Regeling eindtermen en toetstermen examens financiële dienstverlening Wft

Geraadpleegd op 08-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2014 en zichtdatum 01-01-2014.
Geldend van 01-01-2014 t/m 11-02-2014

Regeling van de Minister van Financiën van 26 februari 2013, kenmerk: FM 2013/372M, houdende regels tot vaststelling van de eindtermen en toetstermen voor examens financiële dienstverlening Wft (Regeling eindtermen en toetstermen examens financiële dienstverlening Wft)

Artikel 2

De eindtermen en toetstermen behorende bij de verschillende modules, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van het besluit, worden vastgesteld overeenkomstig de volgende bijlagen:

  • a. module basis: de eindtermen en toetstermen in bijlage 1;

  • b. module consumptief krediet: de eindtermen en toetstermen in bijlage 2;

  • c. module schadeverzekeringen particulier: de eindtermen en toetstermen in bijlage 3;

  • d. module schadeverzekeringen zakelijk: de eindtermen en toetstermen in bijlage 4;

  • e. module vermogen: de eindtermen en toetstermen in bijlage 5;

  • f. module inkomen: de eindtermen en toetstermen in bijlage 6;

  • g. module hypothecair krediet: de eindtermen en toetstermen in bijlage 7;

  • h. module pensioenverzekeringen: de eindtermen en toetstermen in bijlage 8;

  • i. module volmacht algemeen: de eindtermen en toetstermen in bijlage 9;

  • j. module volmacht schade extra: de eindtermen en toetstermen in bijlage 10;

  • k. module volmacht overig: de eindtermen en toetstermen in bijlage 11.

Artikel 3

In de bijlagen 1 tot en met 11 wordt het beheersniveau van de toetstermen aangeduid met de taxonomiecodes:

  • a. K (=Kennis);

  • b. B (=Begrip);

  • c. V (=Vaardigheid);

  • d. C (=Competentie).

Artikel 6

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling eindtermen en toetstermen examens financiële dienstverlening Wft.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Financiën,

J.R.V.A. Dijsselbloem

Bijlage 1. Eind en toetstermen module basis

Taak 1. Informeren en doorverwijzen van de klant, het aangaan van de financiële relatie

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1a

De persoon baseert de informatieverstrekking in de eerste lijn van de financiële dienstverlening op elementaire kennis van de financiële huishouding van de klant.

1a.1

De kandidaat kan de definitie van sparen, ontsparen en lenen geven.

K

1a.2

De kandidaat kan in een eenvoudige economische kringloop de geldstromen en goederenstromen aangeven.

K

1a.3

De kandidaat kan de verschillende levensfasen uit het levensfasenmodel benoemen en kan de gevolgen van de levensfase voor de financiële overzichten (opbrengsten/uitgaven en bezittingen/schulden) voor een klantenhuishouding beschrijven.

B

1a.4

De kandidaat kan de belangrijkste kenmerken van de samenlevingsvormen (huwelijk, geregistreerd partnerschap en ongehuwd samenwonen) opnoemen.

K

1a.5

De kandidaat kan de elementaire regelingen van het erfrecht noemen.

K

1a.6

De kandidaat kan de onderstaande begrippen binnen de Successiewet omschrijven:

• schenking, vrijstelling (jaarlijkse en eenmalige verhoogde);

• verkrijging krachtens erfrecht.

K

1a.7

De kandidaat kan noemen voor welke vier handelingen toestemming van de partner vereist is volgens het Burgerlijk Wetboek: handelingen met betrekking tot de eigen woning, aangaan huurkoop, persoonlijke borgstelling en het doen van anders dan gebruikelijke giften.

K

1a.8

De kandidaat kan de onderstaande begrippen binnen de Inkomstenbelasting omschrijven:

• Box 1 belastbaar inkomen uit werk en woning: winst uit onderneming, loon (begrip loon), resultaat overige werkzaamheden, periodieke uitkeringen en verstrekkingen, inkomsten uit eigen woning;

• Box 2 belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang;

• Box 3 belastbaar inkomen uit sparen en beleggen: bezittingen, schulden, heffingsvrij vermogen, vrijstellingen.

K

1a.9

De kandidaat kan noemen welke bescheiden als legitimatiemiddelen geaccepteerd worden.

K

Eindterm 1b

De persoon baseert zijn informatieverstrekking van spaar- en betaalfaciliteiten op kennis van betaal- en spaarrekeningen met inbegrip van daaraan verbonden spaar- en betaalfaciliteiten en elektronisch geld.

1b.1

De kandidaat kan de belangrijkste kenmerken noemen van een betaalrekening op één of meer namen.

K

1b.2

De kandidaat kan de procedure voor het openen van een betaalrekening uitleggen.

K

1b.3

De kandidaat kan BKR-, EVA- en VIS-toetsing omschrijven en de doelstelling van de toetsing aangeven.

K

1b.4

De kandidaat kan de producten voor toonbankbetaling noemen en beschrijven (chartaal geld, pinbetaling, chipknip en creditcard).

K

1b.5

De kandidaat kan de producten voor girale betaling beschrijven (gewone overboeking, internetbetaling, incasso, acceptgiro en periodieke overboeking).

K

1b.6

De kandidaat kan de drie spaarmotieven (zekerheidsmotief, doelmotief en vermogensmotief) beschrijven.

K

1b.7

De kandidaat kan uitleggen waarom een bank spaargeld aantrekt.

B

1b.8

De kandidaat kan de kenmerken van de meest gangbare spaarrekeningen noemen en de kort omschrijven.

K

1b.9

De kandidaat kan vormen van niet-direct opneembaar spaargeld noemen.

K

1b.10

De kandidaat kan het verschil uitleggen tussen sparen, beleggen en investeren.

K

1b.11

De kandidaat kan noemen op welke wijze een klant geld kan boeken of onttrekken aan een spaarrekening.

K

1b.12

De kandidaat kan in hoofdlijnen omschrijven in welke gevallen banksparen fiscaal gefaciliteerd kan worden.

K

1b.13

De kandidaat kan in hoofdlijnen omschrijven wat de fiscale consequenties zijn van banksparen.

K

1b.14

De kandidaat kan het verband aangeven tussen de spaarvorm en de hoogte van de rentevergoeding (incl. internetspaarrekening).

B

1b.15

De kandidaat kan de drie aspecten noemen (liquiditeit, rendement en risico), die de voorkeur van een klant voor een bepaald spaarproduct bepalen.

K

1b.16

De kandidaat kan de verschillen tussen een besloten en open beleggingsfonds noemen.

K

1b.17

De kandidaat kan de beleggingscategorieën noemen (aandelen, obligaties, vastgoed, liquide middelen, derivaten en beleggingsobjecten) en op hoofdlijnen omschrijven.

K

1b.18

De kandidaat kan rangorde aanbrengen in de beleggingscategorieën op basis van het risico.

B

1b.19

De kandidaat kan uitleggen welke invloed een rentebeweging heeft op aandelen- en obligatiekoersen.

B

1b.20

De kandidaat kan noemen voor wie het depositogarantiestelsel bedoeld is.

K

1b.21

De kandidaat kan de dekking en de functie van het depositogarantiestelsel omschrijven.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2a

De persoon beschikt over het vermogen om te rekenen in vereiste situaties.

2a.1 Eenvoudige berekeningen maken.

Uitrekenen van enkelvoudige interestberekeningen, die opstellen m.b.t. verschillende producten of belastingen en zeer eenvoudige berekeningen van samengestelde interest correct uitvoeren.

Kandidaat gebruikt zonodig een rekenmachine, tabellen, etc.

In de praktijk zijn dit soort berekeningen geautomatiseerd. De kandidaat moet de berekening kunnen uitleggen aan de klant.

Eindterm 2b

De persoon beschikt over het vermogen om de juiste gegevens voor het (intake)gesprek te inventariseren en te verwerken.

2b.1 Identiteit klant controleren.

Is alert dat juiste document(en) getoond worden, onderkent vervalsingen.

Raadpleegt, indien nodig, databestanden voor identiteitsverificatie.

Signaleert mogelijke onjuistheden en meldt dit volgens de procedure.

Bepaalt, in geval van stichting of vennootschap, vanuit KvK-informatie en/of statuten of de persoon tekenbevoegd is.

Diverse manieren en documenten kunnen van toepassing zijn.

2b.2 Balanspositie en/of inkomsten-uitgaven-overzicht opstellen.

Op basis van de klantgegevens een overzicht opstellen van bezittingen, schulden en persoonlijk vermogen.

Het betreft in deze module alleen eenvoudige balansposities en inkomsten/uitgavenoverzichten.

Eventueel met behulp van rekenmachine.

2b.3 Eenvoudige factuur of declaratie opstellen.

Is in staat om een factuur op te stellen.

Legt klant opzet declaratie/factuur uit, verantwoordt de geleverde diensten.

Berekeningen zijn in de praktijk geautomatiseerd. Grondslagen voor de berekening, zoals maand, jaar, 365 dagen en dergelijke, zijn in de praktijk gegeven bij de diverse producten. Is bekend met BTW en assurantiebelasting.

2b.4 Financiële overeenkomst vastleggen.

Werkt volgens regels en procedures en nauwkeurig.

Is flexibel met betrekking tot het hanteren van verschillende regels en procedures voor verschillende product- en dienstencombinaties.

Legt overeenkomst op de juiste wijze vast in systemen.

Inzake een groot aantal producten en diensten, zoals betalen, sparen, verzekeren, financieringen en beleggingen, worden standaard documenten aangemaakt, opgestuurd en vastgelegd.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3a

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij een zakelijk (intake)gesprek kan voeren met de klant.

3a.1 Intakegesprek voeren.

Eerste fysieke of telefonische contact met de klant inzake financiële behoeften en vragen. Kennismakingsgesprek.

Is zakelijk, klantvriendelijk, effectief, onbevooroordeeld en respectvol.

Gebruikt een gevarieerde vraagtechniek, luistert goed, leidt het gesprek.

Inventariseert alle benodigde gegevens.

Controleert identiteit van de klant.

Administreert de klantgegevens nauwkeurig.

Werkt volgens de procedure(s), telefoonregels en bedrijfsvoorschriften.

Kent de kenmerken van een product op basis van de omschrijving op het formulier of op het invulscherm.

Vraagt, indien nodig, toelichting bij weinig voorkomende handelingen of wijzigingen in productadministratie.

Is de eerste indruk goed? Voelt de klant zich welkom bij de organisatie?

Ben ik oplettend en zorgvuldig en nauwkeurig?

Weet ik wat ik moet doen, of moet ik hulp vragen?

Eindterm 3b

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij de klant kan informeren over financiële diensten, rekening houdend met de verschillende sociaaleconomische en sociaal-culturele kenmerken van de klant.

3b.1 Klanten informeren.

In gesprek met zowel interne als externe klanten.

Is klantvriendelijk en resultaatgericht.

Vraagt door als dat nodig is.

Vat de klantbehoefte goed samen.

Houdt rekening met sociaaleconomische en sociaal-culturele kenmerken van de klant. Hanteert heftige klantemoties met empathie en strategie.

Plant de (juridisch) juiste actie(s).

Wijst de klant, indien nodig, door naar de juiste persoon of afdeling, laat de klant niet ‘zwemmen’.

Vraagt naleving van geplande acties.

Heb ik alles gedaan om de klant in contact te brengen met de juiste persoon of afdeling? Heb ik gehandeld binnen mijn bevoegdheden?

3b.2 Stortingen en/of opnames met betrekking tot chartaal geld behandelen.

Bij een bank of een niet-kashoudende winkel of kantoor.

Telt correct.

Administreert volgens voorschriften.

Is alert op fraude en dergelijke.

Past de meldingsplicht toe.

 

3b.3 financiële overzichten (opbrengsten/uitgaven en bezittingen/schulden) opstellen voor een moment in de toekomst.

Voor een (eenvoudige) huishouding.

Houdt rekening met levensloop.

Onderkent de relatie naar fiscale vormen van sparen die niet geadviseerd mogen worden.

Onderkent de wenselijkheid om schulden af te bouwen, verwijst in deze gevallen door naar een vakbekwame collega.

Onderkent bij spaardoelen de risico’s die afgedekt moeten worden, en verwijst door naar andere vakbekwame personen.

Heb ik mijn hand niet overspeeld door het gesprek aan te gaan met de klant?

Taak 2. Beheren van de relatie en het verlenen van service met betrekking tot financiële diensten

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1c

De persoon baseert de informatieverstrekking in de eerste lijn van de financiële dienstverlening op kennis met betrekking tot financieringsmogelijkheden van de klant

1c.1

De kandidaat kan aangeven welke factoren de kredietwaardigheid bepalen en deze factoren (moraliteit, financiële positie, zekerheden) omschrijven.

K

1c.2

De kandidaat kan omschrijven wat een consumptief krediet is.

K

1c.3

De kandidaat kan de begrippen kredietsom en kredietvergoeding omschrijven.

K

1c.4

De kandidaat kan de kenmerken van een geldkrediet en een goederenkrediet noemen.

K

1c.5

De kandidaat kan de vormen van consumptief krediet (aflopend krediet, doorlopend krediet, rekening-courant krediet, huurkoop) benoemen en op hoofdlijnen beschrijven.

K

1c.6

De kandidaat kan het doel van de BKR-toetsing aangeven.

K

1c.7

De kandidaat kan uitleggen dat de handelingsbekwaamheid, samenlevingsvorm en leeftijd van de kredietaanvrager een rol spelen bij het verlenen van het consumptief krediet.

B

1c.8

De kandidaat kan de juridische gevolgen van niet-nakoming van een kredietovereenkomst uitleggen.

B

1c.9

De kandidaat kan de volgende begrippen omschrijven: recht van hypotheek, hypotheekgever, hypotheeknemer.

K

1c.10

De kandidaat kan op hoofdlijnen omschrijven hoe de informatieverstrekking over krediet aan de klant moet plaatsvinden.

K

1c.11

De kandidaat kan de rol van de aanbieder van krediet binnen de verschillende distributiekanalen omschrijven.

K

1c.12

De kandidaat kan omschrijven wat een hypothecair krediet is.

K

1c.13

De kandidaat kan de begrippen renterisico, liquiditeitsrisico en valutarisico bij het aantrekken en uitzetten van gelden beschrijven.

K

1c.14

De kandidaat kan uitleggen wat registergoederen zijn.

K

1c.15

De kandidaat kan uitleggen wat de invloed van de taxatiewaarde is op de hoogte van het hypotheekbedrag.

B

1c.16

De kandidaat kan de verschillende taxatiewaarden in een taxatierapport van een woning beschrijven.

K

1c.17

De kandidaat kan aangeven welke inkomsten en lasten de kredietwaardigheid bepalen.

K

1c.18

De kandidaat kan uitleggen wat de invloed van het inkomen is op de hoogte van het hypotheekbedrag.

B

1c.19

De kandidaat kan het begrip ‘woonquote’ omschrijven.

K

1c.20

De kandidaat kan doel en strekking van de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) aangeven.

K

1c.21

De kandidaat kan uitleggen wat de rol van de notaris is bij de verkrijging van de onroerende zaak en het hypothecair krediet.

B

1c.22

De kandidaat kan uitleggen dat de handelingsbekwaamheid, samenlevingsvorm en leeftijd van de kredietaanvrager een rol spelen bij het sluiten van een overeenkomst.

B

1c.23

De kandidaat kan de verschillende aflossingsvormen van een hypothecair krediet beschrijven.

K

1c.24

De kandidaat kan de begrippen vaste hypotheek, krediethypotheek, bankhypotheek beschrijven.

K

1c.25

De kandidaat kan de begrippen variabele rente en vaste rente beschrijven.

K

1c.26

De kandidaat kan aangeven wat de invloed is van de rentevaste periode op de hoogte van de hypotheekrente.

K

Eindterm 1d

De persoon baseert de informatieverstrekking in de eerste lijn van de financiële dienstverlening op kennis van de persoonlijke risico’s van de klant en mogelijke (verzekerings-)oplossingen.

1d.1

De kandidaat kan de functie en inhoud van een klantprofiel omschrijven.

K

1d.2

De kandidaat kan de categorieën van de risico’s opnoemen, waarvan de gevolgen te verzekeren zijn.

K

1d.3

De kandidaat kan de risico’s noemen die verbonden zijn aan materieel bezit en kan opsommen welke verzekeringen daarbij gesloten kunnen of moeten worden.

K

1d.4

De kandidaat kan voorbeelden noemen van risico’s die verbonden zijn aan de gezondheid en kan opsommen welke verzekeringen daarbij gesloten kunnen of moeten worden.

K

1d.5

De kandidaat kan voorbeelden noemen van de aansprakelijkheidsrisico’s en risico’s die verbonden zijn aan vermogen van de klant, en welke verzekeringen daarbij gesloten kunnen of moeten worden.

K

1d.6

De kandidaat kan voorbeelden noemen van risico’s die verbonden zijn aan (lang) leven en dood en kan opsommen welke verzekeringen daarbij gesloten kunnen of moeten worden.

K

1d.7

De kandidaat kan de werknemersverzekeringen noemen en kan opsommen voor wie deze werknemersverzekeringen gelden.

K

1d.8

De kandidaat kan de volksverzekeringen opnoemen en voor wie deze volksverzekeringen gelden.

K

1d.9

De kandidaat kan de risico’s opnoemen die afgedekt zijn door sociale verzekeringen.

K

1d.10

De kandidaat kan de mogelijkheden van gemoedsbezwaarden omschrijven.

K

1d.11

De kandidaat kan uitleggen uit welke bestanddelen (inclusief kosten en eventuele assurantiebelasting) de door de klant te betalen premie voor een schadeverzekering bestaat.

B

1d.12

De kandidaat kan de rol en taken van de verzekeraars en pensioenfondsen noemen bij het afdekken van de financiële gevolgen van risico’s die de klant kan lopen.

K

1d.13

De kandidaat kan de meest gangbare inkomensverzekeringen ingeval van arbeidsongeschiktheid benoemen.

K

1d.14

De kandidaat kan het doel van en de dekking op een ongevallenverzekering omschrijven.

K

1d.15

De kandidaat kan de diverse wettelijke regelingen inzake de vergoeding van medische kosten omschrijven.

K

1d.16

De kandidaat kan de meest voorkomende mogelijkheden voor het verzekeren van de medische kosten omschrijven.

K

1d.17

De kandidaat kan de diverse mogelijkheden noemen die er zijn om het ouderdoms- en nabestaandenpensioen aanvullend te verzekeren.

K

1d.18

De kandidaat kan op hoofdlijnen een omschrijving geven van de verschillende pensioenregelingen.

K

Eindterm 1e

De persoon baseert de informatieverstrekking in de eerste lijn van de financiële dienstverlening op kennis van elementaire relevante verzekeringsbegrippen.

1e.1

De kandidaat kan de wet van de grote aantallen uitleggen.

B

1e.2

De kandidaat kan uitleggen waarom verzekeraars reserveren.

B

1e.3

De kandidaat kan uitleggen waarom verzekeraars rekening houden met het gemiddelde schadebedrag per verzekerde.

B

1e.4

De kandidaat kan uitleggen waarom en op welke wijze verzekeraars risico’s spreiden.

B

1e.5

De kandidaat kan de componenten opnoemen waaruit de premie van een verzekering bestaat.

B

1e.6

De kandidaat kan de kenmerken en voorbeelden noemen van voorzieningen en particuliere- en sociale verzekeringen.

K

1e.7

De kandidaat kan de meest gangbare bezitsverzekeringen voor de klant benoemen en kort beschrijven.

K

1e.8

De kandidaat kan de meest gangbare begrippen bij bezitsverzekering van de klant benoemen.

K

1e.9

De kandidaat kan de meest gangbare aansprakelijkheidsverzekeringen voor de klant benoemen en kort beschrijven.

K

1e.10

De kandidaat kan het doel en de functie van de WAM uitleggen.

B

1e.11

De kandidaat kan het doel omschrijven van gezinsrechtsbijstands-verzekering, motorrijtuigenrechtsbijstandsverzekering en bedrijfsrechtsbijstandsverzekering.

K

Eindterm 1f

De persoon baseert de informatieverstrekking in de eerste lijn van de financiële dienstverlening op kennis van de ordening van en het toezicht op de financiële markt.

1f.1

De kandidaat kan de volgende informatiebronnen noemen die gericht zijn op de belangen van de klant: overheid (AFM), markt (Nibud, Consumentenbond) en de diverse brancheorganisaties.

K

1f.2

De kandidaat kan beschrijven wat een financiële bijsluiter, een productwijzer en het dienstverleningsdocument is.

K

1f.3

De kandidaat kan noemen bij welk soort product een financiële bijsluiter beschikbaar moet zijn.

K

1f.4

De kandidaat kan in hoofdlijnen omschrijven wanneer een productwijzer en een dienstverleningsdocument beschikbaar moet zijn en welke (financiële) informatie in productwijzer en een dienstverleningsdocument vermeld moet worden.

K

1f.5

De kandidaat kan de klachten- en geschilleninstellingen, Klachten instituut financiële dienstverlening (Kifid), Stichting Geschillen en Klachten Zorgverzekeringen (SGKZ) en tuchtraad noemen en kort beschrijven op welke gebieden zij werkzaam zijn.

K

1f.6

De kandidaat kan het begrip ‘rechtstreekse verkoop’ omschrijven en daarbij aangeven welke advies- en distributiekosten worden gemaakt.

B

1f.7

De kandidaat kan de werkwijze van verkoop via bemiddeling uitleggen, daarbij aangeven welke kosten daarvoor gemaakt worden, en welke beloning daarvoor ontvangen wordt.

B

1f.8

de kandidaat kan uitleggen wat het provisieverbod voor complexe producten inhoudt en waarom het is ingevoerd vanuit het klantbelang.

B

1f.9

De kandidaat kan voorbeelden noemen van onafhankelijke distributiekanalen (bemiddeling).

K

1f.10

De kandidaat kan uitleggen in welk geval gekozen wordt voor rechtstreekse verkoop of verkoop via bemiddeling.

B

1f.11

De kandidaat kan de kenmerken van een abonnementensysteem en andere beloningsvormen (fee/vast tarief) noemen.

K

1f.12

De kandidaat kan voorbeelden opsommen van wanneer en waarvoor passende provisieregels (inducementnorm) van toepassing zijn.

K

1f.13

De kandidaat kan de wettelijke vormen van toezicht op de financiële markten noemen en op hoofdlijnen omschrijven (prudentieel, systeem en gedrag).

K

1f.14

De kandidaat kan het doel van prudentieel en gedragstoezicht uitleggen.

B

1f.15

De kandidaat kan omschrijven wat onder zorgplicht wordt verstaan.

K

1f.16

De kandidaat kan uitleggen waarom de overheid de zorgplicht wettelijk regelt.

B

1f.17

De kandidaat kan de rol van de AFM in het kader van de zorgplicht toelichten.

K

1f.18

De kandidaat kan noemen op welke financiële dienstverleners de zorgplicht van toepassing is.

K

1f.19

De kandidaat kan het begrip ‘adviesregel’ omschrijven.

K

1f.20

De kandidaat kan noemen wie het toezicht in het kader van de Wft uitoefent.

K

1f.21

De kandidaat kan beschrijven welke beroepsmogelijkheden bestaan bij sancties van De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM), uitspraken klachteninstituten en rechterlijke uitspraken.

K

1f.22

De kandidaat kan omschrijven wat de eigen verantwoordelijkheid van de klant volgens de Wft inhoudt.

K

1f.23

De kandidaat kan de drie plichten van de aanbieder ten opzichte van een bemiddelaar opnoemen: het controleren van de Wft-vergunning van de bemiddelaar, de bemiddelaar van adequate informatie voorzien, en de meldplicht aan de AFM inzake belangrijke of stelselmatige misstanden bij een bemiddelaar.

K

1f.24

De kandidaat kan noemen welke plicht de bemiddelaar heeft naar de aanbieder van de financiële dienst (het controleren van de Wft-vergunning van de aanbieder).

K

1f.25

De kandidaat kan het belang van een vergunning voor de financiële dienstverlener beschrijven.

K

1f.26

De kandidaat kan de verschillende samenwerkingsvormen en samenwerkingsorganisaties binnen de verzekeringsbranche noemen.

K

1f.27

De kandidaat kan het doel van FISH aangeven.

K

1f.28

De kandidaat kan de verschillende distributievormen in de verzekeringsbranche noemen met daarbij de voor de klant belangrijkste voor- en nadelen van elke distributievorm.

K

1f.29

De kandidaat kan de werkzaamheden beschrijven die de bemiddelaar verricht voor de klant bij het tot stand brengen van de overeenkomst van een financieel product. Hij kan daarbij aangeven welke kosten daarvoor gemaakt worden en welke beloning daarvoor ontvangen wordt.

K

1f.30

De kandidaat kan de werkzaamheden beschrijven die de bemiddelaar verricht voor de klant bij het beheer en de uitvoering tijdens de looptijd van een financieel product. Hij kan daarbij aangeven welke kosten daarvoor gemaakt worden en welke beloning daarvoor ontvangen wordt.

K

1f.31

De kandidaat kan de werkzaamheden beschrijven die de bemiddelaar verricht voor de klant bij het beëindigen van een financieel product.

K

1f.32

De kandidaat kan de drie verschillende vormen van effectendienstverlening benoemen: execution only, beleggingsadvisering en vermogensbeheer.

K

1f.33

De kandidaat kan een korte omschrijving geven van de zes kwaliteitseisen die gesteld worden aan de financiële dienstverlener: betrouwbaarheid, deskundigheid, financiële zekerheid, adequate en integere bedrijfsvoering, zorgplicht en transparantie.

K

1f.34

De kandidaat kan de fasen van het adviestraject (inventarisatie, risicoanalyse, advies, beheer en mutatie en nazorg en schadebehandeling) benoemen.

K

1f.35

De kandidaat kan omschrijven voor welke financiële dienstverlener de beroepsaansprakelijkheidsverzekering verplicht is.

K

1f.36

De kandidaat kan de verschillende soorten bemiddelaars (verbonden bemiddelaar, gebonden bemiddelaar, ongebonden bemiddelaar) beschrijven.

K

1f.37

De kandidaat kan beschrijven hoe een ongebonden bemiddelaar werkt op basis van een objectieve en op basis van een selectieve analyse.

K

Eindterm 1g

De persoon baseert de informatieverstrekking in de eerste lijn van de financiële dienstverlening op kennis van relevante en actuele wet- en regelgeving in de verzekeringssector.

1g.1

De kandidaat kan omschrijven op welke manier een geldige verzekeringsovereenkomst tot stand komt.

K

1g.2

De kandidaat kan omschrijven hoe via de diverse distributiekanalen een verzekeringsovereenkomst tot stand komt.

K

1g.3

De kandidaat kan op hoofdlijnen de acceptatieprocedure bij een verzekeraar omschrijven.

K

1g.4

De kandidaat kan de drie functies van het aanvraagformulier noemen.

K

1g.5

De kandidaat kan omschrijven wat een verzekeringnemer, de verzekerde, premiebetaler en de begunstigde is.

K

1g.6

De kandidaat kan uitleggen wat een voorlopige dekking is.

B

1g.7

De kandidaat kan uitleggen wat een dekkingsbevestiging is.

B

1g.8

De kandidaat kan de juridische omschrijving van het begrip ‘verzekeren’ geven.

K

1g.9

De kandidaat kan de kenmerken van een schadeverzekering noemen.

K

1g.10

De kandidaat kan de kenmerken van een sommenverzekering noemen.

K

1g.11

De kandidaat kan de kenmerken van een persoonsverzekering noemen.

K

1g.12

De kandidaat kan de werking van het mededelingsplicht-artikel beschrijven en de mogelijke gevolgen daarvan.

K

1g.13

De kandidaat kan de wettelijke bepalingen ten aanzien van eigen gebrek beschrijven.

K

1g.14

De kandidaat kan de wettelijke bepalingen ten aanzien van opzet en roekeloosheid beschrijven.

K

1g.15

De kandidaat kan het indemniteitsbeginsel beschrijven.

K

1g.16

De kandidaat kan de begrippen ‘onderverzekering’, ‘oververzekering’ en ‘dubbele verzekering’ beschrijven.

K

1g.17

De kandidaat kan het begrip ‘onopzegbare polis’ beschrijven.

K

1g.18

De kandidaat kan de drie situaties noemen, waarin een onopzegbare polis toch door de verzekeraar opgezegd kan worden.

K

1g.19

De kandidaat kan een aflopende verzekering beschrijven.

K

1g.20

De kandidaat kan opnoemen in welk geval een verzekering opzegbaar is door de verzekeraar.

K

1g.21

De kandidaat kan opnoemen in welk geval een verzekering opzegbaar is door de verzekeringnemer.

K

1g.22

De kandidaat kan opnoemen in welk geval een verzekeringnemer recht heeft op terugbetaling van de premie.

K

1g.23

De kandidaat kan uitleggen wat de gevolgen zijn als de klant de premie niet betaalt.

B

1g.24

De kandidaat kan het doel van de respijttermijn beschrijven.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2c

De persoon beschikt over het vermogen om leads te genereren.

2c.1 Contact met (potentiële) klanten leggen.

Proactief, is alert om (mogelijke) klanten te werven.

Onderkent de behoefte van de klant, zodat het goed vertaald kan worden in een passend advies.

Verwijst door als dat nodig is.

Behoefte en belang eindklant moet centraal gesteld worden bij dit proces.

Eindterm 2d

De persoon beschikt over het vermogen om informatie vast te leggen, klantdossiers te onderhouden, klant- en productgegevens te registreren en te muteren.

2d.1 Klantendossiers aanleggen en onderhouden.

De gegeven adviezen aan klanten zijn traceerbaar en reconstrueerbaar. Het ingevulde risicoprofiel is volledig.

Noodzakelijk voor interne en externe controles, waaronder die van de AFM. Dossiers betreffen een groot aantal product- en dienstencombinaties, zowel fysiek als in elektronische systemen.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3c

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij klachten van klanten kan behandelen.

3c.1 Klachten behandelen.

 

Neemt de klacht aan. Luistert inlevend naar de klant, reflecteert op emoties van klant, zegt niets toe. Kan (onsamenhangende) informatie van de klant samenvatten en ordenen.

Handelt volgens de klachtenprocedure.

Baseert zijn handelen op kennis van de organisatie, de financiële dienst en het product.

Neemt verantwoordelijkheid voor de behandeling van de klacht. Handelt zo mogelijk de klacht zelf af, verwijst anders door naar de juiste persoon of afdeling.

Ken ik de procedure met betrekking tot klachten? Heb ik alles gedaan om de klant in contact te brengen met de juiste persoon of afdeling?

Heb ik gehandeld binnen mijn bevoegdheden?

Eindterm 3d

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij relaties kan beheren en/of aangaan met betrekking tot het verlenen van financiële diensten, rekening houdend met zeer wisselende klantbehoeften, klantsituaties, wettelijke en organisatorische bevoegdheden.

3d.1 Klant- en/of product-gegevens beheren en muteren.

Gegevens met betrekking tot financieren en verzekeren.

Houdt rekening met de klantbehoefte en -situatie.

Houdt rekening met wettelijke en organisatorische bevoegdheden. Verwijst tijdig door naar juiste persoon of afdeling ingeval werkzaamheden buiten bevoegdheden of vakbekwaamheid liggen.

Stelt risicoprofiel op of bij.

Is klantvriendelijkheid, resultaatgericht en professioneel.

Vraagt door om situaties helder te krijgen.

Onderkent fraudesignalen.

Overschat ik mij zelf niet? Verwijs ik niet te gemakkelijk door?

3d.2 Klanten actief informeren gedurende de relatie.

Verandering in de persoonlijke levenssfeer, zoals overlijden of echtscheiding.

Adviseert correct inzake beschikking over rekeningen en afhandeling van aanspraken. Verwijst de klant, indien nodig, naar de juiste persoon of afdeling door.

Houdt rekening met de emotie van de klant. Hanteert heftige emotie met empathie en strategie.

Onderkent juridische en fiscale context.

Plant de juiste acties.

Vraagt naleving van geplande acties

Hoe reageerde ik op emoties? Heb ik begrip voor verschillende culturele gewoonten van de klanten

Heb ik gehandeld binnen mijn bevoegdheden?

Professioneel gedrag

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 4a

De persoon beschikt over het vermogen om dilemma’s op het gebied van integer handelen in de uitoefening van zijn beroep te analyseren en bespreekbaar te maken:

• dilemma’s inzake serviceverlening en kosten van serviceverlening;

• dilemma’s inzake bevoegdheden en afhandeling van klantvragen;

• dilemma’s inzake situaties (specifiek voor financiële dienstverlening) die wettelijk niet zijn toegestaan;

• dilemma’s inzake situaties (specifiek voor financiële dienstverlening) die maatschappelijk niet wenselijk zijn.

4a.1 De vraag van de klant afhandelen.

De kandidaat neemt verantwoordelijkheid om de vraag van de klant zo goed als mogelijk af te handelen.

Gaat empathisch en strategisch om met emoties van de klant.

Communiceert schriftelijk en op een correcte wijze met de klant.

Wijst op de inhoud van de algemene voorwaarden en regels uit de overeenkomst.

4a.2 Doorverwijzen naar anderen.

De kandidaat onderkent tijdig tekortkomingen bij zichzelf op het gebied van deskundigheid.

De kandidaat kent de grenzen van zijn kennen en kunnen en verwijst door als bepaalde vraagstukken beter beantwoord kunnen worden door andere partijen.

 

4a.3 Handelen in geval van een situatie die wettelijk niet is toegestaan.

Is alert op fraude en dergelijke.

Beoordeelt in voorkomende gevallen moraliteit, financiële soliditeit en juridische aspecten van de klant.

4a.4 Handelen in een situatie die maatschappelijk gezien niet wenselijk is.

Handelt in het belang van de klant, stelt de klant centraal.

Is in zijn handelen transparant.

Beoordeelt in voorkomende gevallen moraliteit, financiële soliditeit en juridische aspecten van de klant.

4a.5 Integer omgaan met de klantgegevens.

De kandidaat gaat integer met de klantgegevens om.

Werkt volgens de voorschriften en procedures.

Bijlage 2. Eind en toetstermen module consumptief krediet

Algemene kennis en vaardigheden

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1a

De persoon maakt bij zijn werkzaamheden gebruik van actuele kennis van de relevante wet- en regelgeving en de van toepassing zijnde richtlijnen op grond van de Wft en de van toepassing zijnde gedragscodes.

1a.1

De kandidaat kan de reikwijdte en regelgeving van de Wft en de uitwerking daarvan in het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen alsmede de gedragscode van de Nederlandse Vereniging van Banken en de gedragscode van de Vereniging van Financieringsondernemingen in Nederland uitleggen.

B

1a.2

De kandidaat kan de hoofdlijnen van de richtlijn 2008/48/EG (richtlijn consumentenkrediet) en de eisen die zij stelt op gebied van adverteren, precontractuele en contractuele informatie uitleggen.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2a

De persoon beschikt over het vermogen om mondeling en schriftelijk te communiceren.

2a.1 Gestructureerd interviewen.

De kandidaat werkt gestructureerd en is onbevooroordeeld.

De kandidaat vraagt door als de informatie onduidelijk of onvolledig is.

 

2a.2 Mondeling communiceren.

De informatie en toelichting zijn correct, duidelijk en niet-misleidend en afgestemd op het begripsniveau van de klant.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert.

2a.3 De documenten uitleggen.

De informatie is correct, duidelijk en afgestemd op het begripsniveau van de klant.

Bijvoorbeeld het toetsantwoord van het BKR.

2a.4 Schriftelijk communiceren.

De relevante informatie is correct, duidelijk en niet-misleidend en afgestemd op het begripsniveau van de klant.

 

2a.5 Formulieren en offertes invullen, aanvragen en controleren.

De kandidaat werkt gestructureerd en is alert op fouten.

Betreft alleen formulieren en offertes die samenhangen met het consumptief kredietadvies.

Eindterm 2b

De persoon beschikt over het vermogen om ICT-toepassingen te gebruiken.

2b.1 Vragenlijsten en ICT-toepassingen, waaronder rekenmodellen toepassen.

De kandidaat voert de gegevens die hij van de klant heeft gekregen op de juiste manier in en werkt secuur.

De kandidaat gebruikt de juiste ICT-toepassing en controleert zoveel mogelijk het systeemantwoord op bijzondere, opvallende en/of afwijkende uitkomsten

Is alert op invoerfouten en onlogische uitkomsten.

ICT-programma’s die ondersteunen bij de verwerking van gegevens om te komen tot een passend advies.

Het kunnen herkennen van foute, onjuiste uitkomsten, zodat niet per definitie het systeemantwoord in alle gevallen leidend is. Zelf nadenken blijft ook ingeval van een ICT-toepassing een verantwoordelijkheid van de kandidaat.

Professioneel gedrag

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 4a

De persoon beschikt over het vermogen om de volgende dilemma’s op het gebied van integer handelen in de uitoefening van zijn beroep te analyseren en bespreekbaar te maken, alsmede de keuzes af te wegen en te verantwoorden:

• fraudesignalen onderkennen en daarop handelen;

• integer omgaan met de klantgegevens;

• doorverwijzen.

4a.1 Fraudesignalen onderkennen en daarop handelen.

De kandidaat gebruikt systemen en/of uitslag van de systemen (zoals EVA, SFH, VIS en BKR) op een juiste wijze.

Beoordeelt documenten op echtheid.

De kandidaat geeft op adequate wijze opvolging aan een fraudesignaal.

 

4a.2 Integer omgaan met de klantgegevens.

De kandidaat gaat integer met de klantgegevens om.

 

4a.3 Doorverwijzen naar anderen.

De kandidaat onderkent tijdig tekortkomingen bij zichzelf op het gebied van deskundigheid.

De kandidaat kent de grenzen van zijn kennen en kunnen en verwijst door als bepaalde vraagstukken beter beantwoord kunnen worden door collega’s of derden.

 

Taak 1. Inventariseren van de gegevens van de klant

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1b

De persoon baseert zijn inventarisatie op actuele kennis van de relevante wet- en regelgeving en de van toepassing zijnde richtlijnen op grond van de Wft en de van toepassing zijnde gedragscodes.

1b.1

De kandidaat kan de relevante wettelijke regels inzake handelingsbekwaamheid, toestemmingsvereiste en onderbewindstelling uitleggen.

B

1b.2

De kandidaat kan de regelgeving ter voorkoming van overkreditering opsommen.

K

1b.3

De kandidaat kan de procedure en werkwijze van het Bureau Krediet Registratie (BKR) uitleggen.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2c

De persoon beschikt over het vermogen de benodigde informatie te verzamelen.

2c.1 Gegevens voor het klantprofiel inventariseren.

De kandidaat bevraagt de klant gestructureerd en onbevooroordeeld.

Alle relevante gegevens voor het klantprofiel worden verzameld. Als gegevens ontbreken of onduidelijk zijn, vraagt de kandidaat door.

De kandidaat controleert of hij de juiste persoon voor zich heeft en of de klant beschikkingsbevoegd en/of handelingsbekwaam is.

De kandidaat kan de klant begrijpelijk uitleggen waarom de gegevens nodig zijn.

Kandidaat gaat integer met de klantgegevens om.

2c.2 Gegevens ten behoeve van het klantprofiel controleren en vastleggen.

De kandidaat controleert de van de klant verkregen informatie op juistheid, volledigheid en tegenstrijdigheden.

De kandidaat heeft uiteindelijk goed inzicht in de gestelde wensen, eisen en prioriteiten en alle benodigde gegevens voor het geven van een juist en passend advies.

 

2c.3 Inkomen vaststellen

Aan de hand van de meegeleverde bewijsstukken, zoals loonstrook, uitkeringsspecificatie en UPO.

De kandidaat kan de inkomsten en uitgaven ordenen en herberekenen tot gegevens die uitgangspunt voor de beoordeling zijn.

De kandidaat is alert op rekenfouten.

Taak 2. Analyseren van de gegevens en de kredietbehoefte van de klant

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1c

De persoon baseert zijn analyse op kennis van de risico’s in de verschillende levensfasen en de beschikbare instrumenten om deze risico’s te beheersen.

1c.1

De kandidaat kan uitleggen hoe risico’s beter beheersbaar worden.

B

1c.2

De kandidaat kan uitleggen hoe overkreditering voorkomen kan worden.

B

Eindterm 1d

De persoon baseert zijn analyse op kennis van de mogelijke risico’s in het kader van een kredietaanvraag.

1d.1

De kandidaat kan de aard en de duur van diversen soorten inkomstenbronnen noemen.

K

1d.2

De kandidaat kan mogelijke risico’s als gevolg van echtscheiding, arbeidsongeschiktheid, onvrijwillige werkloosheid en overlijden uitleggen.

B

Eindterm 1e

De persoon baseert zijn analyse op kennis van het proces rondom een kredietaanvraag.

1e.1

De kandidaat kan de achtereenvolgende stappen in het aanvraag-, beoordelings- en verstrekkingsproces benoemen.

B

1e.2

De kandidaat kan de mogelijkheden van de kredietgever voor beslaglegging en uitwinning benoemen.

K

1e.3

De kandidaat kan de pre- en postcontractuele informatieverplichtingen benoemen en verklaren.

