Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998

[Regeling vervallen per 01-01-2015.]
Geraadpleegd op 25-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2004 en zichtdatum 01-07-2004.
Geldend van 01-07-2004 t/m 17-06-2005

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 6 juni 2003, nr. WJZ 3019622, tot vaststelling van uitvoeringsregels omtrent onderzoek installatie, meting en uitgifte van certificaten met betrekking tot elektriciteit opgewekt door middel van warmtekrachtkoppeling (Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 31, zevende lid, van de Elektriciteitswet 1998;

Besluit:

§ 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a. wet: de Elektriciteitswet 1998;

    • b. WKK-elektriciteit: de elektriciteit, opgewekt in een installatie voor warmtekrachtkoppeling;

    • c. gecertificeerd meetbedrijf: een meetbedrijf, niet zijnde een netbeheerder, dat op grond van de voorwaarden, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel b, van de wet, is toegelaten tot het verrichten van de in die voorwaarden neergelegde werkzaamheden en dat de hoeveelheid elektriciteit meet die afkomstig is van een productie-installatie;

    • d. WKK-certificaat: de gegevens op een WKK-certificatenrekening, waarmee wordt aangetoond dat een producent met zijn installatie:

      • 1°. een hoeveelheid WKK-elektriciteit, die een meervoud is van 1 MWh, zonder emissie van kooldioxide heeft opgewekt en op een net of een installatie heeft ingevoed, of

      • 2°. een hoeveelheid mechanische energie, die een meervoud is van 1 MWh, zonder emissie van kooldioxide heeft opgewekt en heeft aangewend anders dan voor de opwekking van elektriciteit;

    • e. WKK-certificatenrekening: de rekening in het systeem van elektronische gegevensverwerking dat in stand wordt gehouden door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet en waarmee wordt bijgehouden voor welke hoeveelheid WKK-elektriciteit WKK-certificaten zijn verstrekt en aan wie de WKK-certificaten op enig moment toekomen;

    • f. meetprotocol: het document waarin beschreven zijn de bemetering van een installatie voor warmtekrachtkoppeling, de wijze van meten en de wijze van kwaliteitsborging van de meetgegevens ten aanzien van de hoeveelheden brandstof die de installatie verbruikt en de hoeveelheden elektriciteit, warmte en, voor zover van toepassing, mechanische energie, die de installatie opwekt;

    • g. meetrapport: het rapport dat alle meetgegevens van de desbetreffende kalendermaand bevat;

    • h. gasmotor: een inwendige explosiemotor met elektrische ontsteking of compressie-ontsteking;

    • i. WKK-eenheid: een onderdeel binnen een WKK-installatie dat zelfstandig gecombineerd warmte en elektriciteit of mechanische energie opwekt en waarvoor op grond van de WKK-meetvoorwaarden, opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1, een systeemgrens is bepaald.

  • 2 Voor de toepassing van deze regeling wordt 1 kWh mechanische energie die nuttig is aangewend anders dan voor de opwekking van elektriciteit, gelijkgesteld met 1 kWh opgewekte elektriciteit.

§ 2. Onderzoek installatie voor warmtekrachtkoppeling en meten van WKK-elektriciteit

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 1b

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De producent van WKK-elektriciteit die een installatie met een andere krachtbron dan uitsluitend een of meerdere gasmotoren instandhoudt, draagt er zorg voor dat ten aanzien van zijn installatie een meetprotocol opgesteld wordt, dat voldoet aan de WKK-meetvoorwaarden, opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1.

  • 2 De producent laat het meetprotocol vóór de eerste dag van de kalendermaand waarin hij het verzoek, bedoeld in artikel 2, eerste lid, indient, goedkeuren door een gecertificeerd meetbedrijf.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Een in Nederland gevestigde producent van WKK-elektriciteit verzoekt de netbeheerder vast te stellen of sprake is van een installatie voor warmtekrachtkoppeling alsmede of de meetinrichting geschikt is voor de meting van de elektriciteit die met de productie-installatie wordt opgewekt en op een net of een installatie wordt ingevoed met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 2.

