Motorrijtuigenbelasting: motorrijtuigen ingericht en uitsluitend bestemd voor het [...] belasting zware motorrijtuigen: huisvuilauto's

Geraadpleegd op 25-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 19-04-2000 en zichtdatum 19-04-2000.
Geldend van 19-04-2000 t/m heden

Motorrijtuigenbelasting: motorrijtuigen ingericht en uitsluitend bestemd voor het gebruik als vuilniswagen, belasting zware motorrijtuigen: huisvuilauto's

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten:

1. Inleiding

In het kader van zowel de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet MB’94) en de Wet belasting zware motorrijtuigen (Wet BZM) zijn ten aanzien van de fiscale status van motorrijtuigen die gebruikt worden voor het ophalen van (huis)vuil vragen gesteld.

2. Motorrijtuigenbelasting

a. Vrijstelling

Op grond van artikel 72, eerste lid, onderdeel h, van de Wet MB’94 wordt onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen, vrijstelling verleend voor o.a. motorrijtuigen die zijn ingericht en uitsluitend worden gebruikt als vuilniswagen. De voorwaarden en beperkingen zijn opgenomen in artikel 17 van het Uitvoeringsbesluit MB’94:

  • het kenteken van het motorrijtuig is ingeschreven in het kentekenregister op naam van een openbaar lichaam of van een bedrijf dat zich bezighoudt met werkzaamheden waarbij de vuilniswagen wordt ingezet; en

  • de houder van het motorrijtuig legt een verklaring over dat het motorrijtuig is ingericht en uitsluitend wordt gebruikt als vuilniswagen.

b. Gebruik als vuilniswagen

(1) Parlementaire geschiedenis

Bij de Wet MB’94 is de onder de Wet MB’66 geldende vrijstelling voor motorrijtuigen gehouden door openbare lichamen (voornamelijk gemeenten en samenwerkingsverbanden tussen gemeenten) en uitsluitend gebezigd voor de reinigingsdienst (artikel 9, eerste lid, onderdeel b, Wet MB’66) enerzijds beperkt tot vuilniswagens, kolkenzuigers of straatveegwagens, en anderzijds uitgebreid met bedrijven die zich met dergelijke werkzaamheden bezig houden.

In het daartoe strekkende amendement (Kamerstukken II, 1993–1994, 22 238, nr. 26) is aangegeven, dat het amendement bedoeld is om de vrijstelling te beperken tot motorrijtuigen die uitsluitend worden gebruikt voor enkele specifieke taken ten behoeve van burgers en bedrijven. Daarmee is de vrijstelling voor gemeenten voor niet voor specifieke taken uitgeruste motorrijtuigen, zoals gewone vrachtauto’s en bestelauto’s, vervallen.

De indiener van het amendement geeft aan de vrijstelling te beperken tot de echte vuilniswagens en deze vervolgens uit te breiden naar de private sector (vaste commissie voor Financiën, 18 oktober 1993, UCV 6, blz. 6–7, 1e kolom).

(2) Overheidstaak

Uit de parlementaire geschiedenis kan worden afgeleid, dat de vrijstelling voor vuilniswagens zich dient te beperken tot echte vuilniswagens waarmee in het kader van de overheidstaak door of in opdracht van de overheid huishoudelijke afvalstoffen worden opgehaald.

Dit betekent dat:

  • dit huishoudelijke afval huis aan huis wordt ingezameld;

  • een eventuele vergoeding daarvoor aan de (gemeentelijke) overheid in het kader van zijn publieke taak in dezen op grond van een (gemeentelijke) verordening direct of indirect verschuldigd dient te zijn.

(3) Huishoudelijke afvalstoffen

Onder huishoudelijke afvalstoffen wordt verstaan: de afvalstoffen afkomstig van particuliere huishoudens. Dit is onder meer zgn. GFT-afval (waaronder snoei- en tuinafval), restafval, grofvuil, oud papier, metaalafval. Daaronder vallen niet de afvalsoorten gevaarlijk afval (w.o. chemisch afval), grond en puin, omdat dit geen normaal huishoudelijk afval is.

Huishoudelijke afvalstoffen kunnen in het kader van dit besluit afkomstig zijn van zowel particulieren huishoudens als van bedrijven.

(4) Methoden van inzamelen

Het komt voor dat afval niet direct huis aan huis wordt ingezameld, maar bijvoorbeeld door de huishoudens in een centrale container dicht bij de woonplek wordt gedeponeerd. Het ter plaatse in een vuilniswagen ledigen van deze dicht bij de woonplek gesitueerde container, waarbij deze ter plaatse blijft, kan worden aangemerkt als het huis aan huis inzamelen.