B

1e.4

De kandidaat kan het aanbod en de marktpositie van de verschillende categorieën kredietverleners alsook de rol en functie van het intermediair beschrijven.

K

1e.5

De kandidaat kan benoemen welke factoren een rol kunnen spelen bij de beoordeling van een kredietaanvraag.

K

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3a

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij aan de hand van het huidige en eventuele toekomstige inkomen en het (toekomstige) vermogen het klantprofiel kan opstellen.

3a.1 Gegevens voor het klantprofiel analyseren.

 

• De kandidaat berekent de kredietsom, de limiet, de maandtermijn, het contractbedrag, de looptijd, de leencapaciteit en risico’s op de juiste wijze, indien gewenst met behulp van de software.

• De kandidaat interpreteert het toetsantwoord van het BKR op de juiste wijze.

Begrijp ik, in grote lijnen, hoe de kredietsom, de limiet, de maandtermijn, het contractbedrag, de looptijd, de leencapaciteit en risico’s tot stand komt?

3a.2 Klantprofiel opstellen.

De krediet-aanvraag (en niet meer).

• Is op basis van de resultaten van de analyses.

• Zowel huidige als toekomstige situatie.

• Het klantprofiel is volledig: doelstelling, financiële positie, risicobereidheid, kennis en ervaring.

• De kandidaat bepaalt de budgetdiscipline van de klant.

• De kandidaat inventariseert en analyseert de risico’s die de doelstellingen van de klant kunnen bedreigen.

• Risico’s zijn juist berekend.

Kan ik de gegevens met elkaar in verband brengen? Bijv. hoog inkomen versus jonge leeftijd.

Durf ik overmatig uitgavenpatroon ten opzichte van het inkomen te benoemen bij de klant?

Taak 3. Adviseren (en eventueel bemiddelen) van een passende oplossing

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1f

De persoon baseert zijn advies op actuele kennis van de relevante wet- en regelgeving en de van toepassing zijnde richtlijnen en verplichte gedragscodes.

1f.1

De kandidaat kan de wijze waarop de wettelijke bepalingen van de WCK in de kredietovereenkomst zijn opgenomen, uitleggen.

B

1f.2

De kandidaat kan het (wettelijke) traject voor schuldsanering beschrijven.

K

Eindterm 1g

De persoon baseert zijn advies op een inschatting van de fiscale gevolgen van het kredietvoorstel, zodat de bruto- en nettolasten op de juiste wijze kunnen worden berekend, ook in geval een krediet bestemd is voor de eigen woning.

1g.1

De kandidaat kan de fiscale behandeling van kredieten in box 1 en box 3 van de inkomstenbelasting uitleggen.

B

Eindterm 1h

De persoon baseert zijn advies op kennis van consumptieve kredietproducten met bijbehorende voorwaarden.

1h.1

De kandidaat kan het verband tussen de economische looptijd van objecten en de looptijd en restantschuld van het krediet uitleggen.

B

1h.2

De kandidaat kan de eigenschappen en toepassingsmogelijkheden van alternatieve financieringsvormen uitleggen.

B

1h.3

De kandidaat kan de verschillende kredietvormen en de krediettechnische kenmerken van de verschillende aflossingsvormen uitleggen.

B

1h.4

De kandidaat kan de mogelijke zekerheden en gevolgen daarvan omschrijven.

K

1h.5

De kandidaat kan uitleggen hoe de leencapaciteit van een aanvrager wordt beoordeeld.

B

1h.6

De kandidaat kan de kosten van de verschillende kredietvormen omschrijven en onderling vergelijken.

B

1h.7

De kandidaat kan de meest gebruikelijke arbeidsongeschiktheids-, werkloosheids- en overlijdensrisicoverzekeringen beschrijven.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2d

De persoon beschikt over het vermogen om na een eerste inventarisatie en een toetsing aan de (verplichte) gedragscodes een inschatting te maken ten aanzien van de haalbaarheid van de financiering.

2d.1 Alternatieve financieringsoplossingen bepalen.

De kandidaat houdt rekening met bestaande vermogensbestanddelen.

De oplossing is een goed alternatief voor het financieringsdoel.

 

2d.2 Haalbaarheid van de financiering inschatten.

De kandidaat maakt een realistische inschatting of de aanvraag uiteindelijk geaccepteerd zal worden.

 

Eindterm 2e

De persoon beschikt over het vermogen om met betrekking tot het advies:

• de mogelijkheden te presenteren;

• adviesverantwoordelijkheid te nemen;

• te handelen op gewijzigde omstandigheden tijdens het adviestraject.

2e.1 De mogelijkheden presenteren.

De kandidaat legt aan de klant alle mogelijkheden voor en bespreekt deze met de klant, zodat deze een bewuste en verantwoorde keuze kan maken.

Alle relevante financiële consequenties zijn voor de klant duidelijk.

Een belangrijk aspect van het advies is, dat de analyses cijfermatig worden onderbouwd. Een cijfermatige analyse is in een aantal gevallen, bijvoorbeeld bij het bepalen van de hoogte van de risicodekking, noodzakelijk om te kunnen nagaan of het advies aansluit bij het klantprofiel. Ook is het noodzakelijk dat de klant inzicht heeft in de financiële implicaties of financiële onderbouwing (bijvoorbeeld bij de geadviseerde dekking voor een risicoverzekering) om het advies goed te kunnen beoordelen.

2e.2 Adviesverantwoordelijkheid nemen.

De kandidaat formuleert zijn advies en motiveert dit. De kandidaat bespreekt het advies en de motivering met de klant, waarbij hij de klant duidelijk maakt hoe het advies aansluit bij zijn profiel.

Advies geven is niet uitsluitend de wens van de klant volgen, maar daadwerkelijk advies geven op basis van eigen inzicht en kunnen. Indien het advies niet wordt opgevolgd, zal de klant moeten worden gewaarschuwd voor de consequenties van het niet (geheel of gedeeltelijk) opvolgen van het advies.

2e.3 Handelen op gewijzigde omstandigheden tijdens het adviestraject.

De kandidaat kan de gevolgen van wezenlijke wijzigingen tijdens het advies- en aanvraagtraject voor klant en aanbieder inschatten op consequenties en hiernaar op een juiste manier handelen.

Bijvoorbeeld: ontslag werknemer tijdens aanvraagtraject kredietofferte alsnog aankaarten bij geldverstrekker.

Eindterm 2f

De persoon beschikt over het vermogen om het adviestraject adequaat vast te leggen in het dossier.

2f.1 Het adviestraject op de juiste wijze vastleggen in het klantdossier.

Dossier bevat de juiste gegevens en deze zijn op een gemakkelijke manier terug te vinden.

Te beoordelen is of de advisering op een juiste manier heeft plaatsgevonden.

In verband met de zorgplicht is een goede vastlegging en archivering van belang. Ook in het kader van het toezicht is het van belang dat het dossier compleet en goed reconstrueerbaar is.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3b

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij op basis van de informatie het juiste advies kan geven dat aansluit bij de wensen en behoeften van de klant.

3b.1 Het advies ontwerpen.

Situatie van de klant.

• Het kredietadvies sluit aan bij het klantprofiel.

• Advies voldoet aan de wettelijke regels en regels met betrekking tot zelfregulering.

• Berekent de bruto- en nettolasten op de juiste wijze, ook in het geval van een krediet bestemd voor de eigen woning.

• De kandidaat maakt inzichtelijk of arbeidsongeschiktheid en onvrijwillige werkloosheid en overlijdensrisico’s extra verzekerd moeten worden, zodat de klant een bewuste keuze kan maken. De variabelen looptijd en het termijnbedrag zijn zo bepaald dat de (maand)lasten betaalbaar zijn. Kandidaat voorkomt overkreditering.

• De kandidaat verwerkt in het advies de mogelijke gevolgen voor de financiering bij, op het moment van het advies bekend zijnde, verandering van de leefsituatie van de klant.

Kan het advies en de (extra) zekerheden verantwoorden?

Kan ik inzicht verschaffen in de afwegingen die bij de beoordeling een rol hebben gespeeld?

Kan ik de fiscale gevolgen van het kredietvoorstel goed inschatten?

3b.2 Over passende, toegestane producten adviseren.

Risico afdekken vanuit het product.

• De kandidaat stelt op de juiste wijze de verzekerde som voor de aanpalende producten vast.

• Advies met betrekking tot aanpalende producten past bij gesloten financiering, risico en wensen van de klant.

 

3b.3 Het advies aan de klant uitleggen.

Klantgesprek.

• De kandidaat kan de gevolgen aan de klant inzichtelijk maken. Klant heeft inzicht in de risico’s.

• Inclusief de fiscale gevolgen van het kredietvoorstel, ook in geval van een krediet bestemd voor de eigen woning.

• De (maand) lasten zijn voor de klant inzichtelijk.

• De premieopbouw en -samenstelling van het consumptief krediet en de eventuele kredietbeschermer(s) zijn voor de klant inzichtelijk.

Is de opbouw van de premie voor de klant transparant?

Eindterm 3c

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij het resultaat van de kredietaanvraag met de klant kan bespreken en uitleg kan geven over het vervolg, de kredietovereenkomst en andere relevante stukken.

3c.1 Het resultaat van de kredietaanvraag bespreken.

Klantgesprek.

• De klant begrijpt hoe het aanvraag-, beoordelings- en verstrekkingsproces verloopt en de mogelijke consequenties van non-betaling.

• De kredietovereenkomst en andere relevante stukken zijn uitgelegd en in relatie gebracht met het klantprofiel.

• Alle vragen van de klant zijn beantwoord.

Bijvoorbeeld: U gaf aan dat u snel wilde aflossen, daarom...

Eindterm 3d:

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij de klant kan informeren in geval van afwijzing van de financiering.

3d.1 De klant informeren in geval van afwijzing van de financiering.

Klantgesprek.

Factoren die bepalend zijn bij een eventuele afwijzing van de aanvraag zijn uitgelegd.

Gebruik maken van de vaardigheden die horen bij een slechtnieuwsgesprek: korte introductie, slecht nieuws meedelen, opvangen emoties, argumenten toelichten en hoe verder.

Taak 4. Beheren en actueel houden van het advies

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1i

De persoon verricht zijn werkzaamheden met betrekking tot het beheer en actueel houden van het advies op basis van kennis van het proces rondom kredietbeheer.

1i.1

De kandidaat kan de procedures en gevolgen uitleggen van de administratieve afhandeling en mutaties in het kader van kredietbeheer.

B

1i.2

De kandidaat kan de wettelijke regels in het kader van achterstalligheid en het ontstaan van non-betaling omschrijven.

K

1i.3

De kandidaat kan uitleggen hoe en wanneer vertragingsrente in rekening wordt gebracht.

K

1i.4

De kandidaat kan in geval van algehele of gedeeltelijke extra aflossing uitleg geven over de (mogelijke) kosten en de invloed op de resterende of theoretische looptijd en termijnbedrag.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2g

De persoon beschikt over het vermogen om het beheertraject adequaat vast te leggen in het dossier.

2g.1 Het beheer-traject op de juiste wijze vastleggen in het klantdossier

Dossier bevat de juiste gegevens en deze zijn op een makkelijke manier terug te vinden.

Te beoordelen is of het beheer op een juiste manier heeft plaatsgevonden.

In verband met de zorgplicht is een goede vastlegging en archivering van belang. Ook in het kader van het toezicht is het van belang dat het dossier compleet en goed reconstrueerbaar is.

De Wet Bescherming Persoonsgegevens moet daarbij betrokken worden.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3e

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij op grond van veranderde omstandigheden in kan schatten of aanpassing van het krediet wenselijk is, zodat de verstrekking ook op langere termijn passend is.

3e.1 Het bedrag aan te restitueren rente en kosten voor vervroegde aflossing berekenen.

Ingeval van algehele en gedeeltelijke aflossing.

Het bedrag is berekend aan de hand van de gegevens uit de administratie.

 

3e.2 De eventuele consequenties van wijzigingen voor de lopende financiering bepalen.

Bestaande overeenkomst.

• De kandidaat bepaalt op de juiste wijze aan de hand van de nieuwe informatie wat de eventuele consequenties zijn voor de lopende financiering.

• De verstrekking is ook op langere termijn passend.

• De kandidaat houdt rekening met het actuele klantprofiel en de actuele situatie.

• De kandidaat voorkomt overkreditering.

 

Bijlage 3. Eindtermen en toetstermen module schadeverzekeringen particulier

Onder materiële verzekeringen (rubriek A) worden de volgende particuliere schadeverzekeringen verstaan:

  • 1. Bezit

    • Opstal en inboedel

    • Glas

    • Kostbaarheden/geld

    • Computer/elektronica

    • Reis en annulering

    • Recreatiegoederen

    • Caravan en kampeerwagen

  • 2. Verkeer

    • Motorrijtuigen

    • Motorrijtuigcasco

    • Motorrijtuigaansprakelijkheid

    • Motorrijtuigrechtsbijstand

    • Verhaalsrechtsbijstand Motorrijtuigen

    • Ongevallen in- of opzittenden

  • 3. Transport

    • Pleziervaartuig

Onder vermogensbeschermende schadeverzekeringen (rubriek B) worden de volgende particuliere schadeverzekeringen verstaan:

  • 1. Aansprakelijkheid

    • Particulieren

  • 2. Rechtsbijstand

    • Gezinsrechtsbijstand

Onder zorg- en ongevallenverzekeringen (rubriek C) worden de volgende particuliere schadeverzekeringen verstaan:

  • 1. Zorg

    • Zorgverzekeringen

    • Collectieve (aanvullende) zorg

  • 2. Ongevallen

    • Collectieve (aanvullend) ongevallen

Algemene kennis en vaardigheden

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1a

De persoon baseert zijn werkzaamheden met betrekking tot

• materiële schadeverzekeringen voor particulieren

• vermogensbeschermende schadeverzekeringen voor particulieren

• zorg- en ongevallenverzekeringen voor particulieren

op actuele kennis van het verzekeringsrecht en de van toepassing zijnde richtlijnen, gedragscodes en convenanten.

1a.1

De kandidaat kan herkennen of een product of dienst voldoet aan de definitie van een verzekeringsovereenkomst.

K

1a.2

De kandidaat kan onderscheiden of een verzekering voldoet aan de definitie van een schadeverzekering of van een sommenverzekering.

B

1a.3

De kandidaat kan beoordelen of een schadeverzekering voldoet aan de definitie van een persoonsverzekering.

B

1a.4

De kandidaat kan omschrijven wat de gevolgen zijn van het niet tijdig betalen van de eerste premie en de vervolgpremie van een schadeverzekering, nadat de verzekeringnemer een aanmaning heeft ontvangen.

B

1a.5

De kandidaat kan uitleggen of er dekking is op een verzekering voor een schade door aard en gebrek, opzet en roekeloosheid

B

1a.6

De kandidaat kan uitleggen of en op welke wijze er aan de klant voorlopige dekking kan worden toegezegd.

B

1a.7

De kandidaat kan opsommen in welke gevallen er bij een verzekering al dan niet in strijd gehandeld wordt met het indemniteitsbeginsel.

K

1a.8

De kandidaat kan uitleggen welke feiten op grond van de mededelingsplicht bij een aanvraag van een schadeverzekering meegedeeld moeten worden en wat de gevolgen zijn van het niet mededelen van deze feiten.

B

1a.9

De kandidaat kan benoemen in welke gevallen een schadeverzekering opzegbaar is en welke opzegtermijn er in een bepaald geval in acht dient te worden genomen.

K

1a.10

De kandidaat kan de meest voorkomende relevante richtlijnen opsommen, o.m. Letselschaderichtlijnen, Richtlijn Waardevermindering en het Fraudeprotocol.

K

1a.11

De kandidaat kan de meest voorkomende relevante gedragscodes opsommen, o.m. Gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen particuliere schade- en inkomensverzekeringen en Gedragscode Letselschade.

K

1a.12

De kandidaat kan de meest voorkomende relevante convenanten opsommen, o.m. Kwaliteitscode Rechtsbijstand.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2a

De persoon beschikt over het vermogen om mondeling en schriftelijk te communiceren.

2a.1 Gestructureerd interviewen.

De kandidaat werkt gestructureerd en is onbevooroordeeld. Interviewtechniek en vraagpunten van het onderzoek zijn goed uitgewerkt en worden goed uitgevoerd. De kandidaat stelt de juiste en relevante vragen. De interviewtechniek is gebaseerd op de onderdelen: luisteren, doorvragen, confronteren en inleven in de klant

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert.

Kandidaat interviewt klant in verschillende levensfasen en met betrekking tot verschillende gebeurtenissen.

2a.2 Mondeling communiceren.

De relevante informatie en de persoonlijke toelichting zijn correct, duidelijk en niet-misleidend en afgestemd op het begripsniveau van de klant.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert.

2a.3 Formulieren en offertes invullen, aanvragen, controleren en indienen.

De kandidaat werkt gestructureerd en is alert op fouten. De aanvraag wordt op de correcte wijze ingediend.

 

2a.4 De documenten zoals formulieren en offertes uitleggen.

De informatie is correct, duidelijk en afgestemd op het begripsniveau van de klant.

 

2a.5 Schriftelijk communiceren.

De informatie is correct, duidelijk en niet-misleidend en afgestemd op het begripsniveau van de klant. Document kent een heldere structuur en goede opbouw. Kandidaat gebruikt tekeningen/grafische voorstellingen.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert.

Demonstreert hoe hij de communicatie aanpast naar de verschillende belanghebbenden.

Professioneel gedrag

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 4a

De persoon beschikt over het vermogen om de volgende dilemma’s op het gebied van integer handelen in de uitoefening van zijn beroep te analyseren en bespreekbaar te maken, alsmede de keuzes af te wegen en te verantwoorden:

• fraudesignalen onderkennen en daarop handelen;

• integer omgaan met de klantgegevens;

• doorverwijzen.

4a.1 Fraudesignalen onderkennen en daarop handelen.

De kandidaat beoordeelt documenten op echtheid.

De kandidaat geeft op adequate wijze opvolging aan een fraudesignaal.

Bijvoorbeeld: het dilemma van financiële dienstverlener die inventariseert, en bemerkt dat de aanvraag niet strookt met de waarheid.

4a.2 Integer omgaan met de klantgegevens.

De kandidaat gaat integer met de klantgegevens om.

Respecteert privacy en patiëntenrechten (o.a. WBGO, WMK, WBP).

Waarborgt dat interne automatisering goed beveiligd en reproduceerbaar is in geval van calamiteiten. Borgt dat gebruikers systeem middels een rollen en rechtensysteem alleen die gegevens kunnen raadplegen die passen bij de functie.

4a.3 Doorverwijzen naar anderen.

De kandidaat onderkent tijdig tekortkomingen bij zichzelf op het gebied van deskundigheid.

De kandidaat kent de grenzen van zijn kennen en kunnen en verwijst door als bepaalde vraagstukken beter beantwoord kunnen worden door collega’s of derden.

 

Taak 1. Inventariseren van de gegevens van de klant

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1b

De persoon baseert zijn inventarisatie met betrekking tot

• materiële schadeverzekeringen voor particulieren

• vermogensbeschermende schadeverzekeringen voor particulieren; en

• zorg- en ongevallenverzekeringen voor particulieren

op actuele kennis van de relevante wet- en regelgeving.

1b.1

De kandidaat kan de relevante wettelijke regels inzake handelingsbekwaamheid, toestemmingsvereiste en onderbewindstelling uitleggen.

B

1b.2

De kandidaat kan passende preventiemaatregelen bij de verschillende risico’s selecteren.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2b

De persoon beschikt over het vermogen om de benodigde informatie met betrekking tot de inventarisatie te verzamelen.

2b.1 Gegevens verzamelen.

Kandidaat bevraagt de klant gestructureerd en onbevooroordeeld.

Alle relevante gegevens voor het klantprofiel worden verzameld. Als gegevens ontbreken of onduidelijk zijn, vraagt de kandidaat door.

Kandidaat controleert of hij de juiste persoon voor zich heeft en of de klant beschikkingsbevoegd en/of handelingsbekwaam is.

Kandidaat kan de klant begrijpelijk uitleggen waarom de gegevens nodig zijn.

Kandidaat gaat integer met de klantgegevens om.

2b.2 De genomen preventiemaatregelen inventariseren.

Kandidaat inventariseert alle genomen preventiemaatregelen. De kandidaat legt uit, indien nodig, in welke omstandigheden preventieve maatregelen wenselijk, effectief of zelfs verplicht zijn. De kandidaat overtuigt de klant van de voordelen van preventie.

De klant begrijpt de omstandigheden of de preventiemaatregelen niet.

2b.3 De gegevens controleren en invoeren.

De kandidaat controleert de van de klant verkregen informatie op juistheid, volledigheid en tegenstrijdigheden.

De kandidaat gebruikt de juiste ICT toepassing en controleert zoveel mogelijk het systeemantwoord op bijzondere, opvallende en/of afwijkende uitkomsten.

De kandidaat heeft uiteindelijk goed inzicht in de gestelde wensen, eisen en prioriteiten en alle benodigde gegevens voor het geven van een juist en passend advies.

 
Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3a

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij de gegevens voor het klantprofiel kan inventariseren en het klantprofiel correct kan opstellen.

3a.1 De gegevens voor het klantprofiel inventariseren.

Klantgesprek.

De gegevens zijn administratief volledig en in één keer goed.

De genomen preventiemaatregelen zijn goed geïnventariseerd.

Het schadeverleden van de klant is goed uitgewerkt, zodat een adequaat schadebeeld ontstaat.

De kandidaat vraagt door in bijzondere situaties en wanneer klantgegevens onvolledig of mogelijk onjuist zijn, zodat hij/zij een passende dekking kan adviseren. Bijvoorbeeld voor niet-ingezetene of Nederlander die langdurig in buitenland woont en/of werkt.

De kandidaat vraagt in het geval van verkeersobjecten door naar de specifieke kenmerken.

Vermeldt de klant alle zaken of laat hij informatie achter, omdat hij bang is dat die leidt tot afwijkende voorwaarden of afwijzing?

Wat doe ik als de opgave of aanvraag niet strookt met de waarheid?

Wat doe ik als de klant nonchalant of onwillig is?

3a.2 Het klantprofiel opstellen.

 

De kandidaat vraagt door als verschafte informatie tegenstrijdig of onvolledig is en de inventarisatie geen goed beeld oplevert.

Het klantprofiel is volledig (doelstelling, financiële positie, risicobereidheid, kennis) voor zover relevant voor het opstellen van een passend advies m.b.t. particuliere schadeverzekeringen.

Klant kan zich herkennen in het klantprofiel.

Levert de informatie een consistent beeld van het risico op?

Kan hij de uitkomsten van de inventarisatie verantwoorden.

Taak 2. Het opstellen van een risicoanalyse ten behoeve van het advies

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1c

De persoon baseert de risicoanalyse met betrekking tot

• materiële schadeverzekeringen voor particulieren,

• vermogensbeschermende schadeverzekeringen voor particulieren, en

• zorg- en ongevallenverzekeringen voor particulieren

op actuele kennis van verzekeringstechnische risicoanalyse van particuliere huishoudens.

ALGEMEEN

 

1c.1

De kandidaat kan onderscheiden de materiële risico’s die hij loopt evenals de risico’s ten aanzien van vermogen en een ongeval.

B

1c.2

De kandidaat kan de namen noemen van de in het verzekeringsbedrijf meest gebruikelijke verzekeringsvormen die de verschillende risico’s (deels) afdekken.

K

1c.3

De kandidaat kan uitleggen welke zaken of belangen van de klant onder de dekking van verzekeringen kunnen worden geschaard.

B

1c.4

De kandidaat kan het belang kort uitleggen van de dekking en de eventuele verschillen daartussen van de in het verzekeringsbedrijf meest gebruikelijke verzekeringen voor de specifieke situatie van de klant.

B

1c.5

De kandidaat kan de volgende verzekeringstechnische begrippen definiëren: inboedel, opstal, motorrijtuig, verzekerden, alles tenzij dekking, negatieve- en positieve dekkingsomschrijving, bepalingen dwingend- en aanvullend recht kwalitatieve aansprakelijkheid, vermoeden van schuld.

K

RUBRIEK A MATERIËLE SCHADEVERZEKERINGEN

 

1c.6

De kandidaat kan bij materiële verzekeringen onderscheiden: de risico’s met betrekking tot het object zelf en de aansprakelijkheidsrisico’s die de objecten met zich meebrengen.

B

1c.7

De kandidaat kan in hoofdlijnen het verschil in dekking omschrijven tussen verzekeringen die betrekking hebben op hetzelfde risico-object.(samenloop en oneigenlijke samenloop).

K

ONDERDEEL A1 BEZIT

 

1c.8

De kandidaat kan voorbeelden opsommen van de risico’s rond bezit die te maken hebben met tijdelijk stallen van inboedel elders.

K

1c.9

De kandidaat kan de dekkingsgevolgen beschrijven bij verbouwing van een gebouw.

K

ONDERDEEL A3 TRANSPORT

 

1c.10

De kandidaat kan de specifieke risico’s en dekkingen die te maken hebben met pleziervaartuigen benoemen, zoals beperkte dekking AVP voor pleziervaartuigen, bijzondere aansprakelijkheid internationale wateren, vaargebied, vaarbewijs, uitsluitingen (osmose e.d.).

K

RUBRIEK B VERMOGENSBESCHERMENDE SCHADEVERZEKERINGEN

 

ONDERDEEL B1 AANSPRAKELIJKHEID

 

1c.11

De kandidaat kan de aansprakelijkheidsrisico’s onderscheiden ingeval de klant huurder van een opstal is.

B

1c.12

De kandidaat kan de aansprakelijkheidsrisico’s onderscheiden ingeval de klant een vergunning op basis van de Flora- en faunawet beoogt.

B

RUBRIEK C ZORG- EN ONGEVALLEN

 

ONDERDEEL C1 ZORG

 

1c.13

De kandidaat kan de namen noemen van de in het verzekeringsbedrijf gebruikelijke (verplichte) verzekeringsvormen die ziektekostenrisico’s (deels) afdekken.

K

1c.14

De kandidaat kan kort het belang voor de klant van de aanvullende zorgverzekering benoemen.

B

1c.15

De kandidaat kan in een specifieke situatie afwijkende risico’s en/of risicoverzwarende factoren voor de aanvullende zorgverzekering benoemen.

B

1c.16

De kandidaat kan het verschil uitleggen tussen een natura- en een restitutiepolis.

B

1c.17

De kandidaat kan uitleggen wat het belang is van de eventuele gegevens die worden opgevraagd voor de beoordeling van het ter verzekering aangeboden risico voor een aanvullende zorgverzekering.

B

RUBRIEK C2 ONGEVALLEN

 

1c.18

De kandidaat kan de verschijningsvormen van de ongevallenverzekering en de dekkingsrubrieken omschrijven.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2c

De persoon beschikt over het vermogen om de risico’s te analyseren en te beoordelen.

2c.1 Beoordelen welke risico’s moeten worden afgedekt door een verzekeringsoplossing.

De analyse is volledig en uitputtend.

Op basis van de risicobereidheid van de klant maakt de adviseur een keuze uit verschillende risicomitigerende oplossingen (volledig verzekeren, deels verzekeren met eigen risico, risico zelf dragen, risicoreductie door preventieve maatregelen).

2c.2 Beoordelen welke zaken of belangen van de klant onder de dekking van materiële verzekeringen kunnen worden geschaard.

De klant begrijpt o.b.v. uitleg kandidaat waarop een bepaalde verstrekking wel of juist niet onder een (aanvullende) verzekering valt.

De kandidaat kan de mogelijke gevolgen van een afwijkend risico en/of risicoverzwarende factor voor het acceptatietraject aan de klant duidelijk maken.

 

2c.3 Beoordelen welke risico’s kunnen worden afgedekt door een ongevallenverzekering, inclusief alle aanvullende dekkingen.

De kandidaat benoemt de juiste risico’s.

De klant begrijpt o.b.v. uitleg van kandidaat welke verzekerde rubrieken onder de ongevallenverzekering vallen.

Aan de klant kan uitgelegd worden dat een ongevallenverzekering uitkeert als het verzekerde evenement zich voordoet, zonder naar de schuldvraag te kijken. Een jarenlange schuldvraagdiscussie wordt vermeden.

2c.4 Beoordelen welke zaken of belangen van de klant onder de dekking van aansprakelijkheid- of rechtsbijstandsverzekeringen kunnen worden geschaard, inclusief alle subdekkingen.

De kandidaat kan onderscheid maken in risico’s die betrekking hebben op zaken of belangen die kunnen worden afgedekt door een aansprakelijkheid- of rechtsbijstandverzekering.

 

Eindterm 2d

De persoon beschikt over het vermogen om relevante en benodigde preventiemaatregelen te analyseren en te beoordelen en de mogelijke preventiemaatregelen te verduidelijken.

2d.1 De genomen preventiemaatregelen analyseren.

De kandidaat overtuigt de klant van de voordelen van preventie.

De klant begrijpt de context of begrijpt de preventiemaatregelen niet.

2d.2 Voor een risico beoordelen welke maatregelen het meest zinvol zijn ter voorkoming of beperking van schade.

De kandidaat analyseert de meest passende preventiemaatregelen ter voorkoming of beperking van schade bij de klant.

Aan de hand van een gegeven overzicht met mogelijke preventiemaatregelen.

Competenties

Competentie (C)

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3b

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij het analysetraject met betrekking tot particuliere schadeverzekeringen correct kan uitvoeren.

3b.1 Risico analyse opstellen.

Op basis van een volledige inventarisatie.

Risicoanalyse is correct.

De risicoanalyse doet recht aan de uitgangspunten en doelstellingen van de klant en de klant herkent zich erin.

Begrijpt klant de analyse?

Herkent klant de analyse?

Hoe word je daarvan overtuigd?

Taak 3. Adviseren (en eventueel bemiddelen) van een passende oplossing, zowel financieel als organisatorisch

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm1d

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot

• materiële schadeverzekeringen voor particulieren

• vermogensbeschermende schadeverzekeringen voor particulieren; en

• zorg- en ongevallenverzekeringen voor particulieren

op grondige en actuele kennis van de particuliere schadeverzekeringsproducten.

ALGEMEEN

1d.1

De kandidaat kan de meest gangbare verzekeringsbegrippen aan de klant uitleggen waaronder: premier risque, opzet, cautie en fundamenten, verzekerd bedrag en waardebepaling.

B

1d.2

De kandidaat kan voor eenvoudige schadegevallen de dekking op een verzekering omschrijven.

K

1d.3

De kandidaat kan in een casus uitleggen wanneer de dekking geheel of gedeeltelijk ontbreekt, een uitsluiting, franchise of eigen risico van toepassing is op een verzekering, en kan de mogelijke gevolgen voor de schadeafwikkeling aangeven.

B

1d.4

De kandidaat kan uitleggen hoe verzekerde bedragen worden vastgesteld, hoe verzekerde bedragen worden geïndexeerd, hoe waardemaatstaven worden omschreven en wat het indemniteitsbeginsel inhoudt.

B

1d.5

De kandidaat kan voorbeelden noemen van dezelfde dekkingen (eigenlijke en oneigenlijke samenloop) bij verschillende verzekeringen in het kader van samenloop.

K

RUBRIEK A MATERIËLE SCHADEVERZEKERINGEN

ONDERDEEL A1 BEZIT

 

1d.6

De kandidaat kan de begrippen onder- en oververzekering, zuivere en onzuivere premier risque en de concrete gevolgen daarvan voor de bezitsverzekering(en) omschrijven.

K

1d.7

De kandidaat kan de meest voorkomende alternatieve en/of aanvullende vormen van bezitsverzekeringen, zoals instrumentenverzekeringen, huisdieren, hobby- en sportuitrustingverzekeringen opsommen.

K

ONDERDEEL A2 VERKEER

 

1d.8

De kandidaat kan de waardemaatstaven omschrijven voor de verzekering en schadevergoeding van een motorrijtuig- of aanverwante verzekering.

K

1d.9

De kandidaat kan het belang uitleggen van het verzekeren van het juiste aantal zitplaatsen op een ongevallenverzekering voor in- of opzittenden.

B

1d.10

De kandidaat kan uitleggen hoe een verzekeraar gegevens over een motorrijtuig, de eigenaar en de verzekering daarvan kan verifiëren.

B

1d.11

De kandidaat kan de volgende begrippen omschrijven: bonus-malusregeling, royementsbrief en roy-data.

K

ONDERDEEL A3 TRANSPORT

 

1d.12

De kandidaat kan de meest gangbare begrippen uit pleziervaartuigenverzekeringen verklaren aan de klant waaronder: abandonnement, averij en averij-grosse.

B

RUBRIEK B VERMOGENSBESCHERMENDE SCHADEVERZEKERINGEN

 

ONDERDEEL B1 AANSPRAKELIJKHEID

 

1d.13

De kandidaat kan de volgende aansprakelijkheidsbegrippen omschrijven: contractuele aansprakelijkheid, wettelijke aansprakelijkheid, schuldaansprakelijkheid, risicoaansprakelijkheid.

K

1d.14

De kandidaat kan uitleggen op welke wijze de reisverzekering aan sluit op de basis- of de aanvullende zorgverzekering.

B

ONDERDEEL B 2 RECHTSBIJSTAND

 

1d.15

De kandidaat kan de meeste gangbare begrippen uit rechtsbijstandverzekeringen aan de klant uitleggen, zoals borg, zekerheidsstelling en onvermogenheiddekking.

B

RUBRIEK C ZORG- EN ONGEVALLEN

 

ONDERDEEL C1 ZORG

 

1d.16

De kandidaat kan aan de klant uitleggen uit welke standaardcomponenten de premie op een basis- of aanvullende zorgverzekering bestaat.

B

1d.17

De kandidaat kan de verzekeringsmogelijkheden uitleggen met betrekking tot Nederlanders die wonen en werken in het buitenland en buitenlanders die wonen en werken in Nederland (expatriates, kenniswerkers, immigranten, asielzoekers).

B

1d.18

De kandidaat kan uitleggen welke zaken of belangen van de klant onder de dekking van zorgverzekeringen kunnen worden geschaard, inclusief alle aanvullende dekkingen, zoals onverzekerbare zorg uit AWBZ, bepaalde verstrekkingen via de WMO, eenvoudige extracties door kaakchirurg alleen vergoeding indien kind tot 18 jaar etc.

B

RUBRIEK C2 ONGEVALLENVERZEKERINGEN

 

1d.19

De kandidaat kan aangeven wat de gevolgen zijn als een verzekering voldoet aan de definitie van een persoonsverzekering.

B

1d.20

De kandidaat kan het begrip ongeval volgens polisvoorwaarden definiëren en voorbeelden geven van ongevallen.

K

1d.21

De kandidaat kan opnoemen wat ongevallenverzekeraars in de regel als maximum te verzekeren bedrag hanteren.

K

Eindterm 1e

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot

• materiële schadeverzekeringen voor particulieren

• vermogensbeschermende schadeverzekeringen voor particulieren; en

• zorg- en ongevallenverzekeringen voor particulieren

op actuele kennis van de processen bij schadeverzekeringen.

ALGEMEEN

1e.1

De kandidaat kan het volledige acceptatieproces beschrijven, inclusief de mogelijkheden van voorlopige dekking.

K

CATEGORIE C ZORG- EN ONGEVALLENVERZEKERINGEN

 

ONDERDEEL 1 ZORG

 

1e.2

De kandidaat kan de gevolgen van het politieke besluitvormingsproces voor de dekking en het eigen risico van het basispakket aangeven.

B

1e.3

De kandidaat kan het volledige acceptatieproces en de polisdekking uitleggen.

B

Eindterm 1f

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot

• materiële schadeverzekeringen voor particulieren

• vermogensbeschermende schadeverzekeringen voor particulieren; en

• zorg- en ongevallenverzekeringen voor particulieren

op grondige en actuele kennis van relevante wetgeving en jurisprudentie inzake schadeverzekeringen.

RUBRIEK A MATERIËLE BEZITSVERZEKERINGEN

1f.1

De kandidaat kan aan de klant de voordelen van een garantie tegen onderverzekering uitleggen.

B

ONDERDEEL A 2 VERKEER

1f.2

De kandidaat kan de relevante bepalingen uit de WAM uitleggen.

B

1f.3

De kandidaat kan aangeven wat artikel 185 WVW inhoudt.

K

1f.4

De kandidaat kan uitleggen wat de gevolgen van artikel 185 WVW zijn voor de aansprakelijkheid van de eigenaar of houder van een motorrijtuig.

K

1f.5

De kandidaat kan het belang uitleggen van het verzekeren van het juiste aantal zitplaatsen op een ongevallenverzekering voor in- of opzittenden.

B

RUBRIEK B VERMOGENSBESCHERMENDE SCHADEVERZEKERINGEN

ONDERDEEL B1 AANSPRAKELIJKHEID

1f.6

De kandidaat kan de relevante wetsartikelen uit het BW uitleggen.

B

CATEGORIE C ZORG- EN ONGEVALLENVERZEKERING

ONDERDEEL C1 ZORG

1f.7

De kandidaat kan op hoofdlijnen aangeven welke samenhang er is tussen de verzekering van zorgrisico’s van de klant, de Zorgverzekeringswet, de AWBZ, de WMO en de (aanvullende) zorgverzekeringen.

B

1f.8

De kandidaat kan omschrijven wie de verzekerden zijn, welke (premiebetalings-)plichten zij hebben en welke dekking van de zorgrisico’s voortvloeit uit de Zorgverzekeringswet.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2e

De persoon beschikt over het vermogen om advisering te plannen, te sturen en tot een succes te brengen, waaronder:

• de premie te berekenen;

• de meest geschikte verzekeringsvormen en -voorwaarden te selecteren;

• de geselecteerde verzekeringsvormen, voorwaarden, premies en risico’s te vergelijken;

• de mogelijke risico’s en verzekeringsvormen en/of -dekkingen, uitsluitingen en beperkingen te verduidelijken;

• het adviestraject adequaat vast te leggen in het dossier.

2e.1 Informatie gebruiken die in de bedrijfstak beschikbaar is ter zake van protocollen, convenanten, bedrijfsregelingen en gedragscodes.

De kandidaat gebruikt de informatie op de juiste wijze.

Toepassing VRKI Woningen, Herbouwwaardemeter, Inboedelwaardemeter, etc.

2e.2 De premies van verzekeringen berekenen.

De kandidaat gebruikt de juiste gegevens, inclusief assurantiebelasting. De berekening is correct.

Gebruikt ICT-toepassingen als vergelijkingssoftware.

Kandidaat moet kunnen rekenen met een promillage/percentage, een vast bedrag in euro’s (per dag) of via inschaling in een tabel(lenstelsel).

2e.3 De acceptatiebeslissing (inclusief premievoorstel en eventuele beperkende voorwaarden) beoordelen.

De kandidaat beoordeelt of offerte aansluit op zijn (eerdere) inschatting van het ter verzekering aangeboden risico en kan de eventuele verschillen verklaren.

Ingeval bijzonder schadeverleden, gezinssituaties en/of hobby’s.

2e.4 De verzekeringsvormen selecteren die voor de klant onacceptabele risico’s (deels) kunnen afdekken.

De kandidaat selecteert de verzekeringsvormen op grond van de risico’s die zijn geïnventariseerd.

De kandidaat vertaalt de risico’s naar mogelijke verzekeringsvormen die de risico’s (deels) mitigeren.

Aan de (eind-)klant moet een passende verzekeringsoplossing worden geboden.

2e.5 Risicogebeurtenissen beoordelen die niet onder de dekking van een standaard verzekering vallen en een maatwerkoplossing voor de (eind-)klant vereisen.

De kandidaat biedt de passende dekking aan en bepaalt welke uitzonderingen op welke wijze alsnog onder de dekking gebracht kunnen worden.

 

2e.6 Inschatten welke van de geselecteerde verzekeringsvoor-waarden het beste aansluiten op de specifieke verzekeringsbehoefte en -wensen van de klant.

De dekking is passend in de specifieke situatie van de klant.

Maakt voor afwijkende risico’s al dan niet in overleg met maatschappij een passende offerte met maatwerkclausules en/of eigen risico’s en/of uitsluitingen (normaliseert risico’s).

Spanningsveld tussen beste dekking en hoge premie versus beschikbaar budget van klant.

2e.7 Beoordelen of de motorrijtuigrisico’s van de klant, door de advisering van een of meer motorrijtuig- of aanverwante verzekeringen adequaat worden afgedekt.

De kandidaat gaat uit van premiehoogte en de verzekeringsbehoefte en wensen van de klant.

Een voorzichtige klant met een hoge korting zal zijn auto langer AR verzekerd willen houden.

WA, WA Beperkt casco, WA + Casco en aanvullende dekkingen, bonus malus situaties, aantoonbaarheid schadevrije jaren, collectiviteiten, merkenpolis, taxatierapport, beveiligingsniveau, oldtimers/klassiekers en/of exclusieve (snelle) personenauto’s alles in ruime zin, al dan niet ondersteund door softwaretoepassingen.

2e.8 Beoordelen of de nieuwwaarde- en dagwaarderegeling, verzekeraarshulpdienst, de schadeherstelregeling en overige dekkingen op de motorrijtuigverzekering van toepassing zijn.

