemde produkten.

  • 5 De voor verdeling of opslag van verse visserijproducten gebruikte recipiënten zijn zo ontworpen, dat zowel de bescherming tegen besmetting als de bewaring van de produkten in bevredigende hygiënische omstandigheden gegarandeerd zijn, en met name dat het smeltwater gemakkelijk kan wegvloeien.

  • 6 Tenzij bijzondere voorzieningen aanwezig zijn voor de continue afvoer van afval, wordt dat afval opgeslagen in waterdichte, van een deksel voorziene recipiënten, die gemakkelijk kunnen worden gereinigd en ontsmet. Het afval wordt geregeld verwijderd van de werkplaatsen. Het wordt ofwel continu, ofwel zodra de recipiënten vol zijn, en op zijn minst aan het eind van elke werkdag afgevoerd in speciale waterdichte containers van corossiebestendig materiaal of naar een speciale ruimte voor de opslag van deze containers indien deze niet op zijn minst aan het eind van elke werkdag kunnen worden afgevoerd. De recipiënten, containers of ruimte voor het afval worden na gebruik telkens zorgvuldig gereinigd en, zo nodig, ontsmet. Het opgeslagen afval mag geen bron van besmetting voor de inrichting vormen of hinder voor de omgeving veroorzaken.

Hoofdstuk II. Eisen ten aanzien van ingevroren produkten

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 Verse produkten die worden ingevroren, voldoen aan de in hoofdstuk I van deze bijlage vastgestelde eisen.

  • 2 De in punt 1 bedoelde produkten worden snel ingevroren tot en bewaard bij de bij deze regeling voorgeschreven temperatuur. Voor hele vissen die ingevroren worden in pekel en verder worden verwerkt tot conserven kunnen evenwel hogere temperaturen dan die welke bij deze regeling zijn voorgeschreven worden aanvaard doch niet hoger dan -9 °C, zulks omwille van technische redenen die verband houden met de wijze van invriezen en het behandelen van deze produkten.

Hoofdstuk III. Eisen ten aanzien van ontdooide produkten

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Inrichtingen die visserijproducten ontdooien, voldoen aan de volgende eisen:

  • 1. de visserijproducten worden ontdooid onder passende, hygiënische omstandigheden: besmetting van de produkten wordt vermeden en er wordt gezorgd voor een goede afvoer van het smeltwater. Tijdens het ontdooien mag de temperatuur van deze produkten niet bovenmatig toenemen;

  • 2. na het ontdooien worden de produkten gehanteerd overeenkomstig het bepaalde bij deze regeling. Als ze worden bewerkt of verwerkt, geschiedt dat zo snel mogelijk. Als de produkten rechtstreeks in de handel worden gebracht, komt een duidelijk zichtbare vermelding met betrekking tot de ontdooide staat van de vis op de verpakking voor, overeenkomstig artikel 4, lid 5, van het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen.

Hoofdstuk IV. Eisen ten aanzien van verwerkte produkten

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 erse, bevroren of ontdooide producten bestemd voor verwerking voldoen aan de in hoofdstuk I, hoofdstuk II onderscheidelijk hoofdstuk III van deze bijlage vastgestelde eisen.

  • 2

    • a. Als een behandeling wordt toegepast om de ontwikkeling van ziekteverwekkende micro-organismen tegen te gaan, of als een dergelijke behandeling een belangrijk element van de conservering van het produkt is, dient deze behandeling wetenschappelijk te zijn erkend.

    • b. Onverminderd de door het Produktschap Vis ter uitvoering van de richtlijn twee-kleppige weekdieren terzake vastgestelde voorschriften mogen, om de ontwikkeling van ziekteverwekkende micro-organismen tegen te gaan, levende tweekleppige weekdieren of zeeslakken die afkomstig zijn uit produktiegebieden B of C en niet zijn heruitgezet of gezuiverd uitsluitend de onder c of d omschreven behandelingen ondergaan:

    • c. Sterilisatie

      Tweekleppige weekdieren of zeeslakken mogen in hermetisch gesloten recipiënten worden gesteriliseerd overeenkomstig bijlage II, hoofdstuk IV, onder 4.

    • d. Andere warmtebehandelingen

      Niet van de schelp ontdane en niet-diepgevroren tweekleppige weekdieren of zeeslakken mogen volgens een van de onderstaande methodes worden behandeld:

      • ieur

        • -

          Onderdompeling in kokend water zolang als nodig is om ervoor te zorgen dat de kerntemperatuur van het vlees van de weekdieren ten minste 90 °C bedraagt;

        • -

          handhaving van deze minimale kerntemperatuur gedurende ten minste 90 seconden.

      • Koken gedurende 3 tot 5 minuten in een gesloten recipiënt waarin:

        • -

          de temperatuur ligt tussen de 120 °C en 160 °C; – de druk ligt tussen 2 en 5 kg/cm, gevolgd door verwijdering van de schelpen en diepvriezen van het vlees tot een kerntemperatuur van -20 °C.

      e. De persoon die verantwoordelijk is voor de inrichting houdt een register, van de toegepaste behandelingen bij. Al naargelang de soort behandeling die is toegepast wordt de duur en de temperatuur van een warmtebehandeling, de zoutconcentratie, de pH en het watergehalte opgetekend en gecontroleerd. Deze registers worden bewaard gedurende een periode die ten minste even lang is als de conserveringsperiode van het produkt.

  • 3 Op de verpakking van produkten waarvan de houdbaarheid slechts voor een beperkte periode wordt gegarandeerd na toepassing van een behandeling zoals zouten, roken, drogen of marineren, wordt overeenkomstig artikel 16 van het Warenwetbesluit Etikettering van Levensmiddelen een vermelding houdende aanwijzing omtrent het bewaren gebezigd.

  • 4 Conserven

    Bij de vervaardiging van visserijproducten die in hermetisch gesloten recipiënten gesteriliseerd worden, wordt ervoor gezorgd dat:

    • a. het voor de bereiding van de conserven gebruikte water drinkwater is;

    • b. een verantwoord warmtebehandelingsprocédé wordt toegepast dat voldoet aan belangrijke criteria zoals de verwarmingstijd, de temperatuur, het vullen, de grootte van de recipiënten en dat de desbetreffende gegevens worden geregistreerd. De toegepaste warmtebehandeling volstaat om ziekteverwekkende kiemen en de sporen van pathogene micro-organismen te vernietigen of te inactiveren. Op de verwarmingsapparatuur dient een voorziening aanwezig te zijn aan de hand waarvan kan worden nagegaan of de recipiënten wel een deugdelijke warmtebehandeling hebben ondergaan. Na de warmtebehandeling dienen de recipiënten met drinkwater te worden afgekoeld, onverminderd de aanwezigheid van chemische additieven die gebruikt worden overeenkomstig de goede technologische praktijken ter voorkoming van corrosie van apparatuur en recipiënten;

    • c. verdere steekproefcontroles worden uitgevoerd door de producent ten einde vast te stellen of de verwerkte produkten een doeltreffende behandeling hebben ondergaan; deze controles worden verricht aan de hand van:

      • -

        incubatietests: incubatie dient te geschieden bij 37 °ieurC gedurende zeven dagen of bij 35 °C gedurende tien dagen, of bij elke andere gelijkwaardige combinatie;

      • -

        microbiologisch onderzoek van de inhoud van de recipiënten uit het laboratorium van de inrichting of in een ander goedgekeurd laboratorium;

    • d. de dagproduktie wordt bemonsterd met een van tevoren bepaalde frequentie om na te gaan of het felsen of de toepassing van een andere methode van hermetische sluiting op doeltreffende wijze plaatsvindt: daartoe moet adequate apparatuur aanwezig zijn om dwarsdoorsneden van de felsnaad van gesloten recipiënten te kunnen onderzoeken;

    • e. de recipiënten worden gecontroleerd op eventuele beschadiging;

    • f. alle recipiënten die een warmtebehandeling onder vrijwel identieke omstandigheden hebben ondergaan, worden voorzien van vermelding betreffende de produktiepartij overeenkomstig het bepaalde in artikel 5, eerste lid, onder i, jo. artikel 22 van het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen.

  • 5 Roken

    Het roken geschiedt in een afgescheiden ruimte of op een speciale plaats die, indien nodig, is voorzien van een ventilatiesysteem om te voorkomen dat de bij de verbranding vrijkomende rook en warmte terechtkomen in de andere ruimten en plaatsen waar de visserijproducten worden bewerkt, verwerkt of opgeslagen.

    • a. Bij het roken van vis gebruikt materiaal voor de ontwikkeling van rook mag niet worden opgeslagen op de plaats waar de vis wordt gerookt en wordt zo gebruikt dat de produkten daarbij niet worden besmet;

    • b. hout dat is geverfd, gelakt, gelijmd of dat enige andere bewerking met chemische conserveringsmiddelen heeft ondergaan, mag niet gebruikt worden als materiaal voor de ontwikkeling van rook door verbranding;

    • c. na het roken worden de produkten snel afgekoeld tot de temperatuur die vereist is voor de conservering van de produkten, voordat deze worden verpakt.

  • 6 Zouten

    • a. Zouten dient te geschieden op andere plaatsen dan die waar de andere behandelingen plaatsvinden en van die plaatsen voldoende verwijderd zijn;

    • b. bij de behandeling van visserijproducten gebruikt zout dient schoon te zijn en wordt zo opgeslagen, dat besmetting wordt voorkomen. Het mag niet opnieuw gebruikt worden;

    • c. de zoutkuipen zijn zo gebouwd, dat elke mogelijke verontreiniging van de visserijproducten tijdens het zoutingsproces wordt voorkomen;

    • d. de zoutkuipen en de plaatsen waar het zouten plaatsvindt, worden vooraf gereinigd.

  • 7 Gekookte schaal- en weekdierprodukten

    Bij het koken van schaal- en weekdieren dienen de volgende voorschriften in acht te worden genomen:

    • a. na het koken worden de produkten snel afgekoeld. Het daartoe gebruikte water dient drinkwater of schoon zeewater te zijn. Indien geen andere conserveringsmethode worden gebruikt, wordt de afkoeling voortgezet totdat de temperatuur van smeltend ijs is bereikt;

    • b. de schalen en schelpen dienen op hygiënische wijze te worden verwijderd, zodat besmetting van het produkt wordt voorkomen. Indien dit met de hand gebeurt, wast het personeel de handen zeer zorgvuldig en worden alle gebruikte werkoppervlakken zorgvuldig gereinigd. Indien machines worden gebruikt worden deze met korte tussenpozen gereinigd en na elke werkdag ontsmet. Na het verwijderen van schalen of schelpen worden de gekookte produkten onmiddellijk ingevroren of afgekoeld tot een temperatuur waarbij geen ziektekiemen meer kunnen groeien en worden zij in daartoe geschikte ruimten opgeslagen;

    • c. de producent onderwerpt zijn produkten, tijdens het produktieproces en vóórdat deze worden verhandeld, periodiek aan microbiologische controles, met inachtneming van de volgende voorschriften;

    • d. overeenkomstig artikel 6 worden bemonsteringsschema's opgesteld waarbij rekening wordt gehouden met de aard van de produkten (hele produkten, van schelp of schaal ontdane produkten), met de kooktemperatuur en -tijd en met de risicoanalyse;

    • e. in de in onderdeel d bedoelde schema's wordt een verbintenis opgenomen dat, voor het geval de in de onderdelen g en h vastgestelde normen zijn overschreden:

      • -

        de bevoegde autoriteit van de gevonden resultaten, van de maatregelen die inzake de betrokken partijen zijn genomen en van de in het tweede streepje bedoelde maatregelen op de hoogte wordt gebracht;

      • -

        de methoden voor toezicht worden herzien en de kritische punten worden gecontroleerd om na te gaan waar zich de besmettingsbron bevindt, waarbij tevens de frequentie van de analyses wordt verhoogd;

      • -

        de partijen waarin ziektekiemen, als bedoeld in onderdeel g, zijn aangetroffen of waarin de in onderdeel h vastgestelde M-waarde voor Staphylococcus aureus is overschreden, niet zullen worden verhandeld met het oog op menselijke consumptie;

    • f. de voor de controle van de in onderdelen g, h en i vastgestelde microbio-logische normen gebruikte analysemethoden worden, tezamen met de corresponderende resultaten, geregistreerd;

    • g. ziektekiemen

      Soort kiem Norm

      Salmonella spp. Afwezig in

      25 g

      n = 5

      c = 0

      Bovendien mogen op grond van de risico-analyse op te sporen ziekteverwekkende micro-organismen en toxines daarvan niet voorkomen in hoeveelheden die de gezondheid van de consumenten kunnen schaden.

