Regeling aanwijzing internationale en buitenlandse scholen

Geraadpleegd op 22-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-09-2011 en zichtdatum 21-11-2024.
Geldend van 01-04-2011 t/m 31-07-2012

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 14 januari 2011, nr. VO/BVB/143738, houdende regels met betrekking tot de aanwijzing van internationale, buitenlandse en ambassadescholen in Nederland als school in de zin van de Leerplichtwet 1969 (Regeling aanwijzing internationale en buitenlandse scholen)

De Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 1a, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969;

Besluit:

§ 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • b. de wet: de Leerplichtwet 1969;

  • c. school: een internationale school, een buitenlandse school of een ambassadeschool waaraan voltijds onderwijs wordt geboden aan leerlingen in een of meer van de leeftijdsgroepen variërend van 5 jaar tot 18 jaar;

  • d. internationale school: een school die als zodanig passend geaccrediteerd is, ofwel kandidaat is voor accreditatie, door een internationale accreditatieorganisatie die is opgenomen in bijlage 1;

  • e. buitenlandse school: een school die wat het aan de school te geven onderwijs betreft onder toezicht staat van de autoriteiten van een ander land;

  • f. ambassadeschool: een buitenlandse school waar uitsluitend leerlingen aan het onderwijs deelnemen die niet de Nederlandse nationaliteit bezitten en ouders, voogden of verzorgers hebben die behoren tot het personeel van een ambassade;

  • g. aanwijzing: aanwijzing in de zin van artikel 1a, eerste lid, van de wet;

  • h. bevoegd gezag: de persoon of het bestuur van de rechtspersoon van wie de school uitgaat;

  • i. duurzaam verblijf in Nederland: een verblijf met vaste woonplaats in Nederland van een periode van vijf jaar of langer.

§ 2. Aanvraag aanwijzing

Artikel 3. Procedure

  • 1 Een aanvraag tot aanwijzing wordt schriftelijk en in de Nederlandse of Engelse taal ingediend bij DUO, Postbus 606, 2700 ML, Zoetermeer.

  • 2 Met de aanvraag tot aanwijzing wordt het bewijs van toezicht, bedoeld in artikel 4, meegezonden.

Artikel 4. Bewijs van toezicht

De school legt een in de Nederlandse of Engelse taal opgesteld bewijs over van een internationale accreditatieorganisatie die is opgenomen in bijlage 1, of van de autoriteiten van het betreffende land, dat de school onder haar of hun toezicht staat.

Artikel 5. Besluit minister

  • 1 De minister besluit uiterlijk acht weken na ontvangst van de aanvraag;

  • 2 De minister stelt de leerplichtambtenaar van de gemeente waar de school gevestigd is op de hoogte van het besluit.

Artikel 6. Intrekking aanwijzing

  • 1 De minister kan de aanwijzing intrekken indien uit de wijzigingen in het toezicht, bedoeld in artikel 7, blijkt dat de school niet langer onder toezicht staat van een van de in artikel 4 bedoelde instanties.

  • 2 Alvorens een aanwijzing op grond van het eerste lid in te trekken, consulteert de minister de internationale accreditatieorganisatie, dan wel de autoriteiten van het betreffende land, onder het toezicht waarvan de school staat blijkens het eerder overgelegde bewijs, bedoeld in artikel 4.

§ 3. Verplichtingen aangewezen school

Artikel 7. Wijziging toezicht

Een school die is aangewezen als school als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, onder 4, van de wet, informeert de minister zo spoedig mogelijk over wijzigingen in het toezicht dat ten aanzien van de school wordt uitgeoefend.

Artikel 8. Toelating van leerlingen

  • 1 Tot een internationale school en een buitenlandse school kan als leerlingworden toegelaten zowel degene die niet de Nederlandse nationaliteit bezit, als degene die de Nederlandse nationaliteit bezit.

