3. Samenwerkingsvormen van ondernemers
[Regeling vervallen per 08-08-2014]
De in paragraaf 2.1 gebruikte terminologie ‘samenwerkingsvormen van ondernemers’ heeft
in het bijzonder betrekking op samenwerkingsverbanden van ondernemers die mede invulling
geven aan de beroepspraktijkvorming binnen het beroepsonderwijs.
Alle beroepsopleidingen combineren leren op school met leren en werken in de praktijk
(de beroepspraktijkvorming). Het theoretisch deel van een beroepsopleiding wordt verzorgd
door reguliere onderwijsinstellingen (zoals een VMBO, een ROC of een HBO). Binnen
de beroepsopleidingen zijn er verschillende varianten waarin in meer of mindere mate
in de praktijk wordt gewerkt. De beroepspraktijkvorming wordt verzorgd door individuele
ondernemers en/of samenwerkingsverbanden van ondernemers. Er zijn varianten waar qua
tijdsbesteding de beroepspraktijkvorming veruit het belangrijkste deel van de opleiding
(zo’n 4 dagen per week) vormt, bijvoorbeeld de beroepsbegeleidende leerweg (BBL),
en de leerling een arbeidsovereenkomst heeft met het bedrijf of samenwerkingsverband
van bedrijven waar de beroepspraktijkvorming wordt genoten. Deze arbeidsovereenkomst
vormt een onverbrekelijk deel met de in het kader van artikel 7.2.9 van de Wet Educatie
en Beroepsonderwijs af te sluiten praktijkovereenkomst tussen een onderwijsinstelling,
de werkgever (zijnde de individuele ondernemer of het samenwerkingsverband van ondernemers)
en de werknemer. Tijdens het volgen van het beroepsonderwijs is een dergelijke leerling/werknemer
dus in loondienst van een ondernemer of een samenwerkingsverband van ondernemers.
In de praktijk zijn de leerlingen/werknemers vooral in dienst bij de samenwerkingsverbanden
van ondernemers. Deze samenwerkingsverbanden lenen de werknemers uit aan de individuele
ondernemers(leerbedrijven) die hiervoor een vergoeding betalen aan het samenwerkingsverband.
Over deze vergoeding is het samenwerkingsverband omzetbelasting verschuldigd.
De samenwerkingsverbanden verrichten voorts die activiteiten ten aanzien van de beroepspraktijkvorming
die, wanneer de samenwerkingsverbanden niet bestonden, naast het optreden als leermeester,
verricht zouden worden door de individuele ondernemer. De activiteiten bestaan onder
meer uit het geven van praktijkonderwijs, het werven van de leerlingen/werknemers,
het in dienst nemen van de werknemers bij het samenwerkingsverband, het matchen van
bedrijven/leermeesters en werknemers/leerlingen, het afnemen van praktijktoetsen,
het zelf optreden als leerbedrijf als er geen geschikt leerbedrijf is.
De samenwerkingsverbanden geven derhalve samen met verschillende individuele ondernemers
feitelijk vorm aan de praktische invulling van het beroepsonderwijs c.q. de beroepspraktijkvorming.
Voor zover de samenwerkingsverbanden van ondernemers gericht zijn op de praktische
invulling van de beroepspraktijkvorming en ze overigens aan de in paragraaf 2 genoemde
voorwaarden voldoen, kunnen de aldaar genoemde faciliteiten worden toegepast.
De theoretische invulling van het beroepsonderwijs welke geschiedt op reguliere onderwijsinstellingen
(zoals het VMBO en het ROC) valt buiten het kader van dit besluit. Deze opleidingsactiviteiten
zijn immers vrijgesteld van de heffing van omzetbelasting op grond van artikel 11,
eerste lid, onderdeel o, van de Wet op de omzetbelasting 1968.
Wanneer de samenwerkingsvormen naast de hier bedoelde beroepspraktijkvorming zelf
theoretisch onderwijs, cursussen en trainingen (bijvoorbeeld om de kennis van werknemers
op peil te houden) verstrekken aan eigen personeel en/of aan derden valt dit eveneens
buiten het kader van dit besluit. Ook het verzorgen van de beroepspraktijkvorming
voor niet bij hen in dienst zijnde leerlingen (bijvoorbeeld stagiaires in het kader
van de Beroepsopleidende leerweg) valt buiten dit kader. Met betrekking tot de op
zichzelf staande cursussen en opleidingen zal afzonderlijk moeten worden bezien of
zij onder de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel o, van de Wet op de
omzetbelasting 1968 kunnen worden gerangschikt.