De kandidaat biedt transparantie voor de klant.

Schadesturing door verzekeraars, verlaagd eigen risico, gratis vervangende auto voor duur van reparatie.

2e.9 Op basis van voorbeelden uitleggen wat de voordelen en mogelijke gevolgen zijn van het verzekeren van meer risico’s op één polis.

De klant kan de juiste beslissing nemen: combineren of juist afzonderlijk verzekeren.

De kandidaat kan beargumenteren waarom een risico juist op een afzonderlijke polis verzekerd moet worden.

Dit is specifiek aan de orde bij bezits- en verkeersverzekeringen.

2e.10 Het belang aantonen van aansprakelijkheidsverzekering (inclusief eventuele jagersdekking) en rechtsbijstandverzekering in de specifieke situatie van de klant.

De voorbeelden en argumenten sluiten aan op achtergrond van de klant.

Jagersrisico, let op naturadekking bij rechtsbijstand, conflicten- en geschillenregeling rechtsbijstand, inloop- en uitlooprisico, carenztijd, smeulende conflicten.

2e.11 De polisdekking van de basis en aanvullende zorgverzekeringen toelichten.

Geeft op basis van de door de klant verstrekte informatie een passend advies voor het verzekeren van een basis en aanvullend zorgverzekering.

Acceptatieplicht bij basispakket.

Gezondheidswaarborgen, verplicht basispakket, marginale provisie voor distributiekanaal, collectieve markt, declaratiestromen, verplicht en vrijwillig eigen risico.

2e.12 Berekenen wat de consequenties zijn van het niet verzekerd zijn en het niet betalen van de premie voor de Zvw

De kandidaat rekent de premie en de extra premie correct uit, zodat direct inzichtelijk is wat de extra kosten zijn bij het niet betalen van de zorgverzekeringspremie.

 

2e.13 Beoordelen welke maatregelen het meest zinvol zijn om het welzijn en de gezondheid van de klant te bevorderen.

De kandidaat hanteert de meest passende maatregelen om het welzijn en de gezondheid van de klant te bevorderen.

Grenzen kennen, geen vooroordelen en vooringenomenheid en correcte bejegening klant, privacy respecteren.

Aan de hand van een gegeven overzicht met mogelijke maatregelen.

Oppassen met gezondheidswaarborgen bij oversluiten aanvullend pakket.

2e.14 Voor niet of moeilijk verzekerbare arbeidsongeschiktheidsrisico’s een passende oplossing adviseren in de vorm van een ongevallenverzekering.

Klant baseert behoefte op advies inkomensadviseur. Kandidaat werkt goed samen met inkomensadviseur.

De oplossing is passend.

Ingeval de klant onverzekerbaar is voor arbeidsongeschiktheidsrisico’s, de AOV te duur vindt, of een te zwaar medisch risico vormt.

In sommige gevallen is de klant doorverwezen door de inkomensadviseur.

2e.15 Voorbeelden schetsen van risico’s die samenhangen met ongevalsgevolgen.

De voorbeelden en argumenten sluiten aan op achtergrond van de klant.

Sommenverzekering, meer dekkingsmogelijkheden, meer polissen die zelfde risico dekken, werking Gliedertax, gezondheidswaarborgen.

2e.16 Bij een ongevallenverzekering de meest gangbare (dekkingsbeperkende) clausules en uitsluitingen toepassen alsmede fiscale gevolgen uitleggen.

De kandidaat is alert op afwijkende risico’s.

De oplossing is passend en afgestemd op de situatie van de klant.

Bijzonder beroep, extreme sporten, alcoholgebruik, opzet, bestaande gebreken, fiscale behandeling premie en uitkering.

2e.17 Het adviestraject op de juiste wijze vastleggen in het klantdossier.

Dossier bevat de juiste gegevens en deze zijn op een makkelijke manier terug te vinden.

Te beoordelen is of de advisering op een juiste manier heeft plaatsgevonden.

In verband met de zorgplicht is een goede vastlegging en archivering van belang. Ook in het kader van het toezicht is het van belang dat het dossier compleet en goed reconstrueerbaar is.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3c

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij de klant zelfstandig, succesvol en correct kan adviseren inzake particuliere schadeverzekeringen, waarbij het belang van de klant centraal wordt gesteld.

3c.1 Een advies opstellen.

Niet altijd kan een standaardoplossing worden geboden.

De kandidaat formuleert zijn advies en motiveert dit.

Advies is op basis van de risicoanalyse en inclusief preventieadvies en verzekeringsoplossingen.

Kandidaat maakt, indien nodig, een juiste cijfermatige analyse, bijvoorbeeld bij het bepalen van de hoogte van verzekerd bedrag, (vervoerde) omzet of eigen risico.

Advies is passend en conform de polisvoorwaarden. De verzekeringen dekken de risico(’s) adequaat af en vullen elkaar aan, sluiten bij elkaar aan.

De kandidaat onderscheidt beperkingen en reikwijdte van de particuliere/zakelijke verzekeringen scherp.

Waar gaat particuliere hoedanigheid over in zakelijke hoedanigheid?

3c.2 Alternatieve verzekeringsoplossingen uitwerken bij afwijzing.

Bij afwijzing van het aangeboden risico door verzekeraars dan wel bij een mindere dekking dan gevraagd.

Idem 3b.1.

Verzekeringsmogelijkheden bij Rialto voor afwijkende risico’s, zoals extreem schadeverleden, problemen door betalingsmoraliteit, straatraces, praalwagens, evenementen e.d.

 

3c.3 Het advies presenteren.

Klantgesprek.

Verschillend begripsniveau van klanten.

De kandidaat bespreekt het advies en de motivering met de klant, waarbij hij de klant duidelijk maakt hoe het advies aansluit bij zijn profiel.

De kandidaat legt de offerte en eventuele afwijkende voorwaarden en/of premies duidelijk uit.

De kandidaat geeft passende voorbeelden bij voorwaarden van de gekozen verzekering. Het belang van de geadviseerde verzekeringen wordt de klant duidelijk.

Klant wordt overtuigd van de juistheid van de gekozen verzekering en accepteert gepresenteerde oplossing.

De kandidaat legt voor de klant begrijpelijk uit in welk geval een deskundigentaxatie zinvol is. Geeft de klant aan wat de verschillen zijn tussen de verschillende vormen van waardebepaling. Geeft voorbeelden aan de hand van een paar gefingeerde schadegevallen.

Klant begrijpt de risico’s van onderverzekering en dat oververzekering niet wenselijk is. Waarom en hoe verzekerde bedragen aangepast worden aan prijsontwikkelingen en welke consequenties dit mogelijk heeft voor de premie en dat een te hoge schade-uitkering wettelijk verboden is.

De kandidaat beantwoordt eventuele vragen van de klant. Geeft correcte en duidelijke uitleg.

De klant begrijpt o.b.v. uitleg van kandidaat waarom een bepaalde verstrekking wel of juist niet onder een verzekering valt.

Indien de klant het advies niet opvolgt, waarschuwt de kandidaat de klant voor de consequenties van het niet (geheel of gedeeltelijk) opvolgen van het advies.

Begrijpt de klant mij?

Volg ik niet uitsluitend de wens van de klant, maar geef ik daadwerkelijk advies op basis van mijn eigen inzicht en kunnen?

Heeft de klant nu goed inzicht in de financiële implicaties?

Taak 4. Beheren en actueel houden van het advies

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1g

De persoon baseert zijn werkzaamheden in het kader van het beheer en actueel houden van advies op grondige en actuele kennis van particuliere schadeverzekeringen.

ALGEMEEN

1g.1

De kandidaat kan bij wijziging uitleggen uit welke bestanddelen (inclusief kosten en eventuele assurantiebelasting) de door de klant te betalen premie voor een schadeverzekering bestaat.

B

RUBRIEK A MATERIËLE VERZEKERINGEN

 

ONDERDEEL A1 BEZIT

 

1g.2

De kandidaat kan beschrijven in welke specifieke situaties het invullen van een nieuwe inboedelwaardemeter, inboedelinventarisatielijst of het uitbrengen van een taxatie zinvol is.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2f

De persoon beschikt over het vermogen om verzekeringsovereenkomsten te beheren en muteren door:

• het advies te wijzigen om aan te sluiten bij een gewijzigde situatie van de klant of gewijzigde wet- en/of regelgeving;

• de gewenste wijzigingen op een bestaande particuliere schadeverzekering te verzenden aan de verzekeraar en deze na acceptatie en ontvangst op juistheid te controleren en vast te leggen;

• de klant tijdig te informeren over (acceptatie-)beslissing van verzekeraars en deze als ook overige informatie vast te leggen;

• de polisdocumenten en overige informatie tijdens de lopende verzekeringsperiode op juistheid te controleren, ter beschikking stellen aan de klant en vast te leggen;

• het beheertraject op een adequate wijze vast te leggen in het klantdossier.

2f.1 Beoordelen of er bepaalde relevante zaken zijn veranderd of binnenkort gaan veranderen bij de klant.

De kandidaat weet dat de situatie van de klant gewijzigd is.

Dit is een cruciaal onderdeel van beheer, waar men alleen achter komt door vragen, bestuderen van websites, advertenties etc. en door deze te vergelijken met de informatie uit het eerste advies.

2f.2 Beoordelen of de acceptatiebeslissing m.b.t een lopende polis aansluit op zijn (eerdere) inschatting van het ter verzekering aangeboden risico.

De klant heeft het aangeboden risico nu afgedekt.

De verzekering is op de juiste wijze in (voorlopige) dekking gegeven; en is bevestigd aan de verzekeraar en de verzekerde.

Bij afwijking dient de klant te worden geïnformeerd en moet nieuwe beoordeling van het risico plaatsvinden.

2f.3 De acceptatiebeslissing (inclusief premievoorstel en eventuele beperkende voorwaarden) beoordelen voor een bestaande schadeverzekering.

De klant begrijpt wat hij aangeboden krijgt.

Ook hier geldt de transparantie: als er een afwijking is, moet de adviseur er zeker van zijn dat de klant deze begrijpt en accepteert.

2f.4 Op basis van de oorspronkelijke premie en de gewijzigde premie de restitutie resp. suppletie als gevolg van een wijziging van een schadeverzekering (laten) berekenen.

De klant betaalt niet te veel.

De kandidaat kan de klant inzicht geven in de tariefstelling van verzekeraars.

Kandidaat moet gevolgen kunnen schetsen bij beëindiging verzekering, rekening houdend met uitloop en inloop.

2f.5 Adviseren over mogelijke vervolgstappen bij aanpassing door de verzekeraar van de premie en/of voorwaarden.

Het advies sluit aan bij de specifieke uitgangssituatie van de klant.

Dit is van toepassing op alle verzekeringen, maar relatief vaker bij zorgverzekeringen. Kandidaat kent de specifieke context daarvan.

Soms past de verzekeraar de dekking en bloc aan, soms is er een ‘aanwijzing’.

2f.6 De gegevens uitwisselen met verzekeraar en andere relevante partijen.

De gegevens worden op de juiste wijze aangeleverd, per datum verandering.

Het actueel houden van gegevens kan op vele manieren: op papier, via internet of direct in administratie van verzekeraar. Iedere vorm vergt andere inspanningen van klant en adviseur.

2f.7 Op basis van voorbeeld aantonen wat het belang voor de klant is om hem en de verzekeraar op de hoogte te stellen van mededelingen van de RDW over het niet-verzekerd zijn van een motorrijtuig.

De gevolgen van de wet- en regelgeving voor de dekking van de verzekering moeten duidelijk gemaakt worden aan de klant.

Dit is specifiek aan de orde bij verkeersverzekeringen.

2f.8 Het beheertraject op de juiste wijze vastleggen in het klantdossier.

Dossier bevat de juiste gegevens, die op een makkelijke manier terug te vinden zijn.

Te beoordelen is of het beheer op een juiste manier heeft plaatsgevonden.

In verband met de zorgplicht is een goede vastlegging en archivering van belang. Ook in het kader van het toezicht is het van belang dat het dossier compleet en goed reconstrueerbaar is.

De Wet Bescherming Persoonsgegevens moet daarbij betrokken worden.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3d

De persoon demonstreert en bewijst dat hij het beheertraject met betrekking tot particuliere schadeverzekeringen van diverse omvang en complexiteit zelfstandig, succesvol en correct kan uitvoeren.

3d.1 Een verzekering beheren

Gedurende de looptijd van de verzekering. Soms zal er in het pakket geen wijziging nodig zijn, andere keren wel.

Wijzigingen in risico’s in levensloop van de klant, wijzigingen in de objecten, geldigheid deskundigen-taxaties.

Gebruik en blocbepaling door verzekeraar, premie aanpassing, eendimensionaal overstappen (alleen premie als ijkpunt).

De kandidaat voldoet aan de eisen m.b.t. zorgplicht in de Wft.

Kandidaat is proactief.

De kandidaat controleert de polis en eventuele overige bescheiden van een schadeverzekering of de gevolgen van een verandering van de situatie gedurende de looptijd, verandering van activiteiten of verandering van dekking juist verwerkt zijn.

De kandidaat gebruikt de juiste uitgangspunten en kan beoordelen of de gewijzigde gegevens in de polis en eventuele overige bescheiden van de verzekering juist zijn.

De klant heeft altijd de juiste dekking, betaalt de juiste premie en ontvangt bij schade een uitkering gebaseerd op de juiste gegevens.

De polis is (nog steeds) akkoord.

Is de dekking in de specifieke situatie van klant juist?

Juiste inschatting van het belang van de verzekering voor klant.

Zijn er betere alternatieven voor klant?

Doet het voorstel recht aan de situatie van de klant?

Reflectie over de juiste manier van actueel houden van de verzekering.

Weegt de inspanning op tegen het belang van de wijziging?

3d.2 Een verzekering actueel houden.

Veranderingen in situatie van klant kunnen tot een andere situatie leiden die andere eisen aan verzekering stelt.

Onbekendheid/onwetendheid bij klant.

Aanpassing wetgeving met directe gevolgen voor verzekering. Aanpassing als gevolg van een wijziging in de situatie van de klant.

De kandidaat gebruikt de juiste uitgangspunten en kan beoordelen of de gewijzigde gegevens in de polis en eventuele overige bescheiden van de verzekering juist zijn.

De klant heeft altijd de juiste dekking, betaalt de juiste premie en ontvangt bij schade een uitkering gebaseerd op de juiste gegevens.

Zijn de wijzigingen belangrijk genoeg om een aanpassing van de verzekering te rechtvaardigen?

Zou de klant zonder de doorgegeven wijziging niet goed verzekerd meer zijn?

3d.3 Een verzekering aanpassen.

Verandering van de situatie gedurende de looptijd, verandering van activiteiten of verandering van dekking.

De kandidaat past de verzekering op de juiste manier aan, zodat deze aansluit op de nieuwe situatie.

De kandidaat kan voor de specifieke situatie van de klant motiveren of en wanneer het oversluiten of beëindigen van een schadeverzekering zinvol is.

Klant heeft de juiste verzekering tegen de juiste premie.

Schetsen gevolgen van uitloop oude polis en inloop bij nieuwe polis.

Schetsen gevolgen van en-blocwijziging met beperking van de dekking.

Schetsen effecten van het doorvoeren van wijziging vanwege aangepaste wet- en regelgeving.

3d.4 De klant informeren over de wijzigingen.

Klantgesprek.

Voor een bestaande schadeverzekering.

Klant krijgt tijdig en duidelijk te horen wat het gevolg van een wijziging voor zijn verzekering is.

De klant begrijpt het belang van een voorgestelde wijziging van de verzekering.

Heb ik de gevolgen van verandering van de situatie gedurende de looptijd, verandering van activiteiten of verandering van dekking goed geschetst?

Taak 5. Begeleiden bij de schadebehandeling/claim

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1h

De persoon baseert zijn begeleiding bij de schadebehandeling/claim op grondige en actuele kennis over particuliere schadeverzekeringen.

ALGEMEEN

 

1h.1

De kandidaat kan uitleggen wat bij schade de mogelijke rol is van een (contra-)expert en arbiter en hoe de betaling van deze personen gewoonlijk is geregeld.

B

1h.2

De kandidaat kan voor een schade onder een schadeverzekering aangeven of een dekkingsbeperking of -uitsluiting van toepassing is.

B

1h.3

De kandidaat kan de principes omschrijven van een actief schaderegelingsbeleid bij een schade onder een schadeverzekering.

K

1h.4

De kandidaat kan de algemene verplichtingen van de klant uitleggen bij schade onder een schadeverzekering.

B

1h.5

De kandidaat kan bij samenloop aan de klant uitleggen bij welke verzekeraar de schade het beste geclaimd kan worden.

B

1h.6

De kandidaat kan uitleggen welke personen, bedrijven en instanties (kunnen) zijn betrokken bij het schadebehandelingsproces, inclusief de wijze van schadevaststelling na het ontstaan van de schade en ook de stappen in de schadebehandelingsprocedure beschrijven.

B

1h.7

De kandidaat kan de gevolgen uitleggen van een te laag verzekerde som, en onder- of oververzekering.

B

1h.8

De kandidaat kan uitleggen wat het belang is van de gegevens die worden opgevraagd voor de schademelding ondereen schadeverzekering.

B

1h.9

De kandidaat kan uitleggen welke mogelijkheden er zijn om bij een afwijzing van een schade een klacht in te dienen.

B

1h.10

De kandidaat kan de hoogte en samenstelling verklaren van een uitkering onder een schadeverzekering.

B

1h.11

De kandidaat kan de benodigde gegevens selecteren voor het melden van een schade onder een schadeverzekering en het belang daarvan aangeven.

B

1h.12

De kandidaat kan uitleggen wat de gevolgen kunnen zijn voor de (hoogte van de) uitkering onder een schadeverzekering als er nog openstaande premies zijn.

B

1h.13

De kandidaat kan omschrijven wat de rechten en de plichten van een verzekerde en verzekeraar zijn bij schade.

B

1h.14

De kandidaat kan omschrijven wat de gevolgen kunnen zijn van het niet tijdig melden van een schade.

B

1h.15

De kandidaat kan uitleggen wanneer, en in hoeverre, de verzekeraar maximaal verplicht is de gemaakte bereddingskosten te vergoeden.

B

1h.16

De kandidaat kan uitleggen waarom bepaalde kosten aanvullend kunnen worden vergoed.

B

RUBRIEK A MATERIËLE SCHADEVERZEKERINGEN

 

ONDERDEEL A 1 BEZIT

 

1h.17

De kandidaat kan uitleggen waarom en op welke wijze de verzekeraar een uitkeringscorrectie kan toepassen onder een bezitsverzekering, waarbij sprake is van een deskundigentaxatie.

B

1h.18

De kandidaat kan de overdekkingsregeling op de inboedelverzekering uitleggen.

B

1h.19

De kandidaat kan aan de klant de werking van de indexclausule bij schade onder een woonhuis- en inboedelverzekering uitleggen.

B

1h.20

De kandidaat kan aan de klant het belang van de keuzeclausule op een woonhuisverzekering uitleggen.

B

1h.21

De kandidaat kan aan de klant uitleggen wat onder salvage wordt verstaan en hoe de salvageprocedure verloopt.

B

ONDERDEEL A2 VERKEER

 

1h.22

De kandidaat kan voor een motorrijtuig- of aanverwante verzekering de stappen in de schadebehandelingsprocedure (inclusief de wijze van schadevaststelling) of een beroep op het Waarborgfonds Motorverkeer beschrijven.

K

1h.23

De kandidaat kan voor een specifieke situatie herkennen of is voldaan aan de basisvoorwaarden voor aansprakelijkheid op grond van artikel 185 WVW en/of op grond van het Burgerlijk Wetboek.

K

1h.24

De kandidaat kan uitleggen in hoeverre de klant als (on)gemotoriseerde weggebruiker aansprakelijk kan zijn voor schade van een (on)gemotoriseerde medeweggebruiker.

B

RUBRIEK B VERMOGENSBESCHERMENDE SCHADEVERZEKERINGEN

 

ONDERDEEL B1 AANSPRAKELIJKHEID

 

1h.25

De kandidaat kan bij een vordering op een aansprakelijkheidsverzekering uitleggen welke (vorderingsgerechtigde) instanties een rol kunnen spelen bij de afwikkeling.

B

1h.26

De kandidaat kan aan de verzekerde op een aansprakelijkheidsverzekering uitleggen welke mogelijke vorderingen een of meer benadeelden hebben op grond van het algemene aansprakelijkheid- en schadevergoedingsrecht.

B

1h.27

De kandidaat kan aan de klant de gevolgen van onder- of oververzekering uitleggen bij aansprakelijkheidsverzekeringen.

B

1h.28

De kandidaat kan onderscheiden of er bij een eenvoudige vordering sprake is van persoonlijke, kwalitatieve of contractuele aansprakelijkheid van een van de verzekerden op een aansprakelijkheidsverzekering.

B

ONDERDEEL B2 RECHTSBIJSTAND

 

1h.29

De kandidaat kan bij een verschil van inzicht of een conflictsituatie onder de rechtsbijstandverzekering aan de klant uitleggen op welke wijze de in het verzekeringsbedrijf meest gebruikelijke polisvoorwaarden dit regelen en wat diens mogelijkheden zijn, rekening houdend met de voorwaarden, en gedrags- en kwaliteitscodes.

B

1h.30

De kandidaat kan uitleggen waarom een rechtsbijstandsverzekeraar in bepaalde gevallen geen rechtsbijstand verleent, maar de vordering rechtstreeks met de klant regelt.

B

CATEGORIE C ZORG- EN ONGEVALLENVERZEKERINGEN

 

ONDERDEEL C1 ZORG

 

1h.31

De kandidaat kan uitleggen op welke wijze de reisverzekering aansluit op de basis- of aanvullende zorgverzekering.

B

1h.32

De kandidaat kan omschrijven in welke gevallen een verzekeraar bereid zal zijn de kosten van vaccinaties en andere preventieve behandelingen voor zijn rekening te nemen.

B

1h.33

De kandidaat kan met behulp van alle benodigde gegevens beoordelen of de door de verzekeraar vastgestelde vergoeding op een Zorgverzekeringswet en basis- of aanvullende zorgverzekering juist is, rekening houdend met eventuele dekkingsbeperkingen, eigen bijdragen en eigen risico’s.

B

1h.34

De kandidaat kan voor een Zorgverzekeringswet- of aanvullende zorgverzekering uitleggen op welke wijze de afwikkeling van de zorgnota’s en -vergoedingen plaatsvindt.

B

Vaaridigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2g

De persoon beschikt over het vermogen om een mogelijke aanspraak/vordering met betrekking tot particuliere schadeverzekeringen te behandelen door:

• in overleg met de klant op correcte wijze een melding te doen;

• een melding op juistheid te controleren en op correcte wijze de melding en overige informatie te verzenden aan de verzekeraar;

• een door de verzekeraar ingenomen standpunt te beoordelen;

• de klant te informeren over de mogelijke aanspraak op vergoeding en de benodigde gegevens te verwerken;

• indien nodig een deskundige in te schakelen;

• eventuele gedekte en niet-gedekte aanspraken uit te leggen/toe te lichten aan de klant;

• de klant hierover te adviseren en diens belangen te bewaken.

2g.1 De gegevens die nodig zijn voor de schadebehandeling interpreteren en verwerken.

De kandidaat bepaalt wanneer, en in hoeverre, de verzekeraar maximaal verplicht is de gemaakte bereddingskosten te vergoeden.

De kandidaat gebruikt de juiste gegevens.

Beoordeelt of de gegevens van de schadeaangifte op een schadeverzekering juist zijn ingevuld. Vergelijkt de gegevens met de informatie in het klantendossier.

Controleert of alle voor de schadebehandeling vereiste gegevens inclusief overige vereiste bescheiden aanwezig zijn om te worden verzonden aan de verzekeraar.

Informatie kan voor meerdere uitleg vatbaar of tegenstrijdig zijn.

Er kunnen specifiek eisen aan de informatie worden gesteld.

Er kunnen specifieke eisen worden gesteld aan de wijze en het tijdstip van aanlevering van gegevens.

2g.2 De juistheid van het standpunt van de verzekeraar beoordelen en de mogelijke hoogte en samenstelling van de schadevergoeding berekenen.

Berekent aan de hand van de beschikbare gegevens, op de juiste wijze de schadevergoeding.

Beoordeelt of er sprake is van over- of onderverzekering.

De kandidaat kan voor een schadeverzekering beargumenteren waarom en/of op welke punten de door de verzekeraar vastgestelde uitkering afwijkt van zijn eigen inschatting.

Schakelt zonodig deskundige in.

Voor een eenvoudige schade. Een adviseur moet snel duidelijkheid kunnen geven, ook verzekeraars maken fouten.

Laten blijken van de toegevoegde waarde van de adviseur.

2g.3 Verdedigen wanneer de principes van een actief schaderegelingsbeleid geweld wordt aangedaan bij een schade onder een schadeverzekering.

Klant begrijpt wat verzekeraar van hem mag verwachten in het schadeproces en wat de gevolgen zijn als hij niet meewerkt.

Voorkomen moet worden dat de schade groter wordt door gebrek aan of onvoldoende medewerking van de benadeelde.

2g.4 Bepalen welke aanvullende kosten vergoed kunnen worden.

Klant begrijpt welke mogelijkheden er zijn om aanvullende kosten vergoed te krijgen onder de schadeverzekering(en).

Inzet vergoedingen voor preventieve activiteiten.

2g.5 Met behulp van een oplossing het belang van aanlevering van de benodigde gegevens voor de schadeaangifte onder een schadeverzekering aantonen.

Klant begrijpt welke gegevens nodig zijn om de hoogte van een uitkering te kunnen bepalen en weet wanneer en op welke wijze gegevens moeten worden aangeleverd.

Uitleggen van de wijze waarop schade wordt berekend.

Uitleggen welke acties een maatschappij kan ondernemen.

Uitleggen wanneer een maatschappij in zijn belangen kan worden geschaad.

2g.6 Beoordelen welke maatregelen kunnen worden getroffen om een claim die onder een dekking van een schadeverzekering valt te kunnen beperken.

Kandidaat stelt de juiste risicobeheersing vast en initieert de juiste schadebeperkende en preventieve maatregelen.

Soms zal hierdoor een verzekeringsoplossing overbodig worden.

2g.7 Ingeval sprake is van een aansprakelijkheidsclaim analyseren wie de betrokken partijen zijn en in welke situatie sprake is van bijvoorbeeld persoonlijke, kwalitatieve of contractuele aansprakelijkheid.

Kandidaat geeft een duidelijke toelichting op de rollen en aansprakelijkheden van partijen die betrokken zijn bij een aansprakelijkheidsschade.

 

2g.8 Aantonen op welke wijze de vergoeding van een zorgverzekering plaatsvindt.

Houdt rekening met eventuele dekkingsbeperkingen, eigen bijdragen en eigen risico’s.

 

Eindterm 2h

De persoon beschikt over het vermogen om bij een mogelijke aanspraak/vordering het schadetraject vast te leggen in het dossier

2h.1 Informatie in het schadedossier opslaan.

Kandidaat slaat alle relevante informatie die wordt gebruikt in het schadebehandelingsproces op een goede manier in het dossier op.

Klant kan adviseur inzicht vragen in het dossier, zodat hij kan nakijken hoe het schadeproces is verlopen.

Het schadeproces moet reproduceerbaar zijn en daar is dit dossier voor nodig. Kandidaat moet kunnen uitleggen hoe tot bepaalde stappen is gekomen.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3e

De persoon demonstreert en bewijst dat hij het schadebehandelingstraject met betrekking tot particuliere schadeverzekeringen zelfstandig, succesvol en correct kan uitvoeren, ook in gevallen van belangentegenstellingen.

3e.1 De klant begeleiden bij het schadeproces.

Ingeval van schade.

Vaak is er geen ervaring en is het belang van de uitkering groot.

• Klant is goed geïnformeerd, onder andere over hoe de schadebehandelings-procedure werkt en de mate van dekking.

• De kandidaat legt de mogelijke maatregelen uit ter beperking van de schade (bereddingsplicht volgens BW, water weg (laten) pompen, luchten en heaters plaatsen bij waterschade, reconditioneringsbedrijf inschakelen, inboedelrestanten elders opslaan, noodglas laten aanbrengen etc.).

• De juiste stukken zijn op het juiste moment bij de juiste mensen.

• Kandidaat ziet toe dat de juiste deskundigen op het juiste moment worden ingeschakeld. De klant weet welke mogelijkheden er voor hem zijn bij de schadebepaling.

• Klant krijgt het juiste inzicht in de wijze waarop wordt bepaald of er recht op een uitkering is.

• Kandidaat handelt op de juiste wijze als verzekeraar beroep doet op de kleine lettertjes, of op de sociale wetten voor bonus malus, subsidies e.d. of regresrecht.

• Kandidaat handelt op de juiste wijze in geval van niet meewerken.

Begrijpt de klant de werkwijze?

Wordt de klant op een goede manier op de hoogte gehouden van de voortgang van het schadeproces?

Heeft klant het gevoel dat verzekeraar voldoende recht doet aan zijn situatie en dat ik aan zijn kant sta?

Betaalt klant niet te veel zelf?

Gedrags- en kwaliteitscodes geven raamwerk met mijlpalen in het proces.

Begrijpt klant de rol van de verschillende deskundigen?

Begrijpt klant de mogelijkheden om bij onenigheid over oordeel van een deskundige actie te ondernemen?

Wordt de uitkering tijdig en juist gedaan?

3e.2 Beoordelen of een schade onder de gesloten schadeverzekering valt.

Ingeval van schade.

• Kandidaat beoordeelt met behulp van de daarvoor benodigde gegevens op juiste wijze of:

– er dekking is voor een schade door aard en gebrek;

– of er sprake is van over- of onderverzekering;

– dekking of een dekkingsbeperking of uitsluiting van toepassing is;

– de schade (inclusief kosten) gedekt is;

– er sprake is van samenloop en wat de gevolgen daarvan zijn.

• De kandidaat bepaalt of de gegeven schade (inclusief kosten) gedekt is onder de schadeverzekering.

Heb ik inzicht in het beleid van verzekeraars?

Onderken ik de Regresmogelijk-heden?

3e.3 Beoordelen of een schade geclaimd kan worden onder de eigen polis en/of dat een verhaalsactie ingezet kan of moet worden.

Ingeval van schade bij verkeersverzekeringen.

• Kandidaat beoordeelt in geval van motorrijtuigenverzekeringen:

– of de klant als (on)gemotoriseerde weggebruiker aansprakelijk kan worden gesteld voor schade van een (on)gemotoriseerde medeweggebruiker;

– in hoeverre en hoe de klant zijn schade kan verhalen op de tegenpartij of het Waarborgfonds Motorverkeer;

– of er al dan niet sprake is van aansprakelijkheid van de klant of de tegenpartij op grond van artikel 185 WVW en/of het Burgerlijk Wetboek en/of de jurisprudentie.

• De kandidaat kan tegenover de verzekeraar verdedigen dat zijn klant in aanmerking komt voor toepassing van de regeling Schuldloze derde.

Begrijpt de klant de werking van art. 185 WVW?

Ken ik de aansprakelijkheidsregeling krachtens het BW en de rol van het Waarborgfonds?

Ken ik de meest gebruikte bedrijfsregelingen met betrekking tot autoschades?

3e.4 Op basis van een voorbeeld aantonen op welke wijze de vergoeding van een zorgverzekering is samen-gesteld.

Eenvoudige schade op een Zorgverzekeringswet basis- of aanvullende zorgverzekering.

• Aan de hand van alle benodigde gegevens.

• Houdt rekening met eventuele dekkingsbeperkingen, eigen bijdragen en eigen risico’s.

 

Bijlage 4. Eindtermen en toetstermen module schadeverzekeringen zakelijk

Onder materiële schadeverzekeringen(rubriek A) worden de volgende zakelijke schadeverzekeringen verstaan:

  • 1. Bezit

    • Opstal

    • Inventaris

    • Goederen

    • Glas

    • Kostbaarheden

    • Geld en fraude

    • Computer/elektronica

    • Reis en annulering

    • Machinebreuk

    • Krediet

    • Hagelschade en (brede)weer

    • Paarden en vee

    • Agrarisch

    • Milieuschade

    • CAR/montage

  • 2. Verkeer

    • Motorrijtuigen

    • Motorrijtuigcasco

    • Motorrijtuigaansprakelijkheid

    • Verhaalsrechtsbijstand motorrijtuigen

    • Motorrijtuigrechtsbijstand

    • Schade voor inzittenden (svi)

    • Ongevallen in- of opzittenden

  • 3. Transport

    • Transport (goederen)

    • Molest

    • Verhuis

    • Landmateriaal/werkmaterieel

    • Vervoerdersaansprakelijkheid

Onder vermogensbeschermende schadeverzekeringen (rubriek B) dienen de volgende zakelijke schadeverzekeringen te worden verstaan:

  • 1. Aansprakelijkheid

    • Beroepsaansprakelijkheid

    • Bedrijfsaansprakelijkheid

    • Bestuurdersaansprakelijkheid

    • Garage

  • 2. Rechtsbijstand

    • Bedrijfsrechtsbijstand

    • Verhaalsrechtsbijstand

  • 3. Bedrijfsschade

    • Bedrijfsschade

    • Machinebreukbedrijfsschade

    • (Exploitatie-)kosten

    • Krediet

    • Reconstructie/extra kosten

Onder zorg- en ongevallenverzekeringen (rubriek C) dienen de volgende zakelijke schadeverzekeringen te worden verstaan:

  • 1. Zorg

    • Zorgverzekeringen

    • Collectieve (aanvullende) zorg

  • 2. Ongevallen

    • Collectieve ongevallen

Algemene kennis en vaardigheden

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1a

De persoon baseert zijn werkzaamheden met betrekking tot

• materiële schadeverzekeringen voor de zakelijke klant;

• vermogensbeschermende schadeverzekeringen voor de zakelijke klant;

• zorg- en ongevallenverzekeringen voor de zakelijke klant,

op actuele kennis van het verzekeringsrecht en de van toepassing zijnde richtlijnen, gedragscodes en convenanten.

1a.1

De kandidaat kan benoemen in welke gevallen een schadeverzekering opzegbaar is en welke opzegtermijn er in een bepaald geval in acht dient te worden genomen.

K

1a.2

De kandidaat kan de meest voorkomende relevante richtlijnen opsommen, o.m. Letselschaderichtlijnen, Brandregresregeling, Richtlijn Waardevermindering en Het Fraudeprotocol.

K

1a.3

De kandidaat kan de meest voorkomende relevante gedragscodes opsommen, o.m. Gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen zakelijke schade en inkomensverzekeringen en Gedragscode Letselschade.

K

1a.4

De kandidaat kan de meest voorkomende relevante convenanten opsommen, o.m. Kwaliteitscode Rechtsbijstand en Convenant Criminaliteit Bouwlocaties.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2a

De persoon beschikt over het vermogen om mondeling en schriftelijk te communiceren.

2a.1 Gestructureerd interviewen.

De kandidaat werkt gestructureerd en is onbevooroordeeld. Interviewtechniek en vraagpunten van het onderzoek zijn goed uitgewerkt en worden goed uitgevoerd. De kandidaat stelt de juiste en relevante vragen. De interviewtechniek is gebaseerd op de onderdelen: luisteren, doorvragen, confronteren en inleven in de klant.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert.

Kandidaat interviewt klant in de diverse ontwikkelingsstadia van een onderneming en met betrekking tot verschillende gebeurtenissen.

2a.2 Mondeling communiceren.

De relevante informatie en de persoonlijke toelichting zijn correct, duidelijk, niet-misleidend en afgestemd op het begripsniveau van de klant.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert.

2a.3 Formulieren en offertes invullen, aanvragen controleren en indienen.

De kandidaat werkt gestructureerd en is alert op fouten. De aanvraag wordt op de correcte wijze ingediend.

 

2a.4 De documenten zoals formulieren en offertes uitleggen.

De informatie is correct, duidelijk en afgestemd op het begripsniveau van de klant.

 

2a.5 Schriftelijk communiceren.

De informatie is correct, duidelijk, niet-misleidend en afgestemd op het begripsniveau van de klant. Het document kent een heldere structuur en goede opbouw. Kandidaat gebruikt tekeningen/grafische voorstellingen.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert.

Demonstreert hoe hij de communicatie aanpast naar de verschillende belanghebbenden.

Professioneel gedrag

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 4a

De persoon beschikt over het vermogen om de volgende dilemma’s op het gebied van integer handelen in de uitoefening van zijn beroep te analyseren en bespreekbaar te maken, alsmede de keuzes af te wegen en te verantwoorden:

• fraudesignalen onderkennen en daarop handelen;

• integer omgaan met de klantgegevens;

• doorverwijzen.

4a.1 Fraudesignalen onderkennen en daarop handelen.

De kandidaat geeft op adequate wijze opvolging aan een fraudesignaal.

Bijvoorbeeld het dilemma van een financiële dienstverlener die bemiddelt en bemerkt dat de aanvraag niet strookt met de waarheid.

4a.2 Integer omgaan met de klantgegevens.

De kandidaat gaat integer met de klantgegevens om. Respecteert privacy en patiëntenrechten (o.m. WBGO, WMK, WBP).

Waarborgt dat interne automatisering goed beveiligd en reproduceerbaar is in geval van calamiteiten. Borgt dat gebruikers systeem middels een rollen- en rechtensysteem alleen die gegevens kunnen raadplegen die passen bij de functie.

4a.3 Doorverwijzen naar anderen.

De kandidaat onderkent tijdig tekortkomingen bij zichzelf op het gebied van deskundigheid.

De kandidaat kent de grenzen van zijn kennen en kunnen en verwijst door als bepaalde vraagstukken beter beantwoord kunnen worden door collega’s of derden.

 

Taak 1. Inventariseren van de gegevens van de klant

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1b

De persoon baseert de inventarisatie met betrekking tot

• materiële schadeverzekeringen voor de zakelijke klant;

• vermogensbeschermende schadeverzekeringen voor de zakelijke klant;

• zorg- en ongevallenverzekeringen voor de zakelijke klant,

op juridische en fiscale kennis met betrekking tot rechtspersonen en ondernemingsstructuren.

1b.1

De kandidaat kan de juridische structuur, bevoegdheden, organen en kenmerken van een eenmanszaak, vennootschap onder firma, maatschap, commanditaire vennootschap, stichting, vereniging, besloten vennootschap en naamloze vennootschap omschrijven.

K

1b.2

De kandidaat kan de betekenis van een overgang van onderneming beschrijven en kan benoemen welke rechten er bij een overgang van onderneming overgaan.

K

1b.3

De kandidaat kan in algemene zin passende preventiemaatregelen bij de verschillende risico’s benoemen.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2b

De persoon beschikt over het vermogen om de benodigde informatie met betrekking tot de inventarisatie te verzamelen.

2b.1 Gegevens verzamelen.

Kandidaat bevraagt de klant gestructureerd en onbevooroordeeld.

Alle relevante gegevens voor het klantprofiel worden verzameld. Als gegevens ontbreken of onduidelijk zijn, vraagt de kandidaat door.

Kandidaat controleert of hij de juiste persoon voor zich heeft en of de klant beschikkingsbevoegd en/of handelingsbekwaam is.

Kandidaat kan de klant begrijpelijk uitleggen waarom de gegevens nodig zijn.

Kandidaat gaat integer met de klantgegevens om.

2b.2 De genomen preventiemaatregelen inventariseren.

Kandidaat inventariseert alle genomen preventiemaatregelen.

De kandidaat legt, indien nodig, uit in welke omstandigheden preventieve maatregelen wenselijk, effectief of zelfs verplicht zijn.

De kandidaat overtuigt de klant van de voordelen van preventie.

De klant begrijpt de omstandigheden of de preventiemaatregelen niet.

2b.3 De gegevens controleren en in voeren.

De kandidaat controleert de van de klant verkregen informatie op juistheid, volledigheid en tegenstrijdigheden.

De kandidaat gebruikt de juiste ICT toepassing en controleert zoveel mogelijk het systeemantwoord op bijzondere, opvallende en/of afwijkende uitkomsten.

De kandidaat heeft uiteindelijk goed inzicht in de gestelde wensen, eisen en prioriteiten en alle benodigde gegevens voor het geven van een juist en passend advies.

 
Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3a

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij de gegevens voor het klantprofiel kan inventariseren en het klantprofiel correct kan opstellen.

3a.1 Gegevens voor het klantprofiel inventariseren.

Klantgesprek.

De gegevens van de belangen, bezittingen en doelstellingen van de klant inventariseren.

De genomen preventiemaatregelen zijn goed geïnventariseerd.

Het schadeverleden van de klant is goed uitgewerkt, zodat een adequaat schadebeeld ontstaat.

De kandidaat vraagt door in bijzondere situaties en/of als klantgegevens onvolledig of mogelijk onjuist zijn, zodat hij/zij een passende dekking kan adviseren. Bijvoorbeeld voor niet-ingezetene of Nederlander die langdurig in buitenland woont en/of werkt.

In het geval van verkeersobjecten vraagt de kandidaat door naar de specifieke kenmerken.

Het aanvraagformulier is correct en naar waarheid ingevuld.

Vermeldt de klant alle zaken of laat hij informatie achterwege uit vrees voor afwijkende voorwaarden of afwijzing?

