Hetgeen hiervoor is opgemerkt ten aanzien van het informeren van verdachten over het
recht op consultatiebijstand voorafgaand aan het verhoor geldt onverkort voor minderjarige
verdachten. De politie moet de aangehouden minderjarige verdachte ook meedelen dat
hij recht heeft op bijstand van een raadsman of een andere vertrouwenspersoon tijdens
het verhoor.
Het verdient de voorkeur dat de verhoorbijstand wordt verleend door een raadsman.
Het staat de verdachte echter vrij om in plaats van een raadsman bijstand van een
vertrouwenspersoon te wensen. Onder vertrouwenspersoon wordt in deze aanwijzing verstaan:
een ouder, wettelijk vertegenwoordiger of andere vertrouwenspersoon van verdachte.
Een inmiddels meerderjarige verdachte die wordt verhoord over een feit op de pleegdatum
waarvan hij minderjarig was, heeft overigens slechts recht op verhoorbijstand van
een raadsman.
Minderjarigen in de leeftijd van twaalf tot en met vijftien jaar die worden verdacht
van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis toegelaten is, kunnen geen afstand
doen van het recht op consultatiebijstand. Dat geldt ook voor zestien- en zeventienjarigen
in een aantal omschreven ernstige misdrijfzaken. Een en ander is tot uitdrukking gebracht
door dergelijke zaken onder te brengen in categorie A. Er kan van worden uitgegaan
dat verdachte in het consultatiegesprek met de raadsman zal bespreken of en van wie
hij verhoorbijstand wenst. Naar verwachting zal in de regel vervolgens de raadsman
het verhoor bijwonen.
Zestien- en zeventienjarigen kunnen bij B-zaken afstand doen zowel van het recht op
consultatiebijstand als van het recht op bijstand door een raadsman tijdens het verhoor.
Dat geldt ook voor alle minderjarigen in de leeftijd van twaalf tot en met zeventien
jaar die zijn aangehouden voor een C-zaak. De minderjarige verdachte die afstand doet
van het recht op consultatiebijstand, wordt geacht eveneens afstand te doen van zijn
recht op bijstand van een raadsman tijdens het verhoor. Dit gevolg dient door de opsporingsambtenaar
expliciet aan de verdachte te worden meegedeeld.
Als de minderjarige afstand doet van consultatiebijstand en/of verhoorbijstand van
een raadsman, blijft bijstand door een vertrouwenspersoon bij het verhoor mogelijk.
De minderjarige kan ook daarvan afstand doen.
Van het feit dat het voorgaande aan de verdachte is meegedeeld, wordt in een proces-verbaal
melding gemaakt. Daarin wordt ook vastgelegd of en hoe verdachte gebruik wenst te
maken van zijn recht op verhoorbijstand.
De verdachte wordt erover geïnformeerd dat gebruikmaking van het recht op verhoorbijstand
van een raadsman bij A- en B-zaken voor hem geen kosten met zich meebrengt; bij C-zaken
zijn de kosten van verhoorbijstand daarentegen voor eigen rekening.
De hulpofficier van justitie aan wie de verdachte wordt voorgeleid, vergewist zich
ervan of het voorgaande aan verdachte is medegedeeld. Als verdachte heeft aangegeven
afstand van het recht op verhoorbijstand te doen, dan verifieert de hulpofficier of
de verdachte inderdaad afstand doet. Van deze verificatie wordt melding gedaan in
een proces-verbaal.