Besluit exploitatie luchthaven Schiphol

Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 10-10-2010.
Geldend van 19-07-2006 t/m 24-05-2011

Besluit van 7 juli 2006, houdende regels betreffende de exploitatie van de luchthaven Schiphol (Besluit exploitatie luchthaven Schiphol)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 26 september 2005, nr. HDJZ/LUV/2005-1854, Hoofddirectie Juridische Zaken, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken;

Gelet op de artikelen 8.25d, twaalfde lid, 8.25e, vierde lid, 8.25f, zevende lid, 8.25g, vijfde lid, en 8.29a, tweede lid, van de Wet luchtvaart;

De Raad van State gehoord (advies van 25 november 2005, No. W09.05.0439/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 6 juli 2006, nr. HDJZ/LUV/2006-1029, Hoofddirectie Juridische Zaken, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. luchtvaartactiviteiten: de in artikel 8.25d, eerste lid, van de wet bedoelde activiteiten;

  • b. toerekeningssysteem: het toerekeningssysteem, bedoeld in artikel 8.25g, eerste lid, van de wet;

  • c. luchthaven: de luchthaven Schiphol;

  • d. wet: de Wet luchtvaart;

  • e. gebruiker: een luchtvaartmaatschappij, alsmede een persoon of rechtspersoon die vluchten uitvoert, niet zijnde een luchtvaartmaatschappij;

  • f. raad: de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, bedoeld in artikel 2 van de Mededingingswet;

  • g. unuïteitenmethode: de methode van afschrijving van materiële vaste activa die worden gekenmerkt door initiële overcapaciteit (geprognosticeerde capaciteit verminderd met de verwachte vraag van luchthavenluchtverkeer, vervoer van passagiers en vracht, zodanig dat dit resulteert in een gelijkblijvend bedrag van afschrijvingen en vermogenskosten per eenheid gebruik over de daarvoor te verwachten economische levensduur, zoals voorzien ten tijde van het investeringsbesluit);

Hoofdstuk 2. Toezicht op tarieven en voorwaarden

§ 1. Algemeen

Artikel 2

  • 1 Luchtvaartactiviteiten zijn activiteiten van de exploitant van de luchthaven ten behoeve van:

    • a. het opstijgen en landen van luchtvaartuigen, waaronder in elk geval het gebruik door luchtvaartuigen van taxi-, start- en landingsbanen en platforms,

    • b. het parkeren van luchtvaartuigen, waaronder in elk geval het gebruik door luchtvaartuigen van parkeerfaciliteiten op de luchthaven,

    • c. de afhandeling van passagiers van luchtvaartuigen en hun bagage in verband met het opstijgen en landen van luchtvaartuigen waaronder in elk geval:

      • 1°. het gebruik van de passagiersterminal, en

      • 2°. het gebruik van de voorrijwegen,

    • d. de uitvoering van de beveiliging van passagiers en hun bagage, waaronder mede begrepen de faciliteiten voor grenscontrole.

  • 2 De in artikel 8.25d, vijfde lid, van de wet bedoelde activiteiten die rechtstreeks verband houden met de luchtvaartactiviteiten, zijn:

    • a. de verlening van een concessie voor brandstoflevering voor luchtvaartuigen,

    • b. de verlening van een concessie voor catering van luchtvaartuigen,

    • c. utiliteitsdiensten,

    • d. werkzaamheden door of vanwege de exploitant van de luchthaven die ten laste zijn gebracht van luchtvaartactiviteiten en die in rekening zijn gebracht aan derden.

§ 2. Vaststelling van tarieven en voorwaarden

Artikel 3

  • 1 Mededeling van de vaststelling van tarieven en voorwaarden als bedoeld in artikel 8.25d, eerste lid, van de wet, wordt gedaan:

    • a. door terinzagelegging van de tarieven en voorwaarden op in ieder geval de vestiging van de exploitant van de luchthaven op de luchthaven,

    • b. door kennisgeving van de vaststelling van de tarieven en voorwaarden in ten minste één dag-, week- of nieuwsblad of op andere geschikte wijze zodanig dat de gebruikers zo goed mogelijk worden bereikt, en

    • c. toezending van de vastgestelde tarieven en voorwaarden op verzoek van gebruikers aan het door hen opgegeven adres.

  • 2 In de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt de datum vermeld waarop de tarieven en voorwaarden door de exploitant zijn vastgesteld, de ingangsdatum van de tarieven en voorwaarden, de periode van terinzagelegging en waar en wanneer de tarieven en voorwaarden kunnen worden ingezien.

Artikel 4

  • 1 Mededeling van een voorstel voor tarieven en voorwaarden als bedoeld in artikel 8.25e, eerste lid, van de wet, wordt gedaan door:

    • a. terinzagelegging van het voorstel op in ieder geval de vestiging van de exploitant van de luchthaven op de luchthaven,

    • b. kennisgeving van het uitbrengen van het voorstel in ten minste één dag-, week- of nieuwsblad of op andere geschikte wijze zodanig dat de gebruikers zo goed mogelijk worden bereikt, en

    • c. toezending van het voorstel op verzoek van gebruikers aan het door hen opgegeven adres.

  • 2 In de kennisgeving wordt vermeld de periode van terinzagelegging en waar en wanneer het voorstel voor tarieven en voorwaarden kan worden ingezien.

