Antwoord
[Regeling vervallen per 24-09-2008]
Een maximaal overbruggingspensioen bestaat uit de som van:
-
a. de dubbele AOW-uitkering voor gehuwden (AOW-compensatie) en
-
b. het verschil tussen de over het ouderdomspensioen verschuldigde premie volksverzekeringen
vóór en na de 65-jarige leeftijd (premiecompensatie).
Het maximale overbruggingspensioen wordt bereikt indien dit tijdsevenredig in ten
minste 10 jaar, direct voorafgaand aan de in de regeling vastgestelde pensioendatum,
wordt opgebouwd. Het maximale opbouwpercentage bedraagt 10% per opbouwjaar.
AOW-compensatie: dubbele AOW-uitkering
Het feit dat in – afwijking van de wettekst – de dubbele AOW-uitkering voor gehuwden
mag worden genomen in plaats van de enkele volgt uit de Memorie van toelichting op
artikel 18e van de Wet LB. Zie: Wet fiscale behandeling van pensioenen (Wet van 29
april 1999, Stb. 211), Kamerstukken II, 26 020, nr. 3, blz. 14.
Premiecompensatie
In de Memorie van toelichting is bij artikel 18, tweede lid, onderdeel a, van de Wet
LB opgemerkt dat de compensatie van het verschil in premie voor de volksverzekeringen
op zodanige wijze mag worden bepaald dat ook de verschuldigde belasting en premie
over die compensatie wordt gecompenseerd (brutering) (Wet fiscale behandeling van
pensioenen (Wet van 29 april 1999, Stb. 211), Kamerstukken II, 26 020, nr. 3, blz.
20–21). In de Nota naar aanleiding van het verslag is nader toegelicht dat het overbruggingspensioen
ertoe dient om het netto-inkomen resulterend uit het ouderdomspensioen en het overbruggingspensioen
vóór de leeftijd van 65 jaar gelijk te doen zijn aan het netto-inkomen uit het ouderdomspensioen
inclusief de AOW-uitkering na 65 jaar. De premiecompensatie mag daarom worden gebruteerd
indien daarmee wordt bereikt dat het netto-inkomen vóór en na de 65-jarige leeftijd
op een gelijk niveau wordt gebracht (Wet fiscale behandeling van pensioenen (Wet van
29 april 1999, Stb. 211), Kamerstukken II, 26 020, nr. 6, blz. 33–34). Het netto-inkomen
vóór 65 mag door de brutering dus niet hoger worden dan het netto-inkomen na 65.
Doorgaans geen brutering van de premiecompensatie bij gehuwden
Een gevolg van de eis van gelijkheid van netto-inkomen is dat bij gehuwden bij de
huidige tarieven voor de inkomensheffing doorgaans geen brutering kan plaatsvinden.
De oorzaak hiervan is gelegen in het feit dat het inkomen na 65 jaar de enkelvoudige
AOW-uitkering voor gehuwden omvat terwijl het overbruggingspensioen vóór 65 jaar mag
worden gebaseerd op de dubbele AOW-uitkering. Dit inkomensverhogend effect van het
overbruggingspensioen is groter dan het inkomensverlagend effect van de hogere inkomensheffing
als gevolg van het hogere fiscale inkomen en de hogere heffing van premie volksverzekeringen,
zoals het hiernavolgende voorbeeld laat zien.
Voorbeeld (cijfers per 1 januari 2003, bedragen in €)
Gehuwde pensioengerechtigde met 50 opbouwjaren voor de AOW
|
Inkomen vóór 65 jaar
|
Inkomen na 65 jaar
|
Ouderdomspensioen
|
|
30.000
|
|
30.000
|
AOW-compensatie resp. AOW-uitkering
|
Bij:
|
15.698
|
Bij:
|
7.849
|
Premiecompensatie volksverzekeringen over ouderdomspensioen (in dit geval het maximum
van 17,9% over 28.850, ongebruteerd)
|
Bij:
|
5.164
|
|
n.v.t.
|
Totaal pensioeninkomen
|
Totaal:
|
50.862
|
Totaal:
|
37.849
|
Inkomensheffing zonder korting
|
Af:
|
19.587
|
Af:
|
8.818
|
Heffingskorting
|
Bij:
|
1.766
|
Bij:
|
806
|
Netto
|
Totaal:
|
33.041
|
Totaal:
|
29.837
|
Conclusie: Nu het netto inkomen na 65 jaar lager is dan het netto-inkomen vóór 65
jaar is het niet toegestaan bij de opbouw van het overbruggingspensioen uit te gaan
van een gebruteerde premiecompensatie.
Voor ongehuwden kan het bovenstaande anders liggen. Zij ontvangen immers na hun 65e
verjaardag een hogere AOW-uitkering (per 1 januari 2003: € 11.409). Ook aan hen zal
evenwel slechts in uitzonderingsgevallen een maximaal overbruggingspensioen kunnen
worden toegekend van tweemaal de AOW-compensatie plus de gebruteerde premiecompensatie.