Mandaatregeling Ministerie van Veiligheid en Justitie 2011

Geraadpleegd op 28-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 27-12-2024 en zichtdatum 27-12-2024.
Geldend van 03-09-2016 t/m heden

Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie van 7 december 2011, kenmerk nr. DDS 5719271, houdende verlening van mandaat, volmacht en machtiging (Mandaatregeling Ministerie van Veiligheid en Justitie 2011)

Artikel 1

In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel 2

Aan de secretaris-generaal wordt mandaat verleend ten aanzien van de tot de verantwoordelijkheid van de bewindspersoon behorende aangelegenheden, met uitzondering van de bevoegdheid tot het nemen van besluiten die zijn neergelegd in een document, gericht tot:

  • a. de Koning;

  • b. de raad van ministers van het Koninkrijk, de ministerraad of een daaruit gevormde onderraad of commissie;

  • c. de voorzitter van de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal of van een uit die Kamer gevormde commissie;

  • d. de vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk of de vice-president van de Raad van State;

  • e. de president van de Algemene Rekenkamer; of

  • f. de Nationale ombudsman, indien de strekking daarvan is dat aan een aanbeveling van de Nationale ombudsman geen gevolg wordt gegeven.

Artikel 3

  • 2 Het ondermandaat kan steeds één hiërarchisch niveau verder worden doorgegeven.

  • 3 In afwijking van het tweede lid kunnen de hoofden van de clusters of door hen aan te wijzen hoofden van andere dienstonderdelen hun (onder)mandaat inzake het nemen van besluiten inzake financieel beheer en het nemen van rechtspositionele besluiten ten aanzien van onder hen ressorterende ambtenaren verder dan één hiërarchisch niveau doorgeven.

  • 4 In afwijking van het tweede lid kunnen de hoofden van de clusters hun (onder)mandaat inzake de aangelegenheden, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel a, van het Organisatiebesluit, doorgeven aan de directeur Wetgeving en Juridische Zaken. Het (onder)mandaat kan steeds één hiërarchisch niveau worden doorgegeven.

Artikel 6

  • 3 In de registers worden de functies vermeld van de desbetreffende ambtenaren.

Artikel 7

  • 1 Voor de toepassing van deze regeling en de op grond daarvan verleende en doorgegeven ondermandaten worden met mandaat en ondermandaat gelijkgesteld de verlening en het doorgeven van:

    • a. volmacht om in naam van de bewindspersoon privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;

    • b. machtiging om in naam van de bewindspersoon handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

  • 2 Voor de toepassing van artikel 3 geldt dat het doorgeven van een volmacht om privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten slechts is toegestaan voor zover het regelmatig voorkomende rechtshandelingen betreft.

Artikel 8

Vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling van kracht zijnde mandaten, ondermandaten, volmachten en machtigingen op het terrein van het Ministerie van Veiligheid en Justitie waarin op het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling niet is voorzien, blijven van kracht totdat op grond van deze regeling is voorzien in mandaat, ondermandaat, volmacht of machtiging dan wel is voorzien in intrekking daarvan.

Artikel 9

  • 1 Door of namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verleende mandaten en ondermandaten op het terrein van veiligheid behoudens de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, die op 13 oktober 2010 van kracht waren, worden aangemerkt als mandaten die met ingang van 14 oktober 2010 zijn verleend door of namens de Minister van Veiligheid en Justitie, met dien verstande dat:

    • a. mandaten aan de secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden aangemerkt als mandaten aan de secretaris-generaal van het Ministerie van Veiligheid en Justitie;

    • b. mandaten die rechtstreeks zijn verleend aan functionarissen die ressorteren onder het directoraat-generaal Veiligheid of de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid worden aangemerkt als ondermandaten die overeenkomstig deze regeling zijn verleend.

  • 2 Door of namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verleende mandaten en ondermandaten op het terrein van de vreemdelingenwetgeving en van de Rijkswet op het Nederlanderschap, die op 4 november 2012 van kracht waren, worden aangemerkt als mandaten die met ingang van 5 november 2012 zijn verleend door of namens de Minister van Veiligheid en Justitie, met dien verstande dat:

    • a. mandaten aan de secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden aangemerkt als mandaten aan de secretaris-generaal van het Ministerie van Veiligheid en Justitie;

    • b. mandaten die rechtstreeks zijn verleend aan functionarissen die ressorteren onder het directoraat-generaal Vreemdelingenzaken worden aangemerkt als ondermandaten die overeenkomstig deze regeling zijn verleend.

Artikel 11

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2011.

  • 2 Besluiten of handelingen die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling zijn genomen of verricht namens de bewindspersoon door een functionaris van een dienstonderdeel zoals dat dienstonderdeel tot 1 juli 2011 werd aangeduid, behouden hun rechtskracht.

Artikel 12

Deze regeling wordt aangehaald als: Mandaatregeling Ministerie van Veiligheid en Justitie 2011. Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Veiligheid en Justitie,

I.W. Opstelten