  • 3 Gedurende vier weken na de dag waarop het voorstel voor tarieven en voorwaarden ter inzage is gelegd kan het voorstel worden ingezien. De periode van terinzagelegging vangt niet eerder aan dan op de dag nadat de kennisgeving heeft plaatsgehad.

  • 4 Het voorstel, bedoeld in het eerste lid:

    • a. bevat een onderbouwing van de voorgestelde tarieven, gelet op de ingevolge artikel 8.25d van de wet aan de tarieven gestelde eisen, en geeft het tijdstip aan waarop de tarieven en voorwaarden zullen ingaan,

    • b. geeft een specificatie van de opbrengst uit activiteiten, bedoeld in artikel 8.25d, vijfde lid, van de wet,

    • c. vermeldt, in overeenstemming met het toerekeningssysteem, welke materiële vaste activa in welke mate voor luchtvaartactiviteiten worden aangewend, alsmede welke kosten in welke mate door luchtvaartactiviteiten worden veroorzaakt,

    • d. bevat voor de luchtvaartactiviteiten:

      • 1°. een prognose van het volume van het luchthavenluchtverkeer, het vervoer van luchtvaartpassagiers en het vervoer van vracht in het komende boekjaar en over het lopende boekjaar en de daarop gebaseerde voorgenomen investeringen voor het eerstvolgende boekjaar ten opzichte van het lopende boekjaar,

      • 2°. een prognose van de wijziging van de aanwending van de materiële activa, bedoeld in artikel 8, zesde lid, die aansluit op de onder 1° bedoelde prognose en voorgenomen investeringen ten opzichte van het lopende boekjaar,

      • 3°. een prognose van de wijziging van de totale opbrengst en de totale kosten met een nadere specificatie voor het komende boekjaar ten opzichte van het lopende boekjaar,

      • 4°. een prognose van de efficiencywinst die in het komende boekjaar ten opzichte van het lopende boekjaar zal worden behaald,

      • 5°. het op grond van artikel 8.25d, negende lid, van de wet te verrekenen verschil,

      • 6°. een prognose van het rendement voor het komende boekjaar ten opzichte van het lopende boekjaar, berekend met inachtneming van de in artikel 13 bedoelde bijlage bij dit besluit,

    • e. bevat het bedrag van de eventuele bijdrage door de exploitant van de luchthaven uit andere activiteiten dan luchtvaartactiviteiten, bedoeld in artikel 8.25d, zevende lid, van de wet, die de exploitant van de luchthaven bij de vaststelling van de tarieven voor de eerstvolgende periode in aanmerking zal nemen in vergelijking met het lopende boekjaar,

    • f. bevat een prognose van de te verwachten kwaliteitsontwikkeling voor het komende boekjaar, aan de hand van de in artikel 7 vastgestelde indicatoren, ten opzichte van het lopende boekjaar.

  • 5 Ten aanzien van een voorstel, bedoeld in het eerste lid, dat betrekking heeft op de tarieven voor de beveiliging van passagiers en hun bagage, is het vierde lid van overeenkomstige toepassing.

  • 6 Het voorstel, bedoeld in het eerste lid, bevat tevens:

    • a. een verkeers- en vervoersprognose en een daarop gebaseerd investeringsprogramma voor de eerstkomende periode van vijf jaar,

    • b. informatie over de investeringen in voor de luchtvaart belangrijke infrastructurele voorzieningen als opgenomen in het luchthavenontwikkelingsplan voor de lange termijn.

  • 7 Binnen vier weken na de dag waarop mededeling is gedaan van het voorstel voor tarieven en voorwaarden, kunnen gebruikers hun zienswijze omtrent het voorstel voor tarieven en voorwaarden schriftelijk kenbaar maken aan de exploitant van de luchthaven.

  • 8 Gedurende de in het zevende lid bedoelde termijn bestaat desgevraagd voor de gebruikers de mogelijkheid hun zienswijze mondeling toe te lichten.

Artikel 5

  • 1 In afwijking van de artikelen 3 en 4, gelden de volgende bepalingen, indien Onze Minister van Justitie een bijzondere aanwijzing als bedoeld in artikel 37ac, tweede lid, van de Luchtvaartwet heeft gegeven op grond waarvan de exploitant van de luchthaven maatregelen heeft genomen, voor zover die maatregelen betrekking hebben op de beveiliging van passagiers en hun bagage.

  • 2 Indien Onze Minister van Justitie op een daartoe strekkend verzoek van een buitenlandse staat of een bondgenootschap, dan wel eigener beweging, bepaalt dat een in verband met de bijzondere aanwijzing genomen tijdelijke maatregel wordt omgezet in een structurele maatregel, doet hij hiervan mededeling aan de exploitant van de luchthaven, de gebruikers van de luchthaven en gelijktijdig aan Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.

  • 3 De kosten, voortvloeiend uit een structurele maatregel, komen met ingang van het tijdstip waarop overeenkomstig het vierde lid de tarieven en voorwaarden in werking zijn getreden, ten laste van de exploitant van de luchthaven.