Wat doe ik als de opgegeven situatie niet strookt met de waarheid?

Wat doe ik als de klant nonchalant of onwillig is?

Wat voor soort wagenpark heeft de klant? Oldtimers, snelle personenauto’s, taxi’s rouw/trouwvervoer, koeriers, vrachtwagens, bestelauto’s.

3a.2 Het klantprofiel opstellen.

 

De kandidaat vraagt door als verschafte informatie tegenstrijdig of onvolledig is en de inventarisatie geen goed beeld oplevert.

Het klantprofiel is volledig (doelstelling, financiële positie, risicobereidheid, kennis) voorzover relevant voor het opstellen van een passend advies m.b.t. zakelijke schadeverzekeringen.

Klant kan zich herkennen in het klantprofiel.

Levert de informatie een consistent beeld van het risico op?

Kan de uitkomsten van de inventarisatie verantwoorden.

Taak 2. Het opstellen van een risicoanalyse ten behoeve van het advies

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1c

De persoon baseert de risicoanalyse met betrekking tot

• materiële schadeverzekeringen voor de zakelijke klant;

• vermogensbeschermende schadeverzekeringen voor de zakelijke klant;

• zorg- en ongevallenverzekeringen voor de zakelijke klant;

op grondige en actuele kennis van verzekeringstechnische risicoanalyse van bedrijven.

1c.1

De kandidaat kan in een casus de risico’s onderscheiden op het gebied van materiële bezittingen, vermogen en ongevallen.

B

1c.2

De kandidaat kan de namen noemen van de in het verzekeringsbedrijf meest gebruikelijke verzekeringsvormen die de verschillende risico’s (deels) afdekken.

K

1c.3

De kandidaat kan uitleggen welke zaken of belangen van de klant vallen onder de dekking van verzekeringen.

B

1c.4

De kandidaat kan kort uitleggen het belang van de dekking en de eventuele verschillen daartussen van de in het verzekeringsbedrijf meest gebruikelijke verzekeringen voor de specifieke situatie van de klant.

B

1c.5

De kandidaat kan in algemene zin passende preventiemaatregelen bij de verschillende risico’s benoemen.

K

1c.6

De kandidaat kan de preventiemaatregelen die passend zijn bij het specifieke risico benoemen en kan het belang om te voldoen aan de NEN -norm elektrische installaties, het bezit van een actuele risico-inventarisatie en -evaluatie en onderhoudscontracten beschrijven.

K

RUBRIEK A MATERIËLE SCHADEVERZEKERINGEN

 

1c.7

De kandidaat kan bij materiële schadeverzekeringen de risico’s met betrekking tot het object zelf en de aansprakelijkheidsrisico’s die de objecten met zich meebrengen onderscheiden.

B

1c.8

De kandidaat kan de begrippen inventaris, goederen en molest omschrijven.

K

1c.9

De kandidaat kan in hoofdlijnen het verschil in dekking omschrijven tussen verzekeringen die betrekking hebben op hetzelfde risico-object.

K

ONDERDEEL A1 BEZIT

 

1c.10

De kandidaat kan voorbeelden opsommen van risico’s m.b.t. bezittingen die te maken hebben met het tijdelijk stallen van inboedel elders, bijv., taxatie, kraken, leegstand, verkoop, bestemmingswijziging en het verzekerbaar belang aangeven.

K

1c.11

De kandidaat kan de dekkingsgevolgen beschrijven bij verbouwing van een gebouw.

K

ONDERDEEL A2 VERKEER

 

1c.12

De kandidaat kan voor de specifieke situatie van de klant en gezien zijn hoedanigheid de meest geschikte (collectieve) dekkingen onderscheiden.

B

ONDERDEEL A3 TRANSPORT

 

1c.13

De kandidaat kan voor de specifieke situatie van de klant de transportrisico’s onderscheiden.

B

1c.14

De kandidaat kan de in de transportsector gebruikelijke transportmiddelen en hun benamingen onderscheiden.

B

1c.15

De kandidaat kan op grond van de benoemde transportrisico’s van de klant de namen noemen van de in het verzekeringsbedrijf meest gebruikelijke verzekeringsvormen die deze transportrisico’s (deels) afdekken.

B

1c.16

De kandidaat kan op hoofdlijnen omschrijven wat de diverse leveringscondities regelen.

K

RUBRIEK B VERMOGENSBESCHERMENDE SCHADEVERZEKERINGEN

 

ONDERDEEL A1 AANSPRAKELIJKHEID

 

1c.17

De kandidaat kan voor de specifieke situatie van de klant en gezien zijn hoedanigheid de meest geschikte (collectieve) aansprakelijkheidsdekkingen onderscheiden

B

1c.18

De kandidaat kan de aansprakelijkheidsbeperkende of- vergrotende artikelen uit leverings-, diensten en contractvoorwaarden onderscheiden.

B

1c.19

De kandidaat kan het principe van de claims-madepolis uitleggen aan de klant aan de hand van relevante voorbeelden.

B

RUBRIEK C ZORG- & ONGEVALLENVERZEKERINGEN

 

ONDERDEEL C1 ZORG

 

1c.20

De kandidaat kan de namen noemen van de in het verzekeringsbedrijf gebruikelijke (verplichte) verzekeringsvormen die ziektekostenrisico’s (deels) afdekken.

K

1c.21

De kandidaat kan kort het belang voor de klant van de (collectieve) aanvullende zorgverzekering benoemen.

K

1c.22

De kandidaat kan in een specifieke situatie afwijkende risico’s en/of risicoverzwarende factoren voor de (aanvullende) zorgverzekering benoemen.

K

1c.23

De kandidaat kan uitleggen wat het belang is van de eventuele gegevens die worden opgevraagd voor de beoordeling van het ter verzekering aangeboden risico voor een aanvullende zorgverzekering.

B

ONDERDEEL C2 ONGEVALLEN

 

1c.24

De kandidaat kan de (verhoogde) ongevallen risico’s binnen het bedrijf of binnen bepaalde werknemersgroepen benoemen.

K

Eindterm 1d

De persoon baseert de risicoanalyse met betrekking tot

• materiële schadeverzekeringen voor de zakelijke klant;

• vermogensbeschermende schadeverzekeringen voor de zakelijke klant;

• zorg- en ongevallenverzekeringen voor de zakelijke klant;

op kennis van een aantal bedrijfseconomische en organisatorische informatiebronnen (balansanalyse, analyse resultatenrekening).

1d.1

De kandidaat kan ten behoeve van het advies aan de klant uit de diverse bedrijfseconomische en organisatorische informatiebronnen relevante informatie selecteren, zoals organogram, KvK-uittreksels, schadeverleden organisatie, legitimatie bestuurders, CAO, activa-administratie, personeelsreglement, ongevallenregister, fiscale en sociale aansluitnummers, jaarrekening (V&W rekening, balans) en (privé-) vermogen.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2c

De persoon beschikt over het vermogen om de zakelijke risico’s te analyseren en te beoordelen, mede door gebruik te maken van informatie uit de balans en het jaarverslag.

2c.1 Beoordelen welke risico’s moeten worden afgedekt door een verzekeringsoplossing.

De analyse is volledig en uitputtend.

Op basis van de risicobereidheid van de klant maakt de adviseur een keuze uit verschillende risicomitigerende oplossingen (volledig verzekeren, deels verzekeren met eigen risico, risico zelf dragen, risicoreductie door preventieve maatregelen.

2c.2 Beoordelen welke zaken of belangen van de klant onder de dekking van materiële verzekeringen kunnen worden geschaard, inclusief alle aanvullende dekkingen.

Juiste benoeming van de diverse (verzekerbare) belangen, zoals eigenaarsbelangen, huurdersbelang, belang derden, en vruchtgebruiker.

De kandidaat kan de mogelijke gevolgen schetsen van een afwijkend risico en/of risicoverzwarende factor voor het acceptatietraject.

 

2c.3 Het verzekerd belang bepalen waarbij gebruik wordt gemaakt van de informatie uit het jaarverslag, bestaande uit balans, resultatenrekening en toelichting.

Kandidaat gebruikt de noodzakelijke gegevens uit de balans en de resultatenrekening.

Kandidaat vraagt door als gegevens niet compleet of onjuist zijn.

Balansen kunnen complex zijn, meerdere vennootschappen omvatten, zijn al dan niet geconsolideerd.

2c.4 Beoordelen welke risico’s moeten worden afgedekt door een (collectieve) zorg- en ongevallenverzekering, inclusief alle aanvullende dekkingen.

De kandidaat benoemt de juiste risico’s.

De klant begrijpt op basis van uitleg kandidaat waarom een bepaalde verstrekking wel of juist niet onder de (aanvullende) zorgverzekering valt.

O.m. onverzekerbare zorg uit AWBZ, bepaalde verstrekkingen via de WMO.

2c.5 Beoordelen welke zaken of belangen van de klant onder de dekking van aansprakelijkheid- en rechtsbijstandverzekeringen kunnen worden geschaard, inclusief alle subdekkingen.

De kandidaat kan onderscheid maken in risico’s die betrekking hebben op zaken of belangen die kunnen worden afgedekt door een aansprakelijkheid- of rechtsbijstandverzekering.

 

2c.6 Beoordelen welke vervoercondities van toepassing zijn en in hoeverre de vervoerder aansprakelijk is.

De kandidaat bepaalt van in- en uitgaande goederenstromen op correcte wijze voor wiens rekening en risico de goederen vervoerd worden en welke vervoerscondities van toepassing zijn.

Mogelijke vervoerscondities: verpakkingswijze, middelen van vervoer, geconditioneerd vervoer, maximum per gelegenheid, vervoersomzet, retourzendingen.

2c.7 Beoordelen welke zaken of belangen van de klant onder de dekking van bedrijfsschadeverzekeringen kunnen worden geschaard, inclusief alle aanvullende dekkingen.

De kandidaat benoemt de juiste risico’s.

De klant begrijpt op basis van uitleg kandidaat waarom een bepaalde verstrekking wel of juist niet onder de (aanvullende) bedrijfsschadeverzekering valt.

Bedrijfsschadeverzekering (en) noodzakelijk voor de continuïteit van het bedrijf.

Eindterm 2d

De persoon beschikt over het vermogen om relevante en benodigde preventiemaatregelen te analyseren en te beoordelen en de mogelijke preventiemaatregelen te verduidelijken.

2d.1 De genomen preventiemaatregelen analyseren.

De kandidaat overtuigt de klant van de voordelen van preventie.

De klant begrijpt de context of begrijpt de preventiemaatregelen niet.

2d.2 Voor een risico beoordelen welke maatregelen het meest zinvol zijn ter voorkoming of beperking van schade.

De kandidaat hanteert de meest passende preventiemaatregelen ter voorkoming of beperking van schade bij de klant.

Aan de hand van een gegeven overzicht met mogelijke preventiemaatregelen.

Heeft oog voor de meest zinvolle organisatorische en/of bouwkundige en/of technische preventiemaatregelen.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3b

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij het analyse traject met betrekking tot zakelijke schadeverzekeringen correct kan uitvoeren.

3b.1.3 Risicoanalyse opstellen.

Op basis van de volledige inventarisatie.

Risicoanalyse is correct.

De risicoanalyse doet recht aan de uitgangspunten en doelstellingen van de klant, en de klant herkent zich erin.

Begrijpt klant de analyse?

Herkent klant de analyse?

Hoe word je daarvan overtuigd?

Taak 3. Adviseren (en eventueel bemiddelen) van een passende oplossing, zowel financieel als organisatorisch

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1e

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot

• materiële schadeverzekeringen voor de zakelijke klant;

• vermogensbeschermende schadeverzekeringen voor de zakelijke klant;

• zorg- en ongevallenverzekeringen voor de zakelijke klant;

op grondige en actuele kennis van de zakelijke schadeverzekeringsproducten.

ALGEMEEN

1e.1

De kandidaat kan voor eenvoudige schadegevallen de dekking van een verzekering omschrijven.

K

1e.2

De kandidaat kan in een casus uitleggen wanneer de dekking geheel of gedeeltelijk ontbreekt, een uitsluiting, franchise of eigen risico van toepassing is op een verzekering, en kan de mogelijke gevolgen voor de schadeafwikkeling aangeven.

B

1e.3

De kandidaat kan uitleggen hoe verzekerde bedragen worden vastgesteld en worden geïndexeerd, kan waardemaatstaven omschrijven en het indemniteitsbeginsel uitleggen.

B

1e.4

De kandidaat kan voorbeelden noemen van dezelfde dekkingen bij verschillende verzekeringen in het kader van samenloop.

K

1e.5

De kandidaat kan uitleggen uit welke bestanddelen (inclusief kosten en eventuele assurantiebelasting) de door de klant te betalen premie voor een schadeverzekering bestaat.

B

CATEGORIE A MATERIËLE SCHADEVERZEKERINGEN

ONDERDEEL A1. BEZIT

 

1e.6

De kandidaat kan de begrippen onder- en oververzekering en de concrete gevolgen daarvan voor de bezitsverzekering(en) omschrijven.

K

1e.7

De kandidaat kan voor de klant het principe van de premier-risquedekking aan de hand van voorbeelden uitleggen.

B

1e.8

De kandidaat kan uitleggen binnen welke termijn een annuleringsverzekering in principe moet zijn gesloten en welke verzekeringsmogelijkheden er zijn indien deze termijn wordt overschreden.

B

1e.9

De kandidaat kan de meest voorkomende alternatieve vormen van bezitsverzekeringen opsommen, zoals lichtreclameverzekering-, paarden- en veeverzekering, en instrumentenverzekering.

K

1e.10

De kandidaat kan de voor de geld- en fraudeverzekering gangbare begrippen uitleggen, zoals waarden, fraude, oplichting, verblijfs- en vervoersrisico, en omzetpolis.

B

ONDERDEEL A2 VERKEER

 

1e.11

De kandidaat kan de waardemaatstaven omschrijven voor de verzekering en schadevergoeding van een motorrijtuig- of aanverwante verzekering.

K

ONDERDEEL A3. TRANSPORT

 

1e.12

De kandidaat kan het doel van de recallverzekering uitleggen.

B

1e.13

De kandidaat kan uitleggen op welke wijze de premie wordt verrekend bij de diverse goederencontractpolissen.

B

1e.14

De kandidaat kan de dekking omschrijven van de goederenclausules G 13, G 14 en M 3.

K

1e.15

De kandidaat kan kort het belang en het doel van de Nederlandse Beurs-Goederenpolis uitleggen.

B

1e.16

De kandidaat kan kort het belang en het doel van de Nederlandse Beurs-Polis voor Landmateriaal uitleggen.

B

CATEGORIE B VERMOGENSBESCHERMENDE SCHADEVERZEKERINGEN

 

ONDERDEEL B2 BEDRIJFSSCHADE

 

1e.17

De kandidaat kan de meest voorkomende verzekeringsvormen noemen die schade als gevolg van bedrijfsstagnatie dekken.

K

1e.18

De kandidaat kan uitleggen wat onder het verzekerbaar belang bij een bedrijfsschadeverzekering wordt verstaan.

B

1e.19

De kandidaat kan uitleggen met welke twee methodes het verzekerbaar belang voor een bedrijfsschadeverzekering kan worden berekend.

B

1e.20

De kandidaat kan het verschil tussen de verzekeringstermijn en de uitkeringstermijn op een bedrijfsschadeverzekering aangeven.

B

1e.21

De kandidaat kan de factoren benoemen die van invloed zijn op de duur van de uitkeringstermijn van een bedrijfsschadeverzekering.

K

1e.22

De kandidaat kan uitleggen hoe een kredietverzekering kan bijdragen aan het voorkomen van schade.

B

1e.23

De kandidaat kan voor de specifieke situatie van de klant voorbeelden opsommen van kosten die onder de reconstructiekosten vallen.

K

1e24

De kandidaat kan een definitie geven van het begrip verzekerd belang in het kader van een brandbedrijfsschadeverzekering en een extra-kostenverzekering.

K

1e.25

De kandidaat kan opsommen welke factoren van belang zijn bij het sluiten van een brandbedrijfsschade- en extra-kostenverzekering.

K

CATEGORIE C ZORG- EN ONGEVALLENVERZEKERINGEN

 

ONDERDEEL C 1 ZORG

K

1e.26

De kandidaat kan aan de klant uitleggen uit welke standaardcomponenten de premie op een (collectieve) basis- of aanvullende zorgverzekering bestaat.

B

1e.27

De kandidaat kan de collectieve verzekeringsmogelijkheden uitleggen van werknemers die wonen en werken in het buitenland en van buitenlandse werknemers die wonen en werken in Nederland (expatriates, kenniswerkers, woonland, werkland).

B

ONDERDEEL C2 ONGEVALLEN

 

1e.28

De kandidaat kan opnoemen welk maximum te verzekeren bedrag ongevallenverzekeraars in de regel hanteren.

K

Eindterm 1f

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot

• materiële schadeverzekeringen voor de zakelijke klant;

• vermogensbeschermende schadeverzekeringen voor de zakelijke klant;

• zorg- en ongevallenverzekeringen voor de zakelijke klant;

op grondige en actuele kennis van de processen bij zakelijke schadeverzekeringen.

ALGEMEEN

1f.1

De kandidaat kan het volledige acceptatieproces beschrijven inclusief de mogelijkheden van voorlopige dekking.

K

CATEGORIE C ZORG- EN ONGEVALLENVERZEKERINGEN

 

ONDERDEEL C1 ZORG

 

1f.2

De kandidaat kan de gevolgen van het politieke besluitvormingsproces voor de dekking en het eigen risico van het basispakket aangeven.

B

1f.3

De kandidaat kan het volledige acceptatieproces en de polisdekking uitleggen.

B

Eindterm 1g

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot

• materiële schadeverzekeringen voor de zakelijke klant;

• vermogensbeschermende schadeverzekeringen voor de zakelijke klant;

• zorg- en ongevallenverzekeringen voor de zakelijke klant;

op grondige en actuele kennis van relevante wetgeving en jurisprudentie inzake zakelijke schadeverzekeringen.

CATEGORIE A MATERIËLE BEZITSVERZEKERINGEN

ONDERDEEL A 2 VERKEER

1g.1

De kandidaat kan de relevante bepalingen in de WAM uitleggen.

B

1g.2

De kandidaat kan het doel van de Wet Personenvervoer in relatie tot de WAM uitleggen.

B

CATEGORIE B VERMOGENSBESCHERMENDE SCHADEVERZEKERINGEN

ONDERDEEL B1 AANSPRAKELIJKHEID

1g.3

De kandidaat kan de relevante wetsartikelen in het BW uitleggen.

B

1g.4

De kandidaat kan uitleggen op welke wijze de reisverzekering aansluit op de basis- of de aanvullende zorgverzekering.

B

CATEGORIE C ZORG- EN ONGEVALLEN

ONDERDEEL C1 ZORG

1g.4

De kandidaat kan op hoofdlijnen voor de verzekering van de zorgrisico’s van de klant aangeven welke samenhang er is tussen de Zorgverzekeringswet, AWBZ, WMO en (aanvullende) zorgverzekeringen.

B

1g.5

De kandidaat kan omschrijven wie verzekerden zijn, welke (premiebetalings-)plichten zij hebben en welke dekking van de zorgrisico’s voortvloeit uit de Zorgverzekeringswet.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2e

De persoon beschikt over het vermogen om advisering te plannen, te sturen en tot een succes te brengen, waaronder:

• de premie te berekenen;

• de meest geschikte verzekeringsvoorwaarden te selecteren;

• de geselecteerde verzekeringsvoorwaarden, premies en risico’s te vergelijken;

• de mogelijke risico’s en verzekeringsvormen en/of -dekkingen, beperkingen en uitsluitingen te verduidelijken;

• het adviestraject adequaat vast te leggen in het dossier.

2e.1 Informatie die in de bedrijfstak beschikbaar is ter zake van protocollen, convenanten, bedrijfsregelingen en gedragscodes gebruiken.

De kandidaat gebruikt de informatie op de juiste wijze.

Toepassing VRKI Bedrijven.

2e.2 De premies van verzekeringen berekenen.

De kandidaat gebruikt de juiste gegevens, inclusief assurantiebelasting.

Kandidaat kan gebruikmaken van de informatie uit de balans en resultatenrekening.

De berekening is correct.

Gebruikt ICT-toepassingen, waaronder vergelijkingssoftware.

Kandidaat moet kunnen rekenen met een promillage/percentage, een vast bedrag in euro’s (per dag) of via inschaling in een tabel(lenstelsel).

2e.3 De acceptatiebeslissing (inclusief premievoorstel en eventuele beperkende voorwaarden) beoordelen.

De kandidaat beoordeelt of de offerte aansluit op zijn (eerdere) inschatting van het ter verzekering aangeboden risico en kan de eventuele verschillen verklaren.

Ingeval van bijzonder schadeverleden en bijzondere situaties.

2e.4 De verzekeringsvormen selecteren die voor de klant onacceptabele risico’s (deels) kunnen afdekken.

De kandidaat selecteert de verzekeringsvormen op grond van de risico’s die zijn geïnventariseerd.

De kandidaat vertaalt de risico’s naar mogelijke verzekeringsvormen die de risico’s (deels) mitigeren.

Aan de (eind-)klant moet een passende verzekeringsoplossing worden aangeboden.

2e.5 Risicogebeurtenissen beoordelen die niet onder de dekking van een standaardverzekering vallen en een maatwerkoplossing voor de (eind-)klant vereisen.

De kandidaat biedt de passende dekking aan en bepaalt welke uitzonderingen op welke wijze alsnog onder de dekking gebracht kunnen worden.

 

2e.6 Inschatten welke van de geselecteerde verzekeringsvoorwaarden het beste aansluiten op de specifieke verzekeringsbehoefte en -wensen van de klant.

De dekking is passend in de specifieke situatie van de klant.

Maakt voor afwijkende risico’s al dan niet in overleg met maatschappij een passende offerte met maatwerkclausules en/of eigen risico’s en/of uitsluitingen (normaliseert risico’s).

De kandidaat is in staat dekkingsbeperkingen en uitsluitingen uit te leggen op een voor de klant begrijpelijke manier.

Spanningsveld tussen prijs en prestatieverhouding, rating risicodrager, provinciale of beurspolis, coassurantie?

Brand/inbraak of uitgebreide dekking of een-alles-tenzij-dekking. Spanningsveld tussen beste dekking en hoge premie versus beschikbaar budget van klant.

2e.7 Beoordelen of de motorrijtuigrisico’s van de klant, uitgaande van diens verzekeringsbehoefte en -wensen, door de advisering van een of meerdere motorrijtuig- of aanverwante verzekeringen adequaat worden afgedekt.

Passende dekking gezien ouderdom en gebruik objecten.

WA, WA Minicasco, WA + Casco en aanvullende dekkingen, no-claimsituaties, aantoonbaarheid schadevrije jaren, collectiviteiten, merkenpolis, taxatierapport, beveiligingsniveau, oldtimers/klassiekers en/of exclusieve (snelle) personenauto’s, alles in ruimste zin, al dan niet ondersteund door softwaretoepassingen.

2e.8 Beoordelen of de nieuwwaarde- en dagwaarderegeling, verzekeraarshulpdienst, de schadeherstelregeling en overige dekkingen op de motorrijtuigverzekering van toepassing zijn.

De kandidaat kan transparantie bieden voor de klant.

Schadesturing door verzekeraars, verlaagd eigen risico, gratis vervangende auto voor duur reparatie.

2e.9 Op basis van voorbeelden uitleggen wat de voordelen en mogelijke gevolgen zijn van het verzekeren van meer risico’s op één polis.

De klant kan de juiste beslissing nemen: combineren of juist afzonderlijk verzekeren.

De kandidaat kan beargumenteren waarom een risico juist op een afzonderlijke polis verzekerd moet worden.

 

2e.10 Het belang aantonen van aansprakelijkheidsverzekering en rechtsbijstandverzekering in de specifieke situatie van de klant.

De voorbeelden en argumenten sluiten aan op achtergrond van de klant.

Let op naturadekking bij rechtsbijstand, conflicten- en geschillenregeling rechtsbijstand, inloop- en uitlooprisico, carenztijd, smeulende conflicten.

2e.11 De polisdekking van de (collectieve) basis en aanvullende zorgverzekeringen toelichten.

Geeft op basis van de door de klant verstrekte informatie een passend advies voor het verzekeren van een basis en aanvullend zorgverzekering.

Acceptatieplicht bij basispakket.

Gezondheidswaarborgen, verplicht basispakket, marginale provisie voor distributiekanaal, collectieve markt, declaratiestromen, verplicht en vrijwillig eigen risico.

2e.12 Beoordelen welke maatregelen het meest zinvol zijn om het welzijn en de gezondheid van de medewerkers te bevorderen.

De kandidaat kan op basis van een zorgkosten- analyse verzuim- en ongevalgegevens passende beheersingsmaatregelen te beoordelen voor te stellen

Aan de hand van een gegeven overzicht met mogelijke maatregelen.

Oppassen met gezondheidswaarborgen bij oversluiten aanvullend pakket.

Grenzen kennen, geen vooroordelen en vooringenomenheid en correcte bejegening klant, privacy respecteren.

2e.13 Voor niet of moeilijk verzekerbare arbeidsongeschiktheids-risico’s een passende oplossing adviseren in de vorm van een ongevallenverzekering.

Klant baseert behoefte op advies Inkomensadviseur. Kandidaat werkt goed samen met inkomensadviseur.

De oplossing is passend.

Ingeval de klant onverzekerbaar is voor arbeidsongeschiktheidsrisico’s, de klant vindt de AOV te duur of de klant vormt een te zwaar medisch risico.

In sommige gevallen is de klant doorverwezen door de inkomensadviseur.

Toelichting: termijnen voor vrijwillige voorzetting UWV en de Vangnet AOV zijn verlopen in combinatie met slechte gezondheid

2e.14 Voorbeelden schetsen van risico’s die samenhangen met ongevalsgevolgen.

De voorbeelden en argumenten sluiten aan op achtergrond van de klant.

Sommenverzekering, meer dekkingsmogelijkheden, meerpolissen die hetzelfde risico dekken, werking Gliedertax, gezondheidswaarborgen

2e.15 Bij een ongevallenverzekering de meest gangbare (dekkingsbeperkende) clausules en uitsluitingen toepassen alsmede de fiscale gevolgen uitleggen.

De kandidaat is alert op afwijkende risico’s

De oplossing is passend en afgestemd op de situatie van de klant.

Bijzonder beroep, extreme sporten, alcoholgebruik, opzet, bestaande gebreken, fiscale behandeling premie en uitkering.

2e.16 Beoordelen of de transportrisico’s worden afgedekt.

De eventuele transportrisico’s worden door het advies van een of meer transportverzekeringen adequaat gedekt.

Passende dekking zonder overlap van in- en uitgaande goederenstromen. Kandidaat gaat uit van de behoefte en wensen van de klant.

Intern transport, retourzendingen.

2e.17 Kort het belang van een aflopende transportverzekering uitleggen.

Belang is vertaald naar de specifieke situatie van de zakelijke klant.

Beperkte dekking op AVVV-voorwaarden bij verhuizing. Beperkte verblijfsdekking en tijdelijke verblijfsdekking elders.

2e.18 Het adviestraject op de juiste wijze vastleggen in het klantdossier.

Dossier bevat de juiste gegevens en deze zijn op een gemakkelijke manier terug te vinden.

Te beoordelen is of de advisering op een juiste manier heeft plaatsgevonden.

In verband met de zorgplicht is een goede vastlegging en archivering van belang. Ook in het kader van het toezicht is het van belang dat het dossier compleet en goed reconstrueerbaar is.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3c

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij de klant zelfstandig, succesvol en correct kan adviseren inzake zakelijke schadeverzekeringen waarbij het belang van de klant centraal wordt gesteld.

3c.1 Een advies opstellen.

Niet altijd kan een standaardoplossing worden geboden.

Zakelijke klant kan variëren van een kleine ondernemer tot een multinational met meerdere vestigingen in meerdere landen en veel personeel.

De kandidaat formuleert zijn advies en motiveert dit.

Advies is op basis van de risicoanalyse en inclusief preventieadvies en verzekeringsoplossingen.

Kandidaat maakt indien nodig een juiste cijfermatige analyse, bijvoorbeeld bij het bepalen van de hoogte van verzekerd bedrag, (vervoerde) omzet of eigen risico.

Advies is passend en conform de polisvoorwaarden. De verzekeringen dekken de risico(’s) adequaat af, vullen elkaar aan, sluiten op elkaar aan.

De kandidaat onderscheidt scherp de beperkingen en reikwijdte van de particuliere/zakelijke verzekeringen.

Het advies sluit qua omvang en inhoud aan op de situatie van de klant; het uitwerkingsniveau past bij complexiteit van de onderneming.

Beoordeelt of in- of exclusief BTW verzekerd moet worden.

Waar gaat particuliere hoedanigheid over in zakelijke hoedanigheid?

3c.2 Alternatieve verzekeringsoplossingen uitwerken bij afwijzing.

Bij afwijzing van het aangeboden risico door verzekeraars dan wel bij een mindere dekking dan gevraagd.

Idem 3c.1

Bijvoorbeeld verzekeringsmogelijkheden bij Rialto voor afwijkende motorrijtuigenrisico’s zoals extreem schadeverleden, problemen door betalingsmoraliteit, straatraces, praalwagens, evenementen e.d.

 

3c.3 Het advies presenteren.

Klantgesprek.

Verschillend begripsniveau van klanten.

De kandidaat bespreekt het advies en de motivering met de klant, waarbij hij de klant duidelijk maakt hoe het advies aansluit bij zijn profiel.

Ingeval er meerdere verzekeringsvoorwaarden zijn geselecteerd, geeft de kandidaat de relevante verschillen aan. Kandidaat zet premieverschillen af tegen dekkingsverschillen.

De kandidaat legt de offerte en eventuele afwijkende voorwaarden en/of premies duidelijk uit.

De kandidaat geeft passende voorbeelden bij voorwaarden van de gekozen verzekering. Het belang van de geadviseerde verzekeringen wordt de klant duidelijk.

Klant wordt overtuigd van de juistheid van de gekozen verzekering en accepteert gepresenteerde oplossing.

De kandidaat legt voor de klant begrijpelijk uit in welk geval een deskundigentaxatie zinvol is. Geeft de klant aan wat de verschillen zijn tussen de verschillende vormen van waardebepaling. Geeft voorbeelden aan de hand van een paar gefingeerde schadegevallen.

Klant begrijpt de risico’s van onderverzekering en dat oververzekering niet wenselijk is. Hij/zij snapt waarom en hoe verzekerde bedragen aangepast worden aan prijsontwikkelingen en welke consequenties dit mogelijk heeft voor de premie, en dat een te hoge schade-uitkering wettelijk verboden is.

De kandidaat beantwoordt eventuele vragen van de klant. Geeft correcte en duidelijke uitleg.

De klant begrijpt p basis van uitleg kandidaat waarom een bepaalde verstrekking wel of juist niet onder een verzekering valt.

Indien de klant het advies niet opvolgt, waarschuwt de kandidaat de klant voor de consequenties van het niet (geheel of gedeeltelijk) opvolgen van het advies.

Begrijpt de klant mij?

Volg ik niet uitsluitend de wens van de klant, maar geef ik daadwerkelijk advies op basis van mijn eigen inzicht en kunnen?

Heeft de klant nu goed inzicht in de financiële implicaties?

Taak 4. Beheren en actueel houden van het advies

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1h

De persoon baseert zijn werkzaamheden in het kader van het beheer en actueel houden van advies op grondige en actuele kennis van zakelijke schadeverzekeringen.

ALGEMEEN

 

1h.1

De kandidaat kan beschrijven op welke wijze de te verzekeren waarde of belang kan worden vastgesteld.

B

1h.2

De kandidaat kan – bij wijziging – de acceptatiebeslissing (inclusief premievoorstel en eventuele beperkende voorwaarden) bij een schadeverzekering uitleggen.

B

1h.3

De kandidaat kan – bij wijziging – uitleggen uit welke bestanddelen (inclusief kosten en eventuele assurantiebelasting) de door de klant te betalen premie voor een schadeverzekering bestaat.

B

CATEGORIE A MATERIELE VERZEKERINGEN

 

ONDERDEEL A 1. BEZIT

 

1h.4

De kandidaat kan beschrijven in welke specifieke situaties het uitbrengen van een taxatie zinvol is.

K

CATEGORIE C ONGEVALLEN

 

1h.5

De kandidaat kan met betrekking tot de collectieve ongevallenverzekering omschrijven welke gevolgen een verhoogde schadelast kan hebben op de premie en/of voorwaarden van de verzekering.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2f

De persoon beschikt over het vermogen om verzekeringsovereenkomsten te beheren en muteren door:

• het advies te wijzigen om aan te sluiten bij een gewijzigde situatie van de klant of gewijzigde wet- en/of regelgeving;

• de gewenste wijzigingen op een bestaande zakelijke schadeverzekering te verzenden aan de verzekeraar en deze na acceptatie en ontvangst op juistheid te controleren en vast te leggen;

• de klant tijdig te informeren over (acceptatie-)beslissingen van verzekeraars en deze als ook overige informatie vast te leggen;

• de polisdocumenten en overige informatie tijdens de lopende verzekeringsperiode op juistheid te controleren, ter beschikking stellen aan de klant en vast te leggen;

• het beheertraject op een adequate wijze vast te leggen in het klantdossier.

2f.1 Beoordelen of er bepaalde relevante zaken zijn veranderd of binnenkort gaan veranderen bij de klant.

De kandidaat weet dat de situatie van de klant gewijzigd is.

Dit is een cruciaal onderdeel van beheer, waar men alleen achter komt door vragen, bestuderen van websites, advertenties etc. en door deze te vergelijken met de informatie uit het eerste advies

2f.2 Beoordelen of de acceptatiebeslissing met betrekking tot een lopende polis aansluit op zijn (eerdere) inschatting van het ter verzekering aangeboden risico.

Voor de klant heeft het aangeboden risico nu afgedekt.

De verzekering is op de juiste wijze in (voorlopige) dekking gegeven; is bevestigd aan de verzekeraar en de verzekerde.

Bij afwijking dient de klant te worden geïnformeerd en moet nieuwe beoordeling van het risico plaatsvinden.

2f.3 De acceptatiebeslissing (inclusief premievoorstel en eventuele beperkende voorwaarden) beoordelen voor een bestaande schadeverzekering.

De klant begrijpt wat hij aangeboden krijgt.

Ook hier geldt de transparantie: als er een afwijking is, moet de adviseur er zeker van zijn dat de klant deze begrijpt en accepteert.

2f.4 Op basis van de oorspronkelijke premie en de gewijzigde premie de restitutie, respectievelijk suppletie als gevolg van een wijziging van een schadeverzekering (laten) berekenen.

De klant betaalt niet teveel.

De kandidaat kan de klant inzicht geven in de tariefstelling van verzekeraars.

Kandidaat moet gevolgen kunnen schetsen bij beëindiging van verzekering, rekening houdend met uitloop en inloop.

2f.5 Adviseren over mogelijke vervolgstappen bij aanpassing door de verzekeraar van de premie en/of voorwaarden.

Het advies sluit aan bij de specifieke uitgangssituatie van de klant.

Dit is van toepassing op alle verzekeringen, maar relatief vaker op zorgverzekeringen. Kandidaat kent de specifieke context daarvan.

Soms past de verzekeraar de dekking en bloc aan, soms is er een ‘aanwijzing’.

2f.6 De gegevens uitwisselen met verzekeraar en andere relevante partijen.

De gegevens worden op de juiste wijze aangeleverd, per datum verandering.

Het actueel houden van gegevens kan op vele manieren: op papier, via internet of direct in administratie van verzekeraar. Iedere vorm vergt andere inspanningen van klant en adviseur.

2f.7 Op basis van voorbeeld aantonen wat het belang van de klant is om hem en de verzekeraar op de hoogte te stellen van mededelingen van de RDW over het niet-verzekerd zijn van een motorrijtuig.

De gevolgen van de wet- en regelgeving voor de dekking van de verzekering moeten duidelijk gemaakt worden aan de klant.

 

2f.8 Het beheertraject op de juiste wijze vastleggen in het klantdossier.

Dossier bevat de juiste gegevens en deze zijn op een gemakkelijke manier terug te vinden.

Te beoordelen is of het beheer op een juiste manier heeft plaatsgevonden.

In verband met de zorgplicht is een goede vastlegging en archivering van belang. Ook in het kader van het toezicht is het van belang dat het dossier compleet en goed reconstrueerbaar is.

De Wet Bescherming Persoonsgegevens moet daarbij betrokken worden.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3d

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij het beheertraject met betrekking tot zakelijke schadeverzekeringen van diverse omvang en complexiteit zelfstandig, succesvol en correct kan voeren.

3d.1 Een verzekering beheren.

Gedurende de looptijd van de verzekering. Soms zal er in het pakket geen wijziging nodig zijn, andere keren wel.

Wijzigingen in risico’s, wijzigingen in de ontwikkelings-stadia van de onderneming van de klant, wijzigingen in de objecten, en geldigheid van deskundigen-taxaties.

Gebruik en-blocbepaling door verzekeraar, premieaanpassing, eendimensionaal overstappen (alleen premie als ijkpunt).

De kandidaat voldoet aan de eisen met betrekking tot zorgplicht in de Wft.

Kandidaat is proactief.

De kandidaat controleert de polis en eventuele overige bescheiden van een schadeverzekering of de gevolgen van een verandering van de situatie gedurende de looptijd, verandering van activiteiten of dekking juist verwerkt zijn.

De kandidaat gebruikt de juiste uitgangspunten en kan beoordelen of de gewijzigde gegevens in de polis en eventuele overige bescheiden van de verzekering juist zijn.

De klant heeft altijd de juiste dekking, betaalt de juiste premie en ontvangt bij schade een uitkering gebaseerd op de juiste gegevens.

De polis is (nog steeds) akkoord.

Is de dekking in de specifieke situatie van klant juist?

Juiste inschatting van het belang van de verzekering voor klant.

Zijn er betere alternatieven voor klant?

Doet het voorstel recht aan de situatie van de klant?

Reflectie over de juiste manier van actueel houden van de verzekering. Weegt de inspanning op tegen het belang van de wijziging?

3d.2 Een verzekering actueel houden.

Veranderingen in situatie van klant kunnen leiden tot een andere situatie die andere eisen aan verzekering stelt.

Onbekendheid/onwetendheid bij klant.

Aanpassing wetgeving met directe gevolgen voor verzekering. Aanpassing als gevolg van een wijziging in de situatie van de klant.

De kandidaat gebruikt de juiste uitgangspunten en kan beoordelen of de gewijzigde gegevens in de polis en eventuele overige bescheiden van de verzekering juist zijn.

De klant heeft altijd de juiste dekking, betaalt de juiste premie en ontvangt bij schade een uitkering gebaseerd op de juiste gegevens.

Zijn de wijzigingen belangrijk genoeg om een aanpassing van de verzekering te rechtvaardigen?

Zou de klant zonder de doorgegeven wijziging niet goed verzekerd meer zijn?

3d.3 Een verzekering aanpassen.

Verandering van de situatie gedurende de looptijd, verandering van activiteiten of verandering van dekking.

Faillissement en surseance.

De kandidaat past de verzekering op de juiste manier aan, zodat deze aansluit op de nieuwe situatie.

De kandidaat kan in een specifieke situatie van de klant motiveren of, en wanneer het oversluiten of beëindigen van een schadeverzekering zinvol is.

Klant heeft de juiste verzekering tegen de juiste premie.

Schetsen gevolgen van uitloop oude polis en inloop bij nieuwe polis.

Schetsen gevolgen van en-blocwijziging met beperking van de dekking.

Schetsen effecten van het doorvoeren van wijziging vanwege aangepaste wet- en regelgeving.

Schetsen van gevolgen van een veranderde situatie bij de eindklant.

3d.4 De klant informeren over de wijzigingen.

Klantgesprek.

Voor een bestaande schadeverzekering

Klant krijgt tijdig en duidelijk te horen wat het gevolg van een wijziging voor zijn verzekering is.

De klant begrijpt het belang van een voorgestelde wijziging van de verzekering.

Heb ik de gevolgen van verandering van de situatie gedurende de looptijd, verandering van activiteiten of verandering van dekking goed geschetst?

Taak 5. Begeleiden bij de schadebehandeling/claim

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1i

De persoon baseert zijn begeleiding bij de schadebehandeling/claim op grondige en actuele kennis over zakelijke schadeverzekeringen.

ALGEMEEN

 

1i.1

De kandidaat kan uitleggen wat bij schade de mogelijke rol is van een (contra-)expert en arbiter en hoe de betaling van deze personen gewoonlijk is geregeld.

B

1i.2

De kandidaat kan voor een schade onder een schadeverzekering aangeven of een dekkingsbeperking of -uitsluiting van toepassing is.

B

1i.3

De kandidaat kan de principes omschrijven van een actief schaderegelingsbeleid voor een schade onder een schadeverzekering.

K

1i.4

De kandidaat kan de algemene verplichtingen van de klant uitleggen bij schade onder een schadeverzekering.

B

1i.5

De kandidaat kan bij samenloop aan de klant uitleggen bij welke verzekeraar de schade het beste geclaimd kan worden.