Het ophalen van de containers en het ledigen daarvan op een vuilstortplaats of -inrichting, valt hier niet onder.

c. Inrichting

De in de wet gestelde eis dat een vuilniswagen om voor de vrijstelling in aanmerking te komen, als zodanig moet zijn ingericht, dient in het kader van het hiervoor beschreven beperkt gebruik overeenkomstig de bedoeling van het amendement te worden uitgelegd.

Om voor de vrijstelling in aanmerking te komen, dient het motorrijtuig te zijn ingericht om huis aan huis huishoudelijk afval op te halen. Daaronder wordt verstaan het zijn voorzien van een vast aangebrachte gesloten inrichting om het afval op te slaan, apparatuur om de omvang van het afval te verminderen (zoals het persen of pletten), alsmede een speciale inrichting om het ingezamelde afval zelfstandig te kunnen storten.

Het ontmoet in dit kader geen bezwaar als de aangebrachte gesloten inrichting om het ingezamelde huisafval te vervoeren, een verwisselbare opbouw is.

Indien de vast aangebrachte inrichting niet is voorzien van een pers-/pletinstallatie, dient het motorrijtuig te zijn voorzien van vast aangebrachte apparatuur om de vuilcontainers te heffen en in de huisvuilauto te ledigen.

d. Verhuren of leasen van vuilniswagens

In artikel 17 van het Uitvoeringsbesluit MB’94 geldt als eis voor toepassing van de vrijstelling, dat het motorrijtuig in het kentekenregister op naam van een openbaar lichaam staat ingeschreven, of op naam van een bedrijf dat zich bezighoudt met werkzaamheden waarbij deze motorrijtuigen worden ingezet.

Als een vuilniswagen wordt verhuurd of geleast door een bedrijf dat niet zelf die werkzaamheden uitvoert, wordt veelal niet aan die eis voldaan, omdat het kenteken op naam van het verhuur- dan wel leasebedrijf is gesteld. Onder de volgende bijzondere voorwaarden keur ik goed, dat voor verhuurde of geleaste vuilniswagens aan de in artikel 17 genoemde voorwaarde niet behoeft te worden voldaan:

  • het motorrijtuig wordt feitelijk gebruikt door een openbaar lichaam of bedrijf zoals bedoeld in artikel 17; en

  • de Inspecteur heeft de feitelijk gebruiker aangemerkt als zgn. ‘afwijkend houder’ zoals bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet MB’94.

Indien er geen verzoek om afwijkend houderschap wordt gedaan of de Inspecteur een daartoe strekkend verzoek niet kan inwilligen, is de vrijstelling niet van toepassing en is de verhuurder dan wel het leasebedrijf als houder de belasting verschuldigd.

3. Belasting zware motorrijtuigen (Eurovignet)

a. Algemeen

In het kader van de belasting zware motorrijtuigen (BZM) zijn vragen gesteld over de heffingsaspecten voor motorrijtuigen waarmee algemeen huisvuil dan wel bijzonder afval wordt ingezameld en afgevoerd of voor de vuilafvoer met containers.

De hoedanigheid van de houder en de herkomst of het karakter van het afval, zijn daarbij in beginsel geen criteria.

Het betreft in eerste instantie motorrijtuigen waarbij sprake moet zijn van een toegestane maximum massa van 12.000 kg of meer van het trekkend motorrijtuig dan wel de combinatie daarvan met een aanhangwagen/oplegger.

In mijn besluit van 19 augustus 1996, nr. VB95/4190 (Infobulletin 96/686; V-N 1996, blz. 3486, punt 20), heb ik de wettelijke criteria nader geduid en enkele voorbeelden gegeven.

b. Uitsluitend bestemd voor goederenvervoer

Voor de heffing van de Belasting zware motorrijtuigen (BZM) geldt mede als criterium met betrekking tot het vervoer van afval de vraag of een bepaald motorrijtuig uitsluitend bestemd is voor het goederenvervoer over de weg.

