SZW-Subsidieregeling preventie van arbeidsuitval

Geraadpleegd op 26-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 11-05-2008 en zichtdatum 11-05-2008.
Geldend van 11-05-2008 t/m heden

Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 30 juni 2004, Directie A&G, nr. A&G/W&P/2004/40714, houdende regels met betrekking tot de verstrekking van subsidies in het kader van het SZW-subsidieprogramma Preventie van arbeidsuitval

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 3 van de kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. de minister: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

  • b. project: een samenhangend geheel van activiteiten, gericht op haalbaarheid, onderzoek of ontwikkeling, in combinatie met het voor de eerste maal demonstreren van producten of diensten die met gebruikmaking van technologie een voor Nederland vernieuwende bijdrage kunnen leveren aan de oplossing van een maatschappelijk vraagstuk op het gebied van preventie van arbeidsuitval, bedoeld in bijlage 1 behorende bij deze regeling;

  • c. samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit ten minste twee natuurlijke personen of rechtspersonen;

  • d. groep: een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

    • 1°. natuurlijke personen of privaatrechtelijke rechtspersonen, die direct of indirect:

      • meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

      • volledig aansprakelijk vennoot is van, of

      • overwegende zeggenschap heeft over,

      een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

    • 2°. rechtspersonen of vennootschappen.

Artikel 2. Personen of organisaties die in aanmerking komen voor subsidie

  • 1 De minister kan, met inachtneming van de artikelen 3 en 4, op aanvraag subsidie verstrekken voor projectkosten aan:

    • a. de in Nederland gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon die voor eigen rekening en risico een project uitvoert, of

    • b. de in Nederland gevestigde deelnemers in een samenwerkingsverband die voor gezamenlijke rekening en risico een project uitvoeren.

  • 2 De subsidie wordt ten behoeve van de deelnemers gezamenlijk verstrekt en betaald aan de deelnemer die als indiener van de aanvraag is opgetreden. De ontvanger van de subsidie fungeert als penvoerder.

Artikel 3. Subsidiabele kosten

  • 1 Als projectkosten worden uitsluitend in aanmerking genomen:

    • a. de volgende kosten, die in de eerste twee jaren na de indiening van de aanvraag zijn gemaakt en betaald en rechtstreeks aan het project zijn toe te rekenen:

      • 1°. loonkosten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van een uurloon, berekend op basis van het bruto jaarloon bij een volledige dienstbetrekking volgens de kolom 3 van de loonstaat van het betrokken directe personeel en, tot een maximum van 10 procent van de totale loonkosten, van het met projectmanagement belaste personeel, exclusief volledig winstafhankelijke uitkeringen, verhoogd met de wettelijke dan wel de op grond van een individuele of collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten,

        en van 1600 productieve uren per jaar;

      • 2°. kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen, exclusief winstopslagen bij transacties binnen een groep;

      • 3°. de kosten van aangeschafte machines en apparatuur, met dien verstande dat wordt uitgegaan van de aan het project toe te rekenen leasetermijnen, met uitzondering van financieringskosten, of afschrijvingstermijnen in 5 jaar, berekend op basis van de historische aanschafwaarde exclusief winstopslagen bij transacties binnen een groep, tot een maximum van 25 procent van de totale projectkosten;

      • 4°. aan derden verschuldigde kosten, exclusief winstopslagen bij transacties binnen een groep;

    • b. een opslag voor algemene kosten, groot 25 procent van de in onderdeel a, aanhef en onder 1° bedoelde loonkosten.

  • 2 De kosten worden in aanmerking genomen met inbegrip van omzetbelasting, indien de subsidieontvanger die de kosten heeft gemaakt, omzetbelasting niet in aftrek kan brengen.

Artikel 4. Aanvullende weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 6, tweede lid, van de Algemene regeling SZW-subsidies wordt de subsidie in ieder geval geweigerd:

Artikel 5. Hoogte subsidiebedrag

Het subsidiebedrag bedraagt 50% van de projectkosten, doch ten hoogste € 95.000.

Artikel 6. Subsidieaanvraag

  • 1 Een aanvraag om subsidie wordt, met inachtneming van artikel 13, ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, dat ter inzage ligt bij het agentschap SenterNovem en dat opgenomen is in bijlage 2.

  • 2 Indien de aanvraag een project betreft dat wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband, dient een deelnemer de aanvraag mede namens de andere deelnemers in. Hij dient daartoe namens dezen gemachtigd te zijn.