B

1i.6

De kandidaat kan uitleggen welke personen, bedrijven en instanties (kunnen) zijn betrokken bij het schadebehandelingsproces, inclusief de wijze van schadevaststelling, en de vervolgstappen in de schadebehandelingsprocedure beschrijven.

B

1i.7

De kandidaat kan de gevolgen uitleggen van een te laag verzekerde som, en onder- of oververzekering.

B

1i.8

De kandidaat kan uitleggen wat het belang is van de gegevens die worden opgevraagd voor de schademelding onder een schadeverzekering.

B

1i.9

De kandidaat kan uitleggen welke mogelijkheden er zijn om bij een verschil van mening een klacht in te dienen.

B

1i.10

De kandidaat kan de hoogte en samenstelling verklaren van een uitkering onder een schadeverzekering.

B

1i.11

De kandidaat kan uitleggen wat de gevolgen kunnen zijn voor de hoogte van de uitkering onder een schadeverzekering als er nog openstaande premies zijn.

B

1i.12

De kandidaat kan omschrijven wat de gevolgen kunnen zijn van het niet tijdig melden van een schade.

B

1i.13

De kandidaat kan uitleggen wanneer en in hoeverre de verzekeraar verplicht is de gemaakte bereddingskosten te vergoeden.

B

1i.14

De kandidaat kan uitleggen waarom bepaalde kosten aanvullend kunnen worden vergoed.

B

CATEGORIE A MATERIELE SCHADEVERZEKERINGEN

 

ONDERDEEL A1 BEZIT

 

1i.15

De kandidaat kan uitleggen waarom en op welke wijze de verzekeraar een uitkeringscorrectie kan toepassen op een bezitsverzekering waarbij sprake is van een deskundigentaxatie.

B

1i.16

De kandidaat kan aan de klant de werking van de indexclausule bij schade onder een verzekering van een bedrijfsgebouw uitleggen.

B

1i.17

De kandidaat kan aan de klant het belang van de keuzeclausule op de verzekering van een bedrijfsgebouw uitleggen.

B

1i.18

De kandidaat kan aan de klant de voordelen van een garantie tegen onderverzekering uitleggen.

B

1i.19

De kandidaat kan aan de klant uitleggen wat onder salvage wordt verstaan en hoe de salvageprocedure verloopt.

B

ONDERDEEL A2 VERKEER

 

1i.20

De kandidaat kan voor een motorrijtuig- of aanverwante verzekering de stappen in de schadebehandelingsprocedure (inclusief de wijze van schadevaststelling) of een beroep op het Waarborgfonds Motorverkeer beschrijven.

K

1i.21

De kandidaat kan voor een specifieke situatie herkennen of is voldaan aan de basisvoorwaarden voor aansprakelijkheid op grond van artikel 185 WVW en/of op grond van het Burgerlijk Wetboek.

K

1i.22

De kandidaat kan bij samenloop tussen de eigen motorrijtuigcascoverzekering en de garageverzekering uitleggen bij welke verzekeraar het beste geclaimd kan worden.

B

CATEGORIE B VERMOGENSBESCHERMENDE SCHADEVERZEKERINGEN

 

ONDERDEEL B1 AANSPRAKELIJKHEID

 

1i.23

De kandidaat kan bij een vordering op een aansprakelijkheidsverzekering uitleggen welke (vorderingsgerechtigde) instanties een rol kunnen spelen bij de afwikkeling.

B

1i.24

De kandidaat kan aan de verzekerde op een aansprakelijkheidsverzekering uitleggen welke mogelijke vorderingen een of meer benadeelden hebben op grond van het algemene aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht.

B

ONDERDEEL B3 BEDRIJFSSCHADE

 

1i.25

De kandidaat kan de gevolgen van een bedrijfsbeëindiging voor de uitkering van een bedrijfsschadeverzekering uitleggen.

B

1i.26

De kandidaat kan uitleggen welke kosten een verzekeraar naast de schade voor zijn rekening bij bedrijfsschade neemt en in welke gevallen tot welk bedrag.

B

CATEGORIE C ZORG- EN ONGEVALLENVERZEKERINGEN

 

ONDERDEEL C1 ZORG

 

1i.27

De kandidaat kan uitleggen op welke wijze de reisverzekering aansluit op de basis- of aanvullende zorgverzekering.

B

1i.28

De kandidaat kan omschrijven in welke gevallen een verzekeraar bereid zal zijn de kosten van vaccinaties en andere preventieve behandelingen voor zijn rekening te nemen.

B

1i.29

De kandidaat kan met behulp van alle benodigde gegevens beoordelen of de door de verzekeraar vastgestelde vergoeding onder een Zorgverzekeringswet en basis- of aanvullende zorgverzekering juist is, rekening houdend met eventuele dekkingsbeperkingen, eigen bijdragen en eigen risico’s.

B

1i.30

De kandidaat kan voor een Zvw- of aanvullende zorgverzekering uitleggen op welke wijze de afwikkeling van zorgnota’s en -vergoedingen plaatsvindt.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2g

De persoon beschikt over het vermogen om een mogelijke aanspraak/vordering met betrekking tot zakelijke schadeverzekeringen te behandelen door:

• in overleg met de klant op correcte wijze een melding te doen;

• een melding op juistheid te controleren; en op correcte wijze de melding en overige informatie te verzenden aan de verzekeraar;

• een door de verzekeraar ingenomen standpunt te beoordelen;

• de klant te informeren over de mogelijke aanspraak op vergoeding en de benodigde gegevens te verwerken;

• indien nodig een deskundige in te schakelen;

• eventuele gedekte en niet-gedekte aanspraken uit te leggen/toe te lichten aan de klant;

• de klant hierover te adviseren en diens belangen te bewaken.

2g.1 De gegevens die nodig zijn voor de schadebehandeling interpreteren en verwerken.

De kandidaat bepaalt wanneer en in hoeverre de verzekeraar verplicht is de gemaakte bereddingskosten te vergoeden.

De kandidaat gebruikt de juiste gegevens.

Beoordeelt of de gegevens van de schadeaangifte op een schadeverzekering juist zijn ingevuld. Vergelijkt de gegevens met de informatie in het klantendossier.

Controleert of alle voor de schadebehandeling vereiste gegevens, inclusief overige vereiste bescheiden, aanwezig zijn om te worden verzonden aan de verzekeraar.

Informatie kan voor meerdere uitleg vatbaar of tegenstrijdig zijn.

Er kunnen specifiek eisen aan de informatie worden gesteld.

Er kunnen specifieke eisen worden gesteld aan de wijze en het tijdstip van aanlevering van gegevens.

2g.2 Juistheid van het standpunt van de verzekeraar beoordelen en de mogelijke hoogte en samenstelling van de schadevergoeding berekenen.

Berekent aan de hand van de beschikbare gegevens op de juiste wijze de schadevergoeding.

Beoordeelt of er sprake is van over- of onderverzekering.

De kandidaat kan voor een schadeverzekering beargumenteren waarom en/of op welke punten de door de verzekeraar vastgestelde uitkering afwijkt van zijn eigen inschatting.

Schakelt zonodig een deskundige in.

Voor een eenvoudige schade. Een adviseur moet snel duidelijkheid kunnen geven; ook verzekeraars maken fouten.

Laten blijken van de toegevoegde waarde van de adviseur.

2g.3 Verdedigen wanneer de principes van een actief schaderegelingsbeleid geweld wordt aangedaan bij een schade onder een schadeverzekering.

Klant begrijpt wat verzekeraar van hem mag verwachten in het schadeproces en wat de gevolgen zijn als hij niet meewerkt.

Voorkomen moet worden dat de schade groter wordt door gebrek aan of onvoldoende medewerking van de benadeelde.

2g.4 Bepalen welke aanvullende kosten vergoed kunnen worden.

Klant begrijpt welke mogelijkheden er zijn om aanvullende kosten vergoed te krijgen onder de schadeverzekering(en).

Inzet vergoedingen voor preventieve activiteiten.

2g.5 Met behulp van een oplossing het belang van aanlevering van de benodigde gegevens voor de schadeaangifte op een schadeverzekering aantonen.

Klant begrijpt welke gegevens nodig zijn om de hoogte van een uitkering te kunnen bepalen en weet wanneer en op welke wijze gegevens moeten worden aangeleverd.

Uitleggen van de wijze waarop schade wordt berekend.

Uitleggen welke acties een maatschappij kan ondernemen.

Uitleggen wanneer een maatschappij in zijn belangen kan worden geschaad.

2g.6 Beoordelen welke maatregelen kunnen worden getroffen om een claim die onder een dekking van een schadeverzekering valt te kunnen beperken.

Kandidaat stelt de juiste risicobeheersing vast en initieert de juiste schadebeperkende en preventieve maatregelen.

Soms zal hierdoor een verzekeringsoplossing overbodig worden.

2g.7 Ingeval er sprake is van een aansprakelijkheidsclaim analyseren wie de betrokken partijen zijn en in welke situatie sprake is van bijvoorbeeld persoonlijke, kwalitatieve of contractuele aansprakelijkheid.

Kandidaat geeft een duidelijke toelichting op de rollen en aansprakelijkheden van partijen die betrokken zijn bij een aansprakelijkheidsschade.

 

Eindterm 2h

De persoon beschikt over het vermogen om bij een mogelijke aanspraak/vordering het schadetraject vast te leggen in het dossier.

2h.1 Informatie in het schadedossier opslaan.

Kandidaat slaat alle relevante informatie die wordt gebruikt in het schadebehandelingsproces op een goede manier in het dossier op.

Klant kan adviseur inzicht vragen in het dossier, zodat hij kan nakijken hoe het schadeproces is verlopen.

Het schadeproces moet reproduceerbaar zijn en daar is dit dossier voor nodig. Kandidaat moet kunnen uitleggen hoe tot bepaalde stappen is gekomen.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3e

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij het schadebehandelingstraject met betrekking tot zakelijke schadeverzekeringen zelfstandig, succesvol en correct uit kan voeren, ook in gevallen van belangentegenstellingen.

3e.1 De klant begeleiden bij het schadeproces.

Ingeval van schade.

Vaak is er geen ervaring en is het belang van de uitkering groot.

Klant is goed geïnformeerd, onder andere over hoe de schadebehandelings-procedure werkt en de mate van dekking.

De kandidaat legt de mogelijke maatregelen uit ter beperking van de schade (Bereddingsplicht volgens BW, water weg (laten) pompen, luchten en heaters plaatsen bij waterschade, reconditioneringsbedrijf inschakelen, inboedelrestanten elders opslaan, noodglas laten aanbrengen etc.).

De juiste stukken zijn op het juiste moment bij de juiste mensen.

Kandidaat ziet toe dat de juiste deskundigen op het juiste moment worden ingeschakeld. De klant weet welke mogelijkheden er voor hem zijn bij de schadebepaling.

Klant krijgt het juiste inzicht in de wijze waarop wordt bepaald of er recht op een uitkering is.

Kandidaat handelt op de juiste wijze als verzekeraar beroep doet op de kleine lettertjes, of op de sociale wetten voor no-claimpolis, subsidies e.d. of regresrecht.

Kandidaat handelt op de juiste wijze in geval van niet meewerken.

Begrijpt de klant de werkwijze?

Houd ik de klant op een goede manier op de hoogte gehouden van de voortgang van het schadeproces?

Heeft klant het gevoel dat verzekeraar voldoende recht doet aan zijn situatie en dat ik aan zijn kant sta?

Betaalt klant niet te veel zelf?

Gedrags- en kwaliteitscodes geven raamwerk met mijlpalen in het proces.

Begrijpt klant de rol van de verschillende deskundigen?

Begrijpt klant de mogelijkheden om bij onenigheid over oordeel van een deskundige actie te ondernemen?

Wordt de uitkering tijdig en juist gedaan?

3e.2 Een schade beoordelen op de afgesloten verzekering-(en).

Ingeval van schade.

Kandidaat beoordeelt met behulp van de daarvoor benodigde gegevens op juiste wijze of

• er dekking is voor een schade door eigen gebrek.

• of er sprake is van over- of onderverzekering.

• dekking of een dekkingsbeperking of uitsluiting van toepassing is.

• de schade (inclusief kosten) gedekt is.

• er sprake is van samenloop en wat de gevolgen daarvan zijn

De kandidaat bepaalt of de gegeven schade (inclusief kosten) gedekt is op de schadeverzekering.

Heb ik inzicht in het beleid van verzekeraars?

Onderken ik de Regresmogelijkheden?

Onderken ik het effect van bestaande ziektes?

Herken ik het in- en uitlooprisico.

Ken ik de uitsluitingen in het acceptatieproces en kan ik een heldere koppeling maken met het acceptatieproces?

3e.3 Van een schade beoordelen of de schade op de afgesloten motorrijtuigenverzekeringen geclaimd kan of moet worden en of verhaal op derden mogelijk is.

Ingeval van schade bij verkeers-verzekeringen.

Kandidaat beoordeelt in geval van motorrijtuigenverzekeringen:

• of de klant als (on)gemotoriseerde weggebruiker aansprakelijk kan worden gesteld voor schade van een (on)gemotoriseerde medeweggebruiker.

• in hoeverre en hoe de klant zijn schade kan verhalen op de tegenpartij of het Waarborgfonds Motorverkeer.

• of er al dan niet sprake is van aansprakelijkheid van de klant of de tegenpartij op grond van artikel 185 WVW en/of het Burgerlijk Wetboek en/of de jurisprudentie.

De kandidaat kan tegenover de verzekeraar verdedigen dat zijn klant in aanmerking komt voor toepassing van de regeling Schuldloze derde.

Begrijpt de klant de werking van art. 185 WVW?

Ken ik de aansprakelijkheidsregeling krachtens het BW en de rol van het Waarborgfonds.

Ken ik de meest gebruikte bedrijfsregelingen met betrekking tot autoschades?

Bijlage 5. Eind en toetstermen module vermogen

Algemene kennis en vaardigheden

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1a

De persoon maakt bij zijn werkzaamheden gebruik van actuele kennis van de relevante wet- en regelgeving en de van toepassing zijnde richtlijnen en gedragscodes.

1a.1

De kandidaat kan de relatie tussen de eisen die voortvloeien uit het Burgerlijk Wetboek (BW) met betrekking tot professioneel en integer handelen (zorgplicht: overeenkomst van opdracht Boek 7 art. 400 e.v.) uitleggen en kan de spanningsvelden met de Wet op het financieel toezicht (Wft) in concrete recente gevallen analyseren.

B

1a.2

De kandidaat kan aansprakelijkheidsrisico’s uitleggen (afdwingen professioneel en integer gedrag door de klant) en kan daarbij recente praktijkvoorbeelden noemen.

B

1a.3

De kandidaat kan relevante bepalingen inde Wet op medische keuring en in de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst uitleggen.

B

1a.4

De kandidaat kan de hoogte van de actuele sociale loongrenzen (minimumloon en max. dagloon) noemen.

K

1a.5

De kandidaat kan gevolgen van de privacywetgeving benoemen.

K

1a.6

De kandidaat kan uitleggen onder welke voorwaarden financiële dienstverlening met betrekking tot beleggingsobjecten is vrijgesteld van de Wft-vergunningsplicht.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2a

De persoon beschikt over het vermogen om mondeling en schriftelijk te communiceren.

2a.1 Gestructureerd interviewen.

De kandidaat werkt gestructureerd en is onbevooroordeeld. Interviewtechniek en vraagpunten van het onderzoek zijn goed uitgewerkt en worden goed uitgevoerd. De kandidaat stelt de juiste en relevante vragen. De interviewtechniek is gebaseerd op de onderdelen: luisteren, doorvragen, confronteren en inleven in de klant.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert.

De kandidaat interviewt klant in verschillende levensfasen en met betrekking tot verschillende gebeurtenissen. Het doel is dat de adviseur een goed klantbeeld krijgt, tegenstrijdigheden in wensen en doelstellingen signaleert en bespreekt om uiteindelijk een passend advies te kunnen geven.

2a.2 Adviesgesprek voeren.

De relevante informatie en de persoonlijke toelichting zijn correct, duidelijk en niet-misleidend en afgestemd op het begripsniveau van de klant.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert. De kandidaat is in staat te verifiëren of de gesprekspartner de informatie begrepen heeft.

2a.3 Formulieren en offertes invullen, aanvragen, controleren en indienen.

De kandidaat werkt gestructureerd en controleert de ingevulde formulieren. Is alert op fouten. Spoort eventuele fouten, onjuistheden of onvolkomenheden op. Communiceert hierover mondeling en schriftelijk op correcte en effectieve wijze met betrokkenen. Zorgt voor correcte documenten. De aanvraag wordt op de correcte wijze ingediend.

De kandidaat dient er alert op te zijn dat formulieren onduidelijkheden kunnen bevatten, de gevraagde informatie door de klant niet altijd goed begrepen wordt, en uiteindelijk alle relevante vragen voldoende duidelijk beantwoord zijn. De aanbieder krijgt – zoveel mogelijk in een keer – alle informatie die nodig is voor een juiste verwerking. Klanten zijn soms slordig en administraties van aanbieders zijn niet altijd foutloos.

2a.4 De documenten uitleggen.

De informatie is correct, duidelijk en afgestemd op het begripsniveau van de klant.

 

2a.5 Schriftelijk communiceren.

De informatie is correct, duidelijk en niet-misleidend en afgestemd op het begripsniveau van de klant. Document kent een heldere structuur en goede opbouw. Kandidaat gebruikt bijvoorbeeld Tekeningen en grafische voorstellingen.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert.

Demonstreert hoe hij de communicatie aanpast naar de verschillende belanghebbenden.

Eindterm 2b

De persoon beschikt over het vermogen om ICT-toepassingen te gebruiken.

2b.1 Vragenlijsten en ICT-toepassingen, waaronder rekenmodellen toepassen.

De kandidaat voert de gegevens die hij van de klant heeft gekregen op de juiste manier in.

De kandidaat gebruikt de juiste ICT-toepassing en controleert zoveel mogelijk het systeemantwoord op bijzondere, opvallende en/of afwijkende uitkomsten

Is alert op fouten en onlogische uitkomsten.

ICT-programma’s kunnen gebruiken die ondersteunen bij de verwerking van gegevens om te komen tot een passend advies.

Het kunnen herkennen van foute, onjuiste uitkomsten, zodat niet per definitie het systeemantwoord in alle gevallen leidend is. Zelf nadenken blijft ook ingeval van een ICT-toepassing een verantwoordelijkheid van de kandidaat.

Professioneel gedrag

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 4a

De persoon baseert zijn werkzaamheden op kennis op het gebied van integer gedrag in de financiële sector.

4a.1

De kandidaat kan de gevolgen uitleggen als de consument geen vertrouwen (meer) heeft in de financiële sector (stabiliteit economie komt in gevaar, noodzakelijke risico- en spaarproducten worden niet meer afgesloten, macro-economische gevolgen als onvoldoende spaargeld beschikbaar komt, werkgelegenheid, ook in financiële sector onder druk, vergroting zwart geld circuit, bankrun en betalingsverkeer dreigt te blokkeren).

B

4a.2

De kandidaat kan de middelen uitleggen die kunnen worden ingezet om een integere cultuur en integer handelen in een onderneming te bereiken, zoals goede procesbeschrijvingen, gedragscodes, agendapunt in vergaderingen/collegiaal overleg, incidentenregeling, klokkenluidersregeling, vertrouwenspersoon, voorbeeldgedrag.

B

4a.3

De kandidaat kan de vier integriteitsassen voor het functioneren van een (medewerker) van een financiële dienstverlener benoemen en eigen voorbeelden plaatsen op deze assen.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 4b

De persoon beschikt over het vermogen om de volgende dilemma’s op het gebied van integer handelen in de uitoefening van zijn beroep te analyseren en bespreekbaar te maken, alsmede de keuzes af te wegen en te verantwoorden:

• fraudesignalen onderkennen en daarop handelen;

• integer omgaan met de klantgegevens;

• doorverwijzen;

• verschillende belangen in kaart brengen;

• morele aspecten en verantwoordelijkheid uitleggen.

4b.1 Fraudesignalen onderkennen en daarop handelen.

De kandidaat kan de acties die vereist zijn bij het constateren van fraude omschrijven. Geeft op adequate wijze opvolging aan een fraudesignaal.

Bijvoorbeeld: het dilemma van financiële dienstverlener die bemiddelt en merkt dat de aanvraag niet strookt met de waarheid.

4b.2 Integer omgaan met de klantgegevens.

De kandidaat gaat integer met de klantgegevens om. Respecteert privacy.

 

4b.3 Doorverwijzen naar anderen.

De kandidaat onderkent tijdig tekortkomingen bij zichzelf op het gebied van deskundigheid.

De kandidaat kent de grenzen van zijn kennen en kunnen. Hij verwijst door als bepaalde vraagstukken beter beantwoord kunnen worden door anderen, zowel collega’s als derden.

 

4b.4 Verschillende belangen in kaart brengen.

De kandidaat brengt de belangen van de klant en de financiële instellingen bij de te maken keuzes duidelijk in kaart.

Onder meer met betrekking tot de totstandkoming van transacties van financiële instrumenten en beleggingsobjecten.

De kandidaat kan het belang en de positie van bijvoorbeeld klant, bedrijf en aanbieder onderscheiden en analyseert de mogelijke dilemma’s die kunnen ontstaan.

De kandidaat kan met de verschillende actoren over de dilemma’s mondeling en schriftelijk communiceren.

De kandidaat houdt rekening met de belangen van de klant.

Bij het ontwerp van het vermogensadvies.

De kandidaat kan onderscheid aangeven tussen de vormen van integriteit (persoonlijk, organisatorisch, relationeel).

4b.5 Morele aspecten en verantwoordelijkheid uitleggen.

De kandidaat legt de morele aspecten en morele verantwoordelijkheid binnen het adviestraject duidelijk en expliciet uit.

De kandidaat kan de gemaakte keuzen bij bijvoorbeeld de geadviseerde producten verantwoorden.

De kandidaat kan de spanningsvelden binnen het adviestraject en de gevolgen daarvan herkennen en benoemen.

Naast diversiteit van de producten zelf is er een combinatie mogelijk van al deze producten bij verschillende productaanbieders. Dat vraagt om uitgebreide kennis van deze range van producten en dan niet alleen de productspecificaties, maar ook de kostenstructuur en het verdienmodel.

Kandidaat moet voor- en nadelen van product of advies onderkennen, alternatieve producten of adviezen meewegen, belangen afwegen van belanghebbenden, o.a. werkgevers/werknemers, aanbieders, bemiddelaars, adviseurs.

Betreft ook relatiegeschenken, incentives, commerciële doelstellingen, verstrengeling privébelangen en voorwetenschap.

Taak 1. Inventariseren van de gegevens van de klant

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1b

De persoon baseert zijn inventarisatie op: grondige kennis van de vorming, beheer en afbouw van vermogen.

1b.1

De kandidaat kan de relatie uitleggen tussen werk en pensionering en vermogensopbouw en -afbouw.

B

1b.2

De kandidaat kan de relatie uitleggen tussen ziekte en arbeidsongeschiktheid en vermogensopbouw en -afbouw.

B

1b.3

De kandidaat kan de relatie uitleggen tussen overlijden en vermogensopbouw en -en afbouw.

B

1b.4

De kandidaat kan de relatie uitleggen tussen werkloos worden en vermogensopbouw en -afbouw.

B

1b.5

De kandidaat kan de relatie uitleggen tussen echtscheiding en vermogensopbouw en -afbouw.

B

1b.6

De kandidaat kan uitleggen hoe wetgeving rond gelijke behandeling inwerkt op vermogensopbouw en -afbouw.

B

1b.7

De kandidaat kan de meeste vormen van bezittingen en schulden, alsmede inkomsten en uitgaven van een particuliere relatie beschrijven.

K

1b.8

De kandidaat kan de informatie beschrijven die benodigd is voor het maken van een passende vermogensoplossing.

K

1b.9

De kandidaat kan de relatie verklaren tussen Algemene Ouderdomswet (AOW), Algemene Nabestaandenwet (ANW), Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), Werkloosheidswet (WW), Inkomensvoorziening voor Oudere en Arbeidsongeschikte Werknemers (IOAW), Inkomensvoorziening voor Oudere Werklozen (IOW) en de fiscale wetgeving en de vermogensopbouw en -afbouw.

B

1b.10

De kandidaat kan de verschillen beschrijven tussen verzekerings- en bancaire oplossingen.

K

1b.11

De kandidaat kan de belangrijkste kenmerken van een beleggingsobject opsommen.

K

1b.12

De kandidaat kan voorbeelden van beleggingsobjecten opsommen.

K

1b.13

De kandidaat kan de verschillen aangeven tussen een financiële dienst, financieel product, financieel instrument en beleggingsobject conform de Wft.

B

1b.14

De kandidaat kan benoemen wat een gestructureerd product is en wat de verschillen tussen beleggingsfondsen en gestructureerde producten zijn.

K

Eindterm 1c

De persoon baseert zijn inventarisatie op juridische en fiscale kennis met betrekking tot rechtspersonen en ondernemingsstructuren.

1c.1

De kandidaat kan de juridische structuur, bevoegdheden, organen en kenmerken omschrijven van een eenmanszaak, vennootschap onder firma, maatschap, commanditaire vennootschap, stichting, vereniging, besloten vennootschap en naamloze vennootschap.

K

1c.2

De kandidaat kan de betekenis van een overgang van onderneming beschrijven in het kader van vermogensopbouw en afbouw, alsmede de uitzonderingsregels daarvan.

K

1c.3

De kandidaat kan bij vennootschappen de rekening-courant, leenverhoudingen en terbeschikkingstelling tussen de vennootschap en haar aandeelhouder(s) in privé begrijpen en vertalen naar een integrale financiële positie in privé en kan kruisverbanden aanleggen.

B

1c.4

De kandidaat kan bij vennootschappen en pensioen in eigen beheer de belangrijkste kenmerken benoemen, zoals het verschil tussen liquiditeit en vermogen in de BV, en de samenhang van opbouw van lijfrentevoorzieningen en pensioen en de voor- en nadelen van pensioen in eigen beheer benoemen.

B

1c.5

De kandidaat kan de meeste voorkomende balansposten, de posten op de resultatenrekening, in enkelvoudige en geconsolideerde vorm, beschrijven.

K

1c.6

De kandidaat kan de balans en de resultatenrekening begrijpen en vertalen naar een integrale financiële positie in privé.

B

Eindterm 1d

De persoon baseert zijn inventarisatie op de voor het klantprofiel benodigde informatie over de financiële positie, ervaring en doelstellingen van de klant, met betrekking tot financiële instrumenten en beleggingsobjecten.

1d.1

De kandidaat kan de eisen benoemen die de Wft stelt ten aanzien van het vaststellen van een klantprofiel.

K

1d.2

De kandidaat kan de inventarisatievragen in de rubrieken uit de Wft (financiële positie, kennis, ervaring, doelstelling, risicobereidheid) benoemen.

K

1d.3

De kandidaat kan de rubrieken in de Wft categoriseren naar inventarisatievraag.

B

1d.4

De kandidaat kan het verschil verklaren tussen een doelstelling met een objectieve dan wel subjectieve prioriteit.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2c

De persoon beschikt over het vermogen om de informatie ten behoeve van het klantprofiel te controleren en vast te leggen.

2c.1 De informatie controleren en vastleggen.

De kandidaat verifieert de tijdens de inventarisatiefase van de klant verkregen informatie op juistheid, volledigheid en tegenstrijdigheden.

Kandidaat werkt volgens de leidraden en regelgeving in de organisatie.

De kandidaat legt de gegevens duidelijk vast. Bij het ontbreken van gegevens vraagt de kandidaat de ontbrekende gegevens bij de klant op.

De kandidaat heeft uiteindelijk goed inzicht in de gestelde wensen, eisen en prioriteiten en alle benodigde gegevens voor het beoordelen van een juist en passend advies.

Een goede vastlegging zorgt voor reconstrueerbaarheid van het advies op basis van de ingewonnen informatie.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3a

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij de klantwensen en behoeften met betrekking tot inkomens- en vermogensontwikkelingen voor het klantprofiel kan inventariseren en aan de hand daarvan een klantprofiel kan opstellen.

3a.1 De gegevens voor het klantprofiel inventariseren.

Klantgesprek.

De financiële positie en wensen van de klant zijn zodanig geïnventariseerd dat de klant voldoende zorgvuldig geadviseerd kan worden.

De ontwikkelingen in de levensloop van de klant zijn geïnventariseerd, de bevindingen tussen adviseur en klant worden besproken en gedocumenteerd.

De gegevens zijn administratief volledig en in één keer goed

De kandidaat vraagt in bijzondere situaties door. Bijvoorbeeld voor niet-ingezetene of Nederlander die langdurig in buitenland woont en/of werkt.

Kandidaat houdt rekening met mogelijke valkuilen bij het in kaart brengen van de financiële positie, kennis, ervaring en beleggingsdoelstelling van de klant.

Kandidaat kan de klant begrijpelijk uitleggen waarom de gegevens nodig zijn.

Het inventarisatieformulier beleggingen is correct en naar waarheid ingevuld.

Vermeldt de klant alle zaken of laat hij informatie achter, omdat hij bang is voor afwijkende voorwaarden en/of afwijzing waar het verzekeringsoplossingen betreft?

Wat doe ik als de aanvraag niet strookt met de gegevens waarheid?

Wat doe ik als de klant nonchalant of onwillig is?

Is het logisch wat de klant zegt, klopt het allemaal?

3a.2 Het klantprofiel opstellen.

 

Het klantprofiel is volledig (doelstelling, financiële positie, risicobereidheid, kennis en ervaring) voor zover relevant voor het opstellen van een passend vermogensadvies.

De kandidaat vraagt door als verschafte informatie tegenstrijdig of onvolledig is, en de inventarisatie geen goed beeld oplevert.

De kandidaat stelt het klantprofiel vast waarmee toegewerkt kan worden naar een advies. Klant kan zich herkennen in het profiel.

Levert de informatie een consistent beeld van het risico op?

Ben ik alert genoeg geweest op de tegenstrijdige informatie?

3a.3 De informatie m.b.t. de inventarisatie presenteren.

Verschillende belanghebbenden.

Informeert de verschillende belanghebbenden inzake vermogensopbouw en -afbouw, correct en passend binnen de financiële positie.

Relativeert onder meer weerstanden die bestaan op grond van vooroordelen en onbekendheid van de materie bij belanghebbenden.

Kan in gevallen van een door belanghebbenden gewenste oplossing of situatie, de passende boodschap brengen, de mogelijke emoties hanteren, en acceptatie van de boodschap bewerkstellingen.

Kan samen met belanghebbenden constructief zoeken naar mogelijkheden die wel passen of kunnen.

Helpt de klant met het prioriteren van doelstellingen confronteert de klant met bepaalde keuzes en uitgangspunten.

 

Taak 2. Opstellen van de risicoanalyse ten behoeve van het advies

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1e

De persoon baseert zijn risicoanalyse op grondige kennis van relevante wet- en regelgeving en jurisprudentie.

1e.1

De kandidaat kan de inhoud van het convenant Van Leeuwen beschrijven, en de impact van de Wet op de Medische Keuringen op het acceptatieproces verklaren.

B

1e.2

De kandidaat kan alle relevante juridische, fiscale en financiële consequenties van de diverse productoplossingen beschrijven.

K

1e.3

De kandidaat kan de werking van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid beschrijven.

K

Eindterm 1f

De persoon baseert zijn risicoanalyse op elementaire kennis van ontwikkelingen in de economie en de mogelijke gevolgen daarvan op het inkomen en het vermogen van de klant.

1f.1

De kandidaat kan het begrip ‘economische groei’ omschrijven alsmede de factoren die met dit begrip samenhangen.

K

1f.2

De kandidaat kan het begrip ‘inflatie’ omschrijven alsmede de factoren die met dit begrip samenhangen.

K

1f.3

De kandidaat kan een het begrip ’rente’ (korte- en lange termijn) omschrijven alsmede de factoren die met dit begrip samenhangen.

K

1f.4

De kandidaat kan het begrip ‘valutakoers’ omschrijven alsmede de factoren die met dit begrip samenhangen.

K

1f.5

De kandidaat kan uitleggen wat voor de verschillende beleggingscategorieën de gevolgen zijn van ontwikkelingen in de economische groei.

K

1f.6

De kandidaat kan uitleggen wat voor de verschillende beleggingscategorieën de gevolgen zijn van ontwikkelingen in de inflatie.

B

1f.7

De kandidaat kan uitleggen wat voor de verschillende beleggingscategorieën de gevolgen zijn van ontwikkelingen in de rente (korte- en lange termijn).

B

1f.8

De kandidaat kan uitleggen wat voor de verschillende beleggingscategorieën de gevolgen zijn van ontwikkelingen in de valutakoers.

B

1f.9

De kandidaat kan uitleggen hoe beleggers reageren op verwachte cijfers en op feitelijke cijfers van de macro-economie.

B

Eindterm 1g

De persoon is in staat om met betrekking tot financiële instrumenten en beleggingsobjecten in actieve dialoog met de klant diens risicotolerantie in kaart te brengen.

1g.1

De kandidaat kan risico en risicotolerantie definiëren.

K

1g.2

De kandidaat kan ter bepaling van het risicoprofiel van de klant per vraag uit de vragenlijst verklaren wat het verband is tussen de vraag en de risicotolerantie van de klant.

B

1g.3

De kandidaat kan per antwoord van de klant aangeven wat het verband is met het risicoprofiel.

B

1g.4

De kandidaat kan de begrippen ‘risicoprofiel’ en ‘klantprofiel’ definiëren.

K

1g.5

De kandidaat kan verklaren waarom de klant wordt ingedeeld in een bepaald risicoprofiel.

B

1g.6

De kandidaat kan verklaren dat de gebruikte instrumenten van aanbieders om het risicoprofiel op te stellen in gelijke situaties tot zeer wisselende uitkomsten kunnen leiden.

B

1g.7

De kandidaat kan de specifieke risico’s uitleggen die betrekking hebben op de diverse vormen van beleggingsobjecten (zoals teakhout, wijnranken, direct vastgoed, private investeringen etc.).

B

1g.8

De kandidaat kan de functie van de prospectus uitleggen.

B

1g.9

De kandidaat kan uitleggen wat het verschil in risico is bij belegging in individuele titels, beleggingsfondsen dan wel beleggingsobjecten.

B

1g.10

De kandidaat kan uitleggen hoeveel risico een klant kan lopen en hoeveel risico een klant wil lopen.

B

1g.11

De kandidaat kan de consequenties uitleggen van een lager, c.q. hoger risicoprofiel met betrekking tot de haalbaarheid van de doelstelling.

B

Eindterm 1h

De persoon is in staat om met betrekking tot financiële instrumenten en beleggingsobjecten vast te stellen welke vorm van dienstverlening past bij het profiel en de wensen van de klant.

1h.1

De kandidaat kan de verschillende vormen van dienstverlening omschrijven, zoals advies, beheer en lifecycle beleggen.

K

1h.2

De kandidaat kan uitleggen op welke wijze vermogen passend belegd kan worden waarvan de begrippen ‘risicobereidheid’ en ‘risicotolerantie’ onderdeel vormen.

B

1h.3

De kandidaat kan beschrijven wat hij moet doen wanneer de klant zich niet kan vinden in het gekozen risicoprofiel.

K

1h.4

De kandidaat kan de mogelijkheden noemen indien een klant een lager, c.q. hoger risicoprofiel wil.

K

Eindterm 1i

De persoon is in staat om aan de klant uit te leggen wat wordt bedoeld met de risico- en rendementinformatie, die wordt gegeven bij de strategische assetallocaties, en wat dat voor hem betekent.

1i.1

De kandidaat kan een omschrijving geven van de begrippen ‘verwacht rendement’ en ‘standaarddeviatie.’

K

1i.2

De kandidaat kan uitleggen wat het verband is tussen standaarddeviatie en waarschijnlijkheidsinterval van een strategische assetallocatie en in dit verband aangeven wat een normale verdeling is.

B

1i.3

De kandidaat kan uitleggen wat de kans op een mogelijke uitkomst van een belegging in enig jaar is.

B

1i.4

De kandidaat kan het verband tussen risico en rendement uitleggen.

B

1i.5

De kandidaat kan het begrip ‘samengesteld rendement’ definiëren.

K

1i.6

De kandidaat kan het verband tussen risico en tijd benoemen.

K

1i.7

De kandidaat kan het risicotolerantiemodel definiëren.

K

1i.8

De kandidaat kan uitleggen wat de minimaal vereiste beleggingshorizon betekent.

B

1i.9

De kandidaat kan uitleggen waarom er in het advies gebruik wordt gemaakt van een strategische assetallocatie.

B

1i.10

De kandidaat kan de kenmerken van een strategische assetallocatie definiëren.

K

1i.11

De kandidaat kan de kanttekeningen benoemen bij het gebruik van de normale verdeling.

K

1i.12

De kandidaat kan uitleggen wat de consequenties zijn van de kanttekeningen bij de normale verdeling in de geadviseerde strategische assetallocatie.

B

1i.13

De kandidaat kan de weging van de categorieën in een strategische assetallocatie uitleggen.

B

1i.14

De kandidaat kan, gegeven een risicoprofiel, het verband aangeven tussen een strategische assetallocatie en de verdeling over de verschillende assetcategorieën.

B

1i.15

De kandidaat kan, gegeven een risicoprofiel, het verband aangeven tussen een strategische assetallocatie en de risico-rendementsverhouding.

B

1i.16

De kandidaat kan het begrip modelportefeuille definiëren.

K

1i.17

De kandidaat kan uitleggen waarom een gemaakte keuze van een beleggingsprofiel een momentopname is en onderhevig kan zijn aan veranderingen in persoonlijke omstandigheden, risicoperceptie en tijd.

B

1i.18

De kandidaat kan het verschil tussen een strategische en een tactische assetallocatie uitleggen en wat de argumenten kunnen zijn om tactisch af te wijken van de strategische assetallocatie.

B

Eindterm 1j

De persoon is in staat om uit te leggen op welke wijze spreiding in de portefeuille kan worden gerealiseerd.

1j.1

De kandidaat kan diversificatie definiëren.

K

1j.2

De kandidaat kan correlatie definiëren.

K

1j.3

De kandidaat kan uitleggen wanneer er bij twee financiële instrumenten sprake kan zijn van voordelen door diversificatie.

B

1j.4

De kandidaat kan uitleggen wat het verband is tussen risico en rendement van de verschillende strategische assetallocaties.

B

1j.5

De kandidaat kan het verschil uitleggen tussen het marktrisico en specifiek risico.

B

1j.6

De kandidaat kan uitleggen hoe risicospreiding wordt bereikt in een portefeuille.

B

1j.7

De kandidaat kan uit een lijst portefeuilles een onderscheid maken tussen goed en slecht gediversifieerde portefeuilles.

B

Eindterm 1k

De persoon is in staat om de voor- en nadelen te beschrijven van een belegging in beleggingsinstellingen als onderdeel van modelportefeuilles.

1k.1

De kandidaat kan de voor- en nadelen van collectief beleggen benoemen.

K

1k.2

De kandidaat kan de kosten van collectief beleggen benoemen.

K

1k.3

De kandidaat ook de kosten van zowel de (vermogensopbouw)producten als van de dienstverlening kan definiëren.

K

1k.4

De kandidaat kan uitleggen wat het verschil is tussen direct en indirect rendement van een beleggingsinstelling.

B

Eindterm 1l

De persoon is in staat om uit te leggen wat de meest voorkomende vormen van beleggingsbeleid van beleggingsinstellingen inhouden en wat de kenmerken en risico’s van deze vormen zijn.

1l.1

De kandidaat kan de vormen van specialisatie bij beleggingsinstellingen benoemen.

K

1l.2

De kandidaat kan de verschillen tussen de beleggingsstijlen uitleggen.

B

1l.3

De kandidaat kan een aantal speciale beleggingsproducten uitleggen.

B

1l.4

De kandidaat kan op basis van de financiële bijsluiter aantonen welke kenmerken een beleggingsinstelling heeft.

B

1l.5

De kandidaat kan de beleggingscategorieën van een strategische assetallocatie benoemen.

K

1l.6

De kandidaat kan de verschillende beleggingscategorieën omschrijven.

K

1l.7

De kandidaat kan schetsen welke vormen van financiële waarden onderdeel uitmaken van de beleggingscategorieën.

B

1l.8

De kandidaat kan de kenmerken van de beleggingscategorieën benoemen.

K

1l.9

De kandidaat kan uitleggen wat het verband is tussen de beleggingscategorieën waarin wordt belegd en het profiel van de klant.

B

1l.10

De kandidaat kan de kenmerken van beleggingsfondsen met een hefboom uitleggen.

B

1l.11

De kandidaat kan uitleggen wat het verschil in risico is tussen aandelen, obligaties, vastgoed en liquiditeiten.

B

1l.12

De kandidaat kan het verschil tussen passief en actief beleggen uitleggen met de daarbij behorende voor- en nadelen.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2d

De persoon beschikt over het vermogen om relevante informatie te verwerken ter bepaling van de financiële positie en doelstellingen te formuleren.

2d.1 Aanspraken en lasten nauwkeurig berekenen m.b.v. ICT-toepassingen, en kan aanspraken en lasten globaal handmatig berekenen.