  • 2 Tot een ambassadeschool kan als leerling worden toegelaten degene die niet de Nederlandse nationaliteit bezit en ouders, voogden of verzorgers heeft die behoren tot het personeel van een ambassade.

Artikel 9. Nederlandse taal

  • 1 Tot het onderwijs aan leerlingen met de Nederlandse nationaliteit behoort onderwijs in de Nederlandse taal dat voldoet aan de criteria in bijlage 2. De Inspectie van het onderwijs houdt toezicht op de naleving hiervan.

  • 2 Tot het onderwijs aan leerlingen die meer dan één nationaliteit hebben, waaronder de Nederlandse nationaliteit, behoort onderwijs in de Nederlandse taal dat voldoet aan de criteria in bijlage 2. De Inspectie van het onderwijs houdt toezicht op de naleving hiervan.

Artikel 10. Voertaal

  • 1 Het bevoegd gezag van de school bepaalt wat de voertaal van het onderwijs is. De Nederlandse taal kan niet de voertaal zijn van een school die wordt of is aangewezen op grond van deze regeling.

  • 2 Indien leerlingen met de Nederlandse nationaliteit die duurzaam in Nederland verblijven tot de school zijn toegelaten, is de voertaal van het onderwijs Engels, Frans of Duits.

Artikel 11. Handhaving verplichtingen jegens Nederlandse leerlingen

  • 1 Indien geconstateerd wordt dat een aangewezen school niet of niet langer voldoet aan de in deze regeling opgenomen verplichtingen met betrekking tot het onderwijs aan leerlingen met de Nederlandse nationaliteit, treedt de Inspectie van het onderwijs in overleg met de school met als doel volledige naleving van de verplichtingen door de school binnen een termijn van maximaal een jaar.

  • 2 Indien het overleg als bedoeld in het eerste lid binnen de overeengekomen termijn met een maximum van een jaar niet leidt tot volledige naleving van de in deze paragraaf opgenomen verplichtingen, besluit de minister dat leerlingen met de Nederlandse nationaliteit niet langer hun leerplicht kunnen vervullen aan de school en stelt ook de leerplichtambtenaar van de gemeente waar de desbetreffende school gevestigd is op de hoogte van de beslissing.

  • 3 Alvorens tot een besluit te komen als bedoeld in het tweede lid, consulteert de minister door tussenkomst van de Minister van Buitenlandse Zaken de autoriteiten van het land dan wel de accreditatieorganisatie onder het toezicht waarvan de school staat blijkens het bewijs als bedoeld in artikel 4.

§ 4. Slotbepalingen

Artikel 12. Overgangsbepaling

Een school die voor 1 juli 2011 een aanwijzing aanvraagt in de zin van deze regeling en die voor de datum van inwerkingtreding van deze regeling tenminste een volledig schooljaar operationeel was, dient uiterlijk op 1 augustus 2012 aan de in deze regeling opgenomen bepalingen te voldoen.

Artikel 14. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanwijzing internationale en buitenlandse scholen.

Deze regeling zal met de toelichting en bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst. Een Engelse vertaling van de regeling zal worden gepubliceerd op www.ocwduo.nl.

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Bijlage 1. Bij artikel 4 van de Regeling aanwijzing internationale en buitenlandse scholen: internationale accreditatieorganisaties

Als internationale accreditatieorganisaties bedoeld in artikel 4 van de regeling worden de volgende organisaties erkend.