  • 2 Naar aanleiding van het verzoek stelt de netbeheerder vast of de installatie een installatie voor warmtekrachtkoppeling is, of de meetinrichting geschikt is om de hoeveelheid op een net of een installatie ingevoede WKK-elektriciteit te meten en, ten aanzien van een WKK-installatie met een andere krachtbron dan uitsluitend een of meerdere gasmotoren, dat een toepasselijk meetprotocol aanwezig is, dat is goedgekeurd door een gecertificeerd meetbedrijf vóór de eerste dag van de kalendermaand waarin de producent het verzoek, bedoeld in het eerste lid, heeft ingediend.

  • 3 De netbeheerder doet de vaststelling door een administratief onderzoek in te stellen naar de installatie en, voor zover van toepassing, de aansluiting daarvan op het net. De netbeheerder kan ten behoeve van de vaststelling in aanvulling op het administratief onderzoek en ter verificatie van de in het formulier opgenomen gegevens de installatie van de producent onderzoeken om te bepalen welk gedeelte van de totale hoeveelheid door de installatie opgewekte en op een net of een installatie ingevoede elektriciteit kan worden aangemerkt als WKK-elektriciteit.

  • 4 De netbeheerder deelt het resultaat van de vaststelling binnen vier weken na ontvangst van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, mee aan de producent en aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet.

  • 5 Tenzij de tariefstructuren, bedoeld in artikel 27 van de wet, iets anders bepalen, brengt de netbeheerder de kosten van het vaststellen of de installatie en de meter van de producent geschikt zijn in rekening bij de producent.

Artikel 2a

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De producent van WKK-elektriciteit die een installatie met een andere krachtbron dan uitsluitend een of meerdere gasmotoren instandhoudt, draagt er zorg voor dat de hoeveelheden brandstof die zijn installatie verbruikt en de hoeveelheden elektriciteit, warmte en, voor zover van toepassing, mechanische energie, die zijn installatie opwekt, gemeten worden volgens het meetprotocol.

  • 2 De producent draagt er zorg voor dat per kalendermaand onder toepassing van het meetprotocol een meetrapport wordt opgesteld, dat:

    • a. voldoet aan de WKK-meetvoorwaarden, opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1;

    • b. de wijze van totstandkoming van de meetgegevens beschrijft, en

    • c. geverifieerd wordt door een gecertificeerd meetbedrijf.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Vanaf de eerste dag van de kalendermaand waarin de producent het verzoek, bedoeld in artikel 2, eerste lid, bij de netbeheerder heeft ingediend, beschouwt de netbeheerder dan wel het gecertificeerd meetbedrijf de overeenkomstig de voorwaarden, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel b, van de wet, gemeten hoeveelheid elektriciteit die de producent met zijn installatie opwekt en op een net of een installatie invoedt, als WKK-elektriciteit, voor zover de netbeheerder overeenkomstig artikel 2 heeft vastgesteld of sprake is van een installatie voor warmtekrachtkoppeling alsmede of de meetinrichting geschikt is voor de meting van de elektriciteit die met de productie-installatie wordt opgewekt en op een net of een installatie wordt ingevoed.

  • 2 Het bepalen van de hoeveelheid WKK-elektriciteit die is opgewekt en op een net of een installatie is ingevoed geschiedt door het iedere kalendermaand aflezen van de meter.

  • 3 Indien de installatie van de producent voor de opwekking van WKK-elektriciteit gebruik maakt van elektriciteit die is afgenomen van een net, brengt de netbeheerder dan wel het gecertificeerd meetbedrijf voor de bepaling van de hoeveelheid WKK-elektriciteit die op een net of een installatie is ingevoed, de hoeveelheid elektriciteit die daarvoor is afgenomen van een net in mindering op de hoeveelheid WKK-elektriciteit die hij op grond van artikel 16, eerste lid, onderdeel i, van de wet meet.

  • 4 Tenzij de tariefstructuren, bedoeld in artikel 27 van de wet, iets anders bepalen, brengt de netbeheerder dan wel het gecertificeerd meetbedrijf de kosten van het meten van de hoeveelheid WKK-elektriciteit in rekening bij de producent.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De producent van WKK-elektriciteit stelt de netbeheerder in staat de vaststelling en het onderzoek, bedoeld in artikel 2, te verrichten en stelt de netbeheerder dan wel het gecertificeerd meetbedrijf in staat de hoeveelheid WKK-elektriciteit te meten die met zijn installatie is opgewekt en op een net of een installatie is ingevoed.

