In deze regeling wordt verstaan onder:
Het percentuele aandeel, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet, van een uitkeringsontvanger bedraagt het bij die ontvanger genoemd percentage in
de onderstaande tabel:
Uitkeringsontvanger
|
Percentage
|
Bestuur Regio Utrecht (BRU)
|
5,34%
|
Stadsgewest Haaglanden
|
11,63%
|
Knooppunt Arnhem-Nijmegen (KAN)
|
4,08%
|
Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA)
|
22,97%
|
Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE)
|
2,34%
|
Stadsregio Rotterdam (SRR)
|
15,21%
|
Regio Twente
|
1,80%
|
Provincie Drenthe
|
1,64%
|
Provincie Flevoland
|
1,98%
|
Provincie Friesland
|
2,46%
|
Provincie Gelderland
|
3,64%
|
Provincie Groningen
|
3,02%
|
Provincie Limburg
|
3,64%
|
Provincie Noord-Brabant
|
5,59%
|
Provincie Noord-Holland
|
4,12%
|
Provincie Overijssel
|
1,74%
|
Provincie Utrecht
|
2,14%
|
Provincie Zeeland
|
1,54%
|
Provincie Zuid-Holland
|
5,12%
|
Het absolute aandeel, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet, van een uitkeringsontvanger bedraagt voor de uitkeringsjaren 2005 tot en met 2007
de som van het in de onderstaande tabel bij die ontvanger voor het uitkeringsjaar
genoemd bedrag en de aanvullingen, bedoeld in artikel 4.
Regio
|
Bedrag x 1.000 euro
|
|
2005
|
2006
|
2007
|
Bestuur Regio Utrecht (BRU)
|
€ 12.416
|
€ 11.590
|
€ 7.844
|
Stadsgewest Haaglanden
|
€ 8.015
|
€ 18.557
|
€ 38.170
|
Knooppunt Arnhem-Nijmegen (KAN)
|
€ 557
|
€ 560
|
€ 560
|
Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA)
|
€ 18.658
|
€ 23.185
|
€ 47.706
|
Samenwerkingsverband Regio Eindhoven
(SRE)
|
€ 501
|
€ 504
|
€ 504
|
Stadsregio Rotterdam (SRR)
|
€ 70.531
|
€ 38.395
|
€ 64.543
|
Regio Twente
|
€ 13.944
|
€ 12.828
|
€ 5.569
|
Provincie Drenthe
|
€ 140
|
€ 38
|
€ 28
|
Provincie Flevoland
|
€ 8.424
|
€ 8.041
|
€ 6.031
|
Provincie Friesland
|
€ 6.524
|
€ 8.396
|
€ 5.836
|
Provincie Gelderland
|
€ 16.215
|
€ 13.040
|
€ 12.274
|
Provincie Groningen
|
€ 10.988
|
€ 10.663
|
€ 9.966
|
Provincie Limburg
|
€ 4.639
|
€ 1.586
|
€ 42
|
Provincie Noord-Brabant
|
€ 266
|
€ 267
|
€ 973
|
Provincie Noord-Holland
|
€ 305
|
€ 341
|
€ 8.251
|
Provincie Overijssel
|
€ 5.532
|
€ –911
|
€ 212
|
Provincie Utrecht
|
€ 253
|
€ 254
|
€ 4.276
|
Provincie Zeeland
|
€ 48
|
€ 38
|
€ 28
|
Provincie Zuid-Holland
|
€ 448
|
€ 450
|
€ 450
|
-
3 Er wordt voor het uitkeringsjaar 2006 een aanvulling verstrekt ter grootte van 6%
van het deel van de uitkering voor 2005, van de rijksbijdrage voor de exploitatie
van het openbaar vervoer voor 2005, bedoeld in artikel 76 van de Wet personenvervoer 2000, en van de rijksbijdrage voor de exploitatie van regionale treindiensten voor 2005,
bedoeld in artikel 3 van de Regeling experimenten regionale treindiensten dat door de uitkeringsontvanger in het uitkeringsjaar wordt besteed aan een persoon
waarmee hij een overeenkomst heeft gesloten voor het verrichten van personenvervoer
per auto als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Besluit personenvervoer 2000, of voor het verrichten van personenvervoer per passagiersschip als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het Besluit personenvervoer 2000, indien voldaan is aan de in het zevende lid opgenomen vereisten.
