Vijfde faciliteringsregeling regionale expertisecentra in oprichting schooljaar 2002 - 2003

[Regeling vervallen per 31-12-2004.]
Geraadpleegd op 22-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 08-06-2002 en zichtdatum 08-06-2002.
Geldend van 08-06-2002 t/m 30-12-2004

Vijfde faciliteringsregeling regionale expertisecentra in oprichting schooljaar 2002 - 2003

De staatssecretaris van onderwijs, cultuur en wetenschappen,

Gelet op: artikel 4 van de Wet overige OCenW-subsidies;

Besluit

Artikel 1. Begripsbepaling

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. regionaal expertisecentrum in oprichting:

de rechtspersoon die (bij notariële akte) is ingesteld door de scholen in een geografisch afgebakend gebied en die als REC i.o. op basis van de Vierde faciliteringsregeling REC’s i.o. 2001/ 2002 subsidie heeft ontvangen.

b. REC i.o.:

regionaal expertisecentrum in oprichting

c. school:

een school voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra.

Artikel 2. Doel van de subsidieverstrekking

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Met de subsidie wordt beoogd de REC i.o. in staat te stellen een jaar proef te draaien met de beoogde wettelijke taken, zoals die zijn geformuleerd in het wetsvoorstel ter wijziging van de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van een leerlinggebonden financiering en de vorming van regionale expertisecentra (rege- ling leerlinggebonden financiering) (Kamerstukken I 2001/ 2002, 27 728 nr. 199).

Artikel 3. Hoogte en berekeningsgrondslag subsidie

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 De subsidie voor een REC i.o. bedraagt € 27.200,-, vermeerderd met € 9.100,- voor elke aan het REC i.o. deelnemende school en vermeerderd met de helft van de som van het aantal leerlingen dat op 1 oktober 2001 is ingeschreven bij de aan het REC i.o. deelnemende scholen en het aantal door die scholen ambulant begeleide leerlingen op die datum, vermeerderd met 15% en vermenigvuldigd met € 155,-.

  • 2 Indien sprake is van het samengaan in één rechtspersoon van REC’s i.o. die in het kader van de Vierde faciliteringsregeling regionale expertisecentra in oprichting 2001 - 2002 subsidie hebben ontvangen, wordt het subsidiebedrag van € 27.200,- bedoeld in het eerste lid, vermenigvuldigd met het aantal REC’s i.o binnen de rechtspersoon waaraan subsidie is verleend op grond van genoemde regeling.

Artikel 4. Aanvraagprocedure

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 Om voor de subsidie, bedoeld in artikel 3, in aanmerking te komen dient het REC i.o. het aanvraagformulier Vijfde faciliteringsregeling REC’s i.o. 2002 - 2003 in te vullen en te ondertekenen. Dit aanvraagformulier wordt automatisch aan de REC’s i.o. toegestuurd door de wegbereiders.

  • 2 De aanvraag gaat vergezeld van een afschrift van de notariële akte van de instelling van de rechtspersoon.

  • 3 De aanvraag inclusief het afschrift van de notariële akte wordt ingediend bij:

    • Centrale Financiën Instellingen Postbus 606

      2700 ML Zoetermeer

      t.a.v. CFI/FTO/TBD

      Onder vermelding van: Aanvraag facilitering regionale expertisecentra in oprichting schooljaar 2002 - 2003.

  • 4 Binnen een maand na ontvangst van de subsidieaanvraag ontvangt het REC’s i.o. bericht over de toekenning. Indien de aanvraag voor 15 juli 2002 is ingediend, ontvangt het REC i.o. voor 1 augustus 2002 bericht over de toekenning. De aanvraag dient uiterlijk 15 september 2002 te zijn ingediend. Aanvragen die na deze datum worden ingediend, worden niet in behandeling genomen.

Artikel 5. Subsidievoorwaarden

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 Het REC i.o. draait gedurende het schooljaar 2002 -2003 proef met de volgende taken:

    • het instandhouden van een commissie voor de indicatiestelling (CvI). Ten aanzien van de samenstelling van de CvI geldt dat de CvI bestaat uit:

      • a. een voorzitter die tevens lid is van de commissie, en

      • b. vier of meer andere leden, onder wie een onderwijsdeskundige, een als diagnosticus gekwalificeerd gedragswetenschapper, een jeugdarts of andere arts, en een maatschappelijk werker of voor zover het cluster 2 betreft, een logopedist;

  • 2 De leden van de CvI vervullen geen nevenbetrekking of nevenwerkzaamheden die schadelijk zijn voor de vervulling van de functie van lid van de commissie en zij verrichten hun werkzaamheden zonder last of ruggespraak.