    • h. kiemen die op een gebrek aan hygiëne wijzen (van schelp of schaal ontdane produkten)

      Soort kiem Norm (/g)

      Staphylococcus aureus m = 100

      M = 1.000

      n = 5

      c = 2

      of thermotolerante

      coliformen (44 °C in een

      vaste voedingsbodem) m = 10

      M = 100

      n = 5

      c = 2

      of Escherichia coli (in een

      vaste voedingsbodem) m = 10

      M = 100

      n = 5

      c = 1

      De parameters n, m, M en c worden als volgt vastgesteld:

      • n = aantal eenheden waaruit het monster bestaat;

      • m = drempelwaarde waaronder alle resultaten bevredigend worden geacht;

      • M = maximumwaarde waarboven de resultaten niet meer bevredigend worden geacht;

      • c = aantal monstereenheden die waarden opleveren tussen m en M.

      De kwaliteit van een partij wordt geacht:

      • a) bevredigend te zijn als alle geconstateerde waarden kleiner zijn dan of gelijk zijn aan 3m;

      • b) aanvaardbaar te zijn als alle geconstateerde waarden tussen 3m en 10m (= M) liggen en als c/n kleiner is dan of gelijk is aan 2/5.

      De kwaliteit van een partij wordt onbevredigend geacht:

      • -

        in alle gevallen waarin waarden worden geconstateerd die groter zijn dan M;

      • -

        als c/n groter is dan 2/5.

    • i. indicatorkiemen (richtsnoeren)

      Soort kiem Norm (/g)

      Mesofiele aërobe

      bacteriën (30 °C)

      a) Hele produkten m = 10.000

      M = 100.000

      n = 5

      c = 2

      b) Van schelp of

      schaal ontdane produkten,

      uitgezonderd krabvlees m = 50.000

      M = 500.000

      n = 5

      c = 2

      c) Krabvlees m = 100.000

      M = 1.000.000

      n = 5

      c = 2

    Deze richtsnoeren moeten de producenten helpen bij de beoordeling of hun inrichting goed functioneert en bij de toepassing van de procedures voor toezicht op de produktie.

  • 8 Vispulp

    Bij de vervaardiging van vispulp, verkregen door het visvlees mechanisch van de graten te scheiden, wordt aan de volgende voorwaarden voldaan:

    • a. het mechanisch van de graten scheiden van de visvleesresten geschiedt na het fileren zonder onredelijk oponthoud, met gebruikmaking van een grondstof zonder de ingewanden. Indien gebruik wordt gemaakt van de gehele vis, wordt die vooraf gestript en gewassen;

    • b. de machines worden met korte tussenpozen en ten minste om de twee uur, gereinigd;

    • c. de pulp wordt zo spoedig mogelijk na de vervaardiging ingevroren of verwerkt in een produkt dat voor invriezen of een stabiliserende behandeling is bestemd.

Hoofdstuk V. Eisen met betrekking tot parasieten

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1

    • a. Tijdens de produktie en voordat zij voor menselijke consumptie in de handel worden gebracht, worden de visserijproducten aan een visuele controle onderworpen voor de opsporing en de verwijdering van zichtbare parasieten. Vissen die duidelijk drager zijn van parasieten of de delen van vissen die duidelijk drager zijn van parasieten en die zijn verwijderd, mogen niet worden verhandeld met het oog op menselijke consumptie;

    • b. visuele controle wordt steeksproefgewijs op een representatief aantal vissen uitgevoerd. De voor een inrichting verantwoordelijke ondernemer bepaalt afhankelijk van de aard van de visserijproducten, de geografische oorsprong ervan en de bestemming, omvang en frequentie van deze controle;

    • c. tijdens de produktie wordt door het betrokken personeel de buikholte van een gestripte vis en de voor menselijke consumptie bestemde lever en kuit gecontroleerd;

    • d. afhankelijk van de toegepaste methode van strippen wordt de visuele controle als volgt verricht:

      • -

        bij manueel strippen: continue controle door het betrokken personeel bij strippen en spoelen;

      • -

        bij mechanisch strippen: steeksproefgewijze controle bij een representatief aantal vissen van ten minste tien vissen per partij;

    • e. visuele controle van visfilets en vismoten wordt door het betrokken personeel tijdens de opmaak na het fileren of het in moten snijden verricht. Wanneer in verband met de grootte van de filets of de fileerbewerkingen een individueel onderzoek onmogelijk is, wordt overeenkomstig de bepalingen van artikel 6, eerste lid, een bemonsteringsschema opgesteld. Wanneer onderzoek van de filets met tegenlicht uit technisch oogpunt mogelijk is, dient dit in het bemonsteringsschema te worden opgenomen.

  • 2 De in punt 3 bedoelde visserijproducten die bestemd zijn voor verbruik in ongewijzigde staat, dienen bovendien gedurende ten minste 24 uur een zodanige vriesbehandeling te hebben ondergaan dat de interne temperatuur van de visserijproducten ten hoogste -20 °C bedraagt. Deze vriesbehandeling wordt toegepast op het rauwe produkt of op het eindprodukt.

  • 3 Onderstaande visserijproducten voldoen aan de voorwaarden van punt 2:

    • a. vis bestemd om rauw of vrijwel rauw te worden verbruikt, zoals jonge haring (maatje);

    • b. de volgende soorten, als zij een koud rookproces ondergaan waarbij de interne temperatuur van de vis onder 60 °C blijft:

      • -

        haring,

      • -

        makreel,

      • -

        sprot,

      • -

        wilde Atlantische en Pacifische zalm;

    • c. gemarineerde haring, als de toegepaste behandeling niet volstaat om de larven van nematoden te doden;

    • d. gezouten haring, als de toegepaste behandeling niet volstaat om de larven van nematoden te doden.

  • 4 Onverminderd het bepaalde in punt 3, onder c, dient de ondernemer die als grondstof voor de vervaardiging van ingelegde haring gebruik maakt van verse haring, welke geen vriesbehandeling overeenkomstig de voorwaarden van punt 2 heeft ondergaan, met betrekking tot de vervaardiging van ingelegde haring één van de, in de punten 5 en 6 onderscheidenlijk als A en B, omschreven werkwijzen te volgen.

  • 5 Werkwijze A

    • a. Het marineerproces van verse haring, welke tot ingelegde haring wordt verwerkt, dient onafgebroken in dezelfde bedrijfsruimte te geschieden in een voorbad in een gesloten recipiënt;

    • b. voor de aanvang van het marineerproces dient de onder a bedoelde recipiënt zodanig met verse haring en vloeistof te zijn gevuld dat de laaghoogte van het mengsel van de zich in het voorbad bevindende haring en vloeistof niet hoger is dan 55 cm;

    • c. na afloop van een termijn van 10 etmalen, te rekenen vanaf de aanvang van het marineerproces, dient de samenstelling van het voorbad zodanig te zijn, dat op elke plaats in de recipiënt de zuurgraad (pH) ten hoogste 4,2 en het keukenzoutgehalte ten minste 6,5% bedraagt;

    • d. indien de samenstelling van het voorbad na afloop van de onder c bedoelde termijn voldoet aan de onder c vermelde eisen, mag het marineerproces in hetzelfde voorbad worden voortgezet; in welk geval het proces niet eerder mag worden beëindigd dan nadat, te rekenen vanaf de aanvang van het proces, ten minste 30 etmalen zijn verstreken.

  • 6 Werkwijze B

    • a. Het marineerproces van verse haring, welke tot ingelegde haring wordt verwerkt, dient onafgebroken in dezelfde bedrijfsruimte te geschieden in een voorbad in een al dan niet gesloten recipiënt;

    • b. voor de aanvang van het marineerproces dient de onder a bedoelde recipiënt zodanig met verse haring en vloeistof te zijn gevuld, dat na afloop van een termijn van 10 etmalen (zonder dat gedurende deze termijn enige toevoeging van haring of vloeistof heeft plaatsgevonden) de samenstelling van het voorbad zodanig is, dat op elke plaats in de recipiënt de zuurgraad (pH) ten hoogste 4,4 en het keukenzoutgehalte ten minste 3,5% bedraagt;

    • c. indien de samenstelling van het voorbad na afloop van de onder b bedoelde termijn voldoet aan de onder b vermelde eisen, mag het marineerproces in hetzelfde voorbad worden voortgezet; in welk geval het proces niet eerder mag worden beëindigd dan nadat, te rekenen vanaf de aanvang van het proces, ten minste 70 etmalen zijn verstreken.

  • 7 Onverminderd het bepaalde in punt 3, onder d, dient de ondernemer die als grondstof voor de vervaardiging van gezouten haring gebruik maakt van verse haring, welke geen vriesbehandeling overeenkomstig de voorwaarden van punt 2 heeft ondergaan, met betrekking tot de vervaardiging hiervan de volgende werkwijze te volgen. De haring dient gedurende 10 etmalen in een gesloten recipiënt, waarin het zoutgehalte van de pekel tenminste 20° Baumé beloopt, ononderbroken te zijn opgeslagen bij een temperatuur welke niet lager is dan 0 °C.

  • 8 De producenten dienen zien erop toe dat de in punt 3 bedoelde visserijproducten, of de bij de vervaardiging daarvan gebruikte grondstoffen, de in punt 2 bedoelde behandeling hebben ondergaan voordat zij voor consumptie worden verhandeld.

  • 9 De in punt 3 bedoelde visserijproducten dienen, wanneer zij worden verhandeld, vergezeld te gaan van een verklaring van de producent waaruit blijkt welke behandeling zij hebben ondergaan.

Bijlage III. Analytische en arganoleptische eisen

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Hoofdstuk I. Organoleptische controles

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

.

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

visserijproducten voldoen ten minste aan de organoleptische eisen van de laagste versheidsklasse van de gemeenschappelijke handelsnormen die zijn vastgesteld op basis van artikel 2 van verordening (EEG) nr. 3759/92 van de Raad van de Europese Unie van 17 december 1992 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (PbEG L 388).

Als op grond van de organoleptische beoordeling enige twijfel bestaat over de versheid van de visserijproducten, kunnen chemische of microbiologische controles worden uitgevoerd.

Hoofdstuk II. Chemische controles

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

A. Histamine

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Er worden monsters genomen die in een laboratorium worden onderzocht, ten einde de volgende parameters te controleren:

Histamine:

Per partij worden negen monsters genomen:

  • -

    de gemiddelde concentratie mag niet hoger zijn dan 100 mg/kg,

  • -

    bij ten hoogste twee monsters mag de concentratie meer dan 100 mg/kg, doch niet meer dan 200 mg/kg bedragen,

  • -

    bij geen enkel monster mag de concentratie meer dan 200 mg/kg bedragen.

Deze maximumconcentraties gelden alleen voor vissoorten die behoren tot de families Scombridae en Clupeidae. De vissen van deze families die een enzymatische rijping in pekel hebben ondergaan, mogen echter hogere histamineconcentraties bevatten, die evenwel het dubbele van bovengenoemde waarden niet mogen overschrijden.

B. TVB-N

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 Soorten waarvoor een grenswaarde voor TVB-N wordt vastgesteld:

    • a. Sebastes spp.;

      Helicolenus dactylopterus;

      Sebastichtys capensis;

    • b. Soorten die behoren tot de familie PLEURONECTIDAE (met uitzondering van heilbot: Hippoglossus sp.);

    • c. Salmo salar;

      Soorten die behoren tot de familie MERLUCCIIDAE;

      Soorten die behoren tot de familie GADIDAE.

  • 2 Verse, bewerkte of ingevroren visserijproducten die behoren tot de onder 1 bedoelde soorten, worden als niet geschikt voor menselijke consumptie beschouwd wanneer op grond van de organoleptische beoordeling twijfel bestaat over de versheid en bij chemische controle blijkt dat de volgende grenswaarden voor TVB-N (totale vluchtige base-stikstof) worden overschreden:

    • a. 25 milligram stikstof/100 gram vlees voor de onder 1, sub a, bedoelde soorten;

    • b. 30 milligram stikstof/100 gram vlees voor de onder 1, sub b, bedoelde soorten;

    • c. 35 milligram stikstof/100 gram vlees voor de onder 1, sub c, bedoelde soorten.

  • 3 De voor de controle op de grenswaarde voor TVB-N te gebruiken referentiemethode is de in bijlage XV beschreven methode voor de destillatie van een met perchloorzuur eiwitvrij gemaakt extract. Deze destillatie wordt uitgevoerd met behulp van een apparaat dat in hoofdlijnen overeenkomt met het in bijlage XV opgenomen model.

  • 4 Bij routinebepalingen voor de controle op de grenswaarde voor TVB-N kunnen de volgende methoden worden gebruikt:

    • a. de microdiffusiemethode, beschreven door Conway en Byrne (1933);

    • b. de directe destillatiemethode, beschreven door Antonacopoulos (1968);

    • c. de methode voor de destillatie van een met trichloorazijnzuur eiwitvrij gemaakt extract van het Comité van de Codex Alimentarius voor vis en visserijproducten (1968).

  • 5 Bij twijfel of geschillen over de resultaten van de volgens één van de onder 4 bedoelde methoden uitgevoerde analyse mag uitsluitend de onder 3 bedoelde referentie-methode worden gebruikt om de resultaten te controleren.

  • 6 Voor de bepaling van de concentratie van TVB-N wordt ongeveer 100 gram vlees genomen, dat op minimaal drie verschillende plaatsen van het monster wordt weggenomen en vervolgens wordt fijngemalen en vermengd.

