Toelichting bij bijlage 2
Week
De wet bevat geen definitie van de term ‘week’. In deze beleidsregel wordt aangesloten
bij het spraakgebruik (zie ook Rb. Rotterdam 21 juni 1921, W 10 844.). Een week is
het tijdvak gelegen tussen zondag 00.00 uur en de eerstvolgende zaterdag 24.00 uur.
In het verlengde hiervan moet als 'dag' worden beschouwd de tijdruimte van 00.00 tot
24.00 uur.
In het Arbeidstijdenbesluit wordt voor een aantal sectoren of typen werkzaamheden voorzien in een ruimere normering
dan is voorgeschreven in de Arbeidstijdenwet. In sommige gevallen is de norm in het Arbeidstijdenbesluit ruimer dan de norm voor
overtredingen waarvoor direct een bestuurlijke boete wordt opgelegd. Overtreding van
deze ruime normering is in dat geval een overtreding waarvoor direct een boete wordt
opgelegd.
Aanwezigheidsdiensten
Artikel 4.8:1 van het Arbeidstijdenbesluit regelt de normering als de werknemer ook rechtmatig in aanwezigheidsdiensten werkt.
Hierbij geldt de tijd tijdens de aanwezigheidsdienst als arbeidstijd. Een werknemer
mag dan maximaal gemiddeld 48 uur per week over een periode van 26 weken arbeid verrichten.
Dit kan worden uitgebreid naar gemiddeld 60 uur per week als de werknemer hiermee
uitdrukkelijk instemt (de zogenoemde ‘opt-out’ van artikel 4.8:2 van het Arbeidstijdenbesluit).
Indien er geen ‘opt-out’ is getekend is er sprake van een overtreding van artikel 4.8:1, derde lid, onderdeel b, van het Arbeidstijdenbesluit als er meer dan gemiddeld 48 uur per week arbeid wordt verricht. De Inspectie SZW
treedt direct op als er meer dan gemiddeld 60 uur per week arbeid wordt verricht.
Wanneer er wel meer dan 48 uur, maar niet meer dan 60 uur per week arbeid wordt verricht
wordt een waarschuwing gegeven waarbij de werkgever een termijn krijgt om de arbeidstijden
aan te passen aan artikel 4.8:1 van het Arbeidstijdenbesluit. Als bij hercontrole
blijkt dat nog steeds meer dan gemiddeld 48 uur per week arbeid wordt verricht wordt
een boete opgelegd.
Indien er wel een opt-out is getekend is er geen sprake van een overtreding als meer
dan gemiddeld 48 uur per week, maar niet meer dan gemiddeld 60 uur per week arbeid
wordt verricht (ongeacht voor hoeveel meer uren de ‘opt-out’ is getekend). Als bij
een inspectie blijkt dat meer dan gemiddeld 60 uur per week arbeid wordt verricht,
wordt dat aangemerkt als een overtreding waarvoor direct een boete wordt opgelegd.
De lijst met overtredingen waarvoor direct een boete wordt gegeven
Arbeids- en rusttijdenregistratie
De arbeids- en rusttijdenregistratie ligt ten grondslag aan een inspectie van de naleving
van de Arbeidstijdenregelgeving. Als deze registratie er niet is, kan niet worden
geïnspecteerd. Het kan dan lonend zijn voor een werkgever die veel overtredingen begaat
om geen arbeids- en rusttijdenregistratie te hebben. Om dit misbruik tegen te gaan
is het niet hebben van een deugdelijke arbeids- en rusttijdenregistratie gedefinieerd
als overtreding waarvoor direct een boete wordt opgelegd, indien daardoor een volledige
inspectie over de gehele te onderzoeken periode niet mogelijk is.
Indien de arbeids- en rusttijdenregistratie niet deugdelijk is, maar een inspectie
hierdoor niet gehinderd wordt, is er geen sprake van een overtreding waarvoor direct
een boete wordt opgelegd. Er wordt dan eerst een waarschuwing gegeven en niet direct
een boete opgelegd. In ieder geval moet zijn aangegeven welke werknemer op een bepaald
tijdstip met de arbeid begint en wanneer hij die arbeid heeft beëindigd, alsmede de
daartussen gelegen pauzes. Het gaat bij deze verplichting om de feitelijk gewerkte
uren en de feitelijk genoten rust, alsmede om de fictieve arbeidsuren op grond van
artikel 5:2 van de Arbeidstijdenwet. Ook de identiteit van de werknemer, bijvoorbeeld het zijn van een jeugdige of kind
moet zijn aangegeven, vanwege het feit, dat voor dergelijke categorieën van personen
bijzondere voorschriften ten aanzien van het verrichten van arbeid worden voorgeschreven.
