2. Fiscale gevolgen van een juridische fusie
[Regeling vervallen per 11-07-2014 met terugwerkende kracht tot en met 30-06-2014]
Een juridische fusie is, blijkens artikel 309 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek
(hierna: Boek 2 BW), ‘de rechtshandeling van twee of meer rechtspersonen waarbij een
van deze het vermogen van de andere onder algemene titel verkrijgt of waarbij een
nieuwe rechtspersoon die bij deze rechtshandeling door hen samen wordt opgericht,
hun vermogen onder algemene titel verkrijgt.’
Civielrechtelijk is bij een juridische fusie derhalve sprake van een rechtshandeling
waarbij de vermogensbestanddelen tussen de fuserende rechtspersonen onder algemene
titel overgaan. Als tegenprestatie voor de in het kader van de juridische fusie verkregen
vermogensbestanddelen zal in het algemeen de verkrijgende rechtspersoon aandelen toekennen
aan de aandeelhouders van de rechtspersoon waarvan het vermogen onder algemene titel
overgaat. Bij een juridische fusie verdwijnt deze laatste rechtspersoon. Deze rechtspersoon
wordt dan ook wel de verdwijnende rechtspersoon genoemd. Een bijzondere vorm van juridische
fusie is de zogenoemde driehoeksfusie. Bij deze fusievorm (die slechts mogelijk is
bij een juridische fusie tussen naamloze vennootschappen en/of besloten vennootschappen)
worden de aandeelhouders van een verdwijnende rechtspersoon geen aandeelhouder van
de verkrijgende rechtspersoon maar van een groepsmaatschappij van de verkrijgende
rechtspersoon.
Artikel 14b, eerste lid, van de Wet Vpb kwalificeert de juridische fusie als een overdracht
van vermogensbestanddelen van de verdwijnende rechtspersoon naar de verkrijgende rechtspersoon.
De verdwijnende rechtspersoon houdt van rechtswege op te bestaan en wordt geacht zijn
onderneming te hebben gestaakt. De verdwijnende rechtspersoon zal daarom dienen af
te rekenen op grond van artikel 15d van de Wet Vpb. Omdat er fiscaalrechtelijk sprake
is van een overdracht, zal in dit besluit en in de voorwaarden steeds de term overdracht
en niet de term overgang worden gebruikt.
Tot 1 januari 2001 geldt de fiscale kwalificatie van artikel 14b, eerste lid, van
de Wet Vpb alleen voor de juridische fusie op de voet van artikel 309, Boek 2 BW.
Met ingang van 1 januari 2001 geldt zij voor elke overgang onder algemene titel in
het kader van een juridische fusie, en vindt zij dus ook toepassing op de juridische
fusie naar buitenlands recht. Het Nederlandse recht blijft leidend in die zin, dat
de inhoud die naar Nederlands recht toekomt aan het begrip overgang onder algemene
titel, en het begrip juridische fusie, beslissend is voor de vraag of een buitenlandse
rechtshandeling kwalificeert als overgang onder algemene titel in het kader van een
juridische fusie, in de zin van artikel 14b, Wet Vpb.
Artikel 14b, tweede lid, van de Wet Vpb bepaalt dat de juridische fusie geruisloos
kan plaatsvinden als aan de volgende drie vereisten wordt voldaan:
-
– voor het bepalen van de winst bij de verdwijnende rechtspersoon en de verkrijgende
rechtspersoon zijn dezelfde bepalingen van toepassing; en
-
– bij geen van de fuserende rechtspersonen bestaat aanspraak op voorwaartse verrekening
van verliezen op de voet van artikel 20 van de Wet Vpb; en
-
– de latere heffing is verzekerd.
Alsdan treedt de verkrijgende rechtspersoon met betrekking tot de in het kader van
de juridische fusie verkregen vermogensbestanddelen geheel in de plaats van de verdwijnende
rechtspersoon.
Indien niet aan de vereisten van het tweede lid wordt voldaan biedt het derde lid
desalniettemin de mogelijkheid de winst buiten aanmerking te laten. Daartoe moeten
de fuserende rechtspersonen vóór de civielrechtelijke juridische fusie een gezamenlijk
verzoek doen bij de inspecteur. Indien het verzoek wordt ingewilligd, worden hieraan
voorwaarden gesteld. De inspecteur beslist op het verzoek bij een voor bezwaar vatbare
beschikking. Ook in deze situatie treedt de verkrijgende rechtspersoon bij inwilliging
van het verzoek met betrekking tot al hetgeen in het kader van de juridische fusie
is verkregen in de plaats van de verdwijnende rechtspersoon, voor zover daaraan geen
voorwaarden zijn gesteld. De verkrijging onder algemene titel wordt dan ook hier gevolgd.
De verkrijgende rechtspersoon krijgt de vermogensbestanddelen met alle daarbij behorende
lusten en lasten.
De vrijstelling van het tweede en derde lid geldt niet voor elke overgang onder algemene
titel in het kader van een juridische fusie. Artikel 14b, tiende lid, Wet Vpb eist
dat de verdwijnende en de verkrijgende rechtspersoon zijn gevestigd in Nederland,
dan wel zijn gevestigd in een Lidstaat van de Europese Unie in de zin van artikel
3.55, vijfde lid, Wet IB 2001. Artikel 2, vierde lid, Wet Vpb vindt hierbij geen toepassing.
Met ingang van 1 januari 2001 geldt niet langer als vereiste voor fiscale begeleiding
dat met of bij de juridische fusie positieve winst wordt behaald. Derhalve kan ook
in de situatie dat de winst 0 of negatief is om toepassing van de faciliteit worden
verzocht. Ik beraad mij er nog over of in dergelijke gevallen aanvullende voorwaarden
noodzakelijk zijn.
Het vierde lid van artikel 14b van de Wet Vpb regelt dat de in het derde lid bedoelde
voorwaarden slechts mogen strekken ter verzekering van de heffing en de invordering.
Onder die voorwaarden worden voorts begrepen voorwaarden die betrekking kunnen hebben
op het bepalen van de in een jaar genoten winst van de verkrijgende rechtspersoon,
de toelaatbare reserves en de verrekening van verliezen.
In het vijfde lid wordt aangegeven dat de fiscaal geruisloze doorschuiving van het
tweede en derde lid niet mogelijk is, indien de juridische fusie in overwegende mate
is gericht op het ontgaan of uitstel van belastingheffing.