De kandidaat berekent of de klant in staat is geld over te houden om vermogen op te bouwen en hoeveel vermogen er nodig is om de doelstelling te kunnen behalen.

Vraagt indien nodig om toelichting aan derden bij de balansposten, eigen vermogen, voorzieningen en reserves. Gaat na wat het gewenste dan wel benodigde inkomen is nu en later. De kandidaat beoordeelt in welke fase overschotten en tekorten ontstaan en in welke mate.

Met behulp van deze informatie worden financiële doelstellingen concreet gemaakt.

Hierbij kan een spanningsveld ontstaan tussen de financiële (on)mogelijkheden en de doelstellingen. Bij niet reële doelstellingen inleg verhogen, assetallocatie aanpassen en/of doelstellingen aanpassen aan de realiteit. Aanspraken zijn bedoeld in de meest brede zin van het woord, dus alle mogelijke toekomstige rechten in vermogensopbouw.

2d.2 Het actuele vermogen berekenen.

Vermogen wordt correct berekend na aftrek van eventuele belastingen. Kandidaat is alert op rekenfouten.

Houdt rekening met de periodieke inkomsten, de financiële lasten, de kennis en ervaring, het huidige en voormalige beroep en het bezit van onroerende zaken.

Met betrekking tot de ondernemer wordt gebruik gemaakt van de informatie uit balansen en resultatenrekeningen, waarbij accountant en andere adviseurs de actuele grootte van het eigen vermogen en besteedbare winst hebben aangegeven.

Er wordt gebruik gemaakt van fiscale opgaven waarbij, indien nodig, de adviseur correcties uitvoert als gevolg van stille reserves en latente belastingclaims, zoals de werkelijke waarde van bijvoorbeeld onroerend goed.

 

2d.3 De werkgevers-pensioenregeling (d.m.v. bijvoorbeeld de startbrief) en het Uniform Pensioen Overzicht (UPO) interpreteren.

Gebruikt de juiste gegevens om de reële waarde van de pensioenaanspraken te begrijpen, te beoordelen en te benutten.

Te gebruiken in het kader van een uit te brengen vermogensadvies (t.b.v. pensioenaanvulling). Hiervoor is kennis nodig van de verschillende opbouwregelingen en de risico’s ervan. Verder is kennis over rekenrente en prognosemethodieken nodig.

2d.4 Inkomens en vermogensdoel-stellingen met de klant formuleren.

De kandidaat brengt in kaart welke bedragen de klant op welk moment nodig heeft om diens wensen te kunnen verwezenlijken.

De kandidaat houdt rekening met de invloed van inflatie en prioriteit van de doelstellingen.

 

Eindterm 2e

De persoon beschikt over het vermogen om door middel van de juiste analyse van de financiële positie en wensen van de klant een zorgvuldig risicoprofiel op te stellen.

2e.1 Een risicoprofiel opstellen.

De kandidaat kan zelfstandig motiveren en vastleggen welk risicoprofiel van toepassing is, gelet op de beperkte betrouwbaarheid van de in de praktijk gebruikte instrumenten.

De vragen gesteld door de adviseur zijn niet suggestief. De adviseur gebruikt voorbeelden en scenario’s om een juist beeld te krijgen van het risicoprofiel van de klant De klant heeft daardoor een juist beeld van de bevraagde punten in het profiel; de klant herkent zich in het profiel en weegt de keuzes in samenspraak met de adviseur af.

Het risicoprofiel wordt opgesteld in verschillende fiscale situaties.

Aanbieders hanteren verschillende invuldocumenten om een risicoprofiel op te stellen. Klanten hebben geen inzicht in hun financiële behoeften en beleggingscategorieën en kunnen vooroordelen hebben over de begrippen ‘risico’ en ‘rendement’. Ze overzien niet de financiële aspecten van gebeurtenissen in de verschillende fasen van de levensloop. Het opgestelde risicoprofiel dient voor de belegging van voorzieningen voor de oude dag (derde pijler), voor specifieke toekomstige uitgaven, en/of voor vrij te besteden vermogen.

Eindterm 2f

De persoon beschikt over het vermogen om door middel van de juiste analyse het spanningsveld tussen inleg, doelstelling, en rendement en risico te doorzien.

2f.1 De risico-, rendement- en kostenkarakteristieken van de geselecteerde beleggingsfondsen beoordelen.

De kandidaat gaat op basis van de informatie over het beleggingsbeleid van een fonds na, of de samenstelling van de geselecteerde fondsen overeenkomt met het opgestelde risicoprofiel voor de looptijd waarvoor het profiel geldt. De kandidaat is zich bewust dat door verschillen in de weging van de strategische assetallocatie van de geselecteerde fondsen met ogenschijnlijk dezelfde profielnamen, alsmede door verschillen in minimale en maximale bandbreedtes (de tactische ruimte), de risico en rendementskarakteristieken in de praktijk verschillend zijn. Hij is in staat de geselecteerde fondsen op volgorde van rendement en risico in te delen.

De adviseur verwijst, indien nodig, de klant door naar een ander type adviseur (bijvoorbeeld vermogensbeheerder)

De kandidaat kan van een slecht gediversifieerde portefeuille motiveren waarom deze slecht gespreid is.

Aanbieders maken vaak gebruik van actief beheerde fondsen over de verschillende beleggingscategorieën (bijvoorbeeld mixfondsen). Gedurende de looptijd van de belegging is niet altijd geborgd dat het risico, dat in de portefeuille kan ontstaan doordat de fondsbeheerder actief belegt, overeenkomt met het geïnventariseerde risico van de klant. De markt kent een grote variatie aan beleggingsproducten. Kosten van beleggingsfondsstructuren kunnen grote invloed hebben op het rendement.

2f.2 De risico-, rendement- en kostenkarakteristieken van de geselecteerde beleggingsobjecten beoordelen.

De kandidaat gaat op basis van de informatie over het beleggingsobject na, of het beleggingsobject overeenkomt met het opgestelde risicoprofiel voor de looptijd waarvoor het profiel geldt en verwijst de klant eventueel door naar een ander type adviseur (bijvoorbeeld vermogensbeheerder).

De kandidaat kan met behulp van de prospectus de klant de achtergronden van het betreffende beleggingsobject toelichten.

 
Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3b

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij het risicoanalysetraject met betrekking tot vermogen zelfstandig en succesvol kan uitvoeren.

3b.1 De behoeften met betrekking tot vermogens-op- en afbouw analyseren.

Bevindt zich in een gesprekssituatie met diverse partijen. De advisering aan deze groepen is van toepassing voor het afdekken van risico’s van overlijden en arbeidsongeschiktheid in relatie tot de pensioenvoorziening in privé.

Brengt behoeften in kaart zonder vooringenomen instelling. Signaleert eventuele dilemma’s op het gebied van integer handelen. Benoemt welke belangen betrokken partijen hebben en benoemt hoe wordt omgegaan met een gerezen dilemma.

Onderkent de effecten van verschillende inkomenssituaties op het vermogen in de levensfasen van de klant.

Durf ik in complexe fiscale situaties hulp in te roepen van derden, (gecertificeerd) financieel planner, accountant. Ken ik mijn grenzen?

3b.2 Een risicoanalyse opstellen.

 

Risicoanalyse is correct.

De risicoanalyse doet recht aan de uitgangspunten en doelstellingen van de klant en de klant herkent zich erin.

Begrijpt klant de analyse?

Herkent klant de analyse?

Hoe word je daarvan overtuigd?

3b.3 Bestaande werkgevers-pensioen-regelingen beoordelen en uitwerken t.b.v. aanvullend vermogensadvies aan een klant.

Het benutten van de mogelijkheden in de werkgeverspensioenregeling met als doel bij te dragen aan voldoende bestedingsruimte na pensionering.

De kandidaat is in staat om de mogelijkheden in de werkgeverspensioen-regeling te onderkennen die de consument als oplossing kan benutten om extra (pensioen)inkomen op te bouwen.

Mogelijkheden (niet limitatief) als:

• bijverzekeren voor ouderdomspensioen, partner- en wezenpensioen, premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid, WGA hiaat, ANW hiaat, AOW gat en WIA excedent.

• uitruilen van nabestaanden- of partnerpensioen voor ouderdomspensioen.

• de pensioenleeftijd uit te stellen, deeltijdpensioen en toepassen hoog/laag- of laag/hoogconstructie.

• bijstorten, vrijwillige (tijdelijke) voortzetting bij beëindiging van een actief dienstverband en waardeoverdracht bij uitdiensttreding.

De kandidaat kan de mogelijkheden voor flexibilisering van de pensioenregeling in de werkgeverspensioenregeling toepassen.

Hierdoor kan de kandidaat de financiële consequenties van de mogelijkheden in de werkgeverspensioenregeling na pensionering voor de klant in beeld te brengen.

De kandidaat onderkent zowel de nadelige als voordelige gevolgen hiervan en schakelt tijdig (pensioen-) specialisten in.

 

3b.4 De betaalbaarheid van de vermogensoplossing beoordelen.

 

Vermogensoplossing past binnen de financiële positie van de klant.

Met betrekking tot de ondernemer kan advies gevraagd worden aan andere deskundigen.

Kan omgaan met klanten die onrealistische verwachtingen hebben of teveel risico willen nemen.

Heb ik de klant overtuigd van het gekozen risicoprofiel en de door mij gekozen vermogensoplossing?

3b.5 De verkregen financiële informatie van de klant analyseren.

 

De adviseur werkt op een verantwoord kritische manier.

Na de analyse krijgt de adviseur een goed beeld van de financiële positie van de klant.

Berekent de inkomensoverschotten- en tekorten.

Indien de klant aandelen in een BV en/of vermogen heeft in een onderneming, onderkent de kandidaat complexiteit en gecompliceerdheid en aarzelt dan niet derden in te schakelen om te komen tot juiste financiële informatie. De kandidaat kan aan de hand van uitspraken van de klant over beleggen inschatten of de klant de risico’s van beleggen begrijpt.

Overschat ik mijn kennis niet?

Taak 3. Adviseren (en eventueel bemiddelen) van een passende oplossing, zowel financieel als organisatorisch

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1m

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot vermogens-(bestanddelen) op grondige en actuele kennis met betrekking tot relevante wet- en regelgeving.

1m.1

De kandidaat kan de wetgeving betreffende lijfrente en kapitaaluitkering uitleggen.

B

1m.2

De kandidaat kan het boxensysteem in de inkomstenbelasting uitleggen.

B

1m.3

De kandidaat kan de begrippen ‘vlaktax’ en ‘progressief belastingstelsel’ uitleggen.

B

1m.4

De kandidaat kan het begrip ‘levensverzekeringsovereenkomst’ uitleggen.

B

1m.5

De kandidaat kan opsommen welke factoren de hoogte van een AOW-uitkering of ANW-uitkering bepalen.

K

1m.6

De kandidaat kan de soorten fiscaal toegestane lijfrenten opsommen en uitleggen, inclusief overgangsrecht van overbruggingslijfrenten en oud regime.

B

1m.7

De kandidaat kan de relevante bepalingen in de Successiewet inzake erfbelasting en schenkbelasting uitleggen.

B

1m.8

De kandidaat kan de relevante bepalingen in het Burgerlijk Wetboek inzake het huwelijksvermogensrecht uitleggen.

B

1m.9

De kandidaat kan uitleggen wanneer een ‘gouden handdruk’ van toepassing is en kan omschrijven wat de fiscale mogelijkheden daarvan zijn.

B

Eindterm 1n

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot vermogen(sbestanddelen) op grondige kennis van levensverzekeringsproducten en bancaire producten.

1n.1

De kandidaat kan het verschil uitleggen tussen de bancaire lijfrente en de lijfrenteverzekering.

B

1n.2

De kandidaat kan de klant aan de hand van concrete gegevens uitleggende voor- en nadelen van een spaarrekening en beleggingsrekening in vergelijking met elkaar en met een levensverzekeringsoplossing.

B

1n.3

De kandidaat kan uitleggen welke gezondheidswaarborgen een levensverzekeraar zal verlangen bij het aanvragen van een nieuwe levensverzekering en bij mutatie of conversie van een bestaande levensverzekering.

B

1n.4

De kandidaat kan de rechten en verplichtingen van de klant uitleggen met betrekking tot financiële producten, zoals rechten verzekeringnemer, rekeninghouder, begunstigde etc.

B

1n.5

De kandidaat kan de volgende levensverzekeringsbegrippen omschrijven en uitleggen: maatschappij- en overrentewinstdeling, rekenrente, bruto- en netto premie, overlevingstafels en leeftijdverschuiving.

B

1n.6

De kandidaat kan uitleggen wat de verschillen zijn tussen de bancaire ‘gouden handdruk’ en de ‘gouden handdrukverzekering’.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2g

De persoon beschikt over het vermogen om het adviestraject te plannen, te sturen en tot een succes te brengen, onder meer door:

• doelstellingen op realiteitszin en eventuele tegenstrijdigheden te herkennen;

• de financiële oplossingen met de klant te bespreken;

• de betaalbaarheid van de productoplossing te beoordelen;

• het adviestraject adequaat vast te leggen in het dossier.

2g.1 De structuur en opzet van het advies, mondeling en schriftelijk, inzake vermogensopbouw, -afbouw en vermogensbeheer communiceren.

De klant begrijpt op welke wijze de (vermogens-) oplossing of portefeuille aansluit bij zijn risicoprofiel.

De statistische data die aanbieders presenteren bij het beleggingsproduct zijn voor de kant begrijpelijk vertaald.

Klanten hebben vaak onvoldoende inzicht in hun financiële behoeften en beleggingscategorieën en kunnen vooroordelen hebben ten aanzien van de begrippen ‘risico’ en ‘rendement’ bij verschillende beleggingsproducten. Ze overzien niet de financiële aspecten van de gebeurtenissen in de verschillende fasen van de levensloop. De portefeuille dient voor belegging van voorzieningen voor de oude dag (derde pijler), specifieke toekomstige uitgaven, en/of vrij te besteden vermogen. De sociale, economische en culturele kenmerken van klant verschillen zeer sterk. Klanten kunnen extreem zijn in risicoaversie en risicoperceptie.

2g.2 Bij de verschillende productoplossingen de verschuldigde belasting berekenen.

Geldt zowel voor inkomstenbelasting als voor bijvoorbeeld schenk- of erfbelasting in een concreet geval. Ook kennis van belasting over kapitaalverzekeringen valt hieronder.

 

2g.3 De te benodigde kapitalen bepalen.

De kandidaat legt de klant uit hoe hij zijn doelstelling kan bereiken door de juiste combinatie van rendement, risico en inleg.

Indien er sprake is van afwijking van de samenstelling van de portefeuille ten opzichte van de gewenste portefeuille, legt de kandidaat dit op begrijpelijke wijze uit en geeft aan welke actie ondernomen moet worden.

Bij pensioen en beleggen voor aflossing van schulden is er vaak sprake van een lange horizon. Het is voor de klant lastig om de effecten van inleg, koersbewegingen, samengestelde rendementen te overzien en te begrijpen. Met betrekking tot vrij vermogen spelen aspecten als onverwachte en onvoorziene behoeften en omstandigheden een rol, bijvoorbeeld: overlijden, trouwen, scheiden, schenken.

Overziet fiscale aspecten van de kapitaalopbouw.

2g.4 Verzekeringstarieven berekenen en het beoordelen van de betaalbaarheid van de productoplossing.

De berekeningen zijn correct. De kandidaat vergelijkt de voorstellen voor productoplossingen kwalitatief en kwantitatief en verklaart de verschillen tussen de diverse oplossingen.

Producten van verschillende aanbieders berekenen op basis van de beschikbare informatie.

2g.5 In voorkomende gevallen de effecten van actuele ontwikkelingen en wijzigingen in wet en regelgeving wat betrekking heeft op productoplossingen aangeven.

De kandidaat maakt de toekomstige ontwikkelingen en de gevolgen daarvan inzichtelijk en begrijpelijk voor de klant.

Past de actuele wetgeving toe.

 

2g.6 Een passende nabestaandenvoor-ziening vormgeven rekening houdend met de verschillende wijze van financiering en vormen.

De kandidaat stelt een passend advies op.

 

2g.7 Berekenen wat de mogelijke uitkomst is van een eenmalige belegging in een verwacht, goed en slecht scenario in verschillende beleggingsprofielen op basis van een strategische assetallocatie.

Berekent de mogelijke uitkomsten correct en licht dit toe aan de klant, zowel bij een eenjarige als meerjarige beleggingshorizon.

Ten minste op basis van een betrouwbaarheidsinterval van 95% (2x standaarddeviatie).

2g.8 Verschillende manieren van kostenbepaling aangeven, waaronder percentage vaste kosten.

Is transparant naar de klant.

 

2g.9 Uitleggen wat de consequenties zijn bij arbeidsongeschiktheid van de klant.

Geeft realistische voorstelling van de mogelijke situaties in concrete gevallen.

 

2g.10 De gevolgen van echtscheiding/ont-binding partnerregelingen in het kader van vermogensopbouw en -afbouw en beheer beschrijven en berekenen.

Houdt rekening met belangen van alle partijen, is onafhankelijk.

Maakt gebruik van(eventueel) aangeleverde juridische adviezen.

2g.11 Berekenen wat de consequentie is van een strategische assetallocatie voor het verwachte risico en rendement en eindwaarde.

Op basis van het risicoprofiel is een juiste en verantwoorde verdeling gemaakt van de te beleggen middelen over een groot aantal beleggingscategorieën, en berekend.

De beleggingsmarkt kent een grote verscheidenheid aan beleggingsmogelijkheden en oplossingen. Aanbieders hanteren modelportefeuilles op basis van standaard risicoprofielen.

Past de risico- en rendementsinformatie van een gekozen strategische assetallocatie bij het risicoprofiel van de klant?

2g.12 In geval van beleggingsobjecten de specifieke risico’s daarvan in kaart brengen.

Klant wordt gewezen op de risico’s die men loopt bij het investeren of beleggen in beleggingsobjecten.

Kandidaat moet zich vergewissen of de klant daarvan goed doordrongen is. Op korte termijn brengen beleggingsobjecten gewoonlijk niets op De kandidaat wijst erop dat controle op een product in het buitenland lastig is, evenals het nemen en uitvoeren van juridische stappen.

Kandidaat moet goed kunnen uitleggen en verduidelijken aan de klant dat hij zijn hele investering kan kwijtraken. De kandidaat moet een goede inschatting maken in hoeverre het product qua doelstelling en risicoweging past in het financiële plaatje van de klant Alternatieven moeten aangedragen worden en eventueel moet de kandidaat het gewenste de klant kunnen afraden.

Beleggingsobjecten zijn doorgaans veelzijdige complexe producten met een lange looptijd, (30 jaar is geen uitzondering) waaraan de nodige risico’s zijn verbonden. Het gaat om producten die zich vaak op grote afstand van de klant bevinden. Denk bijvoorbeeld aan de teakhoutfondsen in Latijns Amerika. Deze factoren maken het voor klanten moeilijk om de risico’s te kunnen begrijpen en te kunnen plaatsen.

Eindterm 2h

De persoon beschikt over het vermogen om met betrekking tot het advies:

• de mogelijkheden presenteren;

• adviesverantwoordelijkheid te nemen;

• te handelen op gewijzigde omstandigheden tijdens het adviestraject.

2h.1 De mogelijkheden presenteren.

De kandidaat legt aan de klant alle mogelijkheden voor en bespreekt deze met de klant, zodat deze een bewuste en verantwoorde keuze kan maken.

Alle relevante financiële consequenties zijn voor de klant duidelijk.

Een belangrijk aspect van het advies is dat de analyses cijfermatig worden onderbouwd. Een cijfermatige analyse is in een aantal gevallen, bijvoorbeeld bij het bepalen van de hoogte van de risicodekking, noodzakelijk om te kunnen nagaan of het advies aansluit bij het klantprofiel. Ook is het noodzakelijk dat de klant inzicht heeft in de financiële implicaties of financiële onderbouwing (bijvoorbeeld bij de geadviseerde dekking voor een risicoverzekering) om het advies goed te kunnen beoordelen.

2h.2 Adviesverantwoordelijkheid nemen.

De kandidaat formuleert zijn advies en motiveert dit. De kandidaat bespreekt het advies en de motivering met de klant, waarbij hij de klant duidelijk maakt hoe het advies aansluit bij zijn profiel.

Advies geven is niet uitsluitend de wens van de klant volgen, maar daadwerkelijk advies geven op basis van eigen inzicht en kunnen. Indien het advies niet wordt opgevolgd, zal de klant moeten worden gewaarschuwd voor de consequenties van het niet (geheel of gedeeltelijk) opvolgen van zijn advies.

2h.3 Handelen op gewijzigde omstandigheden tijdens het adviestraject.

De kandidaat kan de gevolgen van wezenlijke wijzigingen tijdens het advies- en aanvraagtraject voor klant en aanbieder inschatten op consequenties en hiernaar op een juiste manier handelen.

Bijvoorbeeld: ontslag werknemer tijdens aanvraagtraject alsnog aankaarten bij aanbieder.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kenmerken kritische situatie

Waardering van de kandidaat

Eindterm 3c

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij een vermogensadvies kan plannen, ontwerpen en aan de klant kan presenteren.

3c.1 Het adviestraject plannen.

Heeft een opdracht van een nieuwe relatie via verschillende kanalen gekregen.

Creëert acceptatie bij de verschillende partijen, vormt zich een beeld van de opdrachtgever en zijn (financiële) omstandigheden. Hanteert hierbij de eventuele spanning tussen kosten en baten van de uitgebrachte adviezen en de zorgvuldigheid van het advies.

Heb ik alle stappen in de goede volgorde voor de klant gezet? Ben ik niet te snel naar de productoplossing gegaan?

3c.2 De verschillende voorstellen en/of offertes vanuit de wensen van de klant prioriteren en verklaren.

 

Vergelijkt voorstellen en/of offertes van financiële instellingen met elkaar. Gaat bij vergelijking van voorstellen en/of offertes zoveel mogelijk uit van gelijke en reële uitgangspunten.

Kan de verschillen in begrijpelijke taal verklaren en met voorbeelden verduidelijken.

Verantwoordt zijn handelen en motiveert zijn afwegingen in concrete situaties wanneerbedrijfsbelangen en klantenbelang conflicteren. Voert eventueel vanuit de belangenafweging van de klant maatregelen door die in de perceptie van de klant vervelend zijn.

Handel ik integer en professioneel in verband met mijn eigen positie en de klantbelangen?

3c.3 Een passende oplossing ontwerpen.

 

Vertaalt alle ingewonnen informatie op een juiste wijze naar een passende oplossing

Gaat om met tegenstrijdige prioriteiten/doelstellingen. Signaleert deze, benoemt deze en koppelt deze terug naar de klant, om vervolgens tot een passend advies te komen.

Verantwoordt zijn handelen en motiveert zijn afwegingen in concrete situaties wanneer eigen positie (bedrijfsbelangen) en klantenbelang conflicteren.

 

3c.4 Het samengestelde advies bespreken in samenhang met onder meer de verkregen financiële gegevens van de klant.

 

Geeft passend advies. Wijst op betaalbaarheid. Verwerkt de financiële gegevens in het advies.

Vertelt ook over eventuele negatieve vermogensontwikkelingen, toetst of klant bewust is van financiële risico’s. Spiegelt de klant geen te positieve rendementen voor. Verantwoordt zijn handelen en motiveert zijn afwegingen wanneer eigen positie (bedrijfsbelang) en klantbelang conflicteren.

Durf ik met de klant slechte vermogensontwikkeling te bespreken?

Durf ik voorbeelden te bespreken om ten laste van het besteedbaar inkomen besparingen te realiseren voor het verbeteren van de vermogenssituatie?

Breng ik voldoende het lange termijn perspectief aan bij vermogensopbouw en afbouw bij klanten die in het hier en nu willen leven?

3c.5 Het ontworpen advies specifiek m.b.t. beleggingsobjecten bespreken.

Presenteert zijn advies naar aanleiding van zijn bevindingen.

Gelet op de risicogevoeligheid gekoppeld aan complexiteit, is het advies uitgebreid, kritisch en voor de klant begrijpelijk.

Kandidaat heeft alle kenmerken van het specifieke beleggingsobject in kaart gebracht.

Kandidaat kan juridische eigendomsconstructies en juridische houdbaarheid van het specifieke beleggingsobject goed uitleggen.

Is het realistisch is om het product individueel aan te bieden en te onderhouden? Is het product verhandelbaar?

Heb ik voldoende alternatieven aangeboden?

Moet ik de klant het product niet afraden?

Taak 4. Beheren en actueel houden van het advies

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1o

De persoon baseert zijn werkzaamheden in het kader van het beheer en actueel houden van advies op grondige kennis van wet- en regelgeving.

1o.1

De kandidaat omschrijft de mogelijkheden en gevolgen met betrekking tot wijziging, afkoop of beëindiging van financiële producten, omschrijft de voorwaarden en gevolgen daarvan voor financiële producten.

K

1o.2

De kandidaat kan de fiscale gevolgen bij wijzigingen, bijvoorbeeld als gevolg van echtscheiding, afkoop of beëindiging van financiële producten in het kader van verschillende belastingregimes, in combinatie met het overgangsregime van IB 2001 uitleggen.

B

1o.3

De kandidaat kan het begrip fiscaal erkende pensioenregeling uitleggen.

B

Eindterm 1p

De persoon stelt in het kader van het beheer en actueel houden van het advies vast, of bijsturing van het risicoprofiel nodig is, met betrekking tot transacties in financiële instrumenten of beleggingsobjecten.

1p.1

De kandidaat kan scheefgroei in en rebalancing (herschikking) van een portefeuille definiëren.

K

1p.2

De kandidaat kan uitleggen waarom er bij scheefgroei gerebalanced moet worden.

B

1p.3

De kandidaat kan aanwijzen welke zaken in het profiel kunnen veranderen.

K

1p.4

De kandidaat kan de situaties benoemen waarin hij zijn klant moet vragen naar de veranderingen die van invloed zijn op het profiel.

K

1p.5

De kandidaat kan uitleggen wat het effect is van een wijziging in het profiel van de klant op het risicoprofiel van de klant.

B

1p.6

De kandidaat kan uitleggen wat de klant moet doen wanneer er sprake is van een wijziging in zijn financiële situatie.

B

1p.7

De kandidaat kan de provisie- en vergoedingsregels uitleggen aan de klant.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2i

De persoon beschikt over het vermogen om:

• het vermogensadvies te beheren en actueel te houden.

• het beheertraject op een adequate wijze vast te leggen in het klantdossier.

2i.1 De klant ondersteunen bij het invullen van alle benodigde documenten op elk relevant moment tijdens de looptijd van de financiële producten.

Controleert de relevante producten.

Ondersteunt klant bij de aanvraag premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid, uitkeringen, switchen, overdracht, wijziging begunstiging, aanvaarding begunstiging deblokkering etc.

2i.2 De lopende contracten m.b.t. de klant gedurende de looptijd actief beheren.

Past het advies aan op basis van (relevante) wetswijzigingen of wijziging in de omstandigheden van de klant zoals:

– start en einde dienstbetrekking;

– overlijden;

– arbeidsongeschiktheid;

– pensionering/eerder stoppen met werken;

– studerende kinderen

– (mogelijk) faillissement

In de verschillende fasen van de levensloop van de klant kunnen verwachte en onverwachte gebeurtenissen plaats vinden. Deze gebeurtenissen moeten vertaald worden naar een aanpassing of beëindiging van de lopende overeenkomst, dan wel een nieuwe oplossing adviseren.

2i.3 Beoordelen of er wijzigingen zijn in het klantprofiel.

Past het profiel op een juiste wijze aan op de actuele situatie. Klant is akkoord met te gebruiken profiel, al of niet aangepast.

Klant is op de hoogte van de (mogelijke) gevolgen van de wijzigingen van het profiel.

In de verschillende fasen van de levensloop van de klant kunnen verwachte en onverwachte gebeurtenissen plaats vinden. Deze gebeurtenissen moeten vertaald worden naar een nieuw profiel.

2i.4 Het verloop van de beleggingsportefeuille en of -oplossing bespreken.

De klant begrijpt op welke wijze de portefeuille of beleggingsoplossing aansluit bij zijn risicoprofiel en zijn beleggingsdoelstellingen. De economische ontwikkelingen, die van invloed zijn geweest op de performance van de portefeuille, worden besproken.

De kandidaat waarschuwt actief bij bepaalde situaties.

De portefeuille dient voor belegging van voorzieningen voor de oude dag (derde pijler), voor specifieke toekomstige uitgaven of voor vrij te besteden vermogen. De sociale, economische en culturele kenmerken van klant verschillen zeer sterk. Klanten kunnen extreem zijn in risicoaversie en risicoperceptie. Klanten hebben de neiging om risicoprofielen aan te passen aan marktomstandigheden.

2i.5 Beoordelen of de allocatie aangepast moet worden.

Tijdens mutatiemomenten signaleert de kandidaat tijdig of de door de klant verstrekte informatie en/of verandering in persoonlijke financiële situatie gevolgen hebben voor het risicoprofiel van de klant, zodat de strategische assetallocatie bijgesteld kan worden en andere passende financiële instrumenten kunnen worden geselecteerd.

Kandidaat onderkent de hoofdsomrisico’s.

De allocatie sluit aan bij de actuele doelstellingen van de klant.

Kandidaat geeft advies op basis van de wijzigingen.

Het is van groot belang om hoofdsomrisico’s te onderkennen en te beheersen tegen het einde van de looptijd van de belegging of het ingaan van de besteding van de belegging, (ingaan pensioen, aflossen hypotheek ed.)

2i.6 Het beheertraject op de juiste wijze vastleggen in het klantdossier.

Dossier bevat de juiste gegevens en deze zijn op een makkelijke manier terug te vinden.

Te beoordelen is of het beheer op een juiste manier heeft plaatsgevonden.

In verband met de zorgplicht is een goede vastlegging en archivering van belang. Ook in het kader van het toezicht is het van belang dat het dossier compleet en goed reconstrueerbaar is.

De Wet Bescherming Persoonsgegevens moet daarbij betrokken worden.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3d

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij het uitgebrachte advies kan beheren en actueel houden.

3d.1 Een lopend contract beheren.

Gedurende de looptijd van de verzekering.

Kandidaat is zorgvuldig, zodat de oplossing zoveel mogelijk aansluit bij de situatie van de klant op het (tussentijdse) moment van advies. Reageert proactief op het aspect van beheersing van risico’s in de persoonlijke situatie van de klant.

Reflectie op juistheid van dekking in specifieke situatie van de klant.

Maak ik een juiste inschatting van het belang van de verzekering voor de klant?

Hoe tarifeer ik beheer?

3d.2 Een vermogensoplossing actueel houden.

Verandering in situatie van klant of aanpassing wetgeving of financiële markt.

Kandidaat reageert proactief op veranderingen.

Kandidaat reageert op uitspraken van de klant.

Verschillende situaties in de levensfase kennen verschillende emoties bij de klant. Kandidaat gaat goed om met deze emoties.

De kandidaat is zorgvuldig en kan beoordelen of de gewijzigde gegevens in de productoplossing aansluiten bij de situatie van de klant.

Onderken ik tijdig aspecten van positieve en negatieve ontwikkelingen in de relatie. Hoe maak ik deze bespreekbaar met de klant?

Hoe tarifeer ik het beheer?

Zijn de wijzigingen belangrijk genoeg om een aanpassing van de verzekering te rechtvaardigen?

Zou de klant zonder doorgeven wijziging niet goed verzekerd meer zijn?

Reflectie over de juiste manier van actueel houden van de verzekering. Weegt de inspanning op tegen het belang van de wijziging?

3d.3 De belanghebbenden informeren.

Soms is er sprake van incidenteel advies bij een klant, maar meestal is er sprake van een (jarenlange) zakelijke relatie tussen adviseur en klant.

Informeert de belanghebbenden tijdig en correct.

Voert het beheers- en voortgangsgesprek op een juiste wijze.

Verstrekt mondeling en schriftelijk begrijpelijke informatie naar de belanghebbenden.

Adviseur moet kunnen aantonen dat hij voldoet aan zijn zorgplicht gedurende het beheer van de financiële producten.

Bijlage 6. Eind en toetstermen module inkomen

Algemene kennis en vaardigheden

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1a

De persoon baseert zijn werkzaamheden ten behoeve van het advies met betrekking tot (collectieve) inkomensverzekeringen voor de drie doelgroepen

• de werkgever en diens werknemers;

• de ondernemer;

• de particulier;

op actuele kennis van relevante wet- en regelgeving.

1a.1

De kandidaat kan de relatie tussen de eisen die voortvloeien uit het Burgerlijk Wetboek (BW) over professioneel en integer handelen (zorgplicht): overeenkomst van opdracht Boek 7 art. 400 e.v.) uitleggen en kan de spanningsvelden met de Wet op het financieel toezicht (Wft) in concrete recente gevallen analyseren.

B

1a.2

De kandidaat kan uitleggen wat de gevolgen zijn van het niet voldoen aan de mededelingsplicht conform art. 7:928 e.v. BW (afdwingen professioneel en integer gedrag door de klant) en kan daarbij recente praktijkgevallen beschrijven.

B

1a.3

De kandidaat kan beschrijven welke beroepsmogelijkheden bestaan bij sancties van De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM), uitspraken klachteninstituten en rechterlijke uitspraken.

K

1a.4

De kandidaat kan de relevante bepalingen in de Wet op medische keuring en de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst uitleggen.

B

1a.5

De kandidaat kan de hoogte van de actuele sociale loongrenzen (minimumloon en max. dagloon) noemen.

K

1a.6

De kandidaat kan de gevolgen van privacywetgeving schetsen.

B

Vaardigheden

Eindterm 2a

De persoon beschikt over het vermogen om mondeling en schriftelijk te communiceren.

2a.1 Gestructureerd interviewen.

De kandidaat werkt gestructureerd en is onbevooroordeeld. Interviewtechniek en vraagpunten van het onderzoek zijn goed uitgewerkt en worden goed uitgevoerd. De kandidaat stelt de juiste en relevante vragen. De interviewtechniek is gebaseerd op de onderdelen: luisteren, doorvragen, confronteren, inleven in de klant en duidelijk vastleggen.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert.

Kandidaat interviewt klant in verschillende levensfasen en met betrekking tot verschillende gebeurtenissen.

2a.2 Mondeling communiceren.

De relevante informatie en de persoonlijke toelichting zijn correct, duidelijk en niet-misleidend en afgestemd op het begripsniveau van de klant. Kandidaat gebruikt tekeningen en grafische voorstellingen, presenteert argumenten en conclusies logisch.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert.

Demonstreert hoe hij de communicatie aanpast naar de verschillende belanghebbenden.

2a.3 Formulieren en offertes invullen, aanvragen, controleren en indienen.

De kandidaat werkt gestructureerd en is alert op fouten. De aanvraag wordt op de correcte wijze ingediend.

 

2a.4 Schriftelijk communiceren.

De informatie is correct, duidelijk en niet-misleidend en afgestemd op het begripsniveau van de klant. Document kent een heldere structuur en goede opbouw. Kandidaat gebruikt tekeningen en grafische voorstellingen.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert.

Demonstreert hoe hij de communicatie aanpast aan de verschillende belanghebbenden.

Eindterm 2b

De persoon beschikt over het vermogen om ICT-toepassingen te gebruiken.

2b.1 Vragenlijsten en ICT-toepassingen, waaronder rekenmodellen toepassen.

De kandidaat voert de gegevens die hij van de klant heeft gekregen op de juiste manier in.

De kandidaat gebruikt de juiste ICT-toepassing en controleert zoveel mogelijk het systeemantwoord op bijzondere, opvallende en/of afwijkende uitkomsten.

Is alert op fouten en onlogische uitkomsten.

ICT-programma’s kunnen gebruiken die ondersteunen bij de verwerking van gegevens om te komen tot een passend advies.

Het kunnen herkennen van foute, onjuiste uitkomsten, zodat niet per definitie het systeemantwoord in alle gevallen leidend is. Zelf nadenken blijft ook ingeval van een ICT-toepassing een verantwoordelijkheid van de kandidaat.

Professioneel gedrag

Kennis

Nummer toetsterm

 

Kennisniveau

Eindterm 4a

De persoon baseert zijn werkzaamheden op kennis op het gebied van integer gedrag in de financiële sector.

4a.1

De kandidaat kan de gevolgen uitleggen als de consument geen vertrouwen (meer) heeft in de financiële sector (stabiliteit economie komt in gevaar, noodzakelijke risico- en spaarproducten worden niet meer afgesloten, macro-economische gevolgen als onvoldoende spaargeld beschikbaar komt, werkgelegenheid, ook in financiële sector onder druk, vergroting zwartgeldcircuit, bankrun en betalingsverkeer dreigt te blokkeren).

B

4a.2

De kandidaat kan de middelen uitleggen die kunnen worden ingezet om een integere cultuur en integer handelen in een onderneming te bereiken, zoals goede procesbeschrijvingen, gedragscodes, agendapunt in vergaderingen/collegiaal overleg, incidentenregeling, klokkenluidersregeling, vertrouwenspersoon, voorbeeldgedrag.

B

4a.3

De kandidaat kan de vier integriteitsassen voor het functioneren van een financiële dienstverlener benoemen en eigen voorbeelden plaatsen op deze assen.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 4b

De persoon beschikt over het vermogen om de volgende dilemma’s op het gebied van integer handelen in de uitoefening van zijn beroep te analyseren en bespreekbaar te maken, alsmede de keuzes af te wegen en te verantwoorden:

• fraudesignalen onderkennen en daarop handelen;

• integer omgaan met de klantgegevens;

• doorverwijzen;

• verschillende belangen in kaart brengen.

4b.1 Fraudesignalen onderkennen en daarop handelen.

Beoordeelt documenten op echtheid.

De kandidaat kan de acties omschrijven die vereist zijn bij het constateren van fraude. Geeft op adequate wijze opvolging aan een fraudesignaal.

Bijvoorbeeld het dilemma van een financiële dienstverlener die bemiddelt en bemerkt dat de aanvraag niet strookt met de waarheid.

4b.2 Integer omgaan met de klantgegevens.

De kandidaat gaat integer met de klantgegevens om. Respecteert privacy en patiëntenrechten (o.m. WBGO, WMK, WBP).

 

4b.3 Doorverwijzen naar anderen.

De kandidaat onderkent tijdig tekortkomingen bij zichzelf op het gebied van deskundigheid.

De kandidaat kent de grenzen van zijn kennen en kunnen, en verwijst door als bepaalde vraagstukken beter beantwoord kunnen worden door collega’s of derden.

 

4b.4 Eventuele dilemma’s op het gebied van integer handelen signaleren.

Benoemt welke belangen van welke partijen betrokken zijn bij die dilemma’s.

Benoemt hoe wordt omgegaan met een gerezen dilemma.

Bijvoorbeeld:

Inlooprisico bij WGA eigen risicodragen. De premielasten bij aanvang kunnen hoger zijn van via de verzekering bij UWV, op termijn lager.

Het premieverschil tussen UWV en privaat verzekeren, is gering, de re-integratieuitvoering en langetermijnrisico’s zijn heel verschillend.

De klant wil zijn risico op arbeidsongeschiktheid alleen verzekeren op basis van een vooraf vastgesteld budget.

Advisering van een onderneming waarvan de directie en OR verdeeld zijn over te kiezen inkomensverzekering.

4b.5 Verschillende belangen in kaart brengen

De kandidaat brengt de belangen van de klant en de financiële instellingen bij de te maken keuzes duidelijk in kaart.

De kandidaat kan het belang en de positie van bijvoorbeeld klant en aanbieder onderscheiden en analyseert de mogelijke dilemma’s die kunnen ontstaan.

De kandidaat kan ook met de verschillende actoren over de dilemma’s mondeling en schriftelijk communiceren.

De kandidaat houdt rekening met de belangen van de klant.

Bij het ontwerp van het inkomensadvies.

Taak 1. Inventariseren van de gegevens van de klant

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1b

De persoon baseert zijn inventarisatie met betrekking tot (collectieve) inkomensverzekeringen voor de drie doelgroepen:

• de werkgever en diens werknemers;

• de ondernemer;

• de particulier;

op grondige en actuele kennis van de relevante wet- en regelgeving en de van toepassing zijnde richtlijnen.

1b.1

De kandidaat kan de financiële verantwoordelijkheid van werkgevers bij ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid (loondoorbetaling bij ziekte, ZW, WIA en WW) beschrijven.

K

1b.2

De kandidaat kan uitleggen wat het belang is van de gegevens die worden opgevraagd voor de beoordeling van het ter verzekering aangeboden risico en de bepaling van de hoogte van het benodigde verzekerde bedrag van een inkomensverzekering.

B

1b.3

De kandidaat kan de gevolgen van toekomstplannen (groei, krimp, fusie, overnames, leeftijdsopbouw van de onderneming) voor de premielasten aangeven.

B

1b.4

De kandidaat kan de invloed van een CAO op de hoogte van de loondoorbetalingsverplichting aangeven.

K

1b.5

De kandidaat kan de gevolgen van de Ziektewet (vangnet) en WAZO (zwangerschaps- en bevallingsverlof) voor de loondoorbetalingsverplichtingen van de werkgever aangeven.