    • het coördineren van de ambulante begeleiding, aan de reguliere scholen in de regio;

    • het ondersteunen van de ouders bij het indienen van een verzoek om indicatie-stelling;

    • het coördineren van onderzoeksactiviteiten door de (v)so-scholen in de regio ten behoeve van de indicatiestelling;

    • het ondersteunen van de ouders van een geïndi- ceerde leerling bij het zoeken naar een reguliere of een (v)so-school.

  • 3 De CvI adviseert aan de CVO en het bevoegd gezag van de scholen, op basis van de aangeleverde dossiers en op basis van de indicatiecriteria en procedures over de toelating van de leerling die staan beschreven in de bijlage bij deze regeling. Het advies van de CvI wordt gevoegd bij het gemeenschappelijk rapport. Een afschrift van de dossiers die de CvI heeft behandeld wordt vervolgens doorgestuurd naar de Tijdelijke commissie advisering indicatiestelling (TCAI). Deze procedure dient ook gevolgd te worden voor leerlingen die rechtstreeks met aanvullende formatie en ambulante begeleiding het regulier onderwijs willen instromen. Voor leerlingen die worden ingeschreven op een school omdat zij zijn geplaatst in een Justitiële Jeugdinstelling hoeft de beschreven procedure niet te worden gevolgd.

  • 4 Het REC i.o. verleent medewerking aan de evaluatie van het proefdraaien. De evaluatie met betrekking tot de indicatiestelling wordt uitgevoerd door de TCAI. In het kader van deze evaluatie organiseert de TCAI terugkoppelbijeenkomsten en scholingsactiviteiten. De leden van de CvI nemen hier aan deel. Voor de evaluatie van de overige taken rapporteert het REC i.o. aan de wegbereiders.

Artikel 6. Betaling van de subsidie

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

De subsidie wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald.

Artikel 7. Verantwoording en vaststelling van de subsidie

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 De financiële verantwoording wordt uiterlijk 1 november 2003 ingediend bij de Centrale Financiën Instellingen (Cfi) t.a.v. Productgroep Verantwoorden.

  • 2 Het financieel verslag gaat vergezeld van een verklaring omtrent de rechtmatigheid, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 3 De accountantsverklaring bevat tevens een oordeel over de naleving van de subsidievoorwaarden door de subsidieontvanger.

  • 4 De vaststelling van de subsidie vindt achteraf plaats. Indien uit de financiële verantwoording blijkt dat de subsidie niet is besteed in overeenstemming met de bepalingen van deze regeling, kan de Minister de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Artikel 8. Bekendmaking

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Deze regeling zal met de toelichting in Uitleg OCenW-Regelingen worden geplaatst. Van deze plaatsing zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.

Artikel 9. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de derde dag na de datum van uitgifte van Uitleg OCenW-Regelingen waarin deze regeling wordt geplaatst.

Artikel 10. Citeertitel

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Deze regeling wordt aangehaald als: Vijfde faciliteringsregeling regionale expertisecentra in oprichting schooljaar 2002 - 2003.

De

staatsecretaris

van onderwijs, cultuur en wetenschappen,

drs. K.Y.I.J. Adelmund

Bijlage Criteria voor indicatiestelling

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Hoofdstuk 1

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

DSM-IV:

Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders 4th Edition (American Psychiatric Association, 1997), classificatiesysteem voor psy-

chische stoornissen;

ICD-10: Internationale statistische classificatie van ziekten en met gezondheid verband houdende problemen; tiende revisie (WHO, Genève, 992);

ICF:

Internationale classificatie van het menselijk functioneren (WHO, Genève, 2001).

Artikel 2. Advies over indicatiestelling

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Een leerling komt in aanmerking voor een positief advies over indicatiestelling door een CvI, zoals bedoeld in deze regeling, indien wordt voldaan aan de criteria, bedoeld in de artikelen 3 tot en met 11.