Een motorrijtuig is niet ‘uitsluitend’ bestemd voor goederenvervoer als het goederenvervoer dat met het betreffende motorrijtuig wordt verricht, feitelijk ondergeschikt is aan het eigenlijke gebruiksdoel van het motorrijtuig. Het goederenvervoer dient dan een andere bestemming dan het enkele transport van goederen. De bouw en/of inrichting is in dat geval dienstbaar aan het eigenlijke gebruiksdoel en niet rechtstreeks aan het transport. Dergelijke voorzieningen dienen in of op het motorrijtuig vast te zijn aangebracht, dat wil zeggen dat zij niet naar believen eenvoudig kunnen worden verwijderd.

Een inrichting of apparatuur voor het laden en/of lossen van goederen die met het motorrijtuig vervoerd worden, heeft geen zelfstandige functie, maar is dienstbaar aan dat vervoer.

c. Soorten opbouw

Motorrijtuigen waarmee algemeen huisvuil dan wel bijzonder afval wordt ingezameld en afgevoerd of voor de vuilafvoer met containers, zijn globaal in drie categorieën te verdelen:

  • I. een motorrijtuig met een vast aangebrachte opbouw,

  • II. een motorrijtuig met een verwisselbare opbouw,

  • III. een motorrijtuig met een zgn. afzetcontainer.

Ad. I: een motorrijtuig met een vast aangebrachte opbouw.

Een motorrijtuig met een vast aangebrachte opbouw dient voor de belastbaarheid te worden beoordeeld aan de hand van de hiervoor onder a en b genoemde criteria.

Ad. II: een motorrijtuig met een verwisselbare opbouw.

Bij een motorrijtuig met een verwisselbare opbouw geldt dat de situatie moet worden beoordeeld op het moment dat met het motorrijtuig van de autosnelweg gebruik wordt gemaakt en wel aan de hand van de hiervoor genoemde criteria.

Het basisvoertuig kan voorzien zijn van een vaste, op het motorrijtuig zelf aangebrachte hefinstallatie om de verwisselbare opbouw op of van het basisvoertuig te zetten, dan wel van een installatie om de opbouw in een zodanig schuine positie te brengen dat de daarin – vaak los – opgeslagen goederen kunnen worden gestort. Deze installaties moeten worden beschouwd als een laad-/losinstallatie zonder zelfstandige functie, maar dienstbaar aan het transport.

Ad. III: een motorrijtuig met een zgn. afzetcontainer

Voor motorrijtuigen met een afzetcontainer geldt, dat de afzetcontainer als lading moet worden beschouwd. Het motorrijtuig is dan ook uitsluitend bestemd voor goederenvervoer, te weten het vervoer van de afzetcontainer.

Installaties om de container op of van het motorrijtuig te heffen of te trekken, zijn dienstbaar aan het vervoer en vervullen derhalve geen zelfstandige functie.

Als op/aan een afzetcontainer zelf een vaste installatie is bevestigd om in de afzetcontainer goederen te lossen, bijvoorbeeld voor het ledigen van vuilcontainers, is ook deze installatie te beschouwen als een laad-/losinrichting zonder zelfstandige functie.

Dit geldt evenzeer als het basisvoertuig een dergelijke installatie heeft.

d. Goedkeuring voor huisvuilauto’s:

Als op grond van het bovenstaande een zgn. huisvuilauto in beginsel belastbaar is, geldt het volgende.

In punt 2, onderdeel b, van het besluit van 19 augustus 1996 heb ik goedgekeurd dat een huisvuilauto onder bepaalde voorwaarden niet aan de BZM is onderworpen. De daarbij gestelde voorwaarden zijn dat het motorrijtuig als zodanig wordt gebruikt en voorzien is van apparatuur om de te vervoeren goederen te bewerken zoals het pletten, en/of een speciale inrichting om vuilcontainers te heffen en in de huisvuilauto te ledigen.

Gelet op het feit dat in de Memorie van Toelichting op de Wet BZM wat dit soort motorrijtuig betreft een koppeling wordt gelegd met de daarvoor van toepassing zijnde vrijstelling in de motorrijtuigenbelasting, dient het begrip ‘als zodanig gebruikt’ dan ook te worden beoordeeld aan de hand van de voor de in artikel 72, eerste lid, onderdeel h, Wet MB’94 van toepassing zijnde vrijstelling in de motorrijtuigenbelasting. In punt 2 van dit besluit is hierop nader ingegaan.

Dit betekent voor de toepassing van de BZM, dat indien een hier bedoelde huisvuilauto op grond van artikel 72, eerste lid, onderdeel h, van de Wet MB’94 is of kan worden vrijgesteld, van de heffing van BZM voor dat motorrijtuig kan worden afgezien.