  • 4 Indien Onze Minister van Justitie toepassing geeft aan het tweede lid, wijzigt de exploitant van de luchthaven het tarief voor de beveiliging van passagiers en hun bagage met het oog op de uit een structurele maatregel voortvloeiende kosten, met inachtneming van het volgende:

    • a. de desbetreffende wijziging van het tarief voor de beveiliging van passagiers en hun bagage kan slechts in werking treden met ingang van 1 april of 1 november;

    • b. Onze Minister van Justitie doet aankondiging van de noodzaak een tijdelijke maatregel om te zetten in een structurele maatregel tenminste 21 weken voorafgaand aan 1 april respectievelijk 1 november, zijnde uiterlijk 7 november respectievelijk 7 juni;

    • c. binnen drie weken na de aankondiging, bedoeld in onderdeel b, maakt de exploitant van de luchthaven de desbetreffende verhoging van het tarief voor de beveiliging van passagiers en hun bagage bekend aan de gebruikers;

    • d. binnen twee weken nadat de exploitant van de luchthaven de bekendmaking, bedoeld in onderdeel c, heeft gedaan, consulteert de exploitant de gebruikers;

    • e. ten behoeve van de consultatie, bedoeld in onderdeel d, voorziet de exploitant van de luchthaven de gebruikers van adequate informatie omtrent de verwachte ontwikkeling in het volume van het vervoer van passagiers, een raming van de extra kosten, voortvloeiend uit de structurele maatregel, een raming van de opbrengsten en de daarvoor benodigde opbrengsten voor het eerstvolgende boekjaar;

    • f. binnen twee weken na de consultatie, bedoeld in onderdeel d, stelt de exploitant van de luchthaven de wijziging van het tarief voor de beveiliging van passagiers en hun bagage vast;

    • g. de wijziging van het tarief voor de beveiliging van passagiers en hun bagage gaat niet eerder in dan drie maanden na de mededeling, bedoeld in artikel 8.25d, eerste lid, van de wet.

  • 5 Onze Minister van Justitie kan bepalen dat een structurele maatregel met ingang van een door hem te bepalen datum wordt ingetrokken. Hiervan doet Onze Minister van Justitie mededeling aan de exploitant van de luchthaven en gelijktijdig aan de gebruikers en Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.

  • 6 De exploitant van de luchthaven beëindigt met ingang van de in het vijfde lid bedoelde datum de uitvoering van de desbetreffende structurele maatregel, waarmee ook de daarmee gemoeide kosten komen te vervallen.

  • 7 Indien Onze Minister van Justitie toepassing geeft aan het vijfde lid, stelt de exploitant van de luchthaven Schiphol het tarief voor de beveiliging van passagiers en hun bagage opnieuw vast. Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6

  • 1 Een aanvraag als bedoeld in artikel 8.25f, eerste lid, van de wet:

    • a. is schriftelijk en ondertekend,

    • b. bevat ten minste de dagtekening, de naam, het adres, telefoon- en faxnummer van de gebruiker; indien de gebruiker wordt vertegenwoordigd door een gemachtigde, bevat de aanvraag tevens de gegevens van die gemachtigde,

    • c. kan in de Nederlandse of Engelse taal worden gedaan,

    • d. bevat de gronden voor het oordeel van de gebruiker dat de tarieven en voorwaarden in strijd zijn met bij of krachtens de wet gestelde regels,

    • e. bevat de aanduiding om welke concrete door de exploitant van de luchthaven vastgestelde tarieven en voorwaarden het gaat, en

    • f. bevat, indien van toepassing, de vermelding van andere instanties waaraan is verzocht zich uit te spreken over de tarieven en voorwaarden.

§ 3. Kwaliteitsindicatoren

Artikel 7

Indicatoren voor het kwaliteitsniveau van de door de exploitant van de luchthaven aangeboden diensten met betrekking tot het gebruik van de luchthaven, bedoeld in artikel 8.25e, vierde lid, onderdeel c, van de wet, omvatten ten minste:

  • a. de capaciteit op jaarbasis en de piekuurcapaciteit van het beschikbare banenstelsel, gemeten in aantallen vliegtuigbewegingen,

  • b. het aantal opstelplaatsen voor passagiers- en vrachtvliegtuigen en het aantal bufferplaatsen,

  • c. de totale oppervlakte van de terminals ten behoeve van luchtvaartactiviteiten en het aantal zitplaatsen in de terminals, onderverdeeld in vierkante meters voor vertrekhal, aankomsthal en circulatie- en verblijfsruimten,

  • d. de pieren, gemeten in aantallen pieren en gates, onderverdeeld naar categorieën en grootte,

  • e. de capaciteit op jaarbasis en de piekuurcapaciteit van het bagagesysteem, gemeten in aantallen colli, alsmede het aantal reclaimbanden,

  • f. het aantal bussen aan de luchtzijde,

  • g. het aantal check-in faciliteiten en naar soort (balies, selfservice of anderszins),

  • h. het aantal doorlaatplaatsen in verband met beveiliging van passagiers en bagage, de inzet van het aantal daarvoor door de exploitant van de luchthaven ingezette beveiligingsfunctionarissen, en de capaciteit per jaar en de piekuurcapaciteit daarvan in aantallen reizigers,

  • i. het aantal voorrijwegen en de capaciteit per jaar en de piekuurcapaciteit,

  • j. de beschikbaarheid van de in de onderdelen a tot en met i genoemde diensten gedurende het boekjaar van de exploitant van de luchthaven, waar mogelijk uitgedrukt in een percentage, en gerelateerd aan de ontwikkeling van het volume van het luchthavenluchtverkeer, het vervoer van passagiers en het vervoer van vracht.

