Artikel 10 Toeslagen, vergoedingen en spaarloon
[Regeling vervallen per 01-01-2011]
Lid 1 Overwerk
[Regeling vervallen per 01-01-2011]
Bij overuren ontvangen de werknemers afhankelijk van het aantal gewerkte overuren
een toeslag op het loon.
De vergoeding van het reguliere uurloon met daarbij de toeslag voor overwerk behoort
tot het loon voor de Wet LB. Als sprake is van overwerkloon in de betekenis van een
beloning voor arbeid welke wordt verricht gedurende de tijd die uitgaat boven de voor
de werknemer geldende normale arbeidsduur, mogen de tabellen voor bijzondere beloningen
worden toegepast. Hiervoor verwijs ik naar paragraaf 6.3.5 van het Handboek.
Voor de WVA geldt als hoofdregel, dat overwerkloon niet tot het WVA-loon behoort.
Alleen in de gevallen dat de deeltijdfactor wordt toegepast mag ook worden uitgegaan
van het werkelijke aantal uren waarover het loon verschuldigd is in plaats van het
contractueel vastgelegde aantal uren. Als voorwaarde geldt echter wel, dat sprake
moet zijn van structureel overwerk. In dat geval moet vooraf (voor de periode van
een kalenderjaar) worden vastgelegd, dat er gebruik wordt gemaakt van deze mogelijkheid
en voor welke categorie werknemers. Als de deeltijdfactor wordt vastgesteld aan de
hand van het aantal uren waarover het loon verschuldigd is, behoort het overwerkloon
tot het WVA-loon dat getoetst wordt aan het toetsloon. Ik verwijs naar paragraaf 22.1.4
van het Handboek.
In onderdeel c is opgenomen, dat overwerk in principe gecompenseerd wordt in vrije
tijd.
Als overwerkloon in vrije tijd wordt gecompenseerd, ontstaat een aanspraak op compensatieverlof.
Aanspraken op compensatieverlof behoren als zodanig niet tot het loon, voorzover zij
aan het eind van het kalenderjaar, samen met aanspraken op vakantieverlof, niet meer
bedragen dan de arbeidsduur per week, gerekend over een periode van 50 weken. Hiervoor
verwijs ik naar paragraaf 17.49.1 van het Handboek. De doorbetaling tijdens de opname
van het compensatieverlof behoort (dan wel) tot het loon voor de Wet LB en tot het
WVA-loon.
Lid 2 Werken op karwei
[Regeling vervallen per 01-01-2011]
Werknemers die werken op karwei kunnen in aanmerking komen voor een vergoeding voor
de tijd die nodig is voor het gaan en terugkeren van het karwei.
Een eventuele vergoeding voor reistijd behoort tot het loon voor de Wet LB en tevens
tot het WVA-loon. Omdat reistijd niet tot de arbeidstijd behoort, kan (de vergoeding
voor) reistijd niet als overwerk(loon) worden beschouwd.
In onderdeel b is opgenomen, dat de reis- en verblijfkosten door de werkgever worden
betaald.
Sinds 1 januari 2004 is de – fiscale – reiskostenregeling voor regelmatig woon-werkverkeer
afgeschaft. Woon-werkverkeer wordt vanaf die datum als zakelijk verkeer aangemerkt.
Tegelijkertijd is de maximale onbelaste vergoeding van zakelijke kilometers vastgesteld
op € 0,18 per kilometer, ongeacht het vervoermiddel. Dit betekent dat werkgevers vanaf
2004 elke zakelijke kilometer, dus ook elke kilometer voor woon-werkverkeer, met maximaal
€ 0,18 onbelast kunnen vergoeden. In hoofdstuk 18 van het Handboek wordt de wet- en
regelgeving met betrekking tot reiskosten uitgebreid behandeld. Als met openbaar vervoer
wordt gereisd, gelden bijzondere regels. Ik verwijs hiervoor naar paragraaf 18.1 van
het Handboek. In paragraaf 18.2 van het Handboek wordt, onder meer aan de hand van
schema’s, ingegaan op reizen anders dan met openbaar vervoer. In paragraaf 18.3 wordt
behandeld, dat, indien en voorzover sprake is van vervoer vanwege de werkgever, er
geen mogelijkheid is om reiskosten onbelast te vergoeden. In de paragrafen 18.4 tot
en met 18.5 worden respectievelijk de reiskosten voor periodiek gezinsbezoek, vaste
reiskostenvergoedingen en het verstrekken en vergoeden van parkeergelegenheid behandeld.
Ik verwijs tevens naar paragraaf 7.1.10 van het Handboek voor de administratieve verplichtingen
ten aanzien van reiskostenvergoedingen.
Een verblijfkostenvergoeding is onbelast als de vergoeding is gebaseerd op de werkelijk
gemaakte kosten en deze kosten zijn opgeroepen door de dienstbetrekking. Ik verwijs
naar paragraaf 4.4 van het Handboek.