  • 2 Indien zich een omstandigheid voordoet die van belang is voor de bepaling hoeveel WKK-elektriciteit is opgewekt en op een net of een installatie is ingevoed, meldt de producent die omstandigheid en het tijdstip waarop deze zich voordeed binnen twee weken aan de netbeheerder of aan het gecertificeerd meetbedrijf.

§ 3. WKK-certificaten

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet opent op verzoek van een in Nederland gevestigde producent een WKK-certificatenrekening.

  • 2 De producent deelt bij het verzoek de uitkomst van het onderzoek, verkregen overeenkomstig artikel 2, mee aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet.

  • 3 De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet boekt op verzoek WKK-certificaten op een daarbij aangegeven WKK-certificatenrekening, indien een in Nederland gevestigde producent bij het verzoek de meetgegevens omtrent WKK-elektriciteit, ontvangen overeenkomstig artikel 16a, tweede en derde lid, van de wet, overlegt.

  • 4 Nadat een WKK-certificaat is gebruikt om het voorschot, bedoeld in artikel 72w, derde lid, van de wet te ontvangen, boekt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet het certificaat af van de WKK-certificatenrekening.

  • 5 De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet brengt de kosten van het beheer van de WKK-certificatenrekening in rekening bij degene die het verzoek, bedoeld in het eerste lid, doet.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De producent die een WKK-installatie met een andere krachtbron dan uitsluitend een of meerdere gasmotoren instandhoudt, overlegt bij het verzoek, bedoeld in artikel 5, derde lid, onder vermelding van zijn EAN-code, het meetrapport uiterlijk twee maanden na afloop van het kwartaal waarvan de kalendermaand waarop het meetrapport betrekking heeft deel uitmaakt.

  • 2 De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet berekent aan de hand van:

    de hoeveelheid WKK-certificaten door de hoeveelheid opgewekte WKK-elektriciteit op te tellen bij de hoeveelheid opgewekte en anders dan voor de opwekking van elektriciteit nuttig aangewende mechanische energie en deze som te vermenigvuldigen met de kooldioxide-index, bedoeld in artikel 6a.

Artikel 6a

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet bepaalt de kooldioxide-index ten aanzien van een WKK-installatie met als krachtbron uitsluitend een of meerdere gasmotoren aan de hand van de waarden, opgenomen in de tabel die ieder kalenderjaar ten behoeve van het daaropvolgende kalenderjaar uiterlijk op 1 december door de Minister van Economische Zaken wordt vastgesteld en in de Staatscourant wordt gepubliceerd.

  • 2 De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet bepaalt de kooldioxide-index ten aanzien van een WKK-installatie met een andere krachtbron dan uitsluitend een of meerdere gasmotoren met toepassing van de formule

    kooldioxide-index = [1 – (B * Kb – W * KRW) / (KRE * P)] * 100%,

    waarbij:

    • B = de hoeveelheid verbruikte brandstof;

    • Kb = de emissiefactor van de kooldioxide per eenheid ingezette brandstof, opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 3;

    • W = de hoeveelheid opgewekte warmte in GJ;

    • KRW = de emissie van kooldioxide van de referentie-installatie per geleverde GJ warmte;

    • KRE = de emissie van kooldioxide van de referentie-installatie per geleverde kWh elektriciteit;

    • P = de som van de hoeveelheid opgewekte WKK-elektriciteit en de hoeveelheid opgewekte en anders dan voor de opwekking van elektriciteit nuttig aangewende mechanische energie.

  • 3 Indien meerdere brandstofsoorten worden gebruikt, bepaalt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet voor elke brandstofsoort het product B * Kb en sommeert hij vervolgens deze uitkomsten in de formule, bedoeld in het tweede lid.

  • 4 De waarden van KRW en KRE, bedoeld in het tweede lid, worden ieder kalenderjaar ten behoeve van het daaropvolgende kalenderjaar uiterlijk op 1 december door de Minister van Economische Zaken vastgesteld en in de Staatscourant gepubliceerd.