§ 4. Toerekening en financiële verantwoording

Artikel 8

  • 1 De kosten van de luchtvaartactiviteiten worden als volgt toegerekend:

    • a. alle kosten van de luchtvaartactiviteiten, met uitzondering van de kosten van rentedragende schulden, worden aan die activiteiten toegerekend,

    • b. de kosten van productiemiddelen die alleen worden aangewend voor de luchtvaartactiviteiten, worden geheel aan die activiteiten toegerekend,

    • c. de kosten van productiemiddelen die in het geheel niet worden aangewend voor de luchtvaartactiviteiten, worden niet aan die activiteiten toegerekend,

    • d. de kosten van productiemiddelen die gedeeltelijk voor de luchtvaartactiviteiten en gedeeltelijk voor andere activiteiten worden aangewend, worden toegerekend in overeenstemming met het daadwerkelijk gebruik van die productiemiddelen voor de luchtvaartactiviteiten.

  • 2 Het toerekeningssysteem geeft de principes aan op grond waarvan wordt vastgesteld in welke mate productiemiddelen worden aangewend voor de luchtvaartactiviteiten.

  • 3 De materiële vaste activa die in gebruik zijn voor de luchtvaartactiviteiten, worden onderverdeeld in activa die uitsluitend voor die activiteiten worden aangewend, en activa die deels voor die activiteiten worden aangewend en in overeenstemming daarmee toegedeeld. Materiële vaste activa worden pas aangewend voor luchtvaartactiviteiten na het moment van ingebruikneming voor dat doel.

  • 4 Goodwill wordt niet begrepen onder materiële vaste activa als bedoeld in het derde lid.

  • 5 De materiële vaste activa die deels voor de luchtvaartactiviteiten in gebruik zijn, worden toegedeeld aan de hand van de op die activiteiten afgestemde en in het toerekeningssysteem opgenomen verdeelsleutels.

  • 6 Van de op grond van het derde lid aan de luchtvaartactiviteiten toegedeelde materiële vaste activa wordt de waarde bepaald op basis van historische kostprijs en met toepassing van de door de exploitant aangegeven afschrijvingsmethode volgens aanvaardbare bedrijfseconomische principes.

  • 7 In afwijking van het zesde lid, wordt van de op grond van het derde lid aan de luchtvaartactiviteiten toegedeelde materiële vaste activa met een waarde van meer dan € 100.000.000,– waarvan de vervaardigingsperiode meer dan een jaar duurt, en waarbij ten tijde van het investeringsbesluit wordt verwacht dat zich na ingebruikneming initiële overcapaciteit zal voordoen, de waarde bepaald op basis van historische kostprijs, waarbij over de gebruikelijke economische levensduur wordt afgeschreven op basis van de unuïteitenmethode.

    Bij toepassing van de unuïteitenmethode wordt het bedrag van afschrijvingen en vermogenskosten vier jaar na inwerkingtreding van de artikelen 8.25d tot en met 8.25h van de wet en overigens telkens na vijf jaar opnieuw door de exploitant van de luchthaven vastgesteld.

  • 8 Van de op grond van het derde lid aan de luchtvaartactiviteiten toegedeelde materiële vaste activa die voor inwerkingtreding van de artikelen 8.25d tot en met 8.25j van de wet in gebruik zijn genomen, is het zevende lid van overeenkomstige toepassing op de activa betreffende de vijfde baan. Daarbij worden de afschrijvingen bepaald op basis van de boekwaarde per 1 januari van het boekjaar waarvoor de tarieven en voorwaarden worden vastgesteld tegen de dan geldende vermogenskostenvoet (WACC), de te verwachten initiële overcapaciteit en de inflatie. De ten tijde van de investeringsbeslissing voorziene economische levensduur vormt daarbij een gegeven.

  • 9 De waarde van de materiële vaste activa van de luchtvaartactiviteiten, bedoeld in het derde lid, wordt aangeduid als Regulatory Asset Base.

  • 10 Voor de toerekening van kosten aan de luchtvaartactiviteiten worden de verdeelsleutels, bedoeld in het vijfde lid, en de verdeelsleutels van andere productiemiddelen gehanteerd, waarbij geldt:

    • a. dat de kosten rechtstreeks of indien dit niet mogelijk is zoveel mogelijk rechtstreeks worden toegerekend met verdeelsleutels die zijn gebaseerd op de desbetreffende activiteiten, met inachtneming van de beginselen van proportionaliteit en marktconformiteit, en

    • b. dat de kosten die op grond van onderdeel a niet kunnen worden toegerekend aan een bepaalde activiteit, proportioneel worden toegerekend op grond van het aandeel van de kosten van de luchtvaartactiviteiten in de totale kosten.

  • 11 Als opbrengsten van luchtvaartactiviteiten worden toegerekend de opbrengsten uit luchtvaartactiviteiten en de opbrengsten uit de in artikel 8.25d, vijfde lid, van de wet bedoelde activiteiten die rechtstreeks verband houden met de luchtvaartactiviteiten.