-
4 Er wordt voor het uitkeringsjaar 2007 een aanvulling verstrekt ter grootte van 6%
van het deel van de uitkering voor 2006, dat door de uitkeringsontvanger voor het
uitkeringsjaar 2006 is toegekend aan een vervoerder op grond van een ingevolge de
Wet personenvervoer 2000 verleende concessie indien voldaan is aan de in het zesde lid opgenomen vereisten.
-
3 Indien de uitkeringontvanger de financiële verantwoording, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet, niet voor 1 november na afloop van het uitkeringsjaar, overeenkomstig het in de
bij deze regeling behorende bijlage I opgenomen model van verantwoording heeft ingediend, verlaagt de Minister van Verkeer
en Waterstaat, indien hij toepassing geeft aan artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van de wet, de uitkering voor dat uitkeringsjaar met € 150.000.
-
2 Deze regeling treedt in afwijking van het eerste lid, in werking met ingang van de
tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin deze regeling is geplaatst,
indien het Besluit BDU verkeer en vervoer op een daarvoor liggend tijdstip in werking is getreden.
Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling en beleidsregel BDU verkeer
en vervoer.
Bijlage I. , behorende bij artikel 5, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling en beleidsregel BDU verkeer en vervoer
Verantwoordingsmodel
Verantwoording inzake de besteding van de ontvangen bijdrage voor de uitgaven van
voorbereiding en uitvoering van het provinciaal/regionaal verkeer- en vervoerbeleid
op basis van de Wet BDU verkeer en vervoer van <naam provincie/ kaderwetgebied> over
<jaar>.
|
Jaar n
|
Eindsaldo vorig jaar
|
|
Toegerekende rente
|
|
Ontvangen BDU-bijdrage VenW
|
|
Terugbetaling door derden van uit de BDU-bijdrage verstrekte middelen
|
|
Bestedingen
|
|
Eindsaldo lopend jaar
|
|
A. Specificatie bestedingen BTW
Van de hierboven verantwoorde bestedingen heeft het hiernaast vermelde bedrag betrekking
op OV-concessies en met het openbaar vervoer gelijkgesteld vervoer waarover BTW is
betaald die niet verrekenbaar is met het BCF
|
€
|
Ontvangen BTW-bijdrage VenW
|
€
|
Betaalde BTW op OV-concessies en op met het openbaar vervoer gelijkgesteld vervoer
die niet verrekenbaar is met het BCF
|
€
|
B. Specificatie bestedingen
Alle individuele bestedingen (concessie, contract, project, enz.) die meer dan 10%
van de totaal ontvangen BDU bedragen, dienen hieronder gemeld te worden:
Individuele besteding (concessie, contract, project)
|
Bedrag besteding
|
Percentage van totaal
|
1:
|
|
|
2:
|
|
|
3:
|
|
|
4:
|
|
|
5:
|
|
|
6:
|
|
|
7:
|
|
|
8:
|
|
|
9:
|
|
|
10: Verzamelpost
|
|
|
Bijlage II. , behorende bij artikel 5, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling en beleidsregel BDU verkeer en vervoer
1. Inleiding
1.1. Dit controleprotocol heeft betrekking op de controle van de door de provincies
en kaderwetgebieden af te leggen verantwoording inzake de besteding en reservering
van de ontvangen bijdrage voor de uitgaven aan de voorbereiding en uitvoering van
het provinciaal en regionaal verkeer- en vervoerbeleid op basis van de Wet BDU verkeer en vervoer. Dit protocol heeft niet alleen betrekking op de verantwoording van de BDU maar ook
op de rechtmatige besteding en reservering daarvan.
1.2. De volgende wet- en regelgeving is van toepassing:
1.3. De volgende begrippen zijn van toepassing:
1.4. In dit controleprotocol wordt uiteengezet welke algemene uitgangspunten en specifieke
vereisten gelden bij de controle door de accountant van de provincie en kaderwetgebied
ten behoeve van de onder 1.1 genoemde bijdrage, alsmede op welke wijze de uitkomsten
van deze controle dienen te worden gerapporteerd.