  • 5 Indien de WKK-installatie uit meerdere WKK-eenheden bestaat, berekent de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de kooldioxide-index als het gemiddelde van de kooldioxide-indices van de afzonderlijke eenheden, gewogen naar de elektriciteitsproductie van elk van deze afzonderlijke eenheden.

  • 6 Indien de WKK-installatie uit meerdere gasmotoren bestaat, berekent de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de kooldioxide-index als het gemiddelde van de kooldioxide-indices van de afzonderlijke gasmotoren, gewogen naar het vermogen van elke van deze afzonderlijke gasmotoren.

  • 7 Indien toepassing van de formule, bedoeld in het tweede lid, een negatief getal oplevert, bepaalt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de kooldioxide-index op nihil.

§ 4. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Gedurende zes maanden na inwerkingtreding van deze regeling kan een producent de netbeheerder verzoeken de in artikel 2 bedoelde vaststelling met betrekking tot de situatie vanaf het moment van inwerkingtreding van deze regeling uit te voeren.

  • 2 Gedurende zes maanden na inwerkingtreding van deze regeling kan de netbeheerder, in afwijking van artikel 2, vierde lid, het aldaar bedoelde resultaat binnen acht weken na ontvangst van het verzoek, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aan de producent en aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet meedelen.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2003.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlage, die ter inzage wordt gelegd bij de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, Utrechtseweg 310, Arnhem.

's-Gravenhage, 6 juni 2003

De

Minister

van Economische Zaken,

L.J. Brinkhorst

Bijlage 1. behorend bij de artikelen 1, eerste lid, onderdeel i, 1b en 2a van de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

WKK-meetvoorwaarden

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

1. Definities

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

1.1. Meten: het vaststellen en registreren van de hoeveelheid energie die over een kalendermaand de systeemgrens van de WKK-eenheid is gepasseerd.

1.2. Meetgegeven: het resultaat van het meten voor één vorm van energie. Er is ten minste één meetgegeven van elk van de afzonderlijke energievormen, te weten brandstof, elektriciteit, warmte en, voor zover van toepassing, mechanische energie. Indien een energievorm op meer dan één punt op de systeemgrens wordt gemeten, zullen er ook meer meetgegevens voor die energievorm zijn.

1.3. Bemetering: het geheel van alle meetinrichtingen en systemen voor dataopslag en datatransmissie dat nodig is om alle energie die de systeemgrens van de WKK-eenheid passeert, te meten en te waarborgen.

1.4. Meetinrichting: het totaal van onderling samenhangende meters en meetmiddelen die nodig zijn om een hoeveelheid energie te meten. Er is ten minste één meetinrichting voor het meten van elk van de afzonderlijke energievormen, te weten brandstof, elektriciteit, warmte en, voor zover van toepassing, mechanische energie.

1.5. Meter: een toestel dat één parameter meet, nodig voor het vaststellen van de hoeveelheid energie.

1.6. Meetmiddel: een onderdeel van de meetinrichting, nodig voor het meten, anders dan een meter.

1.7. Systeemgrens: een fictieve gesloten omhulling van de WKK-eenheid die de WKK-eenheid onderscheidt van de andere systemen binnen het bedrijf.

2. Algemene eisen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Meetprotocol

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

2.1. Het meetprotocol van de WKK-installatie bevat ten minste de volgende elementen:

  • a. beschrijving van de verschillende componenten van de WKK-installatie, inclusief de eventuele afzonderlijke WKK-eenheden en de verschillende hulpinstallaties daarbij;

  • b. beschrijving en schets van de systeemgrens of systeemgrenzen van de WKK-eenheden waaruit de WKK-installatie bestaat zoals uitgewerkt in hoofdstuk 3;

  • c. beschrijving en schets van de bemetering van elk van de WKK-eenheden;

  • d. beschrijving van de meters en meetmiddelen van elk van de meetinrichtingen;

  • e. beschrijving van het onderhoud van elk van de meetinrichtingen;

  • f. beschrijving van de apparatuur voor de opslag en de verwerking van de gegevens afkomstig van de meetinrichtingen;

  • g. beschrijving van de onnauwkeurigheid van elk van de meetinrichtingen;

  • h. beschrijving van de borging van de kwaliteit van de metingen;

  • i. beschrijving van de wijze van reparatie van meetgegevens en alternatieve meetmethoden in geval van storing van de meetinrichting;

  • j. beschrijving van de borging van de kwaliteit van de verwerking van de gegevens afkomstig van de meetinrichtingen;

  • k. beschrijving van de frequentie van ijking van elk van de meetinrichtingen;

  • l. beschrijving van de berekening van de drie per WKK-eenheid geaggregeerde energiehoeveelheden, die in de formule, bedoeld in artikel 6a, tweede lid, moeten worden gebruikt ter bepaling van de kooldioxide-index.