Artikel 9

Op de kosten van de uitvoering van beveiliging van passagiers en hun bagage als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel d, is artikel 8 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10

  • 2 De toelichting, bedoeld in artikel 8.25g, derde lid, van de wet, bevat:

    • a. een overzicht van de categorieën van materiële vaste activa, met een aanduiding van de verdeelsleutels die daarbij overeenkomstig artikel 8 zijn toegepast, en van de mate waarin zij voor luchtvaartactiviteiten zijn aangewend,

    • b. een gespecificeerd overzicht van de kosten en opbrengsten die betrekking hebben op de luchtvaartactiviteiten, met een aanduiding van de verdeelsleutels die daarbij overeenkomstig artikel 8 zijn toegepast,

    • c. een specificatie van het verschil tussen de geraamde en werkelijke opbrengsten uit de tarieven resp. de kosten over het aan het moment van vaststelling van de tarieven voorafgaande boekjaar in verband met de prognoses en de realisatie van het volume van het luchthavenluchtverkeer, het vervoer van passagiers en het vervoer van vracht en de uitvoering van investeringen,

    • d. een specificatie van de bijdrage, bedoeld in artikel 8.25d, zevende lid, van de wet, die in het afgelopen boekjaar in aanmerking is genomen bij de vaststelling van de tarieven,

    • e. een specificatie van de in het afgelopen boekjaar uitgevoerde investeringen, en

    • f. een specificatie van het over het afgelopen boekjaar gerealiseerde efficiencyresultaat.

Artikel 11

Op de uitvoering van de beveiliging van passagiers en hun bagage, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel d, is artikel 10 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12

De raad verleent na inwerkingtreding van de artikelen 8.25d tot en met 8.25j van de wet goedkeuring aan het toerekeningssysteem voor ten hoogste vier jaar en vervolgens telkens voor ten hoogste vijf jaar.

Artikel 13

Bij de bepaling van de tarieven voor luchtvaartactiviteiten overeenkomstig artikel 8.25d, tweede tot en met zevende lid, wordt als maatstaf gebruikt dat het geprognosticeerde rendement over de Regulatory Asset Base, bedoeld in artikel 8, negende lid, en berekend met inachtneming van de formule die is opgenomen in de bijlage bij dit besluit, ten hoogste gelijk is aan de gewogen gemiddelde vermogenskosten die wordt berekend met inachtneming van de formule die is opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 14

Bij de vaststelling van de tarieven voor de uitvoering van de beveiliging van passagiers en hun bagage is artikel 12 van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 3. Toezicht op exploitatie luchthaven

Artikel 15

  • 1 De capaciteitsontwikkeling van voorzieningen waarover de exploitant ter uitvoering van artikel 8.29a van de wet verslag uitbrengt, betreft:

    • a. het banenstelsel, gemeten in aantal verkeersbewegingen per jaar,

    • b. de vliegtuigopstelplaatsen, gemeten in aantal plaatsen,

    • c. de terminals, gemeten in vierkante meters ruimte beschikbaar voor luchtvaartactiviteiten, onderverdeeld in vierkante meters voor vertrekhal, aankomsthal en circulatie- en verblijfsruimten,

    • d. de pieren, gemeten in aantallen pieren en gates, onderverdeeld naar categorieën naar grootte en grensstatus,

    • e. het bagagesysteem, gemeten in aantal colli per jaar,

    • f. de voorrijwegen, gemeten in aantallen voertuigen per jaar.

  • 2 Per voorziening, bedoeld in het eerste lid, wordt in het verslag gerapporteerd over:

    • a. de bestaande capaciteit per 31 december van het afgelopen boekjaar,

    • b. de afwijking ten opzichte van de in het voorafgaande verslag voorziene veranderingen in de capaciteit van een voorziening die gerealiseerd zijn,

    • c. de wijzigingen in de capaciteit die zijn voorzien in de eerstkomende vijf jaar, het moment van de wijziging en de omvang van de wijziging in capaciteit,

    • d. de verkeers- en vervoersprognose die aan een wijziging van de capaciteit ten grondslag ligt,

    • e. de verrichte investeringen in de afgelopen vijf jaar,

    • f. de verwachte investeringen in de eerstkomende vijf jaar,

    • g. de zienswijzen van de gebruikers met betrekking tot de capaciteit van een voorziening en de daaraan ten grondslag gelegde verkeers- en vervoersprognose over de verslagperiode.

  • 3 De exploitant van de luchthaven rapporteert in het verslag over de reacties van de gebruikers over de in het eerste en tweede lid bedoelde informatie.

  • 4 Het verslag is gevoegd bij de financiële verantwoording, bedoeld in artikel 8.25g, derde lid, van de wet en wordt door de exploitant verstrekt aan de gebruikers die daarom verzoeken.

  • 5 Het eerste verslag is gevoegd bij de eerste financiële verantwoording die wordt vastgesteld met toepassing van artikel 8.25g van de wet. Het verslag wordt vervolgens steeds drie jaar na een eerder verslag uitgebracht, tenzij Onze Minister van Verkeer en Waterstaat met toepassing van artikel 8.29a, eerste volzin, van de wet schriftelijk en vóór 1 november van het lopende boekjaar aan de exploitant meedeelt een verslag te verlangen bij de eerstkomende financiële verantwoording.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 7 juli 2006

Beatrix

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat ,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Uitgegeven de achttiende juli 2006

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner

Bijlage behorende bij artikel 13 van het Besluit exploitatie luchthaven Schiphol

De berekening van het (toegestane) rendement over de luchtvaartactiviteiten

Het geprognosticeerde rendement (als %) voor het eerstvolgende boekjaar mag nooit hoger zijn dan de WACC (exclusief verrekening tussen de jaren).