Hoofdstuk III. Microbiologische controles

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

.

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Gekookte gepelde garnalen dienen de volgende microbiologische normen niet te overschrijden:

  • -

    Staphylococcus aureus niet meer dan 5000 per gram;

  • -

    Salmonella afwezig in 25 gram;

andere pathogene kiemen dienen afwezig te zijn.

Bijlage IV. Verpakken

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

.

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 Het verpakken vindt plaats onder bevredigende hygiënische omstandigheden, zodat elke besmetting van de visserijproducten wordt voorkomen.

  • 2 Het verpakkingsmateriaal en de produkten die met de visserijproducten in contact kunnen komen, voldoen aan alle hygiënische voorschriften, en met name:

    • -

      mogen zij geen verandering kunnen brengen in de organoleptische kenmerken van de visserijproducten;

    • -

      mogen zij geen voor de menselijke gezondheid schadelijke stoffen op de visserijproducten kunnen overbrengen;

    • -

      dienen zij voldoende stevig te zijn om de visserijproducten een doeltreffende bescherming te bieden.

  • 3 Het verpakkingsmateriaal mag geen tweede maal worden gebruikt tenzij het gaat om speciale ondoordringbare, gladde recipiënten van corrosiebestendig materiaal die gemakkelijk te reinigen en te ontsmetten zijn, die na reiniging en ontsmetting opnieuw kunnen worden gebruikt. Verpakkingsmateriaal voor verse produkten onder ijs moet zo zijn ontworpen dat het smeltwater kan wegvloeien.

  • 4 Nog niet gebruikt verpakkingsmateriaal wordt opgeslagen in een aparte ruimte, die gescheiden is van de produktieplaats en wordt beschermd tegen stof en besmetting.

Bijlage V. Vermeldingen

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Onverminderd het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen, dient het voor inspectiedoeleinden mogelijk te zijn de herkomst van de in de handel gebrachte visserijproduct en vast te stellen aan de hand van de merking of van de begeleidende documenten.

De volgende gegevens zijn daartoe op de verpakking en voorverpakking of, in geval van onverpakte producten, op de begeleidende documenten vermeld:

  • -

    de naam van het land van verzending, hetzij voluit geschreven, hetzij afgekort in hoofdletters, voor zover het een lid-staat van de Europese Unie betreft: B - DK - D - EL - E - F - IRL - I - L - NL - AT - P - FI - SE - UK

  • -

    de identificatie van de inrichting aan de hand van het officiële erkenningsnummer of, wanneer de producten in de handel worden gebracht via een afslag of een groothandelsmarkt, aan de hand van het registratienummer.

  • -

    voor zover van toepassing, een van de volgende afkortingen: CE - EC - EG - EK - EF - EY.

Deze gegevens staan op de verpakking bij elkaar, op een zodanige plaats dat er kennis van kan worden genomen zonder dat de verpakking behoeft te worden opengemaakt.

Bijlage VI. Opslag en vervoer

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

.

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 Bij het lossen en de aanvoer wordt besmetting van de visserijproducten vermeden; met name wordt ervoor gezorgd dat:

    • -

      het lossen en de aanvoer snel geschieden,

    • -

      de visserijproducten onverwijld worden ondergebracht in een beschermde omgeving in de vervoers-, opslag- of verkoopinstallaties of in een inrichting op de, gezien de aard van het produkt, juiste temperatuur en in voorkomend geval met ijs worden bedekt,

    • -

      geen apparatuur wordt gebruikt en geen behandelingen worden uitgevoerd die de eetbare delen van de visserijproducten kunnen aantasten.

  • 2 De bevoegde instantie kan in afwijking van punt 1 toestaan dat verse visserijproducten op de kade worden overgeladen in recipiënten die bestemd zijn om onmiddellijk te worden verzonden naar een inrichting, afslag of groothandelsmarkt.

  • 3 visserijproducten worden tijdens opslag en vervoer op de bij deze regeling voorgeschreven temperaturen gehouden:

    • -

      voor verse of ontdooide visserijproducten en voor produkten van gekookte en gekoelde schaal- en weekdieren: op de temperatuur van smeltend ijs;

    • -

      voor ingevroren visserijproducten, met uitzondering van ingevroren vis in pekel bestemd voor de fabricage van conserven: op een constante temperatuur van -18 °kop2LC of lager in alle delen van het produkt, met eventueel korte schommelingen naar boven van maximaal 3 °C tijdens het vervoer;

    • -

      voor verwerkte produkten: op de door de producent aangegeven temperatuur.

  • 4 Wanneer ingevroren visserijproducten van een koelhuis naar een inrichting worden vervoerd om er bij aankomst te worden ontdooid met het oog op bewerking of verwerking en wanneer de af te leggen afstand niet meer bedraagt dan 50 km of niet meer dan 1 uur in beslag neemt, kan de bevoegde instantie een afwijking van de eisen van punt 3, tweede streepje, toekennen.

  • 5 5. De produkten mogen niet worden opgeslagen of vervoerd met andere produkten die hun hygiënische kwaliteit nadelig kunnen beïnvloeden of die deze produkten kunnen besmetten, tenzij ze zo zijn verpakt dat voldoende bescherming wordt geboden.

  • 6 Voertuigen die voor het vervoer van visserijproducten worden gebruikt, zijn op zodanige wijze gebouwd en ingericht, dat de bij deze regeling voorgeschreven temperaturen tijdens de hele duur van het vervoer kunnen worden gehandhaafd. Indien de produkten worden gekoeld met ijs wordt ervoor gezorgd dat het smeltwater kan wegvloeien, zodat het niet in contact blijft met de produkten. De binnenwanden van de vervoermiddelen zijn op zodanige wijze afgewerkt, dat de hygiënische kwaliteit van de visserijproducten niet nadelig wordt beïnvloed. Zij zijn glad en gemakkelijk te reinigen en te ontsmetten.

  • 7 Vervoermiddelen voor visserijproducten mogen niet worden gebruikt voor het vervoer van andere produkten die de visserijproducten zouden kunnen aantasten of besmetten, tenzij door grondige reiniging en vervolgens ontsmetting kan worden gegarandeerd dat de visserijproducten niet zullen worden besmet.

  • 8 visserijproducten mogen niet worden vervoerd in voertuigen of containers die niet schoon zijn en die ontsmet hadden moeten zijn.

  • 9 De omstandigheden waarin visserijproducten die levend in de handel worden gebracht, worden vervoerd, mogen deze produkten niet nadelig beïnvloeden.

Bijlage VII. Hygiëne-eisen voor verzendings- en zuiveringscentra

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Hoofdstuk I. Algemene hygiëne-eisen

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Een zeer hoge mate van zindelijkheid en hygiëne is vereist ten aanzien van het personeel, de gebouwen, het materieel en de arbeidsomstandigheden:

  • 1. personeel dat betrokken is bij de behandeling of de hantering van de levende tweekleppige weekdieren draagt met name schone werkkledij en indien nodig handschoenen die geschikt zijn voor het werk dat wordt verricht;

  • 2. het personeel onthoudt zich van gedragingen waardoor de levende tweekleppige weekdieren kunnen worden verontreinigd, met name van spuwen; een ieder die lijdt aan een ziekte die door levende tweekleppige weekdieren kan worden overgedragen, wordt, totdat hij genezen is, geweerd bij de behandeling en hantering van deze produkten;

  • 3. knaagdieren, insekten en ander ongedierte worden verdelgd en vervolgens wordt ervoor gezorgd dat de installaties daarvan vrij blijven; huisdieren worden buiten de installaties gehouden;

  • 4. ruimten, materieel en instrumenten die worden gebruikt bij het hanteren van levende tweekleppige weekdieren worden schoon gehouden en goed onderhouden; materieel en instrumenten worden aan het einde van elke werkdag en zo vaak als nodig is grondig gereinigd;

  • 5. ruimten, instrumenten en materieel mogen niet worden gebruikt voor andere doeleinden dan het hanteren van levende tweekleppige weekdieren, tenzij de bevoegde instantie daartoe machtiging heeft verleend;

  • 6. afval wordt op hygiënische wijze opgeslagen op een afzonderlijke plaats, en desnoods in gesloten containers die speciaal daarvoor worden gebruikt. Afval wordt geregeld uit de nabijheid van de inrichting verwijderd;

  • 7. de eindprodukten worden afgedekt opgeslagen en mogen niet op plaatsen komen die bestemd zijn voor het hanteren van andere dieren dan levende tweekleppige weekdieren, zoals bijvoorbeeld schaaldieren.

HoofdstukBijzondere eisen voor zuiveringscentra II

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Benevens aan de in de hoofdstuk I vastgestelde eisen wordt aan de volgende eisen voldaan:

  • 1. vóór de zuivering wordt het slik van de levende tweekleppige weekdieren verwijderd met schoon zeewater onder druk of met drinkwater. Deze eerste wasbeurt mag ook plaatsvinden in de zuiveringsbassins vóórdat met de zuivering wordt begonnen; daarbij blijven de waterafvoerkanalen tijdens de gehele eerste wasbeurt open en dient vóórdat met de eigenlijke zuivering wordt begonnen voldoende tijd te verlopen om de bassins volledig te laten leeglopen;

  • 2. het debiet van de aanvoer van zeewater in de zuiveringsbassins staat in verhouding tot het aantal ton levende tweekleppige weekdieren dat per uur wordt behandeld;

  • 3. voor de zuivering van levende tweekleppige weekdieren wordt schoon of via een behandeling schoongemaakt zeewater gebruikt; de afstand tussen de watervang en de plaats waar het afvalwater wordt geloosd, dient groot genoeg te zijn om verontreinigingen te voorkomen; behandeling van het zeewater, indien zulks nodig is, is toegestaan op voorwaarde dat de bevoegde instantie de doeltreffendheid van de behandelingsmethode heeft gecontroleerd; eventueel kan ook drinkwater worden gebruikt voor de bereiding van zeewater, op basis van de belangrijkste chemische bestanddelen daarvan;

  • 4. de hoeveelheid levende tweekleppige weekdieren die wordt gezuiverd, staat in verhouding tot de capaciteit van het zuiveringscentrum. Levende tweekleppige weekdieren worden continu gezuiverd gedurende een periode die lang genoeg is om te garanderen dat aan de in bijlage VIII neergelegde microbiologische eisen wordt voldaan. Deze begint op het ogenblik waarop de in het zuiveringsbassin aanwezige levende tweekleppige weekdieren onder water komen te staan, en loopt tot het ogenblik waarop deze uit het bassin worden verwijderd. Het zuiveringscentrum houdt rekening met de gegevens betreffende de grondstof (zoals de soort tweekleppige weekdieren, het gebied van oorsprong of het gehalte aan micro-organismen) ten einde de zuiveringsperiode eventueel te verlengen om ervoor te zorgen dat de levende tweekleppige weekdieren voldoen aan de in bijlage VIII neergelegde bacteriologische eisen;

  • 5. indien een zuiveringsbassin verscheidene partijen weekdieren bevat, zijn deze van dezelfde soort en afkomstig van eenzelfde produktiegebied of van verschillende gebieden met dezelfde gezondheidsstatus. De duur van de behandeling is gebaseerd op de tijd die nodig is voor de partij die het langste zuiveringsproces behoeft;

  • 6. levende tweekleppige weekdieren mogen niet in te dikke lagen worden gestapeld, zodat de schelpen zich tijdens het zuiveringsproces ongehinderd kunnen openen;

  • 7. in de zuiveringsbassins mogen op het moment waarop levende tweekleppige weekdieren er een zuiveringsproces ondergaan, geen visserijproducten of andere mariene diersoorten aanwezig zijn;

  • 8. na zuivering worden de schelpen van de levende tweekleppige weekdieren met zorg gewassen met veel drinkwater of schoon zeewater; dat kan eventueel gebeuren in het zuiveringsbassin zelf; het gebruikte water mag niet opnieuw in circulatie worden gebracht;

  • 9. zuiveringscentra hebben een eigen laboratorium of werken met een laboratorium dat beschikt over de nodige voorzieningen om de doeltreffendheid van het zuiveringssysteem aan de hand van microbiologische criteria te controleren. Laboratoria buiten het centrum moeten door de bevoegde instantie zijn goedgekeurd;

  • 10. de zuiveringscentra registreren regelmatig de volgende gegevens:

    • -

      de uitkomsten van het microbiologische onderzoek van het in de zuiveringsinstallatie gebruikte water bij aanvoer in de zuiveringsbassins;

    • -

      de uitkomsten van het microbiologische onderzoek van ongezuiverde levende tweekleppige weekdieren;

    • -

      de uitkomsten van het microbiologische onderzoek van gezuiverde levende tweekleppige weekdieren;

    • -

      de datum van levering en de hoeveelheid levende tweekleppige weekdieren die aan het zuiveringscentrum zijn geleverd en het aantal desbetreffende registratiedocumenten;

    • -

      het tijdstip waarop de zuiveringsinstallatie wordt gevuld en leeggemaakt (zuiveringsduur);

    • -

      gegevens inzake verzending na zuivering.