Lid 3 Vergoeding, verzekering, toeslagen
[Regeling vervallen per 01-01-2011]
Volgens onderdeel a van deze bepaling zullen werkgevers aan de werknemers, voorzover
zij het voor hun werk nodige gereedschap niet verstrekken, een tegemoetkoming van
€ 9,75 per periode of € 10,28 per maand in de kosten van aanschaffing en onderhoud
van gereedschap verlenen. Daarbij is tevens bepaald dat deze vergoeding netto wordt
verstrekt als dit fiscaal is toegestaan.
De verstrekking van gereedschap kan, voorzover het om zakelijk gebruik gaat, onbelast
plaatsvinden. Indien en voorzover gereedschap wordt verstrekt, is een onbelaste vergoeding
voor dergelijke kosten uiteraard niet mogelijk. Ik verwijs naar de paragrafen 4.3,
4.4 en 17.3 van het Handboek.
Een vergoeding voor (onderhoud van) gereedschap kan onbelast plaatsvinden voorzover
die vergoeding is afgestemd op het gebruik ten behoeve van de dienstbetrekking. Voor
de vaste CAO normbedragen geldt, dat deze vergoedingen slechts vrije vergoedingen
zijn, als de werkgever óók aannemelijk kan maken dat de werknemer daadwerkelijk die
kosten heeft gemaakt. Of er sprake is van een volledig vrije vergoeding heb ik niet
beoordeeld. Ik verwijs naar de paragrafen 4.3, 4.4 en 17.3 van het Handboek.
Volgens onderdeel c van deze bepaling is de werkgever verplicht de eigen gereedschappen
en/of werkkleding van de werknemer, voorzover deze in de onderneming voor de werknemer
opgedragen werkzaamheden worden gebruikt en voorkomen op de door de werknemer ingediende
en bij de werkgever berustende inventaris, ten name van de werknemer voor maximaal
€ 1.134,45 tegen brandschade en diefstal te verzekeren.
Een vergoeding voor schade aan of verlies van persoonlijke zaken van de werknemer
behoort niet tot het loon voor de Wet LB, als de schade of het verlies is ontstaan
door een bijzondere gebeurtenis die samenhangt met de dienstbetrekking. Ik verwijs
hiervoor naar paragraaf 17.41 van het Handboek.
Volgens onderdeel d van deze bepaling worden de werkelijk gemaakte kosten door de
werkgever vergoed in de situatie dat de werknemer gebruik maakt van zijn privé-vervoermiddel
bij opgedragen karweiwerkzaamheden.
Voor de vergoeding van reiskosten verwijs ik naar hetgeen ik hiervóór heb opgenomen
bij artikel 10, lid 2 Werken op karwei.
Als tijdens zo’n rit schade aan de auto ontstaat, kan voor deze schade geen belastingvrije
vergoeding worden gegeven, tenzij deze valt binnen het vrij te vergoeden bedrag voor
autokosten van € 0,18 per kilometer. Zie hiervoor paragraaf 18.2.3 van het Handboek.
Volgens onderdeel e van deze bepaling wordt op verzoek van iedere werknemer die in
de werkplaats of op de werf in of aan schepen werkzaamheden verricht door de werkgever
werkkleding verschaft. De werkgever verstrekt schoenen aan werknemers die polyester
verwerken.
Volgens onderdeel f verstrekt de werkgever, zo dit noodzakelijk is, regenkleding,
waaronder regenlaarzen. Deze kleding blijft eigendom van de werkgever.
De vergoeding of verstrekking van kleding behoort tot het loon voor de Wet LB, tenzij
er sprake is van werkkleding. Kleding wordt slechts als werkkleding aangemerkt als
zij:
-
a. uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt is om tijdens de vervulling van de dienstbetrekking
te worden gedragen;
-
b. is voorzien van een of meer duidelijk zichtbare, aan de inhoudingsplichtige gebonden
beeldmerken met een oppervlakte van samen ten minste 70 cm2.
Door de werkgever ter beschikking gestelde kleding die niet aan deze voorwaarden voldoet,
is onbelast zolang deze kleding aantoonbaar op de werkplek blijft. Ik verwijs naar
paragraaf 17.52 van het Handboek.
In alle overige gevallen moet de vergoeding of de waarde van de door de werkgever
verstrekte of ter beschikking gestelde kleding tot het loon worden gerekend. Voor
de waardering ervan verwijs ik naar paragraaf 4.3 van het Handboek.
Voor de onderhoudskosten van kleding geldt, dat, als er sprake is van werkkleding
in fiscale zin, het onderhoud belastingvrij mag worden vergoed of verstrekt. Is geen
sprake van werkkleding, dan behoort de vergoeding van onderhoudskosten en/of de waarde
van de verstrekking tot het loon te worden gerekend.