B

1b.6

De kandidaat kan de voornaamste subsidieregelingen voor arbeidsongeschikte werknemers noemen.

K

1b.7

De kandidaat kan de gevolgen van de Pensioenwet voor arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (o.a. de UPO-verplichting, gevolgen van niet-betaling van de premie) noemen.

K

Eindterm 1c

De persoon baseert zijn inventarisatie met betrekking tot (collectieve) inkomensverzekeringen voor de klant op juridische en fiscale kennis met betrekking tot rechtspersonen en ondernemingsstructuren.

1c.1

De kandidaat kan de juridische structuur, bevoegdheden, organen en kenmerken van een eenmanszaak, vennootschap onder firma, maatschap, commanditaire vennootschap, stichting, vereniging, besloten vennootschap en naamloze vennootschap omschrijven.

K

1c.2

De kandidaat kan de betekenis van een overgang van onderneming beschrijven, alsmede de uitzonderingsregel daarbij, en kan benoemen welke rechten en plichten er bij een overgang van de onderneming overgaan.

K

1c.3

De kandidaat kan de basisbeginselen van de werking van het belastingregime (BTW, vennootschapsbelasting, inkomstenbelasting, loonbelasting) rond natuurlijke en rechtspersonen omschrijven.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/resultaat/prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheid rond de vaardigheid

Eindterm 2c

De persoon beschikt over het vermogen om relevante en benodigde preventiemaatregelen te inventariseren en te verduidelijken.

2c.1 Voor de specifieke situatie van de klant het belang motiveren van de meest zinvolle maatregelen ter voorkoming van arbeidsongeschiktheid of werkloosheid en ter beperking van eventuele gevolgen.

Licht klant nut van preventieve en schadebeperkende maatregelen toe.

Klant begrijpt waarom dit soort maatregelen van belang zijn.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3a

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij voor de drie doelgroepen:

• de werkgever en diens werknemers,

• de ondernemer, en

• de particulier

het klantprofiel met betrekking tot (collectieve) inkomensverzekeringen kan inventariseren en het klantprofiel correct kan opstellen.

3a.1 Het klantprofiel inventariseren.

Klantgesprek.

Bevindt zich in een gespreks-situatie met de klant bij diverse ondernemingen in diverse sectoren met diverse partijen.

Informeert naar doelstellingen, kennis en ervaring van de klant met betrekking tot het financiële risico van ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid.

Brengt behoefte in kaart zonder toe te werken naar een vooraf gekozen oplossing.

Gebruikt de juiste bronnen, zoals IB-aangiftes, enkelvoudige en geconsolideerde jaarrekeningen, V&W-rekening, begroting, balans, eigen vermogen en privévermogen.

Selecteert de juiste cijfermatige informatie, brengt zonodig ordening aan in de gegevens.

Handelt juist in geval van onvolledige of onjuiste informatie, zoals geen verzuimoverzicht, WGA-beschikking, of accountantsverklaring inkomen, als geen gegevens bekend zijn van de van toepassing zijnde CAO of pensioenregeling waarin staat welke verplichtingen de werkgever richting de werknemer heeft. Of als informatie lastig te verkrijgen is.

Schakelt in complexere gevallen een expert in.

Stuurt niet te vroeg naar standaardoplossing, vraagt zo nodig door.

Reflecteert op manier waarop informatie wordt verkregen.

Heb ik begrip gekregen van de klant?

Kan en mag ik dit doen, moet ik iemand anders inschakelen?

Begrijpt de klant mij goed, moet ik nog onderwerpen toelichten?

Begrijpt de klant wat het gevolg is van incorrecte of onvolledige gegevens voor de inventarisatie?

(Kan ik uitleggen binnen welke context de verzekering moet worden geplaatst en wat de invloed van de context op de verzekering is?)

Bij knelpunten: wat is mijn eigen rol en het belang van partijen?

Hoe heb ik mij ervan overtuigd dat de klant de juiste risicoperceptie heeft van zijn situatie?

3a.2 Het klantprofiel opstellen.

 

Het klantprofiel is volledig (doelstelling, financiële positie, risicobereidheid, kennis) voorzover relevant voor het opstellen van een passend inkomensadvies. De kandidaat stelt het klantprofiel vast, waarmee toegewerkt kan worden naar een advies.

Klant kan zich herkennen in het profiel.

Kan de uitkomsten van de inventarisatie verantwoorden.

Taak 2. Analyseren van de gegevens van de klant ten behoeve van het advies

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1d

De persoon baseert zijn analyse met betrekking tot (collectieve) inkomensverzekeringen voor de drie doelgroepen:

• de werkgever en diens werknemers;

• de ondernemer;

• de particulier;

op grondige en actuele kennis van de risico’s in de diverse levensstadia van de persoon of de onderneming en de van toepassing zijnde richtlijnen en instrumenten om deze risico’s te beheersen.

1d.1

De kandidaat kan uitleggen hoe de verantwoordelijkheid van werkgevers bij ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid (loondoorbetaling bij ziekte, ZW, WIA en WW) beter beheersbaar wordt.

B

1d.2

De kandidaat kan in verschillende klantsituaties de financiële schade als gevolg van arbeidsongeschiktheid of werkloosheid aangeven.

B

1d.3

De kandidaat kan aan de hand van een gegeven overzicht met mogelijke maatregelen voor een inkomensrisico concluderen welke maatregelen het meest zinvol zijn ter voorkoming van arbeidsongeschiktheid en/of ongevallen en ter beperking van eventuele gevolgen.

B

1d.4

De kandidaat heeft inzicht in de financiële risico’s op het gebied van aansprakelijkheid voor of schadevergoedingsplicht die een werkgever heeft voor eigen werknemers of ingehuurd personeel.

B

1d.5

De kandidaat kan de korte- en langetermijngevolgen van een toekenning van < 35% arbeidsongeschiktheid voor de werkgever en werknemer uitleggen.

B

Eindterm 1e

De persoon baseert zijn analyse met betrekking tot (collectieve) inkomensverzekeringen op kennis van een aantal bedrijfseconomische rapportages (balans, resultatenrekening).

1e.1

De kandidaat kan ten behoeve van de analyse van klantgegevens de door de verzekeraar gehanteerde inkomensdefinitie voor de inkomensverzekering verklaren en de diverse informatiebronnen (zoals loonbegrip, jaarrekening, begrotingen, V&W-rekening, balans, eigen vermogen) onderscheiden.

B

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3b

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij voor de drie doelgroepen:

• de werkgever en diens werknemers;

• de ondernemer;

• de particulier;

het analysetraject met betrekking tot (collectieve) inkomensverzekeringen correct uit kan voeren.

3b.1 De benodigde gegevens analyseren, rekening houdend met de behoeften en doelstellingen van de klant.

Bij diverse ondernemingen in diverse sectoren met diverse partijen.

Analyseert doelstellingen, kennis en ervaring van de klant met betrekking tot het financiële risico van ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid.

Het advies kan op basis van consistente, goed onderbouwde en verifieerbare informatie uit betrouwbare bronnen opgesteld worden.

Gebruikt de juiste bronnen, zoals IB-aangiftes, enkelvoudige en geconsolideerde jaarrekeningen, V&W-rekening, begroting, balans, eigen vermogen en privévermogen.

Selecteert de juiste cijfermatige informatie, brengt zonodig ordening aan in de gegevens.

Handelt juist in geval van onvolledige of onjuiste informatie, zoals geen verzuimoverzicht, WGA-beschikking, of accountantsverklaring inkomen, als geen gegevens bekend zijn van de van toepassing zijnde CAO of pensioenregeling waarin staat welke verplichtingen de werkgever richting de werknemer heeft. Of als informatie lastig te verkrijgen is.

Schakelt in complexere gevallen een expert in.

Stuurt niet te vroeg naar standaardoplossing, vraagt zo nodig door.

Reflecteert op manier waarop informatie wordt verkregen.

Heb ik begrip gekregen van de klant?

Kan en mag ik dit doen, moet ik iemand anders inschakelen?

Begrijpt de klant mij goed, moet ik nog onderwerpen toelichten?

Kan ik uitleggen binnen welke context de verzekering moet worden geplaatst en wat de invloed van de context op de verzekering is?

Bij knelpunten: wat is mijn eigen rol en het belang van partijen?

Hoe heb ik mij ervan overtuigd dat de klant de juiste risicoperceptie heeft van zijn situatie?

3b2 De gegevens interpreteren en verwerken.

 

Is alert op tegenstrijdigheden.

De inventarisatie levert een goed beeld op.

Vraagt door als gegevens incompleet zijn, of geeft aan dat inventarisatie niet compleet is.

Trek ik de juiste conclusie uit de informatie?

Levert de informatie een consistent beeld van het risico op?

3b.3 Risicoanalyse opstellen.

Zoals wisselend personeelsbestand, variabel inkomen, groei of krimp, werknemer wisselt van werkgever of krijgt nieuwe hypotheek. Kan de particulier geregelde inkomensverzekering worden aangepast?

De risicoanalyse is correct en doet recht aan de situatie van de klant. De klant herkent zich in de analyse.

De kandidaat raakt niet van slag als er te veel veranderingen en onzekerheden zijn.

De kandidaat maakt bespreekbaar of de gesloten inkomensverzekeringen en/of bedrijfsmatig gesloten aansprakelijkheidsverzekering voldoen aan het adequaat afdekken van deze financiële risico’s.

Hoe ben ik ervan overtuigd dat de klant de analyse begrijpt en herkent?

3b.4 De belangen van de verschillende actoren in kaart brengen.

Bij actoren valt te denken aan: aanbieders, adviseurs, bemiddelaars, diverse types werkgevers, diverse type werknemers.

Kan uitleggen welke belangen de verschillende actoren hebben, kan tegengestelde belangen benoemen en aangeven hoe beide belangen het best gediend zijn.

Analyseert de mogelijke dilemma’s die kunnen ontstaan, omdat er sprake kan zijn van tegengestelde belangen van de actoren.

Weegt de belangen van de verschillende actoren af bij de te maken keuzes tijdens de totstandkoming van het advies.

Kan gemaakte keuzes verantwoorden.

Communiceert deze dilemma’s zowel mondeling als schriftelijk met de verschillende actoren.

 

3b.5 Belanghebbenden informeren.

Verzekeringnemer en verzekerde.

Informeert de verschillende belanghebbenden bij de inkomensverzekering inhoudelijk juist en op een correcte wijze.

Neemt zo nodig weerstanden weg die bestaan op grond van vooroordelen, onderschatting en onbekendheid van de materie.

Hanteert emoties empatisch en strategisch.

 

Taak 3. Adviseren (en eventueel bemiddelen) van een passende oplossing, zowel financieel als organisatorisch

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1f

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot (collectieve) inkomensverzekeringen voor de drie doelgroepen:

• de werkgever en diens werknemers;

• de ondernemer;

• de particulier;

op grondige en actuele kennis van het algemene verzekeringsrecht en de van toepassing zijnde richtlijnen, gedragscodes en convenanten.

1f.1

De kandidaat kan herkennen of een inkomensproduct of dienst voldoet aan de definitie van een verzekeringsovereenkomst.

K

1f.2

De kandidaat kan onderscheiden of een verzekering voldoet aan de definitie van een schadeverzekering of van een sommenverzekering.

B

1f.3

De kandidaat kan aangeven wat de gevolgen zijn als een inkomensverzekering voldoet aan de definitie van een persoonsverzekering.

B

1f.4

De kandidaat kan opsommen in welke gevallen een inkomensverzekering opzegbaar is en welke opzegtermijn er in een bepaald geval in acht dient te worden, en kan aangeven wat de gevolgen zijn van de opzegging.

B

1f.5

De kandidaat kan uitleggen of er dekking is onder een inkomensverzekering voor een schade door opzet of roekeloosheid.

B

1f.6

De kandidaat kan opsommen in welke gevallen er bij een inkomensverzekering niet in strijd gehandeld wordt met het indemniteitsbeginsel.

K

1f.7

De kandidaat kan aangeven wat de gevolgen zijn van een onjuiste premie in relatie tot de beroepswerkzaamheden op een AOV van een natuurlijke persoon, indien er sprake is van een arbeidsongeschiktheidsclaim.

B

1f.8

De kandidaat kan de begrippen renseignering en loonheffing definiëren.

K

1f.9

De kandidaat kan de procedures en vereisten rond de keuze voor eigenrisicodragerschap (o.a. uittreeddata, garantstellingen) uitleggen.

B

1f.10

De kandidaat kan de randvoorwaarden bij vrijwillige voortzettingsmogelijkheden vanuit de UWV opsommen.

K

1f.11

De kandidaat kan de meest voorkomende relevante gedragscodes opsommen o.a. Gedragscode Geïnformeerde verlenging van zakelijke verzekeringen, waaronder ook inkomensverzekeringen.

K

1f.12

De kandidaat kan de meest voorkomende relevante richtlijnen benoemen in advies van het bestaan van richtlijnen rond verzuimbegeleiding (o.a. Stecr).

K

1f.13

De kandidaat kan de meest voorkomende relevante convenanten opsommen o.a. convenant Van Leeuwen naar het belang van de klant.

K

Eindterm 1g

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot (collectieve) inkomensverzekeringen voor de drie doelgroepen:

• de werkgever en diens werknemers;

• de ondernemer;

• de particulier;

op grondige en actuele kennis van inkomensverzekeringen.

1g.1

De kandidaat kan voor de meest gebruikelijke verzekeringsvormen aangeven welke arbeidsongeschiktheids- en werkloosheidsrisico’s ze (deels) afdekken.

B

1g.2

De kandidaat kan de bijzondere situaties die van toepassing kunnen zijn bij de dekking van de inkomensverzekeringen benoemen (bijv. no risk ZW, oproepkracht of 65+ dga)

K

1g.3

De kandidaat kan de kern van de dekking op de inkomensverzekeringen omschrijven.

K

1g.4

De kandidaat kan relevante verschillen tussen verzekeringsvoorwaarden uitleggen.

B

1g.5

De kandidaat kan uitleggen met welk doel een klimmende, stijgende of geïndexeerde arbeidsongeschiktheids- of werkloosheidverzekering wordt gesloten en welke gevolgen de klimming, stijging of indexering hebben voor de premie en de uitkering.

B

1g.6

De kandidaat kan uitleggen wat arbeidsongeschiktheids- en werkloosheidverzekeraars in de regel als maximum te verzekeren bedrag hanteren.

B

1g.7

De kandidaat kan uitleggen wanneer de verzekeraar een keuringseis stelt.

B

1g.8

De kandidaat kan de werking en (prijs)effecten van de onderdelen van de AOV benoemen, waaronder eindleeftijden, indexering, beroepsarbeidsongeschiktheid en passende arbeid, traditionele en ongevallen a.o.-dekkingen, combi- en standaard tarief, 80% of minder van het inkomen verzekeren (maximaal verzekerd inkomen) benoemen en het effect van de beroepenklasse-indeling, nevenfunctie/sport en taakverdeling in een % aangeven.

B

1g.9

De kandidaat kan de werking van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid uitleggen.

B

1g.10

De kandidaat kan de werking van conventionele loondoorbetalingsverzekering uitleggen.

B

1g.11

De kandidaat kan de werking van stop-loss loondoorbetalingsverzekering uitleggen.

B

1g.12

De kandidaat kan uitleggen in welke gevallen inloop wordt verzekerd op een loondoorbetalingsverzekering.

B

1g.13

De kandidaat kan de uitkeringenstructuur van de diverse WIA-aanvullingsverzekeringen uitleggen.

B

1g.14

De kandidaat kan de inschatting en bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid verklaren.

B

1g.15

De kandidaat kan de werking van ‘benutting geduide resterende verdiencapaciteit’ verklaren.

B

1g.16

De kandidaat kan uitleggen dat UWV keurt op ‘gangbare arbeid’ en hoe dat zich verhoudt tot ‘passende arbeid’.

B

1g.17

De kandidaat kan de uitkeringsstructuur en -duur van een WW-aanvullingsverzekering verklaren.

B

1g.18

De kandidaat kan de effecten en oplossingen rondom het beperkt verzekeren van inloop bij de inkomensverzekeringen uitleggen.

B

1g.19

De kandidaat kan de effecten en oplossingen rondom het verzekeren van uitloop bij alle inkomensverzekeringen uitleggen.

B

1g.20

De kandidaat kan de gevolgen van de kwalificatie ‘complex product’ en ‘impactvol product’ voor de wijze van adviseren aangeven.

B

1g.21

De kandidaat kan de inkomensverzekeringen noemen die door verzekeraars aan zelfstandigen moeten worden aangeboden wanneer zij (om medische redenen) niet volledig voor het risico van arbeidsongeschiktheid verzekerd kunnen worden (vangnet AOV).

K

1g.22

De kandidaat kan het belang uitleggen van de in het verzekeringsbedrijf meest gebruikelijke inkomensverzekeringen die van toepassing zijn op ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid.

B

1g.23

De kandidaat kan het belang van de meest gebruikte aanvullende dienstverlening beschrijven.

K

1g.24

De kandidaat kan de verschillen benoemen tussen een arbeidsongeschiktheidsverzekering met een sommendekking en een arbeidsongeschiktheidsverzekering met een schadedekking.

K

Eindterm 1h

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot (collectieve) inkomensverzekeringen voor de drie doelgroepen:

• de werkgever en diens werknemers;

• de ondernemer;

• de particulier;

op grondige en actuele kennis van de processen bij inkomensverzekeringen.

1h.1

De kandidaat kan de acceptatiebeslissing (inclusief premievoorstel en eventuele beperkende voorwaarden) voor de inkomensverzekeringen uitleggen.

B

1h.2

De kandidaat kan aan de klant uitleggen waarom hij door de verzekeraar wordt opgeroepen voor een medische keuring en welke personen hierbij een rol spelen.

B

1h.3

De kandidaat kan uitleggen wat het belang is van de gevraagde informatie door de verzekeraar.

B

1h.4

De kandidaat kan uitleggen uit welke bestanddelen (inclusief kosten) de door de klant te betalen premie voor een arbeidsongeschiktheids- en werkloosheidverzekering bestaat.

B

1h.5

De kandidaat kan aan de klant uitleggen op welke wijze hij beloond wordt voor zijn dienstverlening.

B

1h.6

De kandidaat kan het acceptatieproces volledig en correct beschrijven.

K

1h.7

De kandidaat kan uitleggen in welk geval een gezondheidsverklaring nodig is.

B

1h.8

De kandidaat kan de verschillende keuringsgrenzen en de daarbij behorende medische acceptatie-richtlijnen opsommen.

K

1h.9

De kandidaat kan de regeling en het effect van afstandsverklaringen afgegeven door werknemers uitleggen.

B

1h.10

De kandidaat kan de spijtoptantenregeling voor collectieve werknemersverzekeringen omschrijven.

K

Eindterm 1i

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot (collectieve) inkomensverzekeringen voor de drie doelgroepen:

• de werkgever en diens werknemers;

• de ondernemer;

• de particulier;

op grondige en actuele kennis van relevante wetgeving en jurisprudentie inzake inkomensverzekeringen.

1i.1

De kandidaat kan aan de klant de structuur van de organisatie van de sociale zekerheid uitleggen en aangeven hoe het publieke en het private domein zich tot elkaar verhouden.

B

1i.2

De kandidaat kan doel, doelgroep en maximale uitkering van de voor de klant relevante sociale verzekeringswetten omschrijven.

K

1i.3

De kandidaat kan uitleggen in welke gevallen en bij welke verzekeringsvormen inhouding van een premiebijdrage van de werknemers is toegestaan.

B

1i.4

De kandidaat kan uitleggen wanneer een startende zelfstandige in aanmerking komt voor vrijwillige verzekering op grond van de sociale inkomensdervingswetten, inclusief de vangnet AOV.

B

1i.5

De kandidaat kan aan de klant uitleggen wat de fiscale gevolgen zijn van het betalen van de premie en/of ontvangen van een of meer uitkeringen op een inkomensverzekering.

B

1i.6

De kandidaat kan de wettelijke regeling zwangerschap ZEZ omschrijven.

K

1i.7

De kandidaat kan de inkomensvoorzieningen binnen de sociale wetgeving voor zelfstandigen (UWV, voortzetting ZW en WIA) opsommen.

K

1i.8

De kandidaat kan de wettelijke regelingen rond de loondoorbetaling bij verzuim als gevolg van ziekte beschrijven.

K

1i.9

De kandidaat kan de gevolgen van de Wet Verbetering Poortwachter aangeven.

B

1i.10

De kandidaat kan de fiscale situatie rond WIA-aanvullingen uitleggen.

B

1i.11

De kandidaat kan de IVA-regeling binnen de Wet WIA uitleggen.

B

1i.12

De kandidaat kan de WGA-regeling binnen de Wet WIA uitleggen.

B

1i.13

De kandidaat kan de regelgeving rond de keuze voor eigenrisicodragerschap (voor onder meer ZW, WIA en WW) uitleggen.

B

1i.14

De kandidaat kan de wettelijke bepalingen inzake de overstap van UWV naar eigenrisicodragerschap en vice versa benoemen.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan

Norm/resultaat/

prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of

communicatieve aspecten van de

vaardigheid of omstandigheid rond

de vaardigheid

Eindterm 2d

De persoon beschikt over het vermogen om advisering te plannen, te sturen en tot een succes te brengen, waaronder:

• de premie te (laten) berekenen;

• de meest geschikte verzekeringsvoorwaarden te selecteren;

• de geselecteerde verzekeringsvoorwaarden, premies en risico’s te vergelijken;

• de mogelijke risico’s en verzekeringsvormen en/of -dekkingen te verduidelijken;

• een ingevuld aanvraagformulier op juistheid te controleren; en

• op correcte wijze een aanvraag in te dienen.

2d.1 De verzamelde financiële en organisatorische informatie analyseren en vertalen naar een advies.

De kandidaat is verantwoord kritisch.

Brengt een goed inkomensadvies uit. Na de analyse ontstaat een goed beeld van de financiële en organisatorische positie van klant.

Vraagt door in onbekende situaties, bijvoorbeeld verhouding tussen onderdelen onderneming,

ontwikkeling van verzuim, samenwerking met bijv. arbodienst of re-integratiebedrijf, afspraken

tussen aandeelhouders. Gesprekspartners kunnen zijn: accountant, directie, controller, vertegenwoordigend overleg organisatie en belangenbehartigers.

2d.2 Voor de specifieke situatie van de klant uitleggen wanneer de dekking geheel of gedeeltelijk ontbreekt op een inkomensverzekering en de mogelijke gevolgen voor de uitkering aangeven.

De kandidaat geeft inzicht in de risico’s die niet of gedeeltelijk gedekt zijn. En geeft mogelijke consequenties voor de klant aan.

Bijvoorbeeld AOV met beperkte uitkeringsduur of beperkte dekking, of WEG-hiaat versus WGA-hiaat uitgebreid.

Moet klant kunnen uitleggen waarom in zijn specifieke situatie mogelijk niet met een standaardoplossing kan worden volstaan.

2d.3 Beoordelen welke risico’s van de klant leiden tot de noodzaak tot het sluiten van een bepaalde inkomensverzekering of een alternatief.

De kandidaat legt aan klant de noodzaak van de verzekering uit.

De kandidaat kan aangeven op welke wijze de verzekering past in het risicomanagement van het bedrijf. Kandidaat kan onderbouwen waarom voor een specifiek risico al dan niet een verzekering noodzakelijk is.

2d.4 Voor de specifieke situatie van de klant voorbeelden schetsen van risico’s die samenhangen met arbeidsongeschiktheid en werkloosheid.

De kandidaat licht klant de risico’s toe en kan die ook in zijn specifieke situatie plaatsen.

De kandidaat kan het risico op een begrijpelijke manier toelichten, zodat de klant een goed beeld heeft van de concrete risico’s die hij loopt.

2d.5 Kan de hoogte van de premies, uitkeringsrechten en fiscaliteiten (laten) berekenen.

De kandidaat gebruikt alle benodigde gegevens. Gebruikt de juiste berekeningsprogramma’s op de juiste wijze.

Rekent met een promillage/percentage, een vast bedrag in euro’s, of via inschaling in een tabel(lenstelsel).

De kandidaat legt uit hoe de prijs voor de verzekering wordt berekend en welke factoren op de hoogte van de premie van invloed zijn.

 

2d.6 Een medisch acceptatieprocedure begeleiden.

De kandidaat ondersteunt de klant tijdens het hele traject, van het invullen van het aanvraagformulier en de gezondheidsverklaring tot eventueel bij de klachtenprocedure.

Informeert de klant duidelijk en correct.

Werkt volgens protocol en wet- en regelgeving.

Ingeval van uitsluiting of als acceptatie onder beperkende voorwaarden dreigt of extra

toeslagen na medische acceptatie.

2d.7 Voor de natuurlijke persoon met behulp van alle benodigde gegevens de premie van een arbeidsongeschiktheidsverzekering berekenen.

De kandidaat gebruikt alle benodigde gegevens.

De kandidaat kan uitleggen hoe de premiehoogte wordt bepaald en welke factoren op de hoogte van de premie van invloed zijn.

 

2d.8 Beoordelen of de gegevens op het aanvraagformulier van inkomensverzekering juist zijn ingevuld.

De kandidaat wijst op de gevolgen van een onjuist ingevuld aanvraagformulier.

De kandidaat kan aangeven welke mogelijkheden een verzekeraar heeft als onjuiste informatie is verstrekt en kan klant uitleggen wat de gevolgen zijn van bijv. verzwijging.

2d.9 Beoordelen of alle voor de aanvraag vereiste gegevens, inclusief overige vereiste bescheiden, aanwezig zijn om te worden verzonden aan de verzekeraar.

De kandidaat legt de klant uit waarom de vereiste gegevens en bescheiden nodig zijn voor het totstandkomen van een verzekering.

De kandidaat kan uitleggen wat het belang van de gevraagde bescheiden voor de verzekeraar is.

2d.10 Beoordelen of de acceptatie-beslissing (inclusief premievoorstel en eventuele beperkende voorwaarden) voor een bepaalde inkomensverzekering aansluit op zijn (eerdere) inschatting van het ter verzekering aangeboden risico.

De kandidaat legt de klant uit hoe verzekeraar tot zijn beslissing is gekomen.

De kandidaat kan beoordelen en uitleggen of verzekeraar een acceptatiebeslissing heeft genomen die aansluit op het risico en kan toelichten waarom een beslissing anders is dan verwacht.

2d.11 Beoordelen of de gegevens in de polis en eventuele overige bescheiden van een inkomensverzekering juist zijn.

De kandidaat controleert of de polis en andere bescheiden juist zijn en informeert de klant tijdig.

De kandidaat kan klant bevestigen dat de documenten correct zijn.

2d.12 Het adviestraject op de juiste wijze vastleggen in het klantdossier.

Dossier bevat de juiste gegevens en deze zijn op een gemakkelijke manier terug te vinden.

Te beoordelen is of de advisering op een juiste manier heeft plaatsgevonden.

In verband met de zorgplicht is een goede vastlegging en archivering van belang. Ook in het kader van het toezicht is het van belang dat het dossier compleet en goed reconstrueerbaar is.

Eindterm 2e

De persoon beschikt over het vermogen om met betrekking tot het advies:

• adviesverantwoordelijkheid te nemen;

• te handelen in geval van gewijzigde omstandigheden tijdens het adviestraject.

2e.1 Advies-verantwoordelijkheid nemen.

De kandidaat formuleert zijn advies en motiveert dit. De kandidaat bespreekt het advies en de motivering met de klant, waarbij hij de klant duidelijk maakt hoe het advies aansluit bij zijn profiel en/of diens situatie rond de werknemers.

Advies geven is niet uitsluitend de wens van de klant volgen, maar daadwerkelijk advies geven op basis van eigen inzicht en kunnen. Indien het advies niet wordt opgevolgd, zal de klant moeten worden gewaarschuwd voor de consequenties van het niet (geheel of gedeeltelijk) opvolgen van zijn advies.

2e.2 Handelen op gewijzigde omstandigheden tijdens het adviestraject.

De kandidaat kan de gevolgen van wezenlijke wijzigingen tijdens het advies- en aanvraagtraject voor klant en aanbieder inschatten op consequenties en hiernaar op een juiste manier handelen.

Bijvoorbeeld: als klant tijdens het traject ziek wordt of de werknemers van de werkgever ziek worden (inlooprisico).

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3c

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij voor de drie doelgroepen:

• de werkgever en diens werknemers;

• de ondernemer;

• de particulier;

het adviestraject met betrekking tot collectieve inkomensverzekeringen zelfstandig, passend en correct uit kan voeren.

In dit adviestraject kunnen zich in ieder geval de volgende zaken voordoen met betrekking tot natuurlijke en/of rechtspersonen:

1. start en einde dienstbetrekking;

2. start en einde van de onderneming;

3. start en einde eigen risicodragen van WGA en/of ZW;

4. arbeidsongeschiktheid en werkloosheid;

5. mutaties in het personeelsbestand;

6. eind- of pensioendatum;

7. verwachtingen ten aanzien van de inkomensverzekering;

8. oversluiten van de inkomensverzekering;

9. prognosticeren van toekomstige premielasten van de inkomensverzekering;

10. faillissement of mogelijkheid daartoe;

11. wisselende inkomsten;

12. veranderende beroepswerkzaamheden.

3c.1 Het advies-traject plannen.

 

Creëert een realistisch beeld van het tijdsbeslag van het opstellen van het advies; de klant krijgt een realistisch beeld van het eindresultaat.

Onderkent mogelijke belangenverstrengeling (adviseur versus accountant).

Vormt zich een beeld van de markt van de opdrachtgever, vormt zich een beeld van de sector waarin de opdrachtgever zijn onderneming heeft.

Bestudeert de relevante CAO.

Overgang naar nieuwe inkomensverzekering: klant heeft belang bij goede aansluiting van dekking. En bij sommige verzekeringsvormen een akkoord van werknemers: werknemers hebben belang bij objectieve voorlichting over gevolgen nieuwe regeling, adviseur heeft belang bij het tevreden houden van werkgever.

 

3c.2 Advies opstellen.

Veel verschillende situaties zijn mogelijk afhankelijk van o.m. onbekendheid/onwetendheid bij de klant.

De kandidaat brengt de financiële oplossingen overzichtelijk in kaart. Beoordeelt op juiste wijze of de verschillende financiële risico’s die in samenhang of juist los van elkaar moeten worden gezien (verzuim, eigen-risicodragen en WIA-aanvullingen).

De kandidaat houdt rekening met alle relevante factoren, schat de risico’s juist in.

Houdt rekening met relevantie bestaande producten/uitkeringen, zoals SV-uitkering (bijv. WAO). Draagt er zorg voor dat de klant optimaal gebruik maakt van wettelijke mogelijkheden van subsidies, dekkingen voor specifieke groepen e.d.

De kandidaat schat goed in welke van de genoemde verzekeringsvoorwaarden het beste aansluiten op de specifieke verzekeringsbehoefte en -wensen van de klant.

Houdt rekening met mogelijke ontwikkelingen in de toekomst.

Kandidaat kan motiveren dat de arbeidsongeschiktheidsrisico’s van de klant, uitgaande van diens verzekeringsbehoefte en -wensen, door de advisering van een of meer van de genoemde inkomensverzekeringen adequaat worden afgedekt. Kandidaat geeft aan waar en waarom eventueel nog risico’s voor de klant blijven bestaan.

Houdt rekening met alle relevante wet- en regelgeving.

Het advies is passend en doet recht doen aan de situatie van de klant. De aanbevolen inkomensverzekeringen of producten sluiten op elkaar aan.

Kandidaat wijst op lastenontwikkeling, betaalbaarheid en gevolgen. Verwerkt de financiële gevolgen in het advies.

Het advies is begrijpelijk en herkenbaar voor de klant.

Stuur ik niet meteen aan op een standaardoplossing?

Kan ik de klant de samenhang tussen de verzekeringen goed uitleggen?

Is niet verzekeren een goed alternatief?

Durf ik mogelijke negatieve gevolgen te benoemen van de gekozen inkomensoplossing?

3c.3 Bemiddelen in verzekeringsoplossingen.

 

De kandidaat vertaalt het advies in concrete verzekeringsoplossing in onderhandeling met verzekeraars.

 

3c.4 Het gegeven advies presenteren aan de werkgever.

Presentatie aan werkgevers, werknemers en ondernemingsraad.

Heeft het passende aanbod geselecteerd.

Schriftelijk en/of mondeling.

Maakt voor de klant de omschrijving van het financiële risico bij arbeidsongeschiktheid en de mogelijkheden voor het verzekeren van het inkomensverlies als gevolg van arbeidsongeschiktheid inzichtelijk.

Adviseert over van toepassing zijnde regelingen (al dan niet via UWV of private verzekeraar; de mogelijke inkomenstekorten bij ziekte, arbeidsongeschiktheid.

Taalniveau, vertelt complexe materie begrijpelijk, didactische aspecten van de presentatie.

Benoemt risico’s op basis van de uitgevoerde risicoanalyse.

Benoemt financiële, fiscale en juridische implicaties van de regeling.

Maakt duidelijk dat het een passend advies is.

Kan omgaan met de verschillen tussen niet verzekeren, deels verzekeren en de begrippen sommen- en schadeverzekering.

Aspecten van professioneel gedrag.

Evalueert presentatie op effect knelpunten en acceptatie.

3c.5 Het gegeven advies presenteren aan de werknemer.

 

Legt de klant de mogelijkheden voor het verzekeren van inkomensverlies als gevolg van arbeidsongeschiktheid en werkloosheid duidelijk uit. Informeert over wettelijke regelingen (al dan niet) via de werkgever, de mogelijke inkomenstekorten bij ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid. Analyseert de voor de werknemer van toepassing zijnde collectieve regelingen vanuit werkgever, pensioen of cao.

Kan ik na afloop van het gesprek goed aangeven welke doelen de werknemer heeft ten aanzien van een aanvullende inkomensverzekering?

Is in staat om binnen de wetgeving deze doelen te vertalen naar passende inkomensproducten.

3c.6 Inzake de inkomensverzekering bij fusieprocessen, overnames en overgang onderneming adviseren.

 

Kandidaat verwerkt de verschillende regelingen rond inkomensverzekeringen, in- en uitlooprisico op de juiste wijze.

Gaat goed om met complexiteit. Is zich goed bewust van de belangentegenstellingen.

Contractverlenging: productaanbieder en adviseur hebben belang bij voortzetting (afhankelijk van beloningsstructuur).

Onderken ik tijdig tekortkomingen bij mijzelf op het gebied van deskundigheid en verwijs ik in dat geval door naar de juiste persoon of het juiste loket?

3c.7 Het gegeven advies implementeren.

 

Ondersteunt de klant op de juiste manier bij het implementeren van de gekozen oplossing.

Geeft voorlichting aan belanghebbende(n), lost administratieve knelpunten op. Ondersteunt klant bij het efficiënt inrichten van de organisatie en bij het opzetten van samenwerking met andere partijen, zoals Arbodienst, bedrijfsarts etc.

 

Taak 4. Beheren en actueel houden van het advies

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1j

De persoon baseert zijn werkzaamheden met betrekking tot (collectieve) inkomensverzekeringen voor de drie doelgroepen:

• de werkgever en diens werknemers;

• de ondernemer;

• de particulier;

in het kader van het beheer en actueel houden van advies op grondige en actuele kennis van inkomensverzekeringen.

1j.1

De kandidaat kan aangeven wat de gevolgen zijn van het niet-tijdig betalen van de eerste premie en de vervolgpremie van een inkomensverzekering, nadat de verzekeringnemer een aanmaning heeft ontvangen.

B

1j.2

De kandidaat kan aangeven wat de gevolgen kunnen zijn voor de hoogte van de uitkering op een inkomensverzekering als er nog openstaande premies zijn.

B

1j.3

De kandidaat kan voor een bestaande inkomensverzekering de gevolgen voor de dekking of verzekering uitleggen van een wijziging in de situatie van de klant.

B

1j.4

De kandidaat kan voor een bestaande collectieve inkomensverzekering omschrijven welke gevolgen een verhoogde schadelast kan hebben op de premie en/of voorwaarden van de verzekering.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2f

De persoon beschikt over het vermogen om verzekeringsovereenkomsten te beheren en muteren door:

• het advies te wijzigen om aan te sluiten bij een gewijzigde situatie van de klant of gewijzigde wet- en/of regelgeving, of wijziging van de productkenmerken;

• de wijzigingen op een bestaande inkomensverzekering te verzenden aan de verzekeraar en deze na acceptatie en ontvangst op juistheid te controleren en ter beschikking te stellen aan de klant;

• de klant tijdig te informeren over de (acceptatie-)beslissing van verzekeraars;

• het beheertraject op een adequate wijze vast te leggen in het klantdossier.

2f.1 Gedurende de looptijd van de verzekering controleren of de gegevens in de polis en eventuele overige bescheiden van een inkomensverzekering juist zijn.

Klant heeft de juiste dekking, betaalt de juiste premie en krijgt bij schade een uitkering gebaseerd op de juiste gegevens.

Controleren van de juiste verwerking van de gevolgen van verandering van inkomen gedurende de looptijd, verandering van activiteiten of verandering van dekking.

Bijvoorbeeld: door verandering van personeelsbestand kan niet meer worden voldaan aan deelnamegraad, vereiste aantal deelnemers is te laag geworden.

2f.2 Het belang herkennen en schetsen van een voorgestelde wijziging van de verzekering.

De verzekering van klant wordt op de juiste manier aangepast zodat deze aansluit op de nieuwe situatie.

Schetsen gevolgen van verandering van inkomen gedurende de looptijd, verandering van activiteiten of verandering van dekking.

Schetsen van de gevolgen van verandering van personeelsbestand, verandering van activiteiten of verandering van dekking.

Schetsen gevolgen van faillissement en surseance/schuldsanering.

2f.3 Beoordelen of en wanneer het oversluiten of beëindigen van een arbeidsongeschiktheids- en werkloosheidverzekering zinvol is.

Gebaseerd op de specifieke situatie van de klant.

De kandidaat motiveert de keuze.

Klant heeft de juiste verzekering tegen de juiste premie.

Schetsen gevolgen van uitloop.

Schetsen gevolgen van en-blocwijziging met beperking tot de dekking.

Schetsen effecten van het doorvoeren van wijziging vanwege aangepaste wet- en regelgeving.

Schetsen effecten van gevolgen van uitdiensttredingen.

2f.4 De restitutie respectievelijk suppletie als gevolg van een wijziging berekenen.

De kandidaat berekent op basis van de oorspronkelijke premie en de gewijzigde premie volgens de door de maatschappij gebruikte methode om premie te bepalen.

De berekening is correct.

Uitleg experience rating.

Schetsen gevolgen bij beëindiging verzekering rekening houden met uitloop en inloop.

Klant moet weten dat de betaalde premie juist is en niet te veel is betaald.

2f.5 Het beheertraject op de juiste wijze vastleggen in het klantdossier.

Dossier bevat de juiste gegevens en deze zijn op een gemakkelijke manier terug te vinden.

Te beoordelen is of het beheer op een juiste manier heeft plaatsgevonden.

In verband met de zorgplicht is een goede vastlegging en archivering van belang. Ook in het kader van het toezicht is het van belang dat het dossier compleet en goed reconstrueerbaar is.

De Wet Bescherming Persoonsgegevens moet daarbij betrokken worden.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3d

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij voor de drie doelgroepen:

• de werkgever en diens werknemers;

• de ondernemer;

• de particulier;

het beheertraject met betrekking tot het (collectieve) inkomensadvies zelfstandig, passend en correct uit kan voeren.

In dit beheertraject kunnen zich in ieder geval de volgende zaken voordoen met betrekking tot natuurlijke en/of rechtspersonen:

1. start en einde dienstbetrekking;

2. einde van de onderneming;

3. einde eigen risicodragen van WGA en/of ZW;

4. arbeidsongeschiktheid en werkloosheid;

5. mutaties in het personeelsbestand;

6. eind- of pensioendatum;

7. tussentijdse verwachtingen ten aanzien van de inkomensverzekering;

8. verlenging, wijziging, beëindiging of revisie van de inkomensverzekering

9. oversluiten van de inkomensverzekering;

10. prognosticeren van toekomstige premielasten van de inkomensverzekering;

11. versobering of uitbreiding van de gesloten inkomensverzekering;

12. faillissement of mogelijkheid daartoe;

13. wisselende inkomsten;

14. veranderende beroepswerkzaamheden.

3d.1 Verzekering beheren.

Gedurende de looptijd van de verzekering.

Kandidaat gebruikt de juiste uitgangspunten, zodat klant altijd de juiste dekking heeft en dus bij schade de juiste uitkering ontvangt.

Reflectie op juistheid van dekking in specifieke situatie van klant.

Juiste inschatting van het belang van de verzekering voor klant.

3d.2 Verzekering actueel houden.

Veranderingen in situatie van klant kunnen tot een andere situatie leiden die andere eisen aan verzekering stelt.

Onbekendheid/onwetendheid bij klant.

Aanpassing wetgeving met directe gevolgen voor verzekering. Aanpassing als gevolg van een wijziging in de situatie van de klant.