Hoofdstuk 2. Indicatiecriteria

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

§ 1. Cluster 2

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Artikel 3. Indicatiecriteria dove kinderen

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Een leerling is toelaatbaar tot het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs aan dove kinderen, onverminderd artikel 6, indien op basis van audiologisch onderzoek zo nodig aangevuld met logopedisch en psychodiagnostisch onderzoek, is vastgesteld:

  • a.

    een gehoorstoornis van 80 decibel of meer bij het beste oor zonder gehoortoestel of

  • b.

    een gehoorstoornis tussen 70 decibel en 80 decibel bij het beste oor zonder gehoortoestel waarbij de leerling kennelijk dooffunctionerend is.

Artikel 4. Indicatiecriteria slechthorende kinderen

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Een leerling is toelaatbaar tot het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs aan slechthorende kinderen, onverminderd artikel 6, indien:

  • a. op basis van audiologisch, logopedisch en psychodiagnostisch onderzoek is vastgesteld een gehoorstoornis tussen 35 decibel en 80 decibel bij het beste oor zonder gehoortoestel, niet zijnde een gehoorstoornis als bedoeld in artikel 3, onder b.;

  • b. sprake is van een ernstige structurele beperking in de onderwijsparticipatie die blijkt uit:

    • 1. een leerachterstand als bedoeld in artikel 12, onder a.;

    • 2. het ontbreken van algemene leervoorwaarden, bedoeld in artikel 12, onder b. 1°, of

    • 3. een zeer geringe communicatieve redzaamheid als bedoeld in artikel 12, onder c. en

  • c. de zorg vanuit het regulier onderwijs als bedoeld in artikel 13 onvoldoende effect heeft gesorteerd of zal kunnen sorteren, en de ondersteuning als bedoeld in artikel 13 deelname aan het regulier onderwijs niet mogelijk maakt.

Artikel 5. Indicatiecriteria kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Een leerling is toelaatbaar tot het speciaal onderwijs aan kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden, indien:

  • a. op basis van logopedisch en psychodiagnostisch onderzoek, zo nodig aangevuld met audiologisch onderzoek, is vastgesteld voor kinderen tot en met 7 jaar een spraak- of taalstoornis op het gebied van spraakproductie, bij welke stoornis uit tests een achterstand in spraakontwikkeling van meer dan twee standaarddeviaties blijkt; en op het gebied van spraakperceptie, grammaticale kennisontwikkeling, of lexicale en semantische kennisontwikkeling, bij welke stoornis uit tests op tenminste een van de drie genoemde gebieden een achterstand in spraak-taalontwikkeling van meer dan anderhalve standaarddeviatie blijkt. Voor kinderen van 8 jaar of ouder een spraak- of taalstoornis op het gebied van spraakperceptie, grammaticale kennisontwikkeling, en lexicale en semantische kennisontwikkeling, bij welke stoornis uit tests op tenminste twee van de drie genoemde gebieden een achterstand in spraak-taalontwikkeling van meer dan anderhalve standaarddeviatie blijkt;

  • b. gerichte spraak- of taaltherapie van een half jaar geen vooruitgang heeft opgeleverd, ofwel een ernstige stoornis volgens het classificatiesysteem ICF, DSM-IV of ICD-10 is vastgesteld die de beperking, bedoeld onder c, negatief beïnvloedt;

  • c. sprake is van een ernstige structurele beperking in de onderwijsparticipatie die blijkt uit:

    • 1. een leerachterstand als bedoeld in artikel 12, onder a. 1°;

    • 2. het ontbreken van algemene leervoorwaarden, bedoeld in artikel 12, onder b. 1°, of

    • 3. een zeer geringe communicatieve redzaamheid als bedoeld in artikel 12, onder c. en

  • d. de zorg vanuit het regulier onderwijs als bedoeld in artikel 13 onvoldoende effect heeft gesorteerd of zal kunnen sorteren, en de ondersteuning als bedoeld in artikel 13 deelname aan het regulier onderwijs niet mogelijk maakt.