  • 3 In afwijking van artikel 5, vierde lid, van de Algemene regeling SZW-subsidies worden subsidieaanvragen zodanig gerangschikt dat een project hoger gerangschikt wordt naarmate:

    • a. de toepassing van technologie in het project meer vernieuwend is;

    • b. het project meer maatschappelijk voordeel oplevert met betrekking tot preventie van arbeidsuitval;

    • c. het project een groter economisch voordeel oplevert voor de betrokken ondernemers of de overheid;

    met dien verstande dat aan elk van deze criteria een gelijk gewicht wordt toegekend.

Artikel 7. Commissie subsidieaanvragen

  • 1 Er is een commissie die tot taak heeft de minister op zijn verzoek te adviseren omtrent aanvragen om subsidie op grond van deze regeling.

  • 2 De commissie rangschikt, naar de mate waarin naar haar oordeel aan de criteria, bedoeld in artikel 6, derde lid, wordt voldaan, de aanvragen waaromtrent zij positief adviseert.

  • 3 De commissie bestaat uit ten minste vier en ten hoogste acht leden.

  • 4 De minister benoemt de voorzitter en de leden. Zij zijn te allen tijde opnieuw benoembaar. De benoeming geschiedt voor een termijn van ten hoogste drie jaar.

  • 5 De commissie stelt haar werkwijze vast.

  • 6 De minister kan waarnemers aanwijzen, die het recht hebben de vergaderingen van de commissie bij te wonen.

  • 7 De minister voegt aan de commissie voldoende, adequate secretariële ondersteuning toe.

  • 8 De minister draagt er zorg voor dat de commissie over alle stukken die zij in verband met de uitoefening van haar taken nodig acht, kan beschikken.

  • 9 De bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie worden na beëindiging van de werkzaamheden van de commissie bewaard in het archief van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 8. Beslistermijn

De minister geeft een beschikking binnen vier maanden na afloop van de termijn bedoeld in artikel 13. Indien de beschikking niet binnen vier maanden kan worden gegeven, stelt de minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking tegemoet kan worden gezien.

Artikel 9. Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is, in aanvulling op de verplichtingen, bedoeld in paragraaf 3 van de Algemene Regeling SZW-subsidies, verplicht:

  • a. het project uit te voeren voor het bij de subsidieverlening bepaalde tijdstip, behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van de minister voor het vertragen, het essentieel wijzigen, of het stopzetten van het project;

  • b. het project in Nederland uit te voeren, behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van de minister voor gedeeltelijke uitvoering buiten Nederland;

  • c. steeds na afloop van een periode van zes maanden aan de minister schriftelijk verslag uit te brengen omtrent de uitvoering van het project, met inbegrip van een vergelijking van die uitvoering met het projectplan, de effecten van de uitvoering op het eindresultaat en de bij de subsidieverlening vermelde raming van de projectkosten.

Artikel 10. Voorschotten

  • 1 Een voorschot wordt slechts verstrekt, indien het voorschotbedrag ten minste € 4500 bedraagt.

  • 2 Een aanvraag voor een voorschot wordt gelijktijdig ingediend met het verslag, bedoeld in artikel 9, onder c.

  • 3 Een voorschot wordt berekend naar rato van de gemaakte en betaalde projectkosten, voor zover deze nog niet eerder bij de verstrekking van een voorschot in aanmerking zijn genomen.

  • 4 Indien de aanvraag een project betreft dat wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband, dient de deelnemer in het samenwerkingsverband die als indiener van de aanvraag om subsidie is opgetreden, de aanvraag in mede namens de andere deelnemers en gaat de aanvraag, indien het een eerste voorschot betreft, vergezeld van een verklaring van de indiener van de aanvraag waarin hij zich aansprakelijk stelt voor terugbetaling van de subsidie, voorzover de subsidieontvangers daartoe verplicht zijn.

Artikel 11. Aanvraag subsidievaststelling

In aanvulling op artikel 14, eerste lid, van de Algemene regeling SZW-subsidies maakt de subsidieontvanger die een aanvraag tot subsidievaststelling indient gebruik van het origineel van een ondertekend formulier, dat opgenomen is in de bij deze regeling behorende bijlage 3.

Artikel 12. Subsidieplafond

  • 1 De minister stelt jaarlijks voor de aanvang van een termijn, als bedoeld in artikel 13, een subsidieplafond vast voor het verlenen van subsidies, ter uitvoering van deze regeling.

  • 2 Voor de toepassing van deze regeling is in het kalenderjaar 2004 ten hoogste € 1.100.000,– beschikbaar.

Artikel 13. Behandelingstermijnen

  • 1 De minister stelt jaarlijks voor de aanvang van een kalenderjaar termijnen vast waarbinnen aanvragen op grond van deze regeling worden ingediend en na afloop waarvan de aanvragen die in die termijnen zijn ontvangen worden behandeld.

  • 2 In 2004 wordt een behandelingstermijn vastgesteld van 16 augustus 2004 tot en met 30 september 2004.