1.5. Het is mogelijk dat door of namens de Departementale Auditdienst van Verkeer
en Waterstaat een review zal worden uitgevoerd bij de derde-accountant ter toetsing
van de naleving van dit controleprotocol. Indien een review wordt uitgevoerd, zal
hierover tevens overleg worden gepleegd met de betreffende provincie en kaderwetgebied.
1.6. Provincies en kaderwetgebieden, zijnde de uitkeringsontvangers, leggen verantwoording
af over de gehele BDU-bijdrage, ongeacht of de uitkeringsontvangers al dan niet zelf
uitgaven verrichten. De uitkeringsontvangers zijn daarbij zelf verantwoordelijk voor
het opzetten en uitvoeren van hun eigen beleid ten aanzien van het toekennen, beheersen
en laten verantwoorden (en desgewenst reviewen ervan) van door derden of zelf uit
te voeren activiteiten. De uitkeringsontvangers doen dat op dusdanige wijze dat voldaan
kan worden aan de verplichtingen die uit de voor de BDU relevante regelgeving (zie
onder 1.2) voortvloeien.
2. Algemene uitgangspunten voor de controle
2.1. De controle dient zowel de getrouwe weergave van de financiële verantwoording
alsmede de rechtmatige besteding en reservering van de ter beschikking gestelde bijdrage
te omvatten. Van de derde-accountant wordt derhalve verwacht dat hij niet alleen de
getrouwheid van de verantwoording controleert, maar dat hij ook de naleving van de
subsidievoorwaarden (geldende regelgeving) toetst. De controle van de derde-accountant
dient ook de besteding door de gemeenten en de waterschappen te omvatten. In dit kader
dient de derde-accountant voorzover noodzakelijk voor zijn oordeel over de totale
verantwoording over de besteding en reservering van de BDU-bijdrage reviews uit te
voeren op de uitgevoerde controle door de accountant van de gemeente of het waterschap.
Hierbij wordt verwezen naar de relevante bepalingen uit de Richtlijnen voor de Accountantscontrole.
2.2. De betrokken uitkeringsontvanger blijft voor de minister het aanspreekpunt ten
aanzien van de verantwoording en de informatieverschaffing over alle door hem te ontvangen
BDU-middelen. Dit betekent, dat de minister en de door hem aangewezen ambtenaren of
accountants zich uitsluitend zullen hoeven te verstaan met de in de wet opgenomen
19 ontvangers van de BDU verkeer en vervoer, ook al besluit de provincie of het kaderwetgebied
een gedeelte van de uitkering door te decentraliseren.
2.3. Ten aanzien van de uitvoering van de controle van de financiële verantwoording
geldt een tolerantie van maximaal 1% van de uitkering van het desbetreffende uitkeringsjaar.
3. Specifieke vereisten
3.1. Bij de uitvoering van de controle door de derde-accountant van de verantwoording
van de provincie of het kaderwetgebied dient te worden vastgesteld dat:
-
a. de onder 1.1 genoemde bijdrage geheel is aangewend voor de uitgaven van voorbereiding
en uitvoering van het provinciaal/regionaal verkeer- en vervoerbeleid, als bedoeld
in artikel 1, onderdeel h, van de Wet BDU verkeer en vervoer, dan wel is opgenomen in een daarvoor bestemde reserve zoals bedoeld in artikel 9 van de Wet BDU verkeer en vervoer;
-
b. de reserve, zoals opgenomen in de verantwoording, op juiste wijze is gevormd conform
de regelgeving;
-
c. over de uitstaande saldi de rente is toegevoegd zoals bedoeld in artikel 9 van de Wet BDU verkeer en vervoer;
-
d. het openbaar vervoer of daarmee gelijkgesteld vervoer voldoet aan de voorwaarden in
het Besluit personenvervoer 2000, artikelen 6, 7, 8, 14, 15 en 33, in het geval de bijdrage of een deel daarvan is besteed aan de exploitatie van openbaar
vervoer. Het gaat hierbij om de naleving van de voorwaarden waaraan het openbaar vervoer
moet voldoen (vergunningen en concessies) en met openbaar vervoer gelijkgesteld vervoer
(collectief vraagafhankelijk vervoer, openbaar vervoer over water en bedrijfsvervoer);
-
e. de onder 1.1 genoemde bijdrage niet is aangewend voor kosten van algemeen bestuurlijke
aard;
-
f. wanneer een deel van de onder 1.1 genoemde bijdrage is gestort in een mobiliteitsfonds
of is doorgegeven aan een andere overheid, dit bedrag niet is aangemerkt als besteding,
maar als reservering voor uitgaven in een later jaar. Van besteding is pas sprake
als het mobiliteitsfonds of die andere overheid daadwerkelijke uitgaven heeft verricht
voor de uitvoering van maatregelen in het kader van de voorbereiding en uitvoering
van het provinciaal/regionaal verkeer en vervoerbeleid.