    Deze gegevens zijn volledig en nauwkeurig, en worden leesbaar opgetekend in een register dat permanent voor controle ter beschikking van de bevoegde instantie wordt gehouden;

  • 11. de Zuiveringscentra die partijen levende tweekleppige weekdieren naar verzendingscentra zenden geven een registratiedocument af dat door het Produktschap Vis ter uitvoering van de richtlijn tweekleppige weekdieren terzake is voorgeschreven;

  • 12. elke verpakking met gezuiverde levende tweekleppige weekdieren wordt voorzien van een etiket waaruit blijkt dat de weekdieren zijn gezuiverd.

Hoofdstuk III. Bijzondere eisen voor verzendingscriteria

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 Benevens aan de in de hoofdstuk I vastgestelde eisen wordt aan de volgende eisen voldaan:

    • a. de verwatering mag geen verontreiniging van het produkt veroorzaken; de verwaterinstallaties moeten worden gebruikt volgens de instructies van de bevoegde instantie, met name wat betreft de bacteriologische en chemische kwaliteit van het aldaar gebruikte zeewater;

    • b. materieel en containers in verwaterinstallaties mogen geen bron zijn van verontreiniging;

    • c. de procédés voor de groottesortering van levende tweekleppige weekdieren mogen niet resulteren in bijkomende verontreiniging van het produkt of in wijzigingen waardoor het produkt minder geschikt wordt voor vervoer en opslag na verpakking;

    • d. voor het wassen of reinigen van levende tweekleppige weekdieren mag alleen schoon zeewater of drinkwater onder druk worden gebruikt; het gebruikte water mag niet opnieuw in circulatie worden gebracht.

  • 2 Verzendingscentra mogen uitsluitend partijen levende tweekleppige weekdieren aanvaarden die:

    • -

      afkomstig zijn van een produktie-, heruitzettings- of verwatergebied dat voldoet aan de door het Produktschap Vis ter uitvoering van de richtlijn tweekleppige weekdieren terzake vastgestelde voorschriften; of

    • -

      afkomstig zijn van een zuiveringscentrum dat voldoet aan de bij deze regeling en de door het Produktschap Vis ter uitvoering van de richtlijn tweekleppige weekdieren terzake vastgestelde voorschriften; en

    • -

      vergezeld gaan van een registratie-document als bedoeld in hoofdstuk II, onder 11, van deze bijlage.

  • 3 Verzendingscentra hebben een eigen laboratorium of werken met een laboratorium dat beschikt over de nodige voorzieningen om onder meer te controleren of de weekdieren voldoen aan de bij deze regeling vastgestelde microbiologische normen. Laboratoria buiten de centra moeten door de bevoegde instantie zijn goedgekeurd. Deze eisen gelden echter niet voor verzendingscentra die uitsluitend weekdieren rechtstreeks betrekken uit een zuiveringscentrum waar zij reeds na zuivering zijn onderzocht.

  • 4 Verzendingscentra houden de volgende gegevens ter beschikking van de bevoegde instantie:

    • -

      de uitkomsten van het microbiologische onderzoek van levende tweekleppige weekdieren die uit een zuiveringscentrum, productiegebied, heruitzettings- of verwatergebied afkomstig zijn;

    • -

      de data van ontvangst en de hoeveelheden levende tweekleppige weekdieren die in het verzendingscentrum zijn ontvangen, alsmede de desbetreffende registratiedocumenten;

    • -

      gegevens inzake de verzending waarbij in ieder geval de volgende gegevens zijn vermeld:

    • -

      naam en adres van de geadresseerden,

    • -

      de datum en de hoeveelheden levende tweekleppige weekdieren welke zijn verzonden,

    • -

      het nummer (danwel de nummers) van het bij de partijen verzonden weekdieren behorende registratiedocument (danwel -documenten) van binnenkomst.

    Deze gegevens worden in chronologische volgorde geclasseerd en gedurende een door de bevoegde instantie vast te stellen periode van ten minste twaalf maanden bewaard.

  • 5

    • a. Verzendingscentra die zich op vaartuigen bevinden, zijn onderworpen aan de in punt 1, onder b, c en d en de punten 3 en 4 vastgestelde eisen;

    • b. De in de hoofdstuk I van deze bijlage neergelegde eisen gelden mutatis mutandis voor deze verzendingscentra.

Bijlage VIII. Analytische en organoleptische eisen

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

.

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Levende tweekleppige weekdieren, bestemd voor rechtstreekse menselijke consumptie, voldoen aan de volgende eisen:

  • 1. Zij zien er vers en levend uit; de schelpen zijn vrij van vuil, de dieren reageren adequaat op beklopping en bevatten een normale hoeveelheid lichaamsvocht.

  • 2. Bij een MPN-test met vijf proefbuisjes en drie verdunningen (proef uitgevoerd volgens de techniek van het meest waarschijnlijke aantal) of bij een andere bacteriologische test waarvan is aangetoond dat hij dezelfde nauwkeurigsheidsgraad heeft, moeten minder dan 300 faecale coliformen of 230 E. coli per 100 g vlees en lichaamsvocht worden gevonden.

  • 3. In 25 g vlees van weekdieren mag geen salmonella worden aangetroffen.

  • 4. Het totale gehalte aan PSP ('Paralytic Shellfish Poison') in de eetbare delen van weekdieren (het gehele dier of elk afzonderlijk eetbaar deel) mag niet meer bedragen dan 80 microgram per 100 g volgens de biologische analysemethode eventueel in combinatie met een chemische methode voor het opsporen van saxitoxine.

  • 5. De gewone biologische analysemethoden mogen geen positief resultaat te zien geven voor wat betreft de aanwezigheid van DSP ('Diarrhetic Shellfish Poison') in de eetbare delen van weekdieren (het gehele dier of elk afzonderlijk eetbaar deel).

  • 6. Het gehalte aan ASP (’Amnesic Shellfish Poisoning’) in de eetbare delen van weekdieren (het gehele dier of elk afzonderlijk eetbaar deel) is niet meer dan 20 microgram ’domoic acid’ per gram volgens gevalideerde HPLC-analysemethoden.

  • 7. Bij ontstentenis van routineprocedures voor de opsporing van virussen en van virologische normen, wordt de gezondheidscontrole gebaseerd op tellingen van faecale bacteriën.

Bijlage IX. Verpakking

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

.

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 De verpakking van levende tweekleppige weekdieren geschiedt onder bevredigende hygiënische omstandigheden.

    De recipiënten of containers:

    • -

      mogen de organoleptische eigenschappen van de levende tweekleppige weekdieren niet kunnen aantasten;

    • -

      mogen geen voor de menselijke gezondheid schadelijke stoffen op de levende tweekleppige weekdieren kunnen overbrengen;

    • -

      dienen voldoende stevig te zijn om de levende tweekleppige weekdieren op doeltreffende wijze te beschermen.

  • 2 Oesters worden met de holle kant naar beneden verpakt.

  • 3 Alle verpakkingen van levende tweekleppige weekdieren zijn gesloten op het moment dat ze het verzendingscentrum verlaten en blijven verzegeld tot zij aan de eindverbruiker, een instelling of een detailhandelaar worden geleverd.

Bijlage X. Bewaring en opslag

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

.

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 In de opslagruimten worden de levende tweekleppige weekdieren steeds bewaard bij een temperatuur die geen nadelig effect heeft op de kwaliteit en de overleving; de verpakkingen mogen niet rechtstreeks in contact komen met de vloer van de opslagruimte, maar worden steeds op een schoon, verhoogd oppervlak geplaatst.

  • 2 Na verpakking en na het verlaten van het verzendingscentrum mogen levende tweekleppige weekdieren niet opnieuw in water worden ondergedompeld, behalve bij verhandeling in het detailhandelsstadium door de verzender zelf.

Bijlage XI. Vervoer vanuit het verzendingscentrum

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

.

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 Zendingen levende tweekleppige weekdieren, bestemd voor menselijke consumptie, worden in de vorm van gesloten pakketten vanuit het verzendingscentrum verzonden en blijven daarin totdat zij te koop worden aangeboden aan de eindverbruiker, een instelling of een detailhandelaar.

  • 2 De voor het vervoer van zendingen levende tweekleppige weekdieren gebruikte vervoermiddelen voldoen aan de volgende eisen:

    • a. de binnenwanden en alle andere delen die in contact kunnen komen met de levende tweekleppige weekdieren zijn vervaardigd van corrosiebestendig materiaal; de wanden zijn glad en dienen gemakkelijk te kunnen worden gereinigd;

    • b. zij zijn op zodanige wijze uitgerust dat de levende tweekleppige weekdieren doeltreffend worden beschermd tegen extreem hoge of extreem lage temperaturen, stof of vuil, en beschadiging van de schelpen door trillingen en door schuring;

    • c. levende tweekleppige weekdieren mogen niet samen met andere produkten waardoor zij zouden kunnen worden besmet, worden vervoerd.

  • 3 Bij het vervoer en de distributie van levende tweekleppige weekdieren wordt gebruik gemaakt van gesloten voertuigen of containers waarin het produkt wordt bewaard bij een temperatuur die geen nadelig effect heeft op de kwaliteit en de overleving.

    De pakketten levende tweekleppige weekdieren mogen tijdens het vervoer niet rechtstreeks in contact komen met de vloer van het voertuig of de container, maar moeten op een verhoogd oppervlak worden geplaatst of op een andere wijze tegen contact worden beschermd.

    Het eventueel bij het vervoer van zendingen levende tweekleppige weekdieren gebruikte ijs moet zijn vervaardigd uit drinkwater of schoon zeewater.

Deze bijlage behoort bij de Warenwetregeling visserijproducten en tweekleppige weekdieren

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers.

Bijlage XII. Vermeldingen

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

.

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 Alle pakketten van een zending levende tweekleppige weekdieren zijn voorzien van een gezondheidsmerk, zodat tot in het stadium van de detailhandel kan worden bepaald van welk verzendingscentrum zij afkomstig zijn. Onverminderd het bepaalde in het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen bevat het merk de volgende gegevens:

    • -

      het land van verzending;

    • -

      de soort tweekleppige weekdieren (gangbare naam en wetenschappelijke naam);

    • -

      het toegekend erkenningsnummer met het oog op de identificatie van het verzendingscentrum;

    • -

      de datum van verpakking met in ieder geval de dag en de maand.

    In afwijking van het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen mag de houdbaarheidsdatum worden vervangen door de vermelding 'deze dieren moeten bij aankoop levend zijn'.

  • 2 Het gezondheidsmerk mag op de recipiënt worden gedrukt of op een apart etiket worden aangebracht dat vervolgens op de recipiënt wordt bevestigd of in de recipiënt wordt geplaatst. De merktekens mogen ook de vorm hebben van een bindsluiting of worden aangebracht met een nietjes-systeem; zelfklevende gezondheids-merken mogen alleen worden gebruikt indien ze niet verwijderbaar zijn. Alle soorten gezondheidsmerken moeten zo zijn ontworpen dat ze slechts eenmaal kunnen worden gebruikt en dat ze niet van de ene op de andere verpakking kunnen worden overgebracht.

  • 3 Het gezondheidsmerk is duurzaam en waterbestendig en de gegevens zijn leesbaar, onuitwisbaar en in gemakkelijk te ontcijferen letters aangebracht.

  • 4 Het gezondheidsmerk dat is bevestigd op zendingen levende tweekleppige weekdieren die niet zijn verpakt in consumentenverpakkingen, wordt door de detailhandelaar bewaard gedurende ten minste 60 dagen nadat hij de inhoud van de zending heeft gesplitst.

Bijlage XIV. Interne controles

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Hoofdstuk I. Algemene beginselen

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

.

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Aanbevolen wordt uit te gaan van een model voor een logische aanpak, dat in hoofdzaak gebaseerd is op de onderstaande beginselen:

  • -

    identificatie van het gevaar, risico-analyse en bepaling van de maatregelen voor risicobeheersing;

  • -

    identificatie van de kritische punten;

  • -

    vaststelling van de kritische grenswaarden voor elk kritisch punt;

  • -

    vaststelling van de methoden voor toezicht en controle;

  • -

    vaststelling van de eventueel te nemen corrigerende maatregelen;

  • -

    vaststelling van de methoden voor toetsing en herziening;

  • -

    vaststelling van de vereiste documentatie inzake procédés en registraties.

Dit model, of de beginselen waarop het is gebaseerd, moet in elke situatie met de nodige soepelheid worden gehanteerd.

Hoofdstuk II. Identificatie van de kritische punten

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Aanbevolen wordt om achtereenvolgens de hieronder aangegeven maatregelen te treffen.

1. Vorming van een multidisciplinaire equipe

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Deze equipe, waarvan alle bij het produkt betrokken partijen binnen het bedrijf deel moeten uitmaken, moet beschikken over de vereiste specifieke kennis en over de nodige expertise ten aanzien van het betrokken produkt, de produktie ervan (fabricage, opslag en distributie), de consumptie van dat produkt en de mogelijke daaraan verbonden gevaren. Indien nodig moet deze equipe zich laten bijstaan door specialisten ter zake, ten einde problemen inzake evaluatie en beheersing van de kritische punten te kunnen oplossen.