De kandidaat gebruikt de juiste uitgangspunten en kan beoordelen of de gewijzigde gegevens in de polis en eventuele overige bescheiden van de verzekering juist zijn.

De klant heeft altijd de juiste dekking, betaalt de juiste premie en ontvangt bij schade een uitkering gebaseerd op de juiste gegevens.

Zijn de wijzigingen belangrijk genoeg om een aanpassing van de verzekering te rechtvaardigen?

Zou de klant zonder doorgeven wijziging niet goed verzekerd meer zijn?

Reflectie over de juiste manier van actueel houden van de verzekering. Weegt de inspanning op tegen het belang van de wijziging?

3d.3 Gegevens uitwisselen met verzekeraar en andere relevante partijen.

Het actueel houden van gegevens kan op veel manieren: op papier, via internet of direct in administratie verzekeraar. Iedere vorm vergt andere inspanningen van klant en adviseur.

De kandidaat beoordeelt op juiste wijze inspanning versus belang doorvoeren wijziging.

De kandidaat wisselt de gegevens op een correcte wijze uit.

De kandidaat controleert de polisdocumenten en overige informatie op (on)juistheid.

De kandidaat stelt de informatie ter beschikking aan de klant.

Per datum verandering of per periode (maand, jaar).

 

3d.4 Over voort-zetting of beëindiging van de verzekering adviseren.

De voorwaarden of premie van de verzekering kunnen wijzigen en de wetgeving kan worden aangepast, zodat een hernieuwd advies mogelijk gewenst is.

Klant krijgt tijdig en duidelijk te horen wat het gevolg van een wijziging voor zijn verzekering is.

De klant begrijpt het belang van een voorgestelde wijziging van de verzekering.

Zijn er betere alternatieven voor de klant?

Doet het voorstel recht aan de situatie van de klant?

Taak 5. Begeleiden bij de schadebehandeling/claim

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1k

De persoon baseert met betrekking tot (collectieve) inkomensverzekeringen voor de drie doelgroepen

• werkgever en diens werknemers;

• ondernemer;

• particulier;

zijn begeleiding bij de schadebehandeling/claim op grondige en actuele kennis van inkomensverzekeringen.

1k.1

De kandidaat kan voor een inkomensverzekering de stappen in de schadebehandelingsprocedure (inclusief de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid of invaliditeit) beschrijven.

K

1k.2

De kandidaat kan aan de klant uitleggen welke personen, bedrijven en instanties bij het schadebehandelingsproces (kunnen) zijn betrokken na het ontstaan van arbeidsongeschiktheid of werkloosheid.

B

1k.3

De kandidaat kan de principes omschrijven van een actief schaderegelingsbeleid voor een schade op een arbeidsongeschiktheids- en werkloosheidverzekering.

K

1k.4

De kandidaat kan aan de klant uitleggen wat onder samenloop wordt verstaan en de gevolgen daarvan aangeven voor de schadeafwikkeling op de inkomensverzekeringen.

B

1k.5

De kandidaat kan de algemene verplichtingen van de klant uitleggen bij de melding van arbeidsongeschiktheid of werkloosheid.

B

1k.6

De kandidaat kan voor de specifieke situatie van de klant de mogelijke maatregelen uitleggen ter beperking van de (financiële) gevolgen van arbeidsongeschiktheid of een werkloosheid.

B

1k.7

De kandidaat kan op hoofdlijnen beschrijven welke verhaalsmogelijkheden de klant heeft wanneer een derde aansprakelijk is voor de arbeidsongeschiktheid.

K

1k.8

De kandidaat kan aan de klant uitleggen wat het belang is van de gegevens die worden opgevraagd voor de arbeidsongeschiktheids- of werkloosheidsmelding.

B

1k.9

De kandidaat kan de hoogte en samenstelling verklaren van een (voorschot)uitkering.

B

1k.10

De kandidaat kan met behulp van alle benodigde gegevens aan de klant uitleggen hoe de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering is samengesteld.

B

1k.11

De kandidaat kan aan de klant de premievrijstellingsregeling bij arbeidsongeschiktheid uitleggen.

B

1k.12

De kandidaat kan de benodigde gegevens selecteren voor het melden van een schade.

K

1k.13

De kandidaat kan uitleggen op welke manier de re-integratieactiviteiten worden beoordeeld door het UWV en wat de gevolgen kunnen zijn als deze activiteiten onvoldoende worden geacht.

B

1k.14

De kandidaat kan de eisen die aan een re-integratiedossier worden gesteld omschrijven.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/resultaat/prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheid rond de vaardigheid

Eindterm 2g

De persoon beschikt over het vermogen om een mogelijke aanspraak/vordering met betrekking tot inkomensverzekeringen te behandelen door:

• in overleg met de klant op correcte wijze een melding te doen;

• een melding op juistheid te controleren en op correcte wijze de melding en overige informatie te verzenden aan de verzekeraar;

• de klant te informeren over de mogelijke aanspraak op vergoeding en de benodigde gegevens te verwerken;

• indien nodig een deskundige in te schakelen;

• eventuele gedekte en niet-gedekte aanspraken uit te leggen/toe te lichten aan de klant;

• de klant hierover te adviseren en diens belangen te bewaken;

• de re-integratieactiviteiten te inventariseren en te interpreteren;

• de mogelijkheden te bepalen rond de inzet van re-integratiemiddelen of -budget.

2g.1 De gegevens die nodig zijn voor de schadebehandeling interpreteren en verwerken.

De kandidaat gebruikt de juiste gegevens.

Beoordeelt of de gegevens van de schadeaangifte op een schadeverzekering juist zijn ingevuld. Vergelijkt de gegevens met de informatie in het klantendossier.

Informatie kan voor meerdere uitleg vatbaar of tegenstrijdig zijn.

Er kunnen specifiek eisen aan de informatie worden gesteld.

Er kunnen specifieke eisen worden gesteld aan de wijze en het tijdstip van aanlevering van gegevens.

2g.2 Verdedigen wanneer de principes van een actief schaderegelingsbeleid geweld wordt aangedaan bij een schade op een afgesloten inkomensverzekering.

Klant begrijpt wat verzekeraar van hem mag verwachten in het schadeproces en wat de gevolgen zijn als hij niet meewerkt. Een werkgever begrijpt wat de gevolgen zijn indien een werknemer niet meewerkt en welke acties hij zelf kan ondernemen.

Uitleggen verplichtingen van klant bij re-integratieacties door maatschappij en uitleggen gevolgen van niet meewerken.

Uitleggen rol en mogelijkheden werkgever als werknemers niet meewerken aan re-integratie.

Uitleggen rechten bij re-integratie (o.a. onredelijke eisen, gebruik medische informatie).

2g.3 Bepalen welke aanvullende kosten vergoed kunnen worden.

Klant begrijpt welke mogelijkheden er zijn om aanvullende kosten vergoed te krijgen op de afgesloten inkomensverzekering(en).

Uitleggen werking van re-integratievergoedingen en -budgetten.

Uitleggen inzet vergoedingen voor preventieve activiteiten.

Uitleggen rol zorgverzekeringen.

Schetsen financiële gevolgen van effectieve inzet van re-integratieactiviteiten.

2g.4 Het belang van de benodigde gegevens motiveren voor de schadeaangifte op een afgesloten inkomensverzekering.

Klant begrijpt welke gegevens nodig zijn om de hoogte van een uitkering te kunnen bepalen en weet wanneer en op welke wijze gegevens moeten worden aangeleverd.

Uitleggen manier waarop schade wordt berekend.

Uitleggen welke acties een maatschappij kan ondernemen.

Uitleggen wanneer een maatschappij in zijn belangen kan worden geschaad.

2g.5 Voor een afgesloten inkomensverzekering beoordelen of alle voor de schadebehandeling vereiste gegevens inclusief overige vereiste bescheiden aanwezig zijn om te worden verzonden aan de verzekeraar.

Klant begrijpt de wijze waarop de verzekeraar het schadeproces heeft ingericht en begrijpt waarom de bescheiden worden gevraagd en welke rol deze spelen.

Uitleggen en volgen van schadetraject als deskundigen worden ingeschakeld.

Uitleggen waarom de gevraagde bescheiden nodig zijn en wat de rol is.

2g.6 De mogelijkheden voor de inzet van re-integratiemiddelen of budget uitwerken.

De klant begrijpt de mogelijkheden voor de inzet van re-integratiemaatregelen of -budget.

De re-integratieactiviteiten voldoen aan de vereisten die in relevante wet- en regelgeving worden gesteld.

Uitleggen uitvoering Wet Verbetering Poortwachter en gevolgen van niet voldoen.

Uitleggen werking WIA bij eigen risicodragerschap bij re-integratie van arbeidsongeschikte werknemers.

2g.7 Toezien op de inschakeling van deskundigen.

De kandidaat ziet toe dat de deskundigen de vereiste taken op de juiste wijze, op het juiste moment uitvoeren.

Kandidaat reageert op de juiste wijze als hij of de klant het oneens is met het oordeel van de deskundigen.

In het schadeproces spelen veel deskundigen een rol (o.a. verzekeringsarts, bedrijfsarts, arbeidsdeskundige, arbodienst, re-integratiebedrijf, UWV). Zij moeten op het juiste moment actie ondernemen of informatie aanleveren.

Eindterm 2h

De persoon beschikt over het vermogen om bij een mogelijke aanspraak/vordering het schadetraject vast te leggen in het dossier.

2h.1 Informatie in het schadedossier opslaan.

De kandidaat slaat alle relevante informatie die wordt gebruikt in het schadebehandelingsproces op een goede manier in het dossier op.

Klant kan adviseur inzicht vragen in het dossier, zodat hij kan nakijken hoe het schadeproces is verlopen.

Het schadeproces moet reproduceerbaar zijn en dit dossier is daarvoor nodig. Kandidaat moet kunnen uitleggen hoe tot bepaalde stappen is gekomen.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kenmerken kritische situatie

Waardering van de kandidaat

Eindterm 3e

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij voor de drie doelgroepen:

• werkgever en diens werknemers;

• ondernemer;

• particulier;

het schadebehandelingstraject inzake inkomensverzekeringsproducten zelfstandig, succesvol en correct uit kan voeren, ook in gevallen van belangentegenstellingen.

3e.1 De klant begeleiden bij het schadeproces.

Ingeval van schade

Vaak is er geen ervaring en is het belang van de uitkering groot.

Klant is goed geïnformeerd, onder meer over hoe de schadebehandelingsprocedure werkt en de mate van dekking.

De juiste stukken zijn op het juiste moment bij de juiste mensen.

Kandidaat ziet toe dat de juiste deskundigen op het juiste moment worden ingeschakeld. De klant weet welke mogelijkheden er voor hem zijn bij de schadebepaling.

De kandidaat handelt op de juiste wijze als verzekeraar beroep doet op de kleine lettertjes, of op de sociale wetten (ZW, WIA e.d.) voor no-riskpolis, subsidies e.d. of regresrecht.

Kandidaat handelt op de juiste wijze in geval van niet meewerken.

Begrijpt de klant de werkwijze?

Voelt de klant zich gelijk aan verzekeraar?

Heeft de klant een goed gevoel bij de procedure?

Staat adviseur aan de kant van de klant?

Wordt de klant op een goede manier op de hoogte gehouden van de voortgang van het schadeproces?

Heeft de klant het gevoel dat verzekeraar voldoende recht doet aan zijn situatie?

Betaalt de klant zelf niet te veel?

Begrijpt de klant de rol van de verschillende deskundigen?

Begrijpt de klant de mogelijkheden om bij onenigheid over oordeel van een deskundige actie te ondernemen?

3e.2 Een schade beoordelen.

Voor een schade op de afgesloten inkomensverzekeringen.

De kandidaat beoordeelt op juiste wijze of

• dekking of een dekkingsbeperking of uitsluiting van toepassing is.

• de schade gedekt is.

• er sprake is van samenloop en wat de gevolgen daarvan zijn.

• ingeval van een aansprakelijkheidsverzekering sprake is van persoonlijke, kwalitatieve of contractuele aansprakelijkheid van een van de verzekerden.

De kandidaat bepaalt op juiste wijze of de gegeven schade (inclusief kosten) gedekt is op de schadeverzekering.

Onderken ik het effect van bestaande ziektes?

Herken ik het inlooprisico?

3e.3 schadebeperkende en preventieve maatregelen initiëren.

Voor schadebeheersing is het nodig om te leren van verleden en acties in te zetten om schade te voorkomen of te beperken.

Inzet en financiering re-integratieactiviteiten.

Gevolgen van niet meewerken.

Begrijpt de klant waarom deze activiteiten worden gestart?

Begrijpt de klant wat het effect van deze activiteiten op zijn bedrijfsvoering is?

Begrijpt de klant het financiële belang van deze activiteiten?

Bijlage 7. Eindtermen en toetstermen module hypothecair krediet

Algemene kennis en vaardigheden

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1a

De persoon baseert zijn werkzaamheden op de actuele kennis van de relevante wet- en regelgeving en de van toepassing zijnde richtlijnen en gedragscodes (zelfregulering).

1a.1

De kandidaat kan de fiscale gevolgen voor de klant in kaart brengen met betrekking tot de hypothecaire kredieten en de onroerende zaken waarvoor deze kredieten worden verstrekt, zoals de Wet op de inkomstenbelasting, Wet op de Loonbelasting, Wet belastingen rechtsverkeer, Wet omzetbelasting, schenk- en erfbelasting.

B

1a.2

De kandidaat kan de voorwaarden en normen van de maximale hypotheekverstrekking benoemen.

K

1a.3

De kandidaat kan de actuele wet- en regelgeving voor hypotheekadvies uitleggen.

B

1a.4

De kandidaat kan de relevante regelgeving benoemen op het gebied van het erfrecht, het huwelijksvermogensrecht en overige samenlevingsvormen, de publiekrechtelijke gebruiksbeperkingen, het overeenkomstenrecht, sociale verzekeringen, de WSNP en overige relevante regelgeving op het gebied van de met betrekking tot hypothecaire kredieten en de onroerende zaken waarvoor deze kredieten worden verstrekt.

K

1a.5

De kandidaat kan op hoofdlijnen de inhoud beschrijven van de door de toezichthouder geschreven relevante documenten met betrekking tot hypotheekadvisering.

K

Eindterm 1b

De persoon baseert zijn werkzaamheden op kennis van de markt, marktontwikkelingen en processen.

1b.1

De kandidaat kan de overwegingen noemen bij het beantwoorden van de vraag: kopen of huren?

K

1b.2

De kandidaat kan de theoretische samenhang tussen vraag en aanbod, renteontwikkeling en prijsvorming uitleggen.

K

1b.3

De kandidaat kan de eisen noemen die gesteld worden aan en de rol van de makelaar, taxateur, notaris, de aanbieder en het Waarborgfonds.

K

1b.4

De kandidaat kan de positie, de rol en het taakgebied van de adviseur uitleggen.

B

1b.5

De kandidaat kan de procedure rond de koop en verkoop van een woning omschrijven.

K

1b.6

De kandidaat kan de verschillende koopconstructies en koopstimulerende maatregelen onderscheiden, zoals erfpacht, subsidies, startersleningen, MVE/MGE en beperkte gebruiks- en genotsrechten, waaronder appartementsrecht, erfdienstbaarheid, erfpachtrecht, recht van gebruik en bewoning, vruchtgebruik en recht van overpad.

B

1b.7

De kandidaat kan het tijdpad, de geldstroom en het documentenverkeer van het aankoop- en financieringsproces beschrijven.

K

1b.8

De kandidaat kan uitleggen wat een weduweverklaring (ook wel partnerverklaring) behelst.

K

1b.9

De kandidaat kan de belangrijkste elementen uitleggen in de voorlopige koopovereenkomst (ontbindingsclausule, data en waarborgsom, bijzondere bepalingen) en in de akte van levering (hoogte van inschrijving, overinschrijving).

B

Eindterm 1c

De persoon baseert zijn werkzaamheden op kennis van de gevolgen van niet-naleving van de relevante wet- en regelgeving.

1c.1

De kandidaat kan actuele en relevante aansprakelijkheidsrisico’s op het gebied van hypotheken uitleggen (afdwingen professioneel gedrag door de klant) en kan daarvan recente praktijkvoorbeelden noemen.

B

1c.2

De kandidaat kan beschrijven welke juridische mogelijkheden bestaan bij sancties van De Nederlandsche Bank (DNB) en Autoriteit Financiële Markten (AFM), alsmede bij uitspraken op het gebied van hypotheken, klachteninstituten en rechterlijke uitspraken.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2a

De persoon beschikt over het vermogen om mondeling en schriftelijk te communiceren.

2a.1 Gestructureerd interviewen.

De kandidaat werkt gestructureerd en is onbevooroordeeld. Interviewtechniek en vraagpunten van het onderzoek zijn goed uitgewerkt en worden goed uitgevoerd. De kandidaat stelt juiste en relevante vragen. De interviewtechniek is gebaseerd op de onderdelen: luisteren, doorvragen, confronteren en inleven in de klant. Kandidaat leeft zich in.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert.

Kandidaat interviewt klant in verschillende levensfasen en met betrekking tot verschillende gebeurtenissen.

2a.2 Mondeling communiceren.

De relevante informatie en de persoonlijke toelichting zijn correct, duidelijk en niet-misleidend, en afgestemd op het begripsniveau van de klant.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert.

2a.3 De documenten uitleggen.

De relevante informatie is correct, duidelijk en niet-misleidend, en afgestemd op het begripsniveau van de klant.

Bijvoorbeeld het dienstverleningsdocument, de opdrachtbevestiging, de algemene voorwaarden, de incassomachtiging, de betalingsopdracht en de aanvraagformulieren.

2a.4 Schriftelijk communiceren opstellen.

De relevante informatie is correct, duidelijk en niet-misleidend, en afgestemd op het begripsniveau van de klant.

 

2a.5 Formulieren en offertes invullen, aanvragen en controleren.

De kandidaat werkt gestructureerd en is alert op fouten.

Betreft alleen formulieren en offertes die samenhangen met het hypotheekadvies.

Eindterm 2b

De persoon beschikt over het vermogen om ICT-toepassingen te gebruiken.

2b.1 Vragenlijsten en ICT-toepassingen, waaronder rekenmodellen toepassen.

De kandidaat voert de gegevens die hij van de klant heeft gekregen op de juiste manier in.

De kandidaat gebruikt de juiste ICT-toepassing en controleert zoveel mogelijk het systeemantwoord op bijzondere, opvallende en/of afwijkende uitkomsten. Is alert op invoerfouten en onlogische uitkomsten.

ICT-programma’s die ondersteunen bij de verwerking van gegevens om te komen tot een passend advies.

Het kunnen herkennen van foute, onjuiste uitkomsten, zodat niet per definitie het systeemantwoord in alle gevallen leidend is. Zelf nadenken blijft ook ingeval van een ICT-toepassing een verantwoordelijkheid van de kandidaat.

Professioneel gedrag

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 4a

De persoon beschikt over het vermogen om de volgende dilemma’s op het gebied van integer handelen in de uitoefening van zijn beroep te analyseren en bespreekbaar te maken door, alsmede de keuzes af te wegen en te verantwoorden:

• fraudesignalen te onderkennen en daarop handelen;

• doorverwijzen;

• verschillende belangen in kaart brengen;

• morele aspecten en verantwoordelijkheid uitleggen.

4a.1 Fraudesignalen onderkennen en daarop handelen.

De kandidaat gebruikt systemen en/of uitslag van de systemen, zoals EVA, SFH, VIS en BKR, op een juiste wijze. Beoordeelt documenten op echtheid.

De kandidaat geeft op adequate wijze opvolging aan een fraudesignaal.

 

4a.2 Doorverwijzen naar anderen.

De kandidaat onderkent tijdig tekortkomingen bij zichzelf op het gebied van deskundigheid.

De kandidaat kent de grenzen van zijn kennen en kunnen en verwijst door als bepaalde vraagstukken beter beantwoord kunnen worden door collega’s en/of derden.

Bijvoorbeeld doorverwijzen naar de notaris, maar ook naar een andere financiële dienstverlener als de kandidaat dat product of die oplossing niet kan adviseren/bemiddelen, omdat hij daarin bijvoorbeeld niet bevoegd is terwijl het product wel aansluit op het profiel.

Bijvoorbeeld in geval de klant een ondernemer is en de deskundigheid om het inkomen vast te stellen te kort schiet.

4a.3 Verschillende belangen in kaart brengen.

De kandidaat brengt de belangen van de klant en de financiële instellingen bij de te maken keuzes duidelijk in kaart.

De kandidaat kan het belang en de positie van bijvoorbeeld klant en aanbieder onderscheiden en analyseert de mogelijke dilemma’s die kunnen ontstaan.

De kandidaat kan ook met de verschillende actoren over de dilemma’s mondeling en schriftelijk communiceren.

De kandidaat houdt rekening met de belangen van de klant.

Bij het ontwerp van het hypotheekadvies.

4a.4 Morele aspecten en verantwoordelijkheid uitleggen.

De kandidaat legt de morele aspecten en morele verantwoordelijkheid binnen het adviestraject duidelijk en expliciet uit.

De kandidaat kan de gemaakte keuzen bij bijvoorbeeld de geadviseerde producten verantwoorden.

De kandidaat kan de spanningsvelden binnen het adviestraject en de gevolgen daarvan herkennen en benoemen.

Kostenloading, verdienmodel, voor- en nadelen van product of advies onderkennen, alternatieve producten of adviezen meewegen, belangenafweging belanghebbenden – o.a. aanbieders, bemiddelaars, adviseurs, potentiële lener –, relatiegeschenken, incentives, commerciële doelstellingen, verstrengeling privébelangen en voorwetenschap.

Taak 1. Inventariseren van de gegevens van de klant

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindtermen 1d

De persoon baseert zijn inventarisatie op kennis van de mogelijke risico’s en de beschikbare instrumenten om deze risico’s te beheersen.

1d.1

De kandidaat kan uitleggen waarom hij de risicobereidheid en het risicoprofiel van de klant goed in kaart moet brengen.

B

1d.2

De kandidaat kan uitleggen hoe risico’s als betaalbaar houden en het renterisico in alle relevante situaties beter beheersbaar worden.

B

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3a

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij de gegevens voor het klantprofiel kan inventariseren en het klantprofiel kan opstellen.

3a.1 Gegevens voor het klantprofiel inventariseren.

Een klantgesprek.

• De kandidaat brengt behoefte van de klant in kaart.

• Interviewtechniek.

• De kandidaat legt begrijpelijk en klantspecifiek uit waarom hij de informatie vraagt en waarvoor hij de informatie nodig heeft. Zoals identificatie, inkomensgegevens, bestaande voorzieningen.

• De kandidaat gebruikt de juiste (extra) informatiebronnen van de klant zoals jaarrekening, begroting, balans, aangifte IB, box 3 vermogen e.d. De kandidaat kan onderbouwen hoe wordt omgegaan met geïnventariseerde tegenstrijdigheden, zoals: de laagste lasten en maximale risicodekking(en), geen gewenste en noodzakelijke risicodekking en de geuite klantwens om in de woning te blijven wonen bij het intreden van het onzekere voorval als arbeidsongeschiktheid en/of overlijden.

• De kandidaat luistert naar de vraag van de klant en komt hier met een duidelijk antwoord op terug.

• Analyseert bij knelpunten de eigen rol.

• Reflecteert op eigen vaardigheden.

• Gaat na of de klant de uitleg heeft begrepen.

3a.2 Het klantprofiel opstellen.

 

• Het klantprofiel is volledig (doelstelling, financiële positie, risicobereidheid, kennis) voor zover relevant voor het opstellen van een passend hypotheekadvies. De kandidaat stelt het klantprofiel vast waarmee toegewerkt kan worden naar een advies.

• Klant kan zich herkennen in het profiel.

Kan uitkomsten van de inventarisatie verantwoorden.

Taak 2. Opstellen van de risicoanalyse ten behoeve van het advies

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2c

De persoon beschikt over het vermogen om de informatie ten behoeve van het klantprofiel te controleren en vast te leggen.

2c.1 De informatie controleren en vastleggen.

De kandidaat controleert de van de klant verkregen informatie tijdens de inventarisatiefase op juistheid, volledigheid en tegenstrijdigheden.

De kandidaat legt de gegevens duidelijk vast. Bij het ontbreken van gegevens vraagt de kandidaat de ontbrekende gegevens bij de klant op

De kandidaat heeft uiteindelijk goed inzicht in de gestelde wensen, eisen en prioriteiten en alle benodigde gegevens voor het beoordelen van een juist en passend advies.

 

Eindterm 2d

De persoon beschikt over het vermogen om inkomens- en vermogensoverschotten en- tekorten in de verschillende levensfasen van de klant te bepalen in relatie tot zijn woonlasten.

2d.1 De bestaande en toekomstige klantsituatie vaststellen.

De kandidaat interpreteert alle gegevens en documenten, zoals bestaande financiële producten, hypotheekverleden, UPO, loonstrook en uitkeringsspecificaties, op de juiste wijze.

De kandidaat brengt de logische samenhang van de behoefte van de klant in kaart.

Verzamelt de financiële gegevens en zet deze op een rij in de volgende situaties: arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, overlijden en langleven (pensionering).

2d.2 Financiële consequenties berekenen.

De kandidaat analyseert de financiële consequenties in geval van overlijden, arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en het langlevenrisico.

De kandidaat houdt rekening met relevante, actuele sociale en fiscale wet- en regelgeving en met overige relevante juridische aspecten.

Geeft een overzicht van de inkomens- en vermogensoverschotten en -tekorten in de volgende situaties: arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, overlijden en langleven (pensionering) in relatie tot de geldende (wettelijke) normen en de persoonlijke situatie van de klant.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3b

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij/zij de klantprofielgegevens kan analyseren.

3b.1 De risicobereidheid van de klant inschatten op risicodraagkracht.

De beschikbare informatie uit de inventarisatie.

De kandidaat toetst op basis van klantspecifieke cijfermatige berekeningen: de financiële positie, zoals de inkomensterugval in geval van arbeidsongeschiktheid en overlijden, en

de geïnventariseerde onderdelen van het klantprofiel (financiële positie, risicobereidheid en doelstellingen). De klant krijgt daardoor voldoende inzicht in de financiële consequenties, op basis waarvan hij een verantwoorde keuze kan maken.

 

Taak 3. Adviseren (en eventueel bemiddelen) van een passende oplossing, zowel financieel als organisatorisch

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1e

De persoon baseert zijn advies op grondige kennis van producten met betrekking tot hypothecaire kredieten, waaronder het belang van aflossen van de schuld.

1e.1

De kandidaat kent de verschillen tussen nominale en effectieve rente.

K

1e.2

De kandidaat kan de verschillende hypotheekvormen en renteconstructies vergelijken en uitleggen.

B

1e.3

De kandidaat kan de verschillende financieringsconstructies vergelijken en uitleggen, zoals overbruggingskrediet, bouwdepot, familielening, positieve/negatieve hypotheekverklaringen tweede hypotheek en/of inbrengen van eigen middelen.

B

1e.4

De kandidaat kan de belangrijkste elementen in de (hypotheek)akte(n) benoemen en de consequenties daarvan uitleggen.

B

1e.5

De kandidaat kan de verschillende soorten opstal- en inboedelverzekeringen uitleggen.

B

1e.6

De kandidaat weet wat informatiesystemen, zoals die van het BKR, inhouden en kan de consequenties uitleggen.

B

1e.7

De kandidaat kan de verschillende kosten voor verkrijging en financiering van de (eigen) woning in fiscale zin onderscheiden.

B

1e.8

De kandidaat kan het verschil uitleggen tussen de advies- en distributiekosten van directe hypotheekaanbieders en de advies- en distributievergoeding van het intermediaire kanaal.

B

1e.9

De kandidaat kan de gevolgen van een restschuldrisico uitleggen.

B

1e.10

De kandidaat kan de gevolgen van vervroegde aflossing uitleggen en hiervan de regels toepassen en berekeningen maken.

B

1e.11

De kandidaat kan uitleggen wat de financiële consequenties zijn van een woning in de verkoop die (tijdelijk) wordt verhuurd en de financiële gevolgen van het tijdelijk hebben van meer woningen.

B

1e.12

De kandidaat kan uitleggen en berekenen wat de gevolgen zijn van het afkopen, wijzigen, (fiscaal) voortzetten en het verpanden van een KEW, SEW en BEW.

B

Eindterm 1f

De persoon baseert zijn advies op grondige kennis van overeenkomstenrecht en zekerhedenrecht relevant met betrekking tot hypothecaire kredieten.

1f.1

De kandidaat kan verkoopbelemmerende factoren bij eigendom, zoals een kettingbeding, herkennen en de consequenties hiervan uitleggen.

B

1f.2

De kandidaat kan de klant de verschillen tussen aankoop van bestaande-, nieuw- of eigenbouw uitleggen.

K

1f.3

De kandidaat kan uitleggen wat het recht van hypotheek inhoudt.

K

1f.4

De kandidaat kan de verschillende soorten bijzondere zekerheden, zoals mede-debiteurschap, borgstelling, garantstelling, verpanding, bijpandstelling en medeonderzetting, uitleggen en onderling vergelijken.

K

Eindterm 1g

De persoon baseert zijn advies op kennis van producten om risico’s af te dekken.

1g.1

De kandidaat kan uitleggen welke betalingsbeschermers, naast een hypothecaire lening, kunnen worden afgesloten.

B

1g.2

De kandidaat kan het verband aangeven tussen de aflossingsvorm en het overlijdensrisico.

B

Eindterm 1h

De persoon baseert zijn advies op kennis van betaalbaarheids- en renterisico’s.

1h.1

De kandidaat kan het huidige inkomen vaststellen en een prognose van het toekomstige inkomen geven, in geval van arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, overlijden en langleven (pensionering).

B

1h.2

De kandidaat kan de netto en bruto woonlasten berekenen op basis van verschillende situaties en scenario’s (arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, overlijden en langleven/pensionering).

B

1h.3

De kandidaat kan een berekening maken van de heffing van de inkomstenbelasting en de overige belastingen met betrekking tot de financiering en de objecten waarvoor hypothecaire kredieten worden verstrekt.

B

1h.4

De kandidaat kan een berekening maken van de gevolgen voor de inkomstenbelasting van zowel het bezit als de financiering van de objecten waarvoor hypothecaire kredieten worden verstrek.

B

1h.5

De kandidaat kan eenvoudige berekeningen maken van de te betalen belasting in geval van schenkingen en erfenissen.

B

1h.6

De kandidaat kan de hypotheekvoorwaarden, zoals de verhuis- en doorgeefregeling, uitleggen.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2e

De persoon beschikt over het vermogen om met betrekking tot het advies:

• de mogelijkheden te presenteren;

• adviesverantwoordelijkheid te nemen;

• te handelen op gewijzigde omstandigheden tijdens het adviestraject.

2e.1 De mogelijkheden presenteren.

De kandidaat legt aan de klant alle mogelijkheden voor en bespreekt deze met de klant, zodat deze een bewuste en verantwoorde keuze kan maken.

Alle relevante financiële consequenties zijn voor de klant duidelijk.

Een belangrijk aspect van het advies is, dat de analyses cijfermatig worden onderbouwd. Een cijfermatige analyse is in een aantal gevallen, bijvoorbeeld bij het bepalen van de hoogte van de risicodekking, noodzakelijk om te kunnen nagaan of het advies aansluit bij het klantprofiel.

Ook is het noodzakelijk dat de klant inzicht heeft in de financiële implicaties (bijvoorbeeld bij oversluiten) of financiële onderbouwing (bijvoorbeeld bij de geadviseerde dekking voor een risicoverzekering) om het advies goed te kunnen beoordelen.

2e.2 Adviesverantwoordelijkheid nemen.

De kandidaat formuleert zijn advies en motiveert dit. De kandidaat bespreekt het advies en de motivering met de klant, waarbij hij de klant duidelijk maakt hoe het advies aansluit bij zijn profiel.

Advies geven is niet uitsluitend de wens van de klant volgen, maar daadwerkelijk advies geven op basis van eigen inzicht en kunnen. Indien het advies niet wordt opgevolgd, zal de klant moeten worden gewaarschuwd voor de consequenties van het niet (geheel of gedeeltelijk) opvolgen van zijn advies.

2e.3 Te handelen op gewijzigde omstandigheden tijdens het adviestraject.

De kandidaat kan de gevolgen van wezenlijke wijzigingen tijdens het advies- en aanvraagtraject voor klant en aanbieder inschatten op consequenties.

Bijvoorbeeld: ontslag werknemer tijdens aanvraagtraject hypotheekofferte alsnog aankaarten bij geldverstrekker.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3c

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij de klant kan adviseren met betrekking tot de financiering van de objecten door middel van een hypotheekconstructie of op ander wijze, en het bemiddelingstraject tot stand kan laten komen.

c.1 Een passende hypotheekconstructie opstellen.

Uit het totale aanbod van de verschillende aflossings- en rentevormen.

Het advies van de kandidaat is concreet, klantspecifiek en reproduceerbaar en inclusief aflossingsconstructie mede gebaseerd op het restschuldrisico, renteconstructie en de daarbij behorende woonlastenbeschermer(s) of vergelijkbare en alternatieve oplossingsrichtingen.

De kandidaat houdt rekening met de gegevens uit de analysefase en het klantprofiel. Alle gegevens, informatie, documenten en bestaande producten zijn op een juiste wijze vertaald.

Bij de betaalbaarheid houdt de kandidaat ook rekening gehouden met de volgende situaties: overlijden, werkeloosheid en arbeidsongeschiktheid van (één van de) aanvrager(s) en het langlevenscenario (pensionering).

De kandidaat zoekt naar oplossing om financiering mogelijk te maken, wijst op sparen, aanpassing bestedingspatronen en dergelijke.

De kandidaat houdt rekening met alle relevante fiscale regelgeving rondom de geldlening (zoals hypotheekrenteaftrek, tussentijdse aflossing).

De kandidaat houdt rekening met het relevante juridische kader waarin de aanvrager(s) zich bevind(t)(en).

De kandidaat neemt relevante bestaande producten en overeenkomsten mee in het advies.

De kandidaat laat aan de klant de consequenties zien van de verschillende rentetypes en aflossingsvormen.

De kandidaat geeft bij langlopende producten, zoals een KEW of BEW, inzicht in de financiële en fiscale gevolgen van voortijdige beëindiging of wijziging van het product bij onder meer gewijzigde doelstellingen.

De kandidaat brengt de afweging met of zonder NHG in kaart.

 

3c.2 Het advies onderbouwen.

Klantgesprek.

De kandidaat informeert de klant over de relevante financiële, fiscale en juridische implicaties van het aangaan van de hypotheek en daarbij behorende producten.

De kandidaat houdt rekening met de regelgeving conform Gedragscode Hypothecaire Financieringen en zorgt, waar nodig, voor een kwalitatieve en kwantitatieve onderbouwing (explainsituaties).

Onderbouwing van de kandidaat is klantspecifiek en sluit aan bij de kennis en begrip van de klant.

Kandidaat kan de betaalbaarheid goed motiveren.

De kandidaat geeft in geval van een oversluitadvies een cijfermatige vergelijking van de oude en de nieuwe hypotheek, de (financiële) gevolgen van het oversluiten en de terugverdientijd en legt dit schriftelijk vast.

Evalueert tijdens het gesprek op effect knelpunten en acceptatie.

Neemt eigen verantwoordelijkheid door klant te wijzen op risico’s en gevolgen van gemaakte keuzes.

3c.3 In geval van afwijkend advies tijdig waarschuwen.

Afwijkend advies.

Als de adviseur die keuze niet verstandig acht, dan wijst hij de klant op de consequenties die dat met zich mee brengt.

Wanneer de klant toch wil afwijken van het advies, waarschuwt de adviseur de klant voor de financiële gevolgen ervan.

Gebruik maken van de vaardigheden die horen bij een slechtnieuwsgesprek: korte introductie, slecht nieuws meedelen, opvangen emoties, argumenten toelichten, en hoe verder.

3c.4 Onderbouwen afwijkend advies.

Klantgesprek.

De kandidaat legt afwijkingen van het advies vast en maakt de consequenties hiervan (cijfermatig) inzichtelijk.

De kandidaat onderbouwt en overtuigt de klant van de (financiële) consequenties en gevolgen van de voorgenomen beslissing die afwijkt van de oorspronkelijke doelstellingen van de klant.

Blijft bewust van zijn adviesrol en neemt zo nodig eigen verantwoordelijkheid.

3c.5 Adviseren over extra zekerheden of externe financieringswijze.

In situaties waarbij de geldlener zelf niet draagkrachtig genoeg is om de financiering (zelfstandig) te verkrijgen.

De gevolgen van extra zekerheden, zoals mede-debiteurschap, borgstelling, garantstelling, verpanding, bijpandstelling, en medeonderzetting, zijn door de kandidaat in beeld gebracht, alsmede aanvullende kredieten.

Klant wordt geïnformeerd over schenkings- en successierechtelijke gevolgen welke worden betrokken in de voorgenomen financiering.

Is alert in het onderkennen van situaties die maatschappelijk niet wenselijk worden geacht of wettelijk niet zijn toegestaan.

3c.6 Adviseren van passende woonhuis-gerelateerde schadeverzekering (en).

Indien kandidaat hypotheek verzorgt.

De kandidaat stelt op juiste wijze de verzekerde som vast voor de opstal- en/of inboedelverzekering.

De kandidaat adviseert en passende dekking voor de opstal- en/of inboedelverzekering die aansluit bij de wensen van de klant.

 

3c.7 Ofertes aanvragen en controleren.

Hypotheekoffertes, maar ook aanverwante offertes, zoals van woonlastenbeschermers en levensverzekeringen.

De kandidaat vergelijkt offertes kwalitatief en kwantitatief en kan verschillen tussen offertes verklaren.

De kandidaat kan uitleggen waarom een offerte wel of niet aansluit bij het advies.

De kandidaat informeert de klant zodat deze de juiste afweging kan maken bij het wel of niet accepteren van de offerte.

Controleert of product(en) tot stand zijn gekomen in overeenstemming met de aanvraag.

Eindterm 3d

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij de klant kan informeren in geval van afwijzing van de financiering.

3d.1 De klant informeren in geval van afwijzing van de financiering.

Klantgesprek.

 

Gebruik maken van de vaardigheden die horen bij een slechtnieuwsgesprek: korte introductie, slecht nieuws meedelen, opvangen emoties, argumenten toelichten en hoe dan verder.

Taak 4. Beheren en actueel houden van het advies

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3e

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij tijdens de looptijd van de financiering kan adviseren op basis van eventuele wijzigingen in wet- en regelgeving, productaanpassingen of gewijzigde klantomstandigheden.

3e.1 Inzicht geven in de financiële gevolgen waaronder de fiscale gevolgen van een extra aflossing.

Klantgesprek.

De kandidaat geeft de klant een realistisch inzicht in de financiële gevolgen, waaronder de fiscale gevolgen van een extra aflossing en kan een bewuste keuze maken.

 

3e.2 Inzicht geven in de financiële gevolgen waaronder de fiscale gevolgen van aflossing uit expiratie van een (gekoppeld) vermogensopbouw- product.

Klantgesprek.

De kandidaat geeft de klant een realistisch inzicht in de financiële gevolgen waaronder de fiscale gevolgen van aflossing uit expiratie van een (gekoppeld) vermogensopbouwproduct en kan een bewuste keuze maken.

 

3e.3 Beoordelen of aanpassing van het krediet en daarmee verband houdende financiële producten e/of andere oplossingsrichtingen wenselijk is en, waar nodig, komen met een concreet advies en bemiddelingsvoorstel.

Gedurende de looptijd van het product.

De kandidaat actualiseert het klantprofiel:

De kandidaat beoordeelt de impact van de verandering op het eerdere advies.

De kandidaat adviseert over een bestaand hypothecair krediet en hypotheekgerelateerde producten, aan de hand van de actuele informatie.

Evalueert of het advies (weer) passend is.

3e.4 Handelen in geval van wijzigingen in de omstandigheden van de klant.

Actuele klantsituatie.

De kandidaat beantwoordt eventuele vragen van de klant. Geeft correcte en duidelijke uitleg.

De kandidaat reviseert zijn oorspronkelijk advies op basis van de gewijzigde omstandigheden van de klant, zoals echtscheiding/verbreking partnerrelatie, gezinsuitbreiding, einde of wijziging in dienstverband.

Evaluatie van de betaalbaarheidsanalyse en aanpassingen als gevolg daarvan in advies en financiële producten, dan wel andere oplossingsrichtingen.

Eindterm 3f

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij de klant kan adviseren in stadia van niet-nakomen van contractuele verplichtingen of onvrijwillig beëindiging van de overeenkomsten.

3f.1 Adviseren ingeval van niet-nakomen contractuele verplichtingen.

Klantgesprek.

De kandidaat informeert de klant over het niet-nakomen van zijn contractuele verplichtingen met betrekking tot het hypotheekadvies, zoals het niet betalen van rente en/of aflossing geldlening, verzekeringspremies.

De kandidaat geeft duidelijke en volledige uitleg over het proces en zoekt naar (tijdelijke) oplossingen bij betalingsproblemen.

De uitleg door de kandidaat is conform de wettelijke mogelijkheden (Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen) en de