In deel A van de bijlage wordt aangegeven hoe het rendement voor het totaal van de luchtvaartactiviteiten van de NVLS wordt bepaald.

In deel B gaat het om het afzonderlijk rendement van de beveiligingsactiviteiten.

In deel C van deze bijlage wordt aangegeven hoe de WACC wordt bepaald.

A. DE BEREKENING VAN HET RENDEMENT OVER HET TOTAAL VAN LUCHTVAARTACTIVITEITEN (INCLUSIEF BEVEILIGING)

Het rendement op de Regulatory Asset Base («RAB») na belasting in boekjaar t wordt berekend door het aan de luchtvaartactiviteiten toe te rekenen resultaat in boekjaar t te delen op de waarde van de Regulatory Asset Base voor dat jaar. Om deze berekening te kunnen maken worden de onderstaande stappen beschreven.

Aan luchtvaartactiviteiten toerekenbare opbrengsten (AR)

Totale opbrengsten (AR) = totaal opbrengsten tarieven (a) + overige opbrengsten luchtvaartactiviteiten (b) + bijdrage niet-luchtvaartactiviteiten (c)

(a) totale opbrengst tarieven omvat opbrengsten uit tarieven voor landen, opstijgen, parkeren, afhandeling van passagiers alsmede beveiliging (tarief per gebruikseenheid × aantal gebruikseenheden);

(b) overige opbrengsten luchtvaartactiviteiten omvat alle opbrengsten uit activiteiten van de exploitant van de luchthaven die rechtstreeks verband houden met luchtvaartactiviteiten, zoals aangegeven in artikel 2, lid 2;

(c) bijdrage uit de commerciële niet-luchtvaartactiviteiten.

Aan luchtvaartactiviteiten toerekenbare kosten (AC)

Totale kosten luchtvaartactiviteiten (AC) = kosten (1) + kosten grote investeringen (2)

exclusief vermogenskosten en vennootschapsbelasting

waarbij,

1. kosten = operationele kosten (d) en afschrijvingen (e)

(d) operationele kosten omvatten onder meer: personeelskosten, kosten materiaal en uitbestede diensten, onderhoud en schoonmaak, intercompany leveringen en overige kosten;

(e) afschrijvingen over materiële vaste activa exclusief afschrijvingen grote investeringen;

De kosten worden bepaald en toegerekend aan de luchtvaartactiviteiten op basis van aanvaardbare bedrijfseconomische principes. Voor de afschrijvingen wordt daarbij uitgegaan van historische kosten.

2. kosten grote investeringen (f) = het totale bedrag aan afschrijvingen voor grote investeringen (g)

(f) grote investeringen betreffen (capaciteitsvergrotende) investeringen met een omvang van meer dan € 100.000.000,–, waarbij verwacht wordt dat zich na ingebruikneming initiële overcapaciteit voordoet, zoals geprognosticeerd ten tijde van het investeringsbesluit, en de vijfde baan die op het moment van inwerkingtreding van de artikelen 8.25d tot en met 8.25j van de wet reeds in gebruik is genomen.

(g) afschrijvingen voor grote investeringen worden berekend volgens de unuïteitenmethode. Dit houdt in dat de afschrijvingen jaarlijks zo worden bepaald dat afschrijvingen plus vermogenskosten in elk jaar van de levensduur een constant reëel bedrag c per gebruikseenheid bedragen, waarbij rekening wordt gehouden met de initiële overcapaciteit, zoals voorzien ten tijde van het investeringsbesluit. Voor de vijfde baan zullen de afschrijvingen volgens de unuïteitenmethode worden bepaald op basis van de boekwaarde per 1 januari van het boekjaar waarvoor de tarieven en voorwaarden worden vastgesteld, tegen de dan geldende vermogenskostenvoet (WACC), initiële overcapaciteit en inflatieverwachting. De ten tijde van de investeringsbesluit voorziene economische levensduur vormt daarbij een gegeven.

Dit bedrag wordt met behulp van de onderstaande formules vastgesteld:

Uitgangspunt zijn reële constante kosten (afschrijvings- en vermogenskosten) per eenheid (c)

Bijlage 240251.png

ofwel w = c × CAP

Het bovengenoemde bedrag w wordt als volgt berekend:

Bijlage 240252.png

waarbij:

c = reële constante kosten (afschrijvings- en vermogenskosten) per eenheid;

CAP = aantal vervoers- respectievelijk verkeerseenheden bij maximale capaciteit;

I0 = de contante waarde van de grote investering ten tijde van het investeringsbesluit incl. bouwrente gedurende de vervaardigingsperiode;

w = reëel constant bedrag van afschrijvingskosten en vermogenskosten per jaar bij volledige benutting van de capaciteit;

1-x = geprognosticeerde benutting (als %) van capaciteit in jaar t, waarbij de initiële overcapaciteit x = a, b, etcetera;

D = disconteringsvoet: nominale WACC (na belasting) ten tijde van het investeringsbesluit;

t = economische levensduur vanaf het moment van ingebruikneming (jaren 1 tot n), zoals voorzien ten tijde van het investeringsbesluit;

T = het vigerende wettelijke tarief voor vennootschapsbelasting (als %) ten tijde van het investeringsbesluit;

p = geprognosticeerde jaarlijkse inflatiepercentage gebaseerd op het door het CPB geraamde consumentenprijsindex (bron: CPB, Macro Economische Verkenningen).