De equipe kan bestaan uit:

  • -

    een specialist inzake kwaliteitscontrole die een oordeel kan vellen over de biologische, chemische of fysische risico’s die verbonden zijn aan een bepaalde groep produkten;

  • -

    een specialist inzake produktie die verantwoordelijk is voor of nauw betrokken is bij de fabricage van het produkt;

  • -

    een technicus die over de nodige praktische kennis beschikt inzake werking en hygiëne van de apparaten en het materieel die bij de vervaardiging van het produkt worden gebruikt;

  • -

    een ieder die beschikt over bijzondere kennis op het gebied van de microbiologie, de voedingshygiëne en de voedingsmiddelentechnologie.

Een enkel persoon kan meer dan één rol vervullen, voor zover de equipe steeds over de nodige informatie beschikt en die informatie wordt aangewend om ervoor te zorgen dat het systeem van interne controles betrouwbaar is.

Indien een dergelijke expertise niet aanwezig is binnen de inrichting, moet zij elders gezocht worden (consultants, gids voor goede praktijken etc.).

2. Omschrijving van het produkt

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Een volledige omschrijving van het eindprodukt moet worden opgesteld, waarbij de volgende punten aan bod moeten komen:

  • -

    samenstelling (zoals grondstoffen, ingrediënten, additieven);

  • -

    structuur en fysisch-chemische kenmerken (zoals vast, vloeibaar, gel, emulsie, Aw, pH);

  • -

    behandelingen (koken, diepvriezen, drogen, zouten, roken en overeenkomstige voorschriften);

  • -

    onmiddellijke verpakking en verpakking (zoals hermetisch, luchtledig, gasverpakking);

  • -

    voorschriften inzake opslag en distributie;

  • -

    vereiste termijn waarin het produkt zijn kwaliteiten behoudt (datum van minimale houdbaarheid, uiterste verkoopdatum);

  • -

    instructies voor het gebruik;

  • -

    microbiologische of chemische criteria, voor zover deze zijn vastgesteld.

3. Identificatie vanhet verwachte gebruik

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

De multidisciplinaire equipe moet ook een omschrijving geven van het normale of voorgenomen gebruik dat de consument maakt van het produkt, alsmede van de groepen consumenten waarvoor het produkt bestemd is.

Eventueel wordt overwogen het produkt aan te passen aan het gebruik door bepaalde groepen consumenten, zoals groepen of gemeenschappen, reizigers of door gevoelige groepen consumenten.

4. Opstelling van een fabricagediagram (omschrijving van de fabricagevoorschriften)

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Alle fabricagestadia, inclusief de wachttijden tijdens of tussen de diverse stadia, vanaf de aankomst van de grondstoffen in de inrichting tot het in het verkeer brengen van het eindprodukt, via de bereiding, de behandeling, de verpakking, de opslag en de distributie, moeten achtereenvolgens worden bestudeerd en worden verwerkt in een gedetailleerd diagram, aangevuld met de nodige technische gegevens; de vorm waarin het diagram wordt gepresenteerd is niet van belang.

Deze gegevens kunnen met name bestaan uit:

  • -

    een plan van de werklokalen en de bijgebouwen;

  • -

    de aanwezige apparatuur en de kenmerken daarvan;

  • -

    de opeenvolging van de werkzaamheden (inclusief de verwerking van grondstoffen, ingrediënten of additieven, de wachttijden tijdens of tussen de stadia);

  • -

    de technische parameters inzake de werkzaamheden (met name de parameters tijd en temperatuur, inclusief de wachttijd);

  • -

    de door de produkten gevolgde weg (inclusief de mogelijkheden inzake kruisbesmetting);

  • -

    de scheiding tussen de schone sectoren en de vuile sectoren (of tussen zones met hoog risico en zones met laag risico);

  • -

    gegevens inzake de reinigings- en ontsmettingsmethoden;

  • -

    de situatie in en rond de inrichting uit een oogpunt van hygiëne;

  • -

    de hygiëne van het personeel en het verkeer van het personeel binnen de inrichting;

  • -

    de omstandigheden inzake opslag en distributie van de produkten.

5. Toetsing ter plaatse van het fabricagediagram

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Nadat het diagram is opgesteld zou de multidisciplinaire equipe ter plaatse het diagram op zijn deugdelijkheid moeten toetsen tijdens de werkuren. Bij elke geconstateerde afwijking moet het diagram worden bijgesteld en aan de realiteit worden aangepast.

6. Vaststelling van de lijst van de gevaren en van de maatregelen voor risicobeheersing

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Uitgaande van het getoetste fabricagediagram zou de equipe:

  • a. een lijst moeten opstellen van alle mogelijke biologische, chemische, of fysische gevaren die redelijkerwijze in elk stadium mogen worden verwacht (inclusief aankoop en opslag van grondstoffen en ingrediënten, de wachttijden in de loop van de fabricage).

    Onder gevaar moet worden verstaan: alles wat de gezondheid kan schaden en valt onder de bij deze regeling vastgestelde doelstellingen op hygiënisch gebied. Het kan meer bepaald gaan om:

    • onaanvaardbaar hoge verontreiniging (of nieuwe verontreiniging) van biologische (micro-organismen, parasieten), chemische of fysische aard, van de grondstoffen, de tussenprodukten of de eindprodukten;

    • onaanvaardbaar hoge mate van overleving of vermeerdering van pathogene micro-organismen en het ontstaan van onaanvaardbaar hoge gehaltes aan chemische stoffen in tussenprodukten, in eindprodukten, in de produktielijn of in de omgeving daarvan;

    • het ontstaan of voortbestaan in onaanvaardbaar hoge hoeveelheden van toxines of andere ongewenste produkten van het microbiële metabolisme.

    Om in deze lijst te worden opgenomen moeten de gevaren van dien aard zijn dat het elimineren ervan of het reduceren tot een aanvaardbaar niveau essentieel is voor de produktie van veilige levensmiddelen.

  • b. een omschrijving moeten geven van de eventuele maatregelen inzake risicobeheersing die in elk afzonderlijk geval kunnen worden toegepast.

    De maatregelen inzake risicobeheersing omvatten maatregelen en activiteiten om een gevaar te voorkomen, te elimineren of de consequenties ervan, dan wel de mogelijkheid dat het zich voordoet, tot een aanvaardbaar niveau te reduceren.

    Om één geïdentificeerd risico onder controle te krijgen kunnen verschillende maatregelen inzake risicobeheersing noodzakelijk zijn en één maatregel kan dienstig zijn voor verschillende risico’s. Bijvoorbeeld kan pasteurisatie of gecontroleerd koken de garantie bieden dat zowel Salmonellae als Listeria op afdoende wijze worden vernietigd.

    Ter ondersteuning van de maatregelen inzake risicobeperking moet worden voorzien in procedures en gedetailleerde specificaties om de doeltreffende toepassing ervan te garanderen. Het betreft met name gedetailleerde reinigingsprogramma’s, nauwkeurige voorschriften inzake sterilisatie, specificaties betreffende de concentratie van toegelaten additieven

7. Methoden voor identificatie van de kritische punten

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

De identificatie van een kritisch punt met het oog op risicobeheersing vereist een logische aanpak. Een dergelijke aanpak kan worden vergemakkelijkt door gebruik te maken van de hieronder opgenomen beslissingsstructuur (andere methoden kunnen eveneens worden gebruikt, afhankelijk van de kennis en de ervaring van de equipe).

Bijlage 49902.png

Bij de toepassing van de beslissingsstructuur worden achtereenvolgens de verschillende fabricagestadia in aanmerking genomen die zijn opgenomen in het fabricagediagram. In elk stadium moet de beslissingsstructuur worden toegepast voor elk risico waarvan redelijkerwijze mag worden aangenomen dat het zich voordoet, en voor elke geïdentificeerde maatregel inzake risicobeheersing.

De beslissingsstructuur dient met enige soepelheid en gezond verstand te worden toegepast en daarbij moet een overzicht over het fabricageprocédé in zijn geheel worden behouden, ten einde onnodige doublures van kritische punten te vermijden.

8. Gevolgen van de identificatie van een kritisch punt

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

De identificatie van de punten heeft twee gevolgen voor de multidisciplinaire equipe:

  • -

    Zij moet erop toezien dat de maatregelen inzake risicobeheersing werkelijk zijn opgezet en ten uitvoer zijn gelegd. Met name wanneer een risico is geïdentificeerd in een stadium waar beheersing noodzakelijk is uit een oogpunt van volksgezondheid, en wanneer in dit verband in geen enkel stadium in enige maatregel inzake risicobeheersing is voorzien, zou het produkt of het procédé in het betrokken stadium, of in het daaraan voorafgaande of het daarop volgende stadium, moeten worden gewijzigd ten einde een maatregel inzake risicobeheersing in te voeren.

  • -

    Zij moet een systeem voor toezicht en controle op elk kritisch punt uitwerken en ten uitvoer leggen.

Hoofdstuk III. Opstelling en tenuitvoerlegging van methoden van toezicht en controle op de kritische punten

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Een adequaat systeem inzake toezicht en controle is onontbeerlijk voor een efficiënte beheersing van elk kritisch punt.

Daartoe worden de volgende aanbevelingen gedaan:

1. Bepaling van de kritische grenswaarden voor elke maatregel inzake risicobeheersing die gekoppeld is aan een kritisch punt.

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Voor elke beheersingsmaatregel die gekoppeld is aan een kritisch punt, moeten kritische grenswaarden worden bepaald.

De kritische grenswaarden komen overeen met de aanvaardbare uiterste waarden uit een oogpunt van veiligheid van het produkt. Zij vormen de scheiding tussen aanvaardbaarheid en onaanvaardbaarheid. Ze worden uitgedrukt voor waarneembare of meetbare parameters aan de hand waarvan op eenvoudige wijze kan worden aangetoond dat het kritische punt onder controle is; daarbij moet bewezen zijn dat er een verband bestaat met de procesbeheersing.

De parameters kunnen bijvoorbeeld zijn: temperatuur, tijd, pH, watergehalte, gehalte aan additieven of aan zouten en sensorische parameters zoals uiterlijk, textuur, enz..

In bepaalde gevallen kan het, om zoveel mogelijk te voorkomen dat de kritische grenswaarden worden overschreden ten gevolge van variaties die verband houden met het procédé, noodzakelijk zijn strengere niveaus vast te stellen (richtniveaus) om ervoor te zorgen dat de kritische grenswaarden in elk geval in acht worden genomen.

Voor de bepaling van de kritische grenswaarden kan van verschillende elementen worden uitgegaan. Wanneer ze niet zijn opgenomen in wetgeving (bijvoorbeeld de temperatuur voor diepvriezen) of in bestaande en erkende gidsen voor goede praktijken, dient de equipe erop toe te zien dat zij toereikend zijn om het geïdentificeerde risico en de kritische punten te beheersen.

2. Vaststelling van een regeling inzake toezicht en controle op elk kritisch punt

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Een essentieel onderdeel van de interne controle is een programma inzake de waarnemingen of metingen die op elk kritisch punt moeten worden gedaan om erop toe te zien dat de vastgestelde kritische grenswaarden in acht worden genomen.

Dat programma dient een duidelijke omschrijving te bevatten van de te gebruiken methoden, van de frequentie van de waarnemingen en van de registratieprocedure.

Aan de hand van dergelijke waarnemingen of metingen moet het mogelijk zijn te constateren wanneer een kritisch punt niet meer wordt beheerst, en moet tijdig de nodige informatie beschikbaar komen om een corrigerende maatregel te treffen.

De waarneming of metingen kunnen continu of periodiek worden verricht. In geval van periodieke waarneming of metingen op deze plaats in de produktieketen, moet voor de waarnemingen of metingen een programmering worden vastgesteld die betrouwbare informatie oplevert.

In dit programma voor meting en waarneming dient voor elk kritisch punt duidelijk te worden aangegeven:

  • -

    wie het toezicht en de controle uitvoert;

  • -

    wanneer het toezicht en de controle worden verricht;

  • -

    hoe het toezicht en de controle worden verricht.

3. Opstelling van een plan inzake corrigerende maatregelen

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Uit de waarnemingen of metingen kan blijken:

  • -

    dat voor de gecontroleerde parameter de vastgestelde kritische grenswaarden dreigen te worden overschreden, waardoor er geen beheersing meer zou zijn; adequate corrigerende maatregelen inzake procesbeheersing moeten worden getroffen voordat de situatie echt gevaarlijk wordt;

  • -

    dat voor de gecontroleerde parameter de vastgestelde kritische grenswaarden zijn overschreden, waardoor er geen beheersing meer is; in dat geval moeten corrigerende maatregelen worden getroffen om de procesbeheersing te herstellen.

De corrigerende maatregelen moeten vooraf door de multidisciplinaire equipe zijn vastgesteld voor elk kritisch punt, zodat zij, zodra zich enige afwijking voordoet, onverwijld kunnen worden toegepast.