Een leerling is tevens toelaatbaar tot het onderwijs, bedoeld in het eerste lid, aanhef, indien:

  • a. op basis van logopedisch en psychodiagnostisch onderzoek, zo nodig aangevuld met audiologisch

    onderzoek, is vastgesteld een ernstige communicatieve incompetentie die tot uitdrukking komt in sociaal inadequaat taalgebruik in samenhang met een stoornis op lexicaal-semantisch gebied;

  • b. sprake is van een ernstige structurele beperking als bedoeld in het eerste lid, onder c. en

  • c. de zorg vanuit het regulier onderwijs als bedoeld in artikel 13 onvoldoende effect heeft gesorteerd of zal kunnen sorteren, en de ondersteuning als bedoeld in artikel 13 deelname aan het regulier onderwijs niet mogelijk maakt.

Artikel 6. Indicatiecriteria meervoudig gehandicapte kinderen cluster 2

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Een leerling is toelaatbaar tot het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs aan meervoudig gehandicapte dove kinderen binnen cluster 2 indien:

  • a. op basis van audiologisch en logopedisch onderzoek is vastgesteld een gehoorstoornis van meer dan 70 decibel bij het beste oor zonder gehoortoestel en

  • b. op basis van psychodiagnostisch onderzoek dat individueel is afgenomen en rekening houdt met de kenmerken van de leerling, is vastgesteld een non-verbale intelligentiequotiënt lager dan 70.

Een leerling is tevens toelaatbaar tot het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs aan meervoudig gehandicapte slechthorende kinderen binnen cluster 2 indien:

  • a. op basis van audiologisch en logopedisch onderzoek is vastgesteld een gehoorstoornis tussen 35 decibel en 71 decibel bij het beste oor zonder gehoortoestel en

  • b. wordt voldaan aan het eerste lid, onder b.

§ 2. Cluster 3

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Artikel 7. Indicatiecriteria zeer moeilijk lerende kinderen

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Een leerling is toelaatbaar tot het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs aan zeer moeilijk lerende kinderen, onverminderd artikel 10, indien:

  • a. op basis van psychodiagnostisch onderzoek dat individueel is afgenomen en rekening houdt met de kenmerken van de leerling, is vastgesteld een intelligentiequotiënt lager dan 60, niet zijnde een diepe of ernstige stoornis als bedoeld in artikel 10, eerste lid, en

  • b. sprake is van een zeer geringe sociale redzaamheid als bedoeld in artikel 12, onder d.

Een leerling is tevens toelaatbaar tot het onderwijs, bedoeld in het eerste lid, aanhef, indien:

  • a. op basis van psychodiagnostisch onderzoek dat individueel is afgenomen en rekening houdt met de kenmerken van de leerling, is vastgesteld een intelligentiequotiënt tussen 59 en 70;

  • b. een ernstige stoornis volgens het classificatiesysteem ICF, DSM-IV of ICD-10 is vastgesteld die de beperking, bedoeld onder c, negatief beïnvloedt;

  • c. sprake is van een ernstige structurele beperking in de onderwijsparticipatie die blijkt uit:

    • 1. een leerachterstand als bedoeld in artikel 12, onder a., ofwel het ontbreken van algemene leervoorwaarden als bedoeld in artikel 12, onder b. 1°, en

    • 2. een zeer geringe sociale redzaamheid als bedoeld in artikel 12, onder c., en

  • d. de zorg vanuit het regulier onderwijs als bedoeld in artikel 13 onvoldoende effect heeft gesorteerd of zal kunnen sorteren, en de ondersteuning als bedoeld in artikel 13 deelname aan het regulier onderwijs niet mogelijk maakt.

Artikel 8. Indicatiecriteria lichamelijk gehandicapte kinderen

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Een leerling is toelaatbaar tot het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs aan lichamelijk gehandicapte kinderen, onverminderd artikel 10, indien:

  • a. op basis van medisch onderzoek is vastgesteld een of meer stoornissen in structuur of in functie die gepaard gaan met stoornissen in de motorische functies;

  • b. sprake is van een ernstige structurele beperking in de onderwijsparticipatie die blijkt uit:

    • 1. een leerachterstand als bedoeld in artikel 12, onder a.;

    • 2. het ontbreken van algemene leervoorwaarden als bedoeld in artikel 12, onder b. 1°;

    • 3. schoolverzuim als bedoeld in artikel 12, onder f., of

    • 4. een zeer geringe zelfredzaamheid als bedoeld in artikel 12, onder e., en

  • c. de zorg vanuit het regulier onderwijs als bedoeld in artikel 13 onvoldoende effect heeft gesorteerd of zal kunnen sorteren, en de ondersteuning als bedoeld in artikel 13 deelname aan het regulier onderwijs niet mogelijk maakt.