Independent Schools Inspectorate

London, United Kingdom

Council of British International Schools

Hampshire, United Kingdom

International Baccalaureate Organization

Genève, Switzerland

International Primary Curriculum

London, United Kingdom

AdvancED

Alpharetta, United States

New England Association of Schools and Colleges Bedford

Massachusetts, United States of America

Independent Schools Council

London, United Kingdom

Council of British International Schools

Hampshire, United Kingdom

Middle States Association of Schools and Colleges

Philadelphia, United States of America

Western Association of Schools and Colleges

Burlingame, United States of America

Southern Association of Schools and Colleges

Decatur, United States of America

Bijlage 2. Bij artikel 9 van de Regeling aanwijzing internationale en buitenlandse scholen: criteria onderwijs in de Nederlandse taal aan leerlingen met de Nederlandse nationaliteit

In deze bijlage worden de in het Nederlandse onderwijs gebruikelijke termen ‘primair onderwijs’ en ‘voortgezet onderwijs’ gehanteerd. Voor de toepassing van de criteria van deze bijlage worden bedoeld met het primaire onderwijs: de eerste acht leerjaren van kinderen van 4 tot en met 11 of 12 jaar, en met het voortgezet onderwijs: de leerjaren daarna van kinderen tot 18 jaar of ouder. Met ‘bovenbouw van het voortgezet onderwijs’ wordt bedoeld de laatste twee, drie of vier leerjaren daarvan.

  • 1. Bij het toezicht op het onderwijs in de Nederlandse taal aan leerlingen met de Nederlandse nationaliteit hanteert de Inspectie de volgende criteria.

    • a. De aangeboden leerinhouden voor de Nederlandse taal zijn dekkend voor de kerndoelen, bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs. In de bovenbouw van het voortgezet onderwijs leiden de leerinhouden toe naar examens Nederlandse taal, dan wel naar een vergelijkbare beheersing van het Nederlands binnen het betreffende internationale curriculum.

    • b. Bij het aanbieden van de leerinhouden voor Nederlandse taal en het toewerken naar examens Nederlandse taal houdt de school rekening met de taal- en onderwijsachtergrond van de leerlingen die het Nederlandse taalonderwijs volgen.

    • c. De school neemt in het primair onderwijs voor de kerndoelen Nederlandse taal de referentieniveaus Nederlandse taal 1F en 2F als uitgangspunt, zoals opgenomen in bijlage 1 van het Besluit referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen. Bij de verzorging van onderwijs Nederlandse taal in het voortgezet onderwijs neemt de school de referentieniveaus Nederlandse taal tot uitgangspunt die corresponderen met die van de Nederlandse afsluitende schoolexamens voortgezet onderwijs dan wel met het niveau van examens NT2 of Certificaat Nederlands als Vreemde Taal (CNaVT).

    • d. De school gebruikt een samenhangend systeem van instrumenten en procedures voor het volgen en meten van de prestaties en de ontwikkeling van de leerlingen.

    • e. De Inspectie beoordeelt de leerresultaten aan het einde van de schoolperiode overeenkomstig de in Nederland vigerende beoordeling van opbrengsten voor Nederlandse taal, zij het dat daarbij rekening wordt gehouden met de eerdere schoolloopbaan van de leerlingen, indien dit heeft geleid tot een langdurig of structureel verminderd Nederlands taalaanbod. In het voortgezet onderwijs hanteert de Inspectie als criterium dat het niveau van de (school)examens voor Nederlandse taal niet afwijkt van het te verwachten niveau op grond van de kenmerken van de leerlingenpopulatie, en dat eveneens de examenresultaten hiermee overeenkomen.

  • 2. Als de resultaten zoals bedoeld onder 1.e. achterblijven hanteert de Inspectie daarnaast de onderwijstijd als criterium, waarbij geldt dat deze dient te zijn afgestemd op de ontwikkeling van de leerling, de voortgang in ontwikkeling van de leerling en het te bereiken taalniveau.

  • 3. Voor zover op basis van het toezicht als bedoeld in artikel 4 van de regeling aan het bevoegd gezag aanbevelingen zijn gedaan of aanwijzingen zijn gegeven het onderwijs betreffende, draagt het bevoegd gezag er zorg voor dat deze aanbevelingen of aanwijzingen, voor zover van toepassing, tevens voor het onderwijs Nederlandse taal worden uitgewerkt.