De corrigerende maatregelen zouden moeten omvatten:

  • -

    identificatie van de persoon of personen die verantwoordelijk is/zijn voor de tenuitvoerlegging van de corrigerende maatregelen;

  • -

    een beschrijving van de middelen en de maatregelen om de geconstateerde afwijking bij te stellen;

  • -

    de maatregelen die moeten worden genomen ten aanzien van de produkten die zijn geproduceerd in de periode waarin de situatie niet onder controle was;

  • -

    een schriftelijke registratie van de genomen maatregelen.

Hoofdstuk IV. Toetsing van de systemen van interne controles

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

.

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

De toetsing van de systemen van interne controles is nodig om een doeltreffende werking van die systemen te garanderen. De multidisciplinaire equipe dient aan te geven welke methoden en procedures daarbij moeten worden gebruikt.

De methoden kunnen met name omvatten: bemonstering voor analyse, meer analyses en tests met betrekking tot bepaalde kritische punten, geïntensiveerde analyses van tussenprodukten of eindprodukten, onderzoek naar de huidige omstandigheden inzake opslag, distributie en verkoop en naar het gebruik van het produkt.

De toetsingsprocedures kunnen zijn: inspectie van de werkzaamheden, validering van de kritische grenswaarden, onderzoek van afwijkingen, van de toegepaste corrigerende maatregelen en van bepalingen ten aanzien van de betrokken produkten, audit van het systeem van interne controles en onderzoek van de geregistreerde gegevens.

Op basis van de toetsing moet kunnen worden bevestigd dat het toegepaste systeem waardevol is en moet vervolgens, zo vaak als nodig, worden nagegaan of de bepalingen correct worden toegepast.

Bovendien moet worden bepaald dat het systeem steeds kan worden herzien, zodat het ook in geval van wijzigingen nog geldig blijkt. De wijzigingen kunnen met name betreffen:

  • -

    de grondstoffen of het produkt, de produktie-omstandigheden (lokalen en omgeving, uitrusting, reinigings- en ontsmettingsprogramma);

  • -

    de omstandigheden inzake verpakking, opslag en distributie;

  • -

    het waarschijnlijk gebruik dat de consumenten ervan maken;

  • -

    elke informatie waaruit blijkt dat met betrekking tot het produkt een nieuw risico is ontstaan.

Deze herziening kan eventueel aanleiding geven tot een wijziging van de bepalingen.

Elke wijziging die wordt aangebracht in het systeem van zelfcontrole zou in zijn geheel moeten worden verwerkt in het documentatie- en registratiesysteem, ten einde te kunnen garanderen dat steeds bijgewerkte en betrouwbare gegevens beschikbaar zijn.

Eventueel wettelijk vastgestelde criteria gelden als referentiewaarden voor de toetsing.

Bijlage XV. Referentiemethode voor de bepaling van de concentratie van TVB-N in visserijproducten

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

1. Doel en toepassingsgebied

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

De hier beschreven methode is een referentieprocedure voor de bepaling van de concentratie van stikstof in de vorm van vluchtige stikstofbasen (totale vluchtige base-N: TVB-N) in visserijproducten. Deze procedure is bruikbaar voor een TVB-N van 5 mg/100 g tot minimaal 100 mg/100 g.

2. Definitie

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Onder TVB-N wordt hier verstaan het volgens de beschreven procedure bepaalde gehalte aan stikstof in de vorm van vluchtige stikstofbasen. De concentratie wordt uitgedrukt in mg/100 g.

3. Korte beschrijving

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

De vluchtige stikstofbasen worden uit het monster geëxtraheerd met een 0,6 M perchloorzuur-oplossing. Na alkaliseren wordt op het extract stoomdestillatie uitgevoerd en worden de vluchtige basen in een opvangvat met zuur geabsorbeerd. De TVB-N wordt door titratie van de geabsorbeerde basen bepaalt.

4. Reagentia

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Tenzij anders vermeld dienen de gebruikte reagentia p.a. te zijn. Het gebruikte water moet worden gedestilleerd of gedemineraliseerd en minimaal dezelfde zuiverheid. Tenzij anders vermeld wordt met ’oplossing’ een oplossing in water bedoeld.

4.1. Perchloorzuur-oplossing: 6 g/100 ml.

4.2. Natriumhydroxide-oplossing: 20 g/100 ml.

4.3. Gestelde zoutzuuroplossing: 0,05 mol/l (0,05 N).

N.B.: Wanneer een automatisch destillatie-apparaat wordt gebruikt, moet worden getitreerd met een gestelde zoutzuuroplossing van 0,01 mol/l (0,01 N).

4.4. Boorzuur-oplossing: 3 g/100 ml.

4.5. Silicone-antischuimmiddel

4.6. Fenolftaleïne-oplossing: 1 g/100 ml 95% ethanol

4.7. Indicatoroplossing (Tashiro-indicatormengsel) 2 g methylrood en 1 g methyleenblauw wordt opgelost in 1000 ml 95% ethanol.

5. Apparatuur

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

5.1. Een vleesmolen waarmee een voldoende homogeen visgehakt kan worden gemaakt.

5.2. Snelle mixer met 8.000 - 45.000 toeren per minuut.

5.3. Vouwfilter, diameter 150 mm. snel filtrerend.

5.4. Buret, 5 ml, schaalverdeling 0,01 ml.

5.5. Stoomdestillatie-apparaat.

Het apparaat moet op verschillende hoeveelheden stoom kunnen worden ingesteld en gedurende een bepaalde tijd een constante hoeveelheid stoom produceren. Het moet zodanig zijn geconstrueerd dat bij de toevoeging van base om te alkaliseren de ontstane vrije basen niet kunnen ontsnappen.

6. Uitvoering

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Waarschuwing: Bij het werken met perchloorzuur, dat zeer agressief is, moeten de nodige preventieve maatregelen worden genomen en moet de nodige voorzichtigheid worden betracht.

De monsters moeten indien enigszins mogelijk zo spoedig mogelijk na binnenkomst volgens punt 6.1 worden voorbereid.

  • 6.1 Monstervoorbereiding

    Het te analyseren monster moet in een vleesmolen (5.1) grondig worden fijngemalen. In een geschikte houder wordt 10 - 0,1 g van het gemalen monster nauwkeurig afgewogen, gemengd met 90,0 ml perchloorzuur-oplossing (4.1), gedurende 2 minuten gehomogeniseerd in een mixer (5.2) en vervolgens gefiltreerd.

    Het op deze wijze verkregen extract kan gedurende minimaal 7 dagen bij een temperatuur van ongeveer 2 - 6 °C worden bewaard.

  • 6.2 Stoomdestillatie

    Van het volgens punt 6.1 verkregen extract wordt 50,0 ml in een apparaat voor stoomdestillatie (5.5) gebracht. Om later te kunnen controleren of het extract voldoende gealkaliseerd is, worden enkele druppels fenolftaleïne-oplossing (4.6) toegevoegd. Nadat enkele druppels silicone-antischuimmiddel zijn toegevoegd, wordt 6,5 ml natriumhydroxide-oplossing (4.2) aan het extract toegevoegd en wordt onmiddellijk begonnen met de stoomdestillatie.

    De stoomdestillator wordt zodanig ingesteld dat binnen 10 minuten ongeveer 100 ml destillaat wordt opgevangen. De uitlaatbuis wordt ondergedompeld in een opvangvat met 100 ml boorzuuroplossing (4.4.), waaraan 3 - 5 druppels indicatoroplossing (4.7.) zijn toegevoegd. Na precies 10 minuten wordt de destillatie gestopt. De uitlaatbuis wordt uit het opvangvat gehaald en met water afgespoeld. De vluchtige basen in de oplossing in het opvangvat worden bepaald door titratie met een gestelde zoutzuuroplossing (4.3.).

    Het eindpunt van de titratie moet liggen bij pH 5,0 - 0,1.

  • 6.3 Titratie

    De bepaling moet in duplo worden uitgevoerd. De methode is correct toegepast als het verschil tussen de duplo’s niet groter is dan 2 mg/100 g.

  • 6.4 Blanco

    Een blinde bepaling, uitgevoerd zoals beschreven bij punt 6.2.

    In plaats van het extract wordt 50,0 ml perchloorzuur-oplossing (4.4.) gebruikt.

    Bijlage 49903.png

7. Berekening van de TVB-N

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Na titratie van de oplossing in het opvangvat met de zoutzuuroplossing (4.3.) wordt de concentratie TVB-N als volgt berekend:

(V1-Vo) *0,14* 2 * 100/ M

Hierbij is:

V1 = volume 0,01 M zoutzuuroplossing in ml voor het monster

V0 = volume 0,01 M zoutzuuroplossing in ml voor de blanco

M = gewicht van het monster in g.

Opmerkingen

  • 1. De analyse moet in duplo worden uitgevoerd. De methode is correct toegepast als het verschil tussen de duplo’s niet groter is dan 2 mg/100 g.

  • 2. Controleer de opstelling door NH

  • 3. Standaardafwijking (reproduceerbaarheid): Sr = 1,20 mg/100 g

    Standaardafwijking (vergelijkbaar): SR = 2,50 mg/100 g

Bijlage XVI. Deze bijlage behoort bij artikel 20o

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

De lijst met handelsbenamingen, bedoeld in artikel 20o, is de navolgende:

 

Wetenschappelijke naam

Handelsbenaming

     
 

Vissen

 

1

Chondrichthyes (Kraakbeenvissen)

 

1.1

Lamna nasus

Haringhaai, Neushaai

1.2

Isurus oxyrinchus

Makreelhaai

1.3

Isurus paucus

Langvin Mako

1.4

Cetorhinus Maximus

Reuzehaai

1.5

Alopias spp.

Voshaai

1.6.1

Scyliorhinus canicula

Hondshaai

1.6.2

Scyliorhinus stellaris

Kathaai

1.7

Galeorhinus spp.

Ruwe haai, Steenhaai

1.8

Mustelus mustelus

Gladde haai

1.9

Squatina spp.

Zeeangel

1.10

Squalus acanthias

Doornhaai

1.11.1

Somniosus microcephalus

Groenlandse haai

1.11.2

Hexanchus griseus

Zeskieuwhaai

1.13

Sphyrna spp.

Hamerhaai

1.14

Prionace glauca

Blauwe haai

1.15.1

Carcharhinus melanopterus

Zwartvin rifhaai

1.15.2

Carcharhinus longimanus

Wipunthaai

1.15.3

Carcharhinus plumbeus

Grijze haai

1.16

Raja spp.

Rog

1.16.1

Raja miraletus

Spiegelrog

1.16.2

Raja asterias

Keilrog

1.16.3

Raja clavata

Stekelrog

1.16.4

Raja montagui

Gevlekte rog

1.16.5

Raja batis

Vleet

1.16.6

Raja oxyrhinchus

Scherpsnuitrog

1.16.7

Dasyatis pastinaca

Pijlstaartrog

1.16.8

Raja undulata

Golfrog

1.16.9

Raja brachyura

Blonde rog

1.16.10

Raja naevus

Grootoogrog

1.17

Rhinobatidus

Vioolrog

1.18

Callorynchus

Zeerat

1.19

Manta birostris

Grote duivelsrog

1.20

Manta mobular

Kleine duivelsrog

2

Salmoniformes (Zalmachtigen)

2.1

Salmo salar

Atlantische Zalm

2.2

Salmo trutta trutta

Zeeforel, Schotzalm

2.3

Salmo trutta lacustris

Beekforel

2.4

Salmo trutta fario

Beekforel

2.5

Oncorhynchus spp.

Pacifische zalm

2.5.1

Oncorhynchus mykiss

Regenboogforel

2.5.2

Oncorhynchus nerka

Pacifische zalm, Sockeye zalm

2.5.3

Oncorhynchus tchawytscha

Pacifische zalm, Chinook zalm

2.5.4

Oncorhynchus keta

Keta zalm, Pacifische zalm

2.5.5

Oncorhynchus gorbuscha

Roze Zalm, Pacifische zalm

2.5.6

Oncorhynchus kisutch

Cohozalm

2.5.7

Oncorhynchus masou

Japanse zalm, Masu zalm

2.6

Hucho hucho

Donau zalm

2.7.1

Salvelinus (fontinalis)

Bronforel

2.7.2

Salvelinus alpinus

Beekridder, Riddervis

2.8

Coregonus spp.

Marene

2.8.1

Coregonus albula

Kleine marene

2.8.2

Coregonus lavaretus

Grote marene, Oostzeehouting

2.8.3

Coregonus peled

Peled marene

2.8.4

Coregonus oxyrinchus

Houting

2.9

Thymallus spp.

Vlagzalm

2.10

Argentina spp.

Zilversmelt

2.11

Osmerus eperlanus

Spiering

2.12

Hypomesus pretiosus

Amerikaanse spiering

2.13

Mallotus villosus

Lodde

3

Clupeiformes (Haringachtigen

3.1

Clupea harengus

Haring

3.2

Clupea pallasii

Pacifische Haring

3.3

Sardina pilchardus

Sardien, Pelser

3.4

Sardinops spp.

Sardinops

3.5

Sprattus sprattus

Sprot

3.6

Clupeonella spp.