Administratie

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

2.2. Bij het meetprotocol behoort een administratie waarin per meetinrichting de volgende gegevens worden geregistreerd:

  • a. fabrikaat, type, fabrieksnummer en bouwjaar van de geïnstalleerde meetinrichtingen, meters en meetmiddelen;

  • b. kalibratiecertificaten van de meetinrichting en de meters en meetmiddelen daarvan;

  • c. het jaar waarin de meetinrichting is geïnstalleerd dan wel voor het laatst is gereviseerd;

  • d. het soort zegel waarmee de meetinrichting is verzegeld, dan wel de wijze van borging die voor de meetinrichting is aangebracht;

  • e. het jaar en de maand, waarin de meetinrichting voor het laatst is gecontroleerd;

  • f. het jaar en de maand, waarin de meetinrichting voor het laatst is geijkt;

  • g. de resultaten van de aan de meetinrichting uitgevoerde controles en ijkingen;

  • h. een overzicht van de functionarissen die bevoegd zijn metingen uit te voeren en meetinrichtingen te onderhouden respectievelijk te beheren

Aanvullend geldt voor warmte norm EN 1434-sectie 2.

De producent is verantwoordelijk voor het actueel houden van deze administratie.

Onzekerheid

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

2.3. De onzekerheid van een meetgegeven wordt berekend uit de onnauwkeurigheden van de afzonderlijke meetinrichtingen op de wijze als beschreven in de ‘Guide to the expression of uncertainty in measurement’ (uitgave van BIPM, IEC, IFCC, ISO, IUPAC, IUPAP en OIML; International Organization for Standardization, Geneva, 1995, ISBN 92-67-10188-9).

Meetrapport

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

2.4. . Het meetrapport bevat voor elk van de WKK-eenheden tenminste de meetgegevens van het brandstofverbruik, de totale hoeveelheid opgewekte elektriciteit, de netto opgewekte warmte en, voor zover van toepassing, mechanische energie en in aanvulling daarop het aantal draaiuren.

2.5. Het meetrapport bevat een samenvatting, bestaande uit de geaggregeerde meetgegevens, die in de formule, bedoeld in artikel 6a, tweede lid, moeten worden gebruikt.

2.6. Indien aardgas als brandstof wordt gebruikt, wordt de hoeveelheid aardgas gerapporteerd in kubieke meters van standaard Groningen-kwaliteit (met een energie-inhoud van 35,17 MJ/Nm3) onder normaalcondities. De omrekening van de gemeten hoeveelheid aardgas naar aardgas van standaard Groningen-kwaliteit geschiedt aan de hand van de feitelijke energie-inhoud van het gebruikte aardgas, zoals de leverancier deze bij de facturering van het aardgas aan de producent opgeeft.

Het meetrapport bevat een opgave van de gemeten hoeveelheid aardgas, de door de leverancier opgegeven energie-inhoud van het aardgas en de omgerekende hoeveelheid aardgas van standaard Groningen-kwaliteit.

2.7. In het meetrapport wordt tevens vermeld, voor zover van toepassing,

  • a. storingen van meetinrichtingen en daarmee samenhangende reparatie van meetgegevens;

  • b. storingen in andere onderdelen van de bemetering en de gevolgen daarvan voor de betrouwbaarheid van de meetgegevens,

  • c. dat meetgegevens door middel van alternatieve meting zijn bepaald;

  • d. correctie van meetgegevens, en

  • e. wijzigingen in installatie, bemetering en andere omstandigheden die van belang kunnen zijn voor het bepalen van de hoeveelheid WKK-certificaten.