Artikel 9. Indicatiecriteria langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Een leerling is toelaatbaar tot het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs aan langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap indien:

  • a. op basis van psychodiagnostisch en medisch onderzoek is vastgesteld:

    • 1. een chronische somatische stoornis;

    • 2. een chronische centrale of chronische perifere neurologische stoornis of

    • 3. een chronische psychosomatische stoornis; die niet in hoofdzaak leiden tot een stoornis in motorische functies;

  • b. sprake is van een ernstige structurele beperking in de onderwijsparticipatie die blijkt uit:

    • 1. een leerachterstand als bedoeld in artikel 12, onder a.;

    • 2. het ontbreken van algemene leervoorwaarden als bedoeld in artikel 12, onder b. 1°;

    • 3. structureel schoolverzuim als bedoeld in artikel 12, onder f., of

    • 4. een zeer geringe zelfredzaamheid als bedoeld in artikel 12, onder e., en

  • c. de zorg vanuit het regulier onderwijs als bedoeld in artikel 13 onvoldoende effect heeft gesorteerd of zal kunnen sorteren, en de ondersteuning als bedoeld in artikel 13 deelname aan het regulier onderwijs niet mogelijk maakt.

Artikel 10. Indicatiecriteria meervoudig gehandicapte kinderen cluster 3

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Een leerling is toelaatbaar tot het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs aan meervoudig gehandicapte kinderen binnen cluster 3 indien op basis van psychodiagnostisch onderzoek is vastgesteld een diepe stoornis in de intellectuele ontwikkeling, of een ernstige stoornis in de intellectuele ontwikkeling met bijbehorend zeer beperkt gedragsrepertoir en bijkomende medische of gedragsproblematiek.

Een leerling is tevens toelaatbaar tot het onderwijs, bedoeld in het eerste lid, indien:

  • a. op basis van psychodiagnostisch onderzoek dat individueel is afgenomen en rekening houdt met de kenmerken van de leerling, is vastgesteld een intelligentiequotiënt lager dan 70 en

  • b. de leerling tevens toelaatbaar zou zijn tot het onderwijs, bedoeld in artikel 8.

§ 3. Indicatiecriteria cluster 4

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Artikel 11. Indicatiecriteria cluster 4

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Een leerling is toelaatbaar tot cluster 4 indien:

  • a. op basis van psychdiagnostisch, orthopedagogisch of psychiatrisch onderzoek in combinatie met onderzoekgegevens van het maatschappelijk werk is vastgesteld een ernstige psychische stoornis of een ontwikkelings-

    psychopathie volgens het classificatiesysteem DSM-IV of ICD-10 voor zover het betreft:

    • 1. een emotionele stoornis;

    • 2. een gedragsstoornis of

    • 3. een ontwikkelingsstoornis, die zich manifesteert op school, en hetzij thuis hetzij bij vrije tijdsbesteding;

  • b. sprake is van een ernstige structurele beperking in de onderwijsparticipatie die blijkt uit:

    • 1. het ontbreken van algemene leervoorwaarden als bedoeld in artikel 12, onder b. 2°, of

    • 2. de leerling een gevaar is voor zichzelf of voor anderen als bedoeld in artikel 12, onder g.;

  • c. gerichte hulpverlening verleend wordt/is door een voorzieningen als Jeugdhulpverlening, Jeugd-GGZ, of hulp van een kinderpsychiatrische voorziening of Jeugdbescherming, en

  • d. de zorg vanuit het regulier onderwijs als bedoeld in artikel 13 onvoldoende effect heeft gesorteerd of zal kunnen sorteren, en de ondersteuning als bedoeld in artikel 13 deelname aan het regulier onderwijs niet mogelijk maakt.