Kilka

3.7

Sardinella spp.

Sardinelle

3.8.1

Alosa fallax

Fint

3.8.2

Alosa alosa

Elft

3.9

Dorosoma cepedianum

Draadvinnige elft

3.10

Etrumeus teres

Ronde haring

3.11

Opisthonema oglinum

Atlantische draadvinnige haring

3.12

Brevoortia spp.

Menhaden

3.13

Chirocentrus dorab

Wolfharing

3.14

Engraulis spp.

Ansjovis

4

Scombridae (Makreelachtigen)

4.1

Scomber scombrus

Makreel

4.2

Scomber japonicus

Spaanse makreel

4.3

Rastrelliger

Indische makreel

4.4

Scomberomorus

Koningsmakreel

4.5

Acanthocybium solanderi

Wahoo

4.5.1

Thunnus alalunga

Witte tonijn

4.5.2

Thunnus albacares

Geelvin tonijn

4.5.3

Thunnus thynnus

Blauwvin tonijn

4.5.4

Thunnus atlanticus

Atlantische tonijn

4.5.5

Thunnus obesus

Grootoog tonijn

4.5.6

Thunnus tonggol

Langstaart tonijn

4.6

Katsuwonis pelamis

Skipjack, Gestreepte tonijn

4.7

Euthynnus spp.

Kleine tonijn

4.8

Orcynopsis unicolor

Bonito

4.9

Sarda spp.

Atlantische bonito

4.10

Gymnosarda spp.

Bonito

4.11.1

Auxis rochi

Kogeltonijn

4.11.2

Auxis thazard

Fregatmakreel

4.12

Gempylus spp.

Slangmakreel

4.13

Lepidocybium (flavobrunneum)

Botermakreel

4.14

Ruvettus spp.

Olievis

4.15

Thyrsites serola dumeriti

Grote geelstaart

4.16

Seriola quinque radiata

Geelvinmakreel

4.17

Lichia amia

Leervis

4.18

Trachinotus spp.

Pompano

4.19

Trachinotus ovatus

Vorkpompano

5

Gadiformes (Kabeljauwachtigen)

5.1

Gadus morhua

Kabeljauw

5.1.1

Gadus macrocephalus

Pacifische kabeljauw

5.1.2

Gadus ogac

Groenlandse kabeljauw

5.1.3

Boreogadus saida

Poolkabeljauw

5.2

Eleginus navaga

Namaga kabeljauw

5.3

Eleginus gracilis

Oostelijke nawaga

5.4

Melanogrammus aeglefinus

Schelvis

5.5`

Merlangius merlangus

Wijting

5.6

Micormesistius poutassou

Blauwe wijting

5.7

Micromesistius australis

Australische wijting

5.8.1

Trisopterus luscus

Steenbolk

5.8.2

Trisopterus minutus

Dwergbolk

5.9.1

Pollachius virens

Zwarte koolvis

5.9.2

Pollachius pollachius

Pollak, Witte koolvis

5.10

Theragra chalcogramma

Alaska koolvis

5.11.1

Molva Molva

Leng

5.11.2

Molva dipterygia

Blauwe leng

5.11.3

Molva macrophthalma

Middellandse zee leng

5.12

Brosme brosme

Lom

5.13

Mora moro

Diepzeekabeljauw

5.14

Lota lota

Kwabaal

5.15

Phycis spp.

Gaffelkabeljauw

5.16

Urophycis chuss

Rode heek

5.17.1

Merluccius merluccius

Europese heek

5.17.2

Merluccius bilinearis

Zilverheek

5.17.3

Merluccius capensis

Atlantische heek

5.17.4

Merluccius hubbsi

Atlantische heek

5.17.5

Merluccius gayi

Chileense heek

5.17.6

Merluccius productus

Pacifische heek

5.18.1

Macruronus

Langstaart heek

5.18.2

Macruronus novaezealandiae

Hoki

5.19

Pseudophycis bachus

Rode kabeljauw

6

Sparidae (Zeebrasemachtigen)

6.1.1

Sparus auratus

Goudbrasem, Dorade

6.1.2

Sparus pagrus

Gewone zeebrasem

6.2

Oblada melanura

Zadelzeebrasem

6.3

Diplodus puntazzo

Spitssnuitzeebrasem

6.4

Archosargus probatocephalus

Zuid Afrikaanse gestreepte zeebrasem

6.5

Lithognatus mormyrus

Gestreepte zeebrasem

6.6

Rhabdosargus globiceps

Witte stompneus

6.7

Chrysoblephus gibbiceps

Kaapse dageraad

6.8

Spondyliosoma cantharus

Zeekarper

6.9.1

Diplodus vulgaris

Zwartkopzeebrasem

6.9.2

Diplodus cervinus

Zebrabrasem

6.9.3

Diplodus sargus

Witte zeebrasem

6.10.1

Pagellus acarne

Spaanse zeebrasem

6.10.2

Pagellus erythrinus

Pandora

6.10.3

Pagellus bogaraveo

Rode zeebrasem

6.11.1

Dentex dentex

Tandbrasem

6.11.2

Dentex gibbosus

Bultige tandbrasem

6.11.3

Dentex macrophthalmus

Grootoogtandbrasem

6.11.4

Dentex maroccanus

Marokkaanse tandbrasem

6.12

Pterogymnus laniarius

Panga zeebrasem

6.13

Boops boops

Bokvis

6.14

Sarpa salpa

Goudgestreepte zeebrasem

6.15

Lethrinus

Lethrinus

6.16

Gymnocranius grandoculis

Grootoogbrasem

6.17.1

Nemipterus

Valse snapper

6.17.2

Nemipterus virgatus

Gouden valse snapper

6.18

Calamus calamus

Schoteloog zeebrasem

7

Pleuronectiformes (Platvissen)

7.1.1

Scophthalmus maximus

Tarbot

7.1.2

Scophthalmus rhombus

Griet

7.2

Lepidorhombus whiffiagonis

Scharretong

7.3

Paralichthys olivceus

Hirame

7.4

Platichthys flesus

Bot

7.5.1

Glyptocephalus cynoglossus

Hondstong, Witje

7.5.2

Glyptocephalus zachirus

Amerikaanse schol

7.6

Microstomus kitt

Tongschar

7.7.1

Limanda limanda

Schar

7.7.2

Limanda aspera

Japanse schar

7.8

Pleuronectes platessa

Schol, Pladijs

7.9

Lepidopsetta bilineata

Pacifische schol

7.10.1

Hippoglossoides platessoides

Lange schar

7.10.2

Hippoglossoides elassodon

Japanse lange schar

7.10.3

Hippoglossus hippoglossus

Heilbot

7.10.4

Hippoglossus stenolopis

Pacifische heilbot

7.11

Reinhardtius hippoglossoides

Zwarte heilbot, Groenlandse heilbot

7.12

Cynoglossus

Hondstong

7.13

Solea solea

Tong

7.14

Pegusa lascaris

Franse tong

7.15

Colistium nudipinnis

Nieuw Zeelandse tarbot

7.16

Rhombosolea

Zandtong

7.17

Arnoglossus laterna

Schurftvis

8

Acipenseriformes (Steuren)

8.1.1

Acipenser baerii

Steur

8.1.2

Acipenser sturio

Steur

8.1.3

Acipenser gueldenstaedti

Donausteur

8.1.4

Acipenser nudiventris

Slatdicksteur

8.1.5

Acipenser stellatus

Stersteur

8.1.6

Acipenser ruthenus

Sterlet

8.1.7

Acipenser naccarii

Adriatische steur

8.1.8

Acipenser transmontanus

Witte steur

8.2

Huso huso

Beluga

8.3

Polyodon spathula

Lepelsteur

9

Serranidae (Zeebaarzen)

9.1.1

Dicentrarchus labrax

Zeebaars

9.1.2

Dicentrarchus punctatus

Gevlekte zeebaars

9.3

Ephinephelus

Grouper

9.4

Mycteroperca

Koraalbaars

9.5

Variola louti

Maanstaart zeebaars

9.6

Serranus

Tandbaars

9.7

Pormatomus saltator / saltatrix

Blauwbaars

9.8

Morone

Gestreepte zeebaars

9.9

Lateoloabrax japonicus

Japanse zeebaars

9.10

Stereolepis gigas

Reuzenzeebaars

9.11

Diplectrum formosum

Zandbaars

10

Andere zeevissoorten

10.1

Petromyzon marinus

Zeeprik

10.2

Elops saurus

Tarpoen

10.3

Albula vulpes

Gratenvis

10.4

Tarpon atlanticus

Atlantische tarpoen

10.5

Chanos chanos

Melkvis, Bandeng

10.6.1

Muraena

Murene

10.6.2

Muraena helena

Europese murene

10.7

Centracanthus spp.

Zeeschijter

10.8

Conger conger

Zeepaling, Congeraal

10.9

Belone belone

Geep

10.10

Scomberesox saurus

Makreelgeep

10.11

Exocoetus

Vliegende vis

10.12

Cheilopogon

Japanse vliegende vis

10.13

Macrourus berglax

Noordelijke grenadiervis

10.14

Lampris guttatus

Koningsvis

10.15.1

Mullus barbatus

Rode mul

10.15.2

Mullus surmuletus

Mul, Zeebarbeel

10.16

Beryx splendens

Rode beryx

10.17

Upeneus moluccensis

Goudbandmul

10.18

Sciaena umbra

Zeeraaf

10.19.1

Argyrosomus regius

Ombervis

10.19.2

Atractoscion nobilis

Witte ombervis

10.19.3

Nebis microps

Kleinoog ombervis

10.19.4

Menticirrhus americanus

Konings ombervis

10.19.5

Cynoscion virescens

Adelaarsvis

10.19.6

Cynoscion similis

Tonkin ombervis

10.19.7

Cynoscion acoupa

Acoupa ombervis

10.20.1

Umbrina canariensis

Baardman

10.20.2

Umbrina cirrosa

Kustbaardman

10.20.3

Umbrina ronchus

Fuscabaardman

10.21

Priacanthus arenatus

Grootoog

10.22

Hemiramphus spp.

Bastaardgeep

10.23

Haemulon plumieri

Knorvis

10.24

Labridus

Lipvis

10.25

Sparisoma

Papegaaivis

10.26

Bolbometopon muricatum

Papegaaivis

10.27

Scarus

Papegaaivis

10.28.1

Lutjanus

Snapper

10.28.2

Lutjanus sebae

Rode snapper

10.28.3

Rhomboplites aureorubens

Vermillioen snapper

10.29

Mola mola

Maanvis

10.30

Selene setapinnis

Atlantische maanvis

10.31

Trachinus draco

Grote pieterman

10.32

Trichiurus lepturus

Haarstaartdegenvis

10.33.1

Lepidopus caudatus

Zilveren degenvis

10.33.2

Aphanopus carpo

Zwarte degenvis

10.34

Siganus

Konijnvis

10.35

Acanthurus

Doktersvis

10.36.1

Genypterus capensis

Koningsklip

10.36.2

Genypterus blacodes

Gouden koningsklip

10.36.3

Genypterus maculates

Zwarte koningsklip

10.36.4

Genypterus chilensis

Rode koningsklip

10.37

Arripis trutta

Australische zalm

10.38

Anoplopoma fimbria

Zandvis

10.39

Myoxocephalus

Zeedonderpad

10.40

Psenopsis

Drijfvis

10.41

Sphyraena

Barracuda

10.42

Mugil

Harder

10.43

Liza

Dunlipharder

10.44

Mugil labrosus

Diklipharder, Mullet

10.45

Atherinida

Koornaarvis

10.46

Zoarces viviparus

Puitaal

10.47

Brotula

Brotula

10.48.1

Anarhichas lupus

Zeewolf

10.48.2

Anarhichas denticulatus

Blauwe zeewolf

10.48.3

Anarhichas minor

Gevlekte zeewolf

10.49

Sebastes marinus

Roodbaars

10.50

Helicolenus dactylopterus

Blauwkeeltje

10.51.1

Scorpaena porcus

Zwarte schorpioenvis

10.51.2

Scorpena scrofa

Rode schorpioenvis

10.52.1

Eurtrigla gurnardus

Grauwe poon

10.52.2

Trigla lucerna

Rode poon

10.52.3

Aspitrigla cuculus

Engelse poon

10.52.4

Cheilidonichthys kumu

Kumupoon

10.53

Cyclopterus lumpus

Snotdolf

10.54

Lophius piscatorius

Zeeduivel

10.55

Coryphaena hippurus

Goudmakreel (Mahi Mahi)