De bovenstaande berekening van w wordt uitgevoerd ten tijde van het investeringsbesluit, of voor bestaande, grote activa met initiële overcapaciteit, t.w. de vijfde baan, het moment van inwerkingtreding van de wet, en wordt opnieuw uitgevoerd op het moment van eerste evaluatie van de wet na vier jaar (en vervolgens na vijf jaar). De (resterende) economische levensduur wordt daarbij afgeleid zoals voorzien ten tijde van het investeringsbesluit.

Na bepaling van w (reëel constant bedrag van afschrijvingskosten en vermogenskosten per jaar bij volledige benutting van de capaciteit) kunnen de jaarlijkse afschrijvingen (in nominale termen) door middel van de onderstaande formule worden berekend.

Bijlage 240253.png

waarin:

AF = afschrijving grote investeringen in nominale termen; AF is het bedrag dat ingevuld wordt in de formule bij aan luchtvaart toerekenbare kosten onder 2(g);

BW = boekwaarde grote investering in nominale termen in RAB (vanaf het moment waarop de investering in gebruik wordt genomen).

Berekening van het rendement van de luchtvaartactiviteiten

Na bovenstaande stappen te hebben doorlopen kan het rendement (r in %) op de Regulatory Asset Base («RAB») in jaar t worden berekend door het aan de luchtvaartactiviteiten toe te rekenen resultaat («R») te delen op de waarde van de Regulatory Asset Base voor het boekjaar:

Bijlage 240254.png

waarbij R wordt gegeven door:

R = EBIT × (1–T) = (AR – AC) × (1 – T)

waarin:

Earnings Before Interest and Taxes (EBIT) = resultaat vóór interest en belastingen in jaar t;

Aviation Revenues (AR) = totale opbrengsten luchtvaartactiviteiten;

Aviation Costs (AC) = totale kosten luchtvaartactiviteiten (excl. vermogenskosten);

Regulatory Asset Base (RAB) = de gemiddelde boekwaarde van de aan de luchtvaartactiviteiten toe te rekenen materiële vaste activa, volgens aanvaardbare bedrijfseconomische principes en op grond van de historische kostprijs. Bij de bepaling van deze boekwaarde wordt het gemiddelde genomen van de waarde van de RAB op 1 januari in jaar t en van de verwachte (voor prognose) dan wel gerealiseerde (voor verantwoording) waarde van de RAB op 31 december in jaar t. Materiële vaste activa worden eerst geactiveerd op het moment dat zij in gebruik worden genomen, vermeerderd met bouwrente.

RABtotaal = RABactiva + RABgrote investeringen'

waarbij:

RABactiva = de gemiddelde boekwaarde (per 1 januari respectievelijk 31 december) van de aan de luchtvaartactiviteiten toe te rekenen materiële vaste activa (exclusief boekwaarde grote investeringen);

RABgrote investeringen = de gemiddelde boekwaarde (per 1 januari respectievelijk 31 december) van de aan de luchtvaartactiviteiten toe te rekenen grote investeringen;

Bouwrente = kostenvoet van rentedragende schulden die jaarlijks worden berekend over het gemiddelde geïnvesteerde vermogen (per 1 januari respectievelijk 31 december) in materiële vaste activa die nog niet in gebruik zijn genomen. Het betreft het risicovrije rendement (als %), gelijk aan het effectieve rendement («yield to maturity») op een Nederlandse staatsobligatie met een resterende looptijd gelijk aan de gemiddelde aanlegperiode van de desbetreffende materiële vaste activa. Deze dient te worden vermeerderd met een kredietopslag van 65 bp.

Conform artikel 13 wordt als maatstaf voor het maximum toegestane rendement de WACC gebruikt. Daarbij dient de verrekening van opbrengsten en kosten uit voorgaande jaren niet te worden meegenomen in de bepaling van het rendement.

B. BEREKENING VAN HET RENDEMENT OVER DE BEVEILIGINGSACTIVITEITEN

De berekening van het rendement over de beveiligingsacitiviteiten geschiedt op analoge wijze als de berekening van het rendement over de totale activiteiten beschreven in deel A met dien verstande dat:

  • Tariefopbrengsten uitsluitend op basis van security service charge;

  • Geen overige luchtvaartopbrengsten bij de beveiligingsactiviteiten;

  • Eventuele bijdrage niet-luchtvaartactiviteiten naar rato van de kosten van de beveiligingsactiviteiten in het totaal van de luchtvaartactiviteiten;

  • Uitsluitend kosten van de beveiligingsactiviteiten (inclusief de kosten voor criminaliteitsbestrijding en openbare orde);

  • Uitsluitend over de RAB van de beveiligingsactiviteiten.