§ 4. Overige bepalingen

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Artikel 12. Beperkingen in de onderwijsparticipatie

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Onder beperkingen in de onderwijsparticipatie in de zin van deze regeling worden verstaan:

  • a. een leerachterstand in het basis- of het voortgezet onderwijs, blijkend uit resultaten zoals gerapporteerd in het onderwijskundig rapport, zodanig dat de prestaties van de leerling:

    • 1. in het basisonderwijs in vergelijking met de prestaties van leerlingen van de overeenkomstige didaktische leeftijdsgroep, behoren tot de 10 procent zwakste prestaties of een discrepantie van meer dan 25 procent is vastgesteld tussen de didaktische leeftijd en didaktische leeftijdsequivalent op twee van de drie volgende terreinen: voor groep 1 en 2 voorbereidend lezen, spellen en rekenen en voor groep 3 en hoger rekenen, technisch lezen of spellen, en begrijpend lezen;

    • 2. in het voortgezet onderwijs in vergelijking met de prestaties van leerlingen in de overeenkomstige didaktische leeftijdsgroep waarin de leerling is ingestroomd op twee van de drie volgende terreinen: spreekvaardigheid op het gebied van de (moderne vreemde) talen, schrijfvaardigheid op het gebied van de (moderne vreemde) talen en vaardigheden op het gebied van de exacte vakken. Indien de vaststelling van het prestatieniveau uit het basisonderwijs niet ouder is dan 6 maanden, dan kan a. ten eerste worden toegepast;

  • b. het ontbreken van algemene leervoorwaarden, blijkend uit gegevens van zorg- of hulpverleningsinstanties of het onderwijskundig rapport zodanig dat sprake is van:

    • 1. ernstige tekortkomingen op het gebied van de werkhouding, zelfstandigheid, taakgerichtheid, aandacht, motivatie en instructiegevoeligheid bij de leerling die nog niet eerder het regulier onderwijs volgde, en welke eigenschappen noodzakelijk zijn om te kunnen deelnemen aan dat onderwijs en

    • 2. ernstige tekortkomingen in verband met het gedrag op het gebied van de werkhouding, zelfstandigheid, taakgerichtheid, aandacht, motivatie en instructiegevoeligheid of ernstige problemen in de interactie met het onderwijsgevend personeel of ernstig storend gedrag ten aanzien van het onderwijsleerproces van medeleerlingen, waarbij de genoemde gedragsproblemen manifest zijn gedurende een jaar, zich niet beperken tot een bepaalde situatie, weinig of niet worden beïnvloed door op de problemen gerichte aanpak en afspraken, en niet te verklaren zijn uit de omstandigheden van de leerling;

  • c. een zeer geringe communicatieve redzaamheid, blijkend uit resultaten zoals gerapporteerd in het onderwijskundig rapport of die op basis van psychodiagnostisch onderzoek is vastgesteld, zodanig dat de leerling een zeer beperkt vermogen heeft om wederkerig te communiceren met behulp van woord en gebaar en dit beperkte vermogen zich manifesteert in gesprekken in alle situaties vanaf de periode dat de leerling leerde spreken en niet is te verklaren uit de omstandigheden van de leerling;

  • d. een zeer geringe sociale redzaamheid, die op basis van psychodiagnostisch onderzoek is vastgesteld, waarbij de resultaten van de leerling in verband met een verstandelijke beperking op het gebied van zelfredzaamheid, verbale communicatie en sociale omgang meer dan twee standaarddeviaties onder het gemiddelde ligt;

  • e. een zeer geringe zelfredzaamheid, die op basis van psychodiagnostisch onderzoek is vastgesteld, waarbij de leerling ook met gebruikmaking van technische hulpmiddelen voor de algemene dagelijkse levensverrichtingen afhankelijk is van een ander;

  • f. structureel verzuim, blijkend uit het onderwijskundig rapport, waarbij de leerling 25 procent van de verplichte onderwijstijd verzuimt door de stoornis of in verband met de benodigde zorg terzake van de stoornis;

  • g. extreem gedrag waarbij, op basis van psychodiagnostisch onderzoek blijkt dat de leerling een gevaar voor zichzelf of voor anderen is, de leerling zelfverwondend of suïcidaal gedrag vertoont, lijdt aan ernstige depres-

    sie, extreem fysiek of extreem verbaal agressief gedrag vertoont, waarbij dit gedrag zich niet beperkt tot een bepaalde situatie en weinig of niet worden beïnvloed door op de problemen gerichte aanpak en afspraken.