Artikel 14. Slotbepaling

  • 1 Van het subsidieplafond, bedoeld in artikel 12, en de termijnen, bedoeld in artikel 13, wordt jaarlijks mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

  • 2 In afwijking van artikel 13, eerste lid, kunnen met ingang van het kalenderjaar 2008 geen aanvragen op grond van deze regeling meer worden ingediend.

Artikel 15. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: SZW-Subsidieregeling preventie van arbeidsuitval.

Artikel 16. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen 2 en 3, die ter inzage worden gelegd bij het agentschap SenterNovem, Juliana van Stolberglaan 3, 2509 AC Den Haag.

Den Haag, 30 juni 2004

De

Staatssecretaris

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

H.A.L. van Hoof

Bijlage 1. Preventie van arbeidsuitval

Het doel van het programma is een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van nieuwe arbovriendelijke producten, die bijdragen aan het voorkomen of verminderen van blijvende schade aan mensen bij het uitvoeren van hun werk. Het gaat om arbeidsrisico’s waarmee een groot deel van de beroepsbevolking te maken heeft en die omvangrijke dan wel ernstige gevolgen hebben in termen van gezondheidsklachten, medische consumptie, ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid.

Om dit doel te bereiken is er in deze regeling voor gekozen de risico’s in het arbeidsproces te verkleinen aan de hand van technologische vernieuwingen. Dat kan zijn door de ontwikkeling van nieuwe of sterke verbetering van arbeidsmiddelen, waarbij gebruik gemaakt wordt van technologie. Het gaat veelal om technologie die elders reeds beschikbaar is en die met relatief beperkte middelen geschikt kan worden gemaakt voor nieuwe toepassingen. Projecten kunnen zich richten op arbeidsrisico’s die veroorzaakt worden door o.a.: overbelasting van het menselijke bewegingsapparaat, klachten veroorzaakt door beeldschermwerk, schadelijke stoffen en geluid.

Naast de bovengenoemde arborisico’s kan de minister ten behoeve van het uitvoeringsbeleid van SenterNovem jaarlijks aanvullende thema’s bepalen voor de projecten. Voor 2004 wordt geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. De projecten die betrekking hebben op de thema’s van een bepaalde periode krijgen voorrang op andere projecten. Van belang bij bepaling van de thema’s is het groot maatschappelijk voordeel van het uitvoeren van projecten binnen een thema.

De projecten worden beoordeeld op volgende drie criteria:

  • Innovatieve technologie

    Het resultaat van het project is een werkend prototype van een innovatief product. Dit betekent dat een soortgelijk product niet verkrijgbaar is in Nederland.

  • Maatschappelijk voordeel

    De effecten van het project moeten merkbaar zijn voor werknemers en werkgevers. Het product is bij voorkeur voor een grote groep werknemers bruikbaar. De voordelen ervan moeten evident zijn voor de gebruikers en levert de werkgever economische waarde op in de ruime zin van het woord.

  • Economisch voordeel

    Het project levert de ondernemer een goed rendement op: toekomstige opbrengsten van het projectresultaat worden afgezet tegen de verwachte kosten en eventuele investeringen. Het project moet passen binnen de strategie van de organisatie.

De voorgestelde oplossing richt zich op een arboprobleem dat in een branche (of meerdere branches) bekend is én onderkend wordt. Een goede analyse van de problematiek is daarbij van belang. De oplossing bestrijdt de schade zoveel mogelijk aan de bron (bijvoorbeeld het geluidsarm maken van een machine is beter dan het werken met oorbeschermers);

En de oplossing moet positief effect hebben op de ‘langetermijngezondheid’.

Het is van belang om ook al tijdens de productontwikkeling rekening te houden met aspecten die de marktkansen van het product vergroten. Enkele suggesties voor het opzetten van een goed projectvoorstel zijn:

  • Benodigde partijen

    Het is wenselijk de juiste marktpartijen of disciplines te betrekken, bijvoorbeeld een producent en een commerciële partij, om de kans op een succesvolle marktintroductie te vergroten.

  • Gebruikerstest en ergonomie

    Betrek van het begin af aan toekomstige gebruikers in de ontwikkeling: dit is een voorwaarde voor een daadwerkelijk arbovriendelijk product dat aansluit bij de gebruikssituatie. Toets of het beoogde resultaat bereikt is, bijvoorbeeld door ergonomisch onderzoek.

  • Marktintroductie

    Geef aan wat er ook al tijdens de ontwikkeling voor nodig is om het nieuwe product gebruikt en geaccepteerd te krijgen (door de gebruikers). En zorg voor draagvlak bij de gebruikers en diegenen die beslissen over de aanschaf van het product.