10.56

Balistes carolinesis

Trekkervis

10.57

Zeus faber

Zonnevis

10.58

Trachurus trachurus

Horsmakreel

10.59

Decapterus

Russels horsmakreel

10.60

Pseudocaranx dentex

Nieuwzeelandse horsmakreel

10.61

Brama brama

Braam

10.62

Sillago japonica

Zilverwijting

10.63

Dissostichus

(Zwarte) Patagonische ijsvis

10.64

Eleginops maclovinus

Rotskabeljauw

10.65

Psettodes

Adalah

10.66

Polyprion

Wrakbaars

10.67

Plectorhynchus

Zoetlip

10.68

Uranoscopidus

Sterrekijker

10.69

Pseudiohycis bacchus

Rode kabeljauw

10.70

Gaidropsarus vulgaris

Meun

10.71

Lopholatilus chamaeleonticeps

Blauwe tegelvis

10.72

Sphoeroides maculatus

Kogelvis; verboden te verhandelen

10.73

Aluterus

Puffervis; verboden te verhandelen

11

Andere zoetwatervissen

11.1

Lampreta fluviatilis

Rivierprik, negenoog

11.1

Anabas testudineus

Klimbaars

11.2

Esox lucius

Snoek

11.3

Cyprinus carpio

Karper, Spiegelkarper

11.4.1

Hypophthalmichthys nobilis

Grootkopkarper

11.4.2

Hypophthalmichthys molitrix

Zilverkarper

11.5

Ctenopharyngodon idella

Graskarper

11.6

Tinca tinca

Zeelt

11.7.1

Carassius carassius

Kroeskarper

11.7.2

Carassius auratus gibelio

Giebel

11.8.1

Abramis brama

Brasem

11.8.2

Abramis ballerus

Brasemblei

11.8.3

Abramis sapa

Donaubrasem

11.9

Blicca bjoerkna

Kolblei

11.10

Vimba vimba

Blauwneus

11.11

Barbus barbus

Barbeel

11.12

Aspius aspius

Roofblei

11.13

Chondrostoma nasus

Sneep

11.14

Scardinius erythrophtalmus

Rietvoorn

11.15

Rutilus rutilus

Blankvoorn

11.16.1

Leuciscus leuciscus

Serpeling

11.16.2

Leuciscus cephalus

Kopvoorn

11.16.3

Leuciscus idus

Winde

11.17

Gobio gobio

Riviergrondel

11.18

Alburnus alburnus

Alver

11.19

Alburnoides bipunctatus

Dubbelgestippelde alver

11.20

Phoxinus phoxinus

Elrits

11.21

Silurus glanis

Europese meerval

11.22

Ictalurus spp.

Dwergmeerval

11.23

Clarias Gariepinus

Afrikaanse meerval

11.24

Pangasius

Pangasius meerval

11.25.1

Arius

Zeemeerval

11.25.2

Bagre bagre

Barbaman

11.26.1

Hoplosternum thoracatum

Kwie kwie, Pantsermeerval

11.26.2

Hoplosternum littorale

Kwie kwie, Pantsermeerval

11.27.1

Anguilla Anguilla

Paling, Aal

11.27.2

Anguilla australis

Australische paling

11.27.3

Anguilla dieffenbachii

Nieuw zeelandse paling

11.27.4

Anguilla rostrata

Amerikaanse paling

11.27.5

Anguilla japonica

Japanse paling

11.38

Perca fluviatilis

Baars

11.29.1

Stizostedion

Snoekbaars

11.29.2

Stizostedion vitreum

Amerikaanse snoekbaars

11.30

Gymnocephalus cernua

Pos

11.31

Micropterus salmoides

Forellenbaars

11.32.1

Lates niloticus

Nijlbaars, Victoriabaars

11.32.2

Lates calcarifer

Barramundi

11.33

Tilapia

Tilapia

11.34

Oreochromis

Tilapia

12.1

Crangonidae (Zandgarnalen)

12.1.1

Crangon crangon

Noordzeegarnaal, Hollandse garnaal

12.2

Pandalidae (Pandalidegarnalen)

12.2.1

Pandalus borealis

Noordse garnaal

12.2.2

Heterocarpus ensifer

Nylongarnaal

12.3

Penaeidae (Peneide garnalen)

Tropische garnalen

12.3.1

Penaeus monodon

Tijgergarnaal

12.3.2

Penaeus japonica

Kuruma garnaal

12.3.3

Metapenaeus monoceros

Gevlekte garnaal

12.3.4

Parapenaeus longirostris

Roze diepzeegarnaal

12.3.5

Litopenaeus vannamei

Witpootgarnaal

12.3.6

Xyphopenaeus kroyeri

Seabob garnaal

12.3.7

Penaeus duorarum

Duorarum garnaal

12.3.8

Penaeus notialis

Caramote garnaal

12.3.9

Penaeus brasiliensis

Rood gevlekte garnaal

12.4

Aristeidae

Diepzeegarnalen

12.4.1

Aristaoemorpha foliacea

Rode diepzeegarnaal

12.5

Solenoceridae

Slibgarnalen

12.5.1

Solenoceras membrananacea

Atlantische slibgarnaal

12.5.2

Pleoticus muelleri

Rode Argentijnse garnaal

12.6

Palaemonidae (Palaemonidegarnalen)

12.6.1

Palaemon adspersus

Oostzeegarnaal

12.6.2

Macrobrachium rosenbergii

Zoetwaterreuzegarnaal

12.6.3

Nematopalaemon schmitti

Witbuikgarnaal

12.6.4

Palaemon serratus

Steurgarnaal

12.7

Sicyonidae (Pantsergarnalen)

12.7.1

Sicyonia carinata

Mediterrane pantsergarnaal

13

Macrura (Kreeften, Langoesten en Rivierkreeftjes)

13.1

Nephropsidae (Kreeften)

13.1.1

Homarus gammarus

Europese of gewone (zee)kreeft

13.1.2

Homarus americanus

Amerikaanse of Canades zeekreeft

13.1.3

Nephrops norvegicus

Noorse kreeft

13.2

Palinuridae (Langoesten)

13.2.1

Jasus

Langoest

13.2.2

Palinurus

Langoest

13.2.3

Panulirus elephas

Europese langoest

13.2.4

Puerulus

Langoest

13.3

Scyllaridae (Beerkreeften)

13.3.1

Scyllarides latus

Beerkreeft

13.3.2

Scyllarides aquamosus

Beerkreeft

13.3.3

Scyllarus arctus

Beerkreeft

13.3.4

Ibacus

Beerkreeft

13.3.5

Thenus

Beerkreeft

Anomura (Springkrabben, Heremietkreeften en Koningskrabben)

14.1

Galatheidae (Springkrabben)

14.1.1

Pleuroncodes

Chileense springkrab

14.1.2

Cervimundia

Chileense springkrab

14.1.3

Mundia rugosa

Springkrab, Galatheakreeft

14.2

Lithodidae (Koningskrabben)

14.2.1

Paralithodes camtschatica

Kamtschatka krab

14.2.2

Paralithodes platypus

Koningskrab

14.2.3

Paralithodes brevipas

Koningskrab

14.2.4

Lithodes maja

Koningskrab

14.2.5

Lithodes anarctica

Koningskrab

14.2.6

Lithodes centella

Koningskrab

14.2.7

Lopholithodes mandtii

Koningskrab

15

Brachyura (Echte krabben)

15.1

Majidae (Spinkrabben)

15.1.1

Cancer pagurus

Noordzeekrab

15.2

Portunidae (Zwemkrabben)

15.2.1

Callinectes sapidus

Blauwe zwemkrab

15.2.2

Carcinus maenas

Strandkrab

15.3

Xanthidae (Xantiden)

15.3.1

Eriphia verrucos

Wrattige krab

15.4

Grapsidae (Springkrabben)

15.4.1

Eriocheir sinensis

Chinese wolhandkrab

16

Euphausiacea

16.1

Euphausia superba

Krill

17

Rivierkreeftjes

17.1

Astacus astacus

Europese rivierkreeft

17.2

Astacus leptodactylus

Turkse rivierkreeft

17.3

Orconectes limosus

Amerikaanse rivierkreeft

17.4

Pacifastacus leniusculus

Signaalkreeft, Californische rivierkreeft

17.5

Procambarus clarkii

Chinese rivierkreeft

18

Mytilidae (Mosselachtigen)

18.1

Mytilus galloprovinciales

Middellandse-Zeemossel

18.1.1

Mytilus edulis

(Gewone) mossel

18.2

Perna canalicus

Nieuwzeelandse mossel

19

Ostreidae (Oesterachtigen)

19.1

Ostrea edulis

(Europese) platte oester

19.2

Ostrea lurida

19.3

Crassostrea angulata

Portugese oester

19.4

Crassostrea virginica

Amerikaanse oester

19.5

Crassostrea gigas

Japanse oester

20

Pectinidae (Kamschelpachtigen)

20.1

Pecten maximus

Sint-Jacobsschelp

20.4.1

Chlamys islandica

Noordelijke kamschelp

20.4.2

Chlamys varia

Bonte mantel

20.4.3

Chlamys opercularis

Wijde mantel

21

Cardiidae (Kokkelachtigen)

21.1

Cardium costatum

Geribde hartschelp

21.3

Acanthocardia aculeata

Gedoornde hartschelp

21.4

Acanthocardia echinata

Gestekelde hartschelp

21.5

Cerastoderma edule

Kokkel, Kokhaan

Veneraceae (Venusschelpachtigen, Tapijtschelpachtigen)

 

22.1

Venus gallina

Gestreepte venusschelp

22.2

Venus verrucosa

Wrattige venusschelp

22.6

Callista chione

Bruine venusschelp

22.7

Mercenaria meercenaria

Amerikaanse venusschelp

22.8

Venerupis aurea

Goudkleurige venusschelp

22.9

Venerupis decussata

Tapijtschelp

22.10

Venerupis pullastra

Tapijtschelp

22.11

Tapes rhomboides

Roze venusschelp

     

23

Myidae (Gaperachtigen)

 

23.1

Mya arenaria

Strandgaper

23.1

Mya truncata

Afgeknotte gaper

     

24

Arcticidae (Noordkrompachtigen)

 

24.1

Arctica islandica

Noordkromp

     

25

Glycymeridae (Glycymerisachtigen)

 

25.1

Glycymeris glycymeris

Glycymeris

     

26

Mactridae (Strandschelpachtigen)

 

26.2

Mactra corallina

Grote strandschelp

26.2

Spisula elliptica

Ovale strandschelp

26.3

Spisula subtruncata

Afgeknotte strandschelp, Nonnetje

26.4

Spisula solida

Stevige strandschelp

26.5

Spisula solidissima

Reuze strandschelp

     

27

Tellinidea (Platschelpachtigen)

 

27.1

Tellina crassa

Dikke platschelp

27.2

Donax trunculus

Zaagje

     

28

Solenidea (Mesheftachtigen)

 

28.1

Solen marginatus

Messchede

28.2

Ensis directus

Amerikaanse zwaardschede

28.3

Ensis ensis

Kleine zwaardschede

28.4

Ensis siliqua

(Tafel)mesheft

     
 

Gastropoda (Buikpotigen)

 

29

Haliothidae (Zeeoorachtigen)

 

29.1

Haliotis (tuberculata)

Zeeoor

     

30

Fissurellidae (Sleutelgathoornachtigen)

 

30.1

Fissurella nubecula

Sleutelgathoorn

     

31

Patellidea (Schaalhoornachtigen)

 

31.1

Patella (vulgata)

Schaalhoorn

     

32

Littorinidae (Alikruikachtigen)

 

32.1

Littorina littorea

Gewone alikruik, Kreukel

32.2

Littorina (obtusata)

Alikruik

     

33.2

Neptunea antiqua

Noordhoorn

33.3

Busycon

Amerikaanse wulk

     
 

Inktvissen (Koppotigen)

 

34

Sepioidea (Zeekatachtigen)

 

34.1

Sepia spp.

Zeekat, Sepia

34.2

Rossia spp.

Ross-dwerginktvis

34.3

Sepiola spp.

Dwerginktvis

     

35

Teuthoidea spp. (Pijlinktvisachtigen)

 

35.1

Loligo spp.

Pijlinktvis

35.2

Loligo vulgaris

Gewone Pijlinktvis

35.3

Loligo pealei

Pijlinktvis

35.4

Loligo opalescens

Pijlinktvis

35.5

Ommastrephes spp.

Pijlinktvis

35.6

Todarodes sagittatus

Pijlinktvis

35.7

Nototodarus sloani

Pijlinktvis

35.8

Nototodarus gouldi

Pijlinktvis

35.9

Illex spp.

Pijlinktvis

35.10

Dosidicus gigas

Pijlinktvis

     

36

Octopoda (Achtarmigen)

 

36.1

Octopus

Oktopus, Octopus, achtarmige inktvis

     
 

STEKELHUIDIGEN

 

37

Echinoidea (Zee-egels en Zee-appels)

 

37.1

Echinus esculentus

Zee-egel

37.2

Paracentrotus

Zee-egel

37.3

Arbacia spp.

(Zwarte) zee-egel

37.4

Arbacia punctulata

(Zwarte) zee-egel

37.5

Strongylocentrotus spp.

Zee-egel

37.6

Strongylocentrotus purpuratus

Zee-egel

     

38

Holothurioidea (Zeekomkommers)

 

38.1

Holothuria

Zeekomkommer

38.2

Stichopus

Zeekomkommer

38.3

Cucumaria

Zeekomkommer

     

39

ZAKPIJPEN

 

39.1

Microcosmus sulcatus

Zakpijp