Artikel 13. Zorg binnen regulier onderwijs en onder-steuning uit de zorgsector

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Onder zorg in de zin van deze regeling wordt verstaan de extra zorg vanuit de zorgstructuur van het regulier onderwijs, afgestemd op de behoeften van de leerling van tenminste een half jaar, blijkend uit het onderwijskundig rapport:

  • 1. voor die leerling die was ingeschreven op een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en voor zover voor de leerling geen leerlinggebonden budget beschikbaar was;

  • 2. voor die leerling die was ingeschreven op een school als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs en voor zover voor de leerling geen leerlinggebonden budget beschikbaar was, of

  • 3. voor die leerling die niet eerder was ingeschreven op een reguliere school.

Onder ondersteuning in de zin van deze regeling wordt verstaan de ondersteuning van zorg- en hulpverleningsinstanties, die redelijkerwijs voor de desbetreffende stoornis beschikbaar is voor diegene die niet beschikt over een leerlinggebonden budget.

Artikel 14. Samenloop enkelvoudige handicaps

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Indien een leerling op grond van de artikelen 3, 4, 5, 7 tot en met 11 toelaatbaar zou zijn tot meer dan een onderwijssoort of toelaatbaar zou zijn tot zowel een onderwijssoort als tot cluster 4, dan wordt de leerling toelaatbaar verklaard tot de onderwijssoort of het cluster, bedoeld in het tweede lid en het derde lid.

Indien de samenloop in de zin van het eerste lid, in ieder geval betreft:

  • a. het onderwijs aan dove kinderen dan wel het onderwijs aan slechthorende kinderen: het onderwijs aan dove, respectievelijk het onderwijs aan slechthorende kinderen;

  • b. het onderwijs aan zeer moeilijk lerende kinderen: het onderwijs aan zeer moeilijk lerende kinderen en

  • c. cluster 4, niet betreffende een samenloop als bedoeld onder a en b: cluster 4.

Bij samenloop anders dan bedoeld in het tweede lid, beoordeelt de commissie voor de indicatiestelling op basis van de handicaps of de leerling toelaatbaar is tot een van de onderwijssoorten of tot cluster 4.

Artikel 15. Beredeneerde afwijking

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Een leerling bij wie een stoornis is vastgesteld die gepaard gaat met een structurele beperking in de onderwijsparticipatie die niet leidt tot toelaatbaarheid op grond van de artikelen 3 tot en met 13, is eveneens toelaatbaar tot een van de onderwijssoorten in cluster 2 of 3, dan wel tot cluster 4 indien de ernst van de stoornis en de beperking in de onderwijsparticipatie vergelijkbaar zijn met die van de op grond van artikel 3 tot en met 11 toelaatbare leerlingen. De aard van de stoornis(sen) en de aard van de beperking in de onderwijsparticipatie zijn in dat geval bepalend voor de onderwijssoort waarvoor de leerling toelaatbaar is.

Een leerling bij wie een progressieve stoornis is vastgesteld die niet leidt tot toelaatbaarheid op grond van de artikelen 3 tot en met 13, is toelaatbaar tot een van de onderwijssoorten in cluster 2 of 3, dan wel tot cluster 4 indien zich als gevolg van die stoornis, een structurele beperking in de onderwijsparticipatie als bedoeld in artikel 12, zal voordoen binnen zes tot twaalf maanden na indiening van het verzoek, bedoeld in artikel 28c, eerste lid, aanhef, van de wet. De progressieve stoornis is in dat geval bepalend voor de onderwijssoort waartoe de leerling toelaatbaar is.

Artikel 16. Voorschriften voor het vaststellen van stoor nis en beperking

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Voor het vaststellen van de stoornissen en beperkingen genoemd in de artikelen 3 tot en met 12 worden betrouwbare onderzoeksgegevens gebruikt, die waar mogelijk geclassificeerd zijn op basis van de classificatiesystemen ICF, DSM-IV of ICD-10.

De onderzoeksgegevens bedoeld in het eerste lid zijn betrouwbaar als:

  • a. het onderzoek is uitgevoerd door een daartoe bevoegde deskundige;

  • b. het onderzoek is uitgevoerd met een door de beroepsgroep als geschikt aangemerkt onderzoeks-instrumentarium en

  • c. gegevens bij indiening van het verzoek op grond van artikel 28c, het eerste en tweede lid, van de wet niet ouder zijn dan een jaar.

Waar mogelijk worden reeds beschikbare onderzoeksgegevens, bedoeld in het eerste lid, gebruikt uit de gezondheidszorg, jeugdzorg, justitie, het zorgcircuit van het onderwijs of de schoolbegeleiding.