C. DE GEWOGEN GEMIDDELDE VERMOGENSKOSTEN (WACC)

De gewogen gemiddelde vermogenskosten (Weighted Average Cost of Capital), ook wel aangeduid als WACC, is gebaseerd op het zogenoemde Capital Asset Pricing Model en wordt, rekening houdend met belastingen, gegeven door:

WACC = g × Kd × (1–T) + (1–g) × (Rf + (EMRP × Equity Bèta))

De parameters in de formule zijn de volgende:

WACC = Weighted Average Cost of Capital, de gewogen gemiddelde vermogenskosten (als %);

g = forfaitaire waarde van rentedragende schulden die aan de financiering van de Regulatory Asset Base kunnen worden toegerekend, gedeeld door de waarde van de Regulatory Asset Base; g bedraagt 0,4;

Rf = risicovrij rendement (als %), gelijk aan het effectieve rendement («yield to maturity») op een Nederlandse staatsobligatie met resterende looptijd van 10 jaar, op het moment dat de tarieven worden vastgesteld;

Kd = kostenvoet van rentedragende schulden (als %); de kredietopslag Kd-Rf is vastgesteld op 65bp;

T = het vigerende wettelijke tarief voor vennootschapsbelasting (als %), op het moment dat de tarieven worden vastgesteld. Indien ten tijde van de vaststelling van de tarieven vaststaat dat per 1 januari van het boekjaar waarvoor de tarieven worden vastgesteld, een gewijzigd wettelijk tarief voor vennootschapsbelasting geldt, wordt dit laatste percentage toegepast;

EMRP = Equity market risk premium, risicopremie voor eigen vermogen (als %); dit is de opslag op het risico-vrije rendement die vermogensverschaffers verlangen ten aanzien van de zogenoemde marktportefeuille van aandelen wereldwijd, vastgesteld op 4,0%;

Equity Bèta = de maatstaf voor het marktrisico (systematisch risico) van het eigen vermogen dat aan de financiering van de Regulatory Asset Base kan worden toegerekend. Het gaat derhalve om de zogenoemde «levered Equity Bèta» die een maatstaf is van de gevoeligheid van de waarde van het eigen vermogen voor een verandering in de waarde van de marktportefeuille van aandelen rekening houdend met de vermogensstructuur (g). De in de WACC-formule te gebruiken Equity Bèta dient te worden bepaald op het moment van vaststelling van de tarieven en wordt bepaald aan de hand van de navolgende formule, nadat de Asset Bèta, Debt Bèta en g zijn bepaald.

De formule voor Equity Bèta is:

Asset Bèta + (Asset Bèta – Debt Bèta) × g / (1–g) × (1 – T),

waarbij:

Debt Bèta = de maatstaf voor het marktrisico (systematisch risico) van rentedragende schulden die aan de financiering van de Regulatory Asset Base kunnen worden toegerekend. De creditspread (Kd – Rf) bestaat deels uit een vergoeding voor het systematische risico; een ander deel betreft een liquiditeitspremie en een opslag voor faillissementsgerelateerde verliezen. De formule voor Debt Bèta is: 0,5 × (Kd – Rf) / EMRP;

en

Asset Bèta = de maatstaf voor het marktrisico (systematisch risico) dat verbonden is aan de activiteiten waarvoor de Regulatory Asset Base van de exploitant ten dienste staat. Asset Bèta wordt als volgt bepaald:

1. Een zo groot mogelijk aantal (en te allen tijde ten minste vier) zoveel mogelijk representatieve beursgenoteerde luchthavens binnen de EU, bezien uit een oogpunt van vergelijkbaarheid met de luchthavenactiviteiten van de exploitant op Schiphol, wordt geselecteerd. Evident niet vergelijkbare luchthavens maken geen deel uit van deze groep. Bij een beursnotering van de luchthaven Schiphol maakt deze te allen tijde deel uit van de geselecteerde luchthavens;

2. Van elk van de geselecteerde luchthavens wordt de Equity Bèta herleid uit de koersrendementen van deze luchthavens gemeten over een periode van vijf recente jaren. Deze worden berekend op basis van het gemiddelde van twee gangbare databronnen. Indien slechts gegevens over een kortere periode beschikbaar zijn, is dit toegestaan mits de gegevens een betrouwbare schatting van de Equity Bèta mogelijk maken.

3. Voor elk van deze luchthavens wordt de Asset Bèta vastgesteld door toepassing van de bovenvermelde Equity Bèta-formule (en Debt Bèta formule). Daarbij wordt voor elk van deze berekeningen uitgegaan van de werkelijke vermogensverhoudingen van de desbetreffende luchthaven (g), waarbij de boekwaarde van rentedragende schulden van de onderneming wordt gedeeld op het totaal van de boekwaarde van rentedragende schulden plus marktwaarde van het eigen vermogen. Voorts wordt uitgegaan van het toepasselijke wettelijke belastingtarief van het land van vestiging van de desbetreffende luchthaven (T) en de geschatte kostenvoet en het risico van vreemd vermogen van de luchthaven (Kd, Debt Bèta).

Het ongewogen gemiddelde van de Asset Bèta’s van de verschillende luchthavens wordt berekend. Deze aldus verkregen uitkomst geeft als uitkomst de Asset Bèta die in de WACC-formule ter berekening van de gewogen gemiddelde vermogenskosten van de exploitant op de luchthaven Schiphol wordt gebruikt.