Voor de WVA geldt, dat, indien en voorzover terzake van kleding sprake is van loon
voor de Wet LB, tevens sprake is van WVA-loon, tenzij de betreffende vergoeding of
verstrekking in de regel slechts eenmaal of eenmaal per jaar wordt toegekend. Ik verwijs
hiervoor naar paragraaf 22.1.4 van het Handboek.
Voor schoenen en laarzen geldt hetzelfde als hiervoor over kleding is opgemerkt.
Volgens onderdeel g van deze bepaling ontvangt de werknemer die in het bezit is van
een EHBO-diploma voor het behoud van dat diploma een onkostenvergoeding van € 9,75
per periode of € 10,55 per maand.
Cursus- en examenkosten voor het behalen van een EHBO-diploma en kosten gemaakt voor
bijscholing kunnen onder de volgende voorwaarden onbelast worden vergoed:
-
1. De werkgever heeft een ARBO-plan.
-
2. Dat de werkgever een EHBO-diploma behaalt maakt in redelijkheid deel uit van dat ARBO-plan.
-
3. De werknemer is geen eigen bijdrage verschuldigd.
-
4. Er is geen sprake van een aanmerkelijke privé-besparing voor de werknemer.
Het vorenstaande geldt eveneens voor de vergoeding van kosten van bijscholing in verband
met het EHBO-diploma of herhalingscursussen.. Een vergoeding voor het in bezit hebben
of (be)houden van een EHBO diploma als zodanig is niet vrijgesteld en behoort, evenals
een toeslag voor andere specifieke deskundigheden, tot het loon voor de Wet LB en
tot het WVA-loon. Ik verwijs naar de paragrafen 4.4 en 17.4 van het Handboek.
Volgens onderdeel h van deze bepaling heeft de werkgever de verplichting voor alle
werknemers een ongevallenverzekering af te sluiten. De werknemer heeft recht op een
uitkering ingeval van volledige dan wel gedeeltelijke blijvende invaliditeit of overlijden
als gevolg van een ongeval dat de werknemer in of buiten arbeidstijd overkomt.
Een aanspraak op een uitkering bij overlijden of invaliditeit als gevolg van een ongeval
behoort als zodanig niet tot het loon voor de Wet LB of tot het WVA-loon. De uitkering
zelve behoort wel tot het loon voor de Wet LB. Mogelijk kan de uitkering als een vrijgestelde
diensttijd- of overlijdensuitkering worden opgevat. Ik verwijs naar paragraaf 17.15.1
van het Handboek. De werkgever dient eventueel verschuldigde loonheffing in te houden
en af te dragen, waarbij mogelijk de tabel bijzondere beloningen moet worden toegepast.
Mogelijk is terzake van de uitkering sprake van loon uit vroegere dienstbetrekking
en/of van loon van nabestaanden. Ik verwijs hiervoor naar de paragrafen 4.1.2 en 6.3.2
van het Handboek.
Indien en voorzover voor de Wet LB sprake is van loon uit tegenwoordige dienstbetrekking
en de uitkering tevens niet eenmalig of eenmaal per jaar wordt verstrekt, behoort
zij tot het WVA-loon. Ik verwijs naar paragraaf 22.1.3 van het Handboek.
Lid 5 Meerwerktoeslag deeltijdwerkers
[Regeling vervallen per 01-01-2011]
Deeltijdwerkers die meer uren werken dan het voor hun geldende dienstrooster aangeeft,
maar niet het aantal uren behorend bij een voltijddienstverband overschrijden, ontvangen
een meerwerktoeslag.
Deze toeslag behoort tot het loon voor de Wet LB.
Als sprake is van overwerkloon in de betekenis van een beloning ter zake van arbeid
welke wordt verricht gedurende de tijd die uitgaat boven de voor de werknemer geldende
normale arbeidsduur, mogen de tabellen voor bijzondere beloningen worden toegepast.
Hiervoor verwijs ik naar paragraaf 6.3.5 van het Handboek.
Voor de WVA geldt als hoofdregel, dat overwerkloon niet tot het WVA-loon behoort.
Alleen in de gevallen dat de deeltijdfactor wordt toegepast mag ook worden uitgegaan
van het werkelijk aantal uren waarover het loon verschuldigd is in plaats van het
contractueel vastgelegde aantal uren. Als voorwaarde geldt echter wel dat sprake moet
zijn van structureel overwerk. In dat geval moet vooraf (voor de periode van een kalenderjaar)
worden vastgelegd, dat er gebruik wordt gemaakt van deze mogelijkheid en voor welke
categorie werknemers. Als de deeltijdfactor wordt vastgesteld aan de hand van het
aantal uren waarover het loon verschuldigd is, behoort het overwerkloon tot het WVA-loon
dat getoetst wordt aan het toetsloon. Ik verwijs naar paragraaf 22.1.4 van het Handboek.