2.8. Het meetrapport bevat voorts een verklaring dat de meetgegevens zijn totstandgekomen door onverkorte toepassing van het meetprotocol.

2.9. In aanvulling op deze gegevens kan in het meetrapport ook de verbrandingswaarde van de brandstof worden gerapporteerd ten behoeve van rapportage aan het Centraal bureau voor de statistiek. Dit is niet verplicht.

Storingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

2.10. De meetgegevens van een meetinrichting, die door een storing niet langer functioneert of niet langer voldoet aan de gestelde meeteisen, mogen voor een periode van maximaal vier werkdagen nadat de storing is opgemerkt worden berekend uit controlemetingen.

2.11. Indien de storing niet binnen vier werkdagen verholpen is, kan de producent meten volgens de in hoofdstuk 5 beschreven methode en procedure.

2.12. Indien een storing is opgetreden, wordt dit vermeld in het meetrapport over de desbetreffende kalendermaand. Hierbij wordt aangegeven welke meetgegevens het betreft en op welke wijze de reparatie is aangebracht.

Eisen aan meetinrichtingen en meters

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

2.13. Het meten van de hoeveelheden energie geschiedt volgens algemeen geaccepteerde comptabele meetinrichtingen.

2.14. Voor zover een meetinrichting of meter onder de IJkwet valt, zijn deze meetvoorwaarden niet van toepassing ten aanzien van het (de) onderwerp(en) dat (die) voor die meetinrichting of meter in de IJkwet word(t)(en) geregeld.

2.15. De meters en meetmiddelen voldoen aan de typekeuringseisen van de voor die meters en meetmiddelen van toepassing zijnde EN-normen of daarmee vergelijkbare nationale normen. Het bewijs van typegoedkeuring is verstrekt conform de IJkwet of door een organisatie die gecertificeerd is conform NEN-ISO 17025.

2.16. De capaciteit, het ontwerp en de aanleg van de meetinrichtingen is in overeenstemming met de maximale hoeveelheden energie die de WKK-eenheid kan consumeren respectievelijk produceren.

2.17. Plaatsing van de meters voldoet aan de plaatsingsvoorschriften die onderdeel uitmaken van de genoemde normen en aangevuld met de plaatsingsvoorschriften van de fabrikant van de meter of meetmiddel.

2.18. Elk van de meters en de meetmiddelen is geborgd dan wel verzegeld. De borging is zodanig dat een meting niet kan worden beïnvloed, zonder dat dit duidelijk gesignaleerd wordt. De verzegeling is zodanig dat een meting niet kan worden beïnvloed zonder de verzegeling zichtbaar te verbreken.

2.19. De meetinrichting wordt zodanig onderhouden dat deze voortdurend aan deze meetvoorwaarden voldoet.

3. Systeemgrens

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

3.1. De systeemgrens omsluit één of meerdere WKK-eenheden van een WKK-installatie.

3.2. Indien de systeemgrens meerdere WKK-eenheden omsluit, worden alle eenheden binnen die systeemgrens voor de toepassing van artikel 6a, vijfde lid, van de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998 beschouwd als één WKK-eenheid.

3.3. Indien een systeemgrens meerdere WKK-eenheden omsluit, geldt voor het bepalen van de referentie-emissiefactoren voor de WKK-eenheden binnen deze systeemgrens op grond van artikel 6a, tweede lid, van de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998 als bouwjaar het bouwjaar van de meest recent gebouwde WKK-eenheid.

3.4. Op de systeemgrens van de WKK-eenheid worden alle vormen van energie-input en energie-output gemeten.

3.5. Alle onderdelen van de WKK-eenheid bevinden zich binnen de systeemgrens.

3.6. Niet aan de WKK-eenheid gerelateerde systemen die elektriciteit, mechanische energie of warmte opwekken vallen buiten de systeemgrens.

3.7. De consumptie van elektriciteit, mechanische energie of warmte van systemen die zich binnen de systeemgrens bevinden, wordt niet gemeten.

3.8. Voor elke WKK-eenheid wordt een schema opgesteld met daarop aangegeven de systeemgrens, de energiestromen die de systeemgrens passeren en voor elk van deze energiestromen de meetinrichtingen die zich op de WKK-systeemgrens bevinden.