-
g. de opgave van de niet via het BTW-compensatiefonds gecompenseerde BTW op OV-concessies
juist is. Alleen BTW op OV-concessies, voor dat deel van de kosten dat betaald wordt
uit de BDU-bijdrage van V en W, en die niet verrekenbaar is met het BTW-compensatiefonds,
komt voor compensatie door V en W in aanmerking. Er dient een mededeling van de Inspecteur
der belastingen aanwezig te zijn inzake 1) het van toepassing zijnde BTW-tarief voor
betreffende concessie en 2) het niet van toepassing zijn van compensatie via het BTW-compensatiefonds.
-
h. de opgave van de niet via het BTW-compensatiefonds gecompenseerde BTW op het met het
openbaar vervoer gelijkgesteld vervoer (collectief vraagafhankelijk vervoer, ov over
water en bedrijfsvervoer) juist is. Alleen BTW op vervoercontracten voor dat deel
van de kosten dat betaald wordt uit de BDU-bijdrage van V en W en die niet verrekenbaar
is met het BTW-compensatiefonds, komt voor compensatie door V en W in aanmerking.
De vervoerondernemer met wie de uitkeringsontvanger een overeenkomst heeft gesloten
voor het verrichten van het met openbaar vervoer gelijkgesteld vervoer dient aan de
uitkeringsontvanger op basis van die overeenkomst BTW in rekening te hebben gebracht.
Er dient een mededeling van de Inspecteur der belastingen aanwezig te zijn inzake
het niet van toepassing zijn van compensatie via het BTW-compensatiefonds.
4. Rapportering
4.1. Model-accountantsverklaring bij een door een provincie en kaderwetgebied af te
leggen verantwoording inzake de besteding en reservering van de bijdrage voor de uitgaven
van voorbereiding en uitvoering van het provinciaal en regionaal verkeer- en vervoerbeleid.
Opdracht
Ingevolge uw opdracht hebben wij de bijgevoegde en door ons gewaarmerkte verantwoording
van
<naam provincie/kaderwetgebied> over <jaar> inzake de besteding en reservering van
de bijdrage voor de uitgaven van voorbereiding en uitvoering van het provinciaal/regionaal
verkeer- en vervoerbeleid in het kader van de Wet BDU verkeer en vervoer gecontroleerd.
Deze verantwoording is opgesteld onder de verantwoordelijkheid van de leiding van
<naam provincie/kaderwetgebied>.
Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de verantwoording
te verstrekken.
Werkzaamheden
Onze controle is verricht overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen
met betrekking tot controleopdrachten. Volgens deze richtlijnen dient onze controle
zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt
verkregen dat de verantwoording geen onjuistheden van materieel belang bevat. Verder
is ons onderzoek verricht met inachtneming van het controleprotocol genoemd in artikel 5 van het Besluit BDU verkeer en vervoer.
Oordeel
Wij zijn van oordeel dat de verantwoording voldoet aan de ter zake gestelde eisen
en dat de Wet BDU verkeer en vervoer is nageleefd door de
<naam provincie/kaderwetgebied>
<Plaats en datum>
<Ondertekening>
4.2. Ten aanzien van de onder 3.1 genoemde specifieke aandachtspunten geldt dat alle
bij de controle geconstateerde en niet gecorrigeerde fouten en onzekerheden groter
dan 1% van de bijdrage dan wel groter dan 250.000 euro alsmede alle voor de Wet BDU Verkeer en Vervoer relevante tekortkomingen in de administratieve organisatie en interne controle, voorzien
van een toelichting, worden opgenomen in een rapport van bevindingen.