De manier waarop de werkgever de gegevens registreert is vormvrij, maar de “verschillende
soorten arbeidstijd” moeten er wel uit blijken of herleidbaar zijn.
Kinderarbeid
Indien de inspecteur constateert dat een kind niet-toegestane arbeid verricht, is
dit een overtreding waarvoor direct een boete wordt opgelegd, wanneer ook aan één
van de volgende voorwaarden is voldaan:
-
a. er is sprake van een voor een kind gevaarlijke situatie; of,
-
b. het kind heeft onvoldoende gerust, werkt laat of werk te lang zoals omschreven in
bijlage 2.
-
c. er is geen ontheffing verleend voor artistieke arbeid, of er wordt niet voldaan aan
de voorwaarden daaraan in de ontheffing.
Ad a.
Het is afhankelijk van de situatie of er sprake is van een voor een kind gevaarlijke
situatie. Als het kind wordt blootgesteld aan overtreding van de Arbeidsomstandighedenwetgeving
zal er in de meeste gevallen sprake zijn van een voor een kind gevaarlijke situatie.
Maar ook als geen sprake is van een overtreding van de Arbeidsomstandighedenwetgeving
kan er sprake zijn van een voor een kind gevaarlijke situatie. Zo zal er bij het werken
met of in de nabijheid van een cirkelzaag sprake zijn van een voor een kind gevaarlijke
situatie ook al is er geen sprake van overtreding van de Arbeidsomstandighedenwetgeving.
Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor het werken met of in de nabijheid van gevaarlijke
stoffen of het werken op hoogte.
Ad b.
In het geval onder b is er sprake van overtreding van artikel 3:2, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet.
Ad c. Indien voor artistieke arbeid voor een kind geen ontheffing is verleend, of
indien in afwijking van de in de ontheffing vermelde voorwaarden artistieke arbeid
wordt verricht, zoals het afwijken van de maximale norm van het aantal arbeidsmomenten
per week of optredens per kalenderjaar, het afwijken van de minimale rusttijd en de
daarbinnen gelegen rustperiode van 23.00-08.00 uur, wordt direct een boete opgelegd.
Het verrichten van toegestane arbeid door een kind van 13 tot en met 15 jaar is slechts
een overtreding waarvoor direct een boete wordt opgelegd als het kind onvoldoende
heeft gerust, laat werkt of te lang werkt zoals omschreven in bijlage 2, onder d.
Telling bij doorlopende diensten
Op grond van artikel 1:7, eerste lid, onderdeel c, van de Arbeidstijdenwet is een dienst een aaneengesloten periode waarin arbeid wordt verricht en die gelegen
is tussen twee opeenvolgende onafgebroken rusttijden van ten minste 8 uren. Dit betekent
dat een dienst niet eindigt als een werknemer na het verrichten van werkzaamheden
een rusttijd heeft van minder dan acht uur. Hierdoor is er niet alleen een overtreding
van de rusttijdbepaling, maar ook van de arbeidstijdbepaling.
Een voorbeeld kan dit verduidelijken. Stel dat een werknemer, na een rust van 12 uur,
10 uur werkt, 7 uur rust en vervolgens weer 10 uur werkt, waarna hij 12 uur rust.
Er is sprake van een dienst van 27 uur, waarin 20 uur arbeid wordt verricht. De werkgever
heeft hier art. 5:3, tweede lid, van de Arbeidstijdenwet overtreden, omdat de werknemer binnen de periode van 24 uur slechts 7 uur heeft gerust.
Maar hij heeft ook art. 5:7, tweede lid, van de Arbeidstijdenwet overtreden doordat de werknemer in de dienst (van 27 uur) 20 uur arbeid heeft verricht,
terwijl hij maximaal 12 uur per dienst arbeid mag verrichten.
De arbeidstijdovertreding zal alleen in een boeterapport worden opgenomen als de rusttijd
korter is dan 6 uur en de rusttijdovertreding een overtreding is, waarvoor direct
een boete wordt opgelegd. Indien de rusttijd korter is dan 6 uur is er geen relevante
werkonderbreking geweest. Er is dan sprake van één dienst.