3.9. Voor de gehele WKK-installatie wordt in een schets aangegeven waarop de systeemgrenzen van de WKK-eenheden in onderling verband zijn aangegeven.

4. Nauwkeurigheidseisen aan meetinrichtingen en meters

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Brandstof

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

4.1. Elke brandstof die in de WKK-eenheid wordt verbruikt, wordt afzonderlijk gemeten.

4.2. Het volume aardgas of een ander gas wordt gemeten en naar normaalcondities herleid met een meetinrichting die voldoet aan de IJkregeling gasmeters, waarbij voor balgengasmeters de eisen voor nauwkeurigheidsklasse I gelden.

4.3. De hoeveelheid kolen wordt gemeten op basis van weging dan wel op basis van de inkoop en voorraadbalans, met een maximaal toelaatbare afwijking van 1,0%, zoals bepaald in ISO 9411-1 (monstername voor de bepaling van de onderste verbrandingswaarde).

4.4. De hoeveelheid vloeibare brandstof wordt gemeten door middel van een meetinrichting die voldoet aan de IJkregeling vloeistofmeters en vloeistofmeetinstallaties, waarbij de eisen voor klasse 1.0 gelden.

4.5. De hoeveelheid andere brandstof wordt bepaald volgens een algemeen geaccepteerde comptabele meting, met een maximaal toelaatbare afwijking van 1,0%.

Elektriciteit en mechanische energie

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

4.6. Alle hoeveelheden door de WKK-eenheid opgewekte elektriciteit worden gemeten met een meetinrichting die voldoet aan de bepalingen met betrekking tot de nauwkeurigheidseisen die de Meetcode Elektriciteit stelt voor een meetinrichting op een aansluiting.

4.7. De hoeveelheid mechanische energie wordt gemeten met een ‘torquemeter’ volgens norm ASME-PCI 19.7 ‘Measurement of shaft power’, dan wel met een meetinrichting die voldoet aan een vergelijkbare norm. De maximaal toelaatbare afwijking van de meting bedraagt 1,0 %.

Warmte

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

4.8. De hoeveelheid warmte, getransporteerd als warm water, wordt gemeten met een meetinrichting die voldoet aan die voldoet aan EN 1434 sectie 1, klasse 1, dan wel een vergelijkbare norm.

4.9. De hoeveelheid warmte, getransporteerd als stoom en eventueel verminderd met retourcondensaat, wordt gemeten met een meetinrichting die voldoet aan norm ISO 5167-1 of aan een vergelijkbare norm. Voor een stoomdebiet van 50% tot 100% van het meetbereik van de meetinrichting bedraagt de maximaal toelaatbare afwijking van de meting 2% van de volle schaal van de meetinrichting. Voor een stoomdebiet van minder dan 50% van het meetbereik van de meetinrichting bedraagt de maximaal toelaatbare afwijking van de meting 4% van de meetwaarde. De temperatuur wordt gemeten met een weerstandsthermometer die voldoet aan norm IEC-751, nauwkeurigheidsklasse B, een thermokoppel die voldoet aan norm IEC-584, nauwkeurigheidsklasse 2, of een meter die voldoet aan een vergelijkbare norm.

Bagatelbepaling

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

4.10. Voor ten hoogste 2,5% van de per energievorm in totaal gemeten hoeveelheid energie, kunnen de maximaal toelaatbare afwijkingen ten hoogste tweemaal zoveel bedragen als de volgens de voorgaande bepalingen van dit hoofdstuk voorgeschreven maximaal toelaatbare afwijkingen.

5. Alternatieve meting

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

5.1. De producent kan een meetgegeven via een alternatieve meting bepalen, indien meten met meetinrichtingen als bedoeld in hoofdstuk 4 niet mogelijk is omdat:

  • a. geen goede meting mogelijk is van de energiehoeveelheid,

  • b. het plaatsen van een meetinrichting tot aantasting van de veiligheid van de installatie zou leiden,

  • c. het plaatsen of verbeteren van een meetinrichting tot onevenredig hoge kosten zou leiden, of

  • d. een meetinrichting in storing is geraakt als bedoeld onder 2.10 tot en met 2.12.

5.2. De alternatieve meting voldoet aan de hieronder genoemde voorwaarden.

5.3. De producent verstrekt in het meetprotocol een uitvoerige motivatie voor het afwijken van hoofdstuk 4, waarin tenminste wordt opgenomen:

  • a. een beschrijving van de technische onmogelijkheid om hoofdstuk 4 toe te passen, of

  • b. de overwegingen omtrent de veiligheid van de installatie op grond waarvan hoofdstuk 4 niet toegepast kan worden, of

  • c. een onderbouwde raming van de kosten die het aanpassen van de betrokken meetinrichting aan het toepassen van hoofdstuk 4 zouden vergen, en

  • d. de onnauwkeurigheid die bij toepassing van hoofdstuk 4 bereikt zou zijn, en

  • e. de onnauwkeurigheid die bij toepassing van de alternatieve meting bereikt zal worden.

5.4. De wijze van het bepalen van de meetgegevens door middel van alternatieve meting wordt nauwkeurig vastgelegd in het meetprotocol voor de WKK-installatie en wordt voorafgaand aan de toepassing daarvan goedgekeurd door een gecertificeerd meetbedrijf.

5.5. De alternatieve meting gebruikt geen kentallen of andere gegevens die het meten van de daadwerkelijke hoeveelheid energie beïnvloeden.

5.6. De onnauwkeurigheid van een meetgegeven, vastgesteld op grond van alternatieve meting, is in beginsel gelijk aan of lager dan de onnauwkeurigheid die hoofdstuk 4 ten aanzien van de desbetreffende meting vereist.

5.7. Indien de onnauwkeurigheid van een meetgegeven, vastgesteld op grond van alternatieve meting, hoger is dan de onnauwkeurigheid die hoofdstuk 4 ten aanzien van de desbetreffende meting vereist, wordt het opgegeven meetgegeven als volgt gecorrigeerd,

  • a. voor energie die aan de WKK-eenheid wordt toegevoerd: de meetwaarde wordt vermeerderd met het verschil tussen de feitelijke onnauwkeurigheid en de vereiste onnauwkeurigheid en

  • b. voor energie die de WKK-eenheid produceert: de meetwaarde wordt verminderd met het verschil tussen de feitelijke onnauwkeurigheid en de vereiste onnauwkeurigheid.

5.8. De wijze waarop de correctie volgens 5.7 wordt aangebracht, wordt beschreven in het meetprotocol.

5.9. Zowel het oorspronkelijke meetgegeven als het meetgegeven na de correctie volgens 5.7 wordt in het meetrapport opgenomen.

Bijlage 2

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Red: Ligt ter inzage bij de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet te Arnhem.]

Bijlage 3. behorend bij artikel 6a, tweede lid, van de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Emissiefactoren kooldioxide ingezette brandstof

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Ten behoeve van het bepalen van de kooldioxide-index, bedoeld in de artikelen 6 en 6a van de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998, wordt de emissiefactor van de kooldioxide per eenheid ingezette brandstof als volgt vastgesteld:

  • 1. indien aardgas wordt verstookt: 1,776 kg kooldioxide/Nm3, teruggerekend naar aardgas met een bovenste verbrandingswaarde van 35,17 MJ/Nm3;

  • 2. indien propaangas, butaangas of LPG wordt verstookt: 2,981 kg kooldioxide/kg;

  • 3. indien gasolie wordt verstookt: 3,207 kg kooldioxide/kg;

  • 4. indien zware stookolie wordt verstookt: 3,107 kg kooldioxide/kg;

  • 5. indien een andere vloeibare brandstof wordt verstookt: 2,946 kg kooldioxide/kg;

  • 6. indien kolen worden verstookt: 2,514 kg kooldioxide/kg;

  • 7. indien petrocokes worden verstookt: 3,125 kg kooldioxide/kg;

  • 8. indien een restgas wordt verstookt, dat als bijproduct is vrijgekomen bij een chemisch proces in een van de installaties waaraan de WKK-installatie warmte levert en waarvoor geen commerciële markt bestaat: 56,1 kg kooldioxide/GJ;

  • 9. indien een andere gasvormige brandstof wordt verstookt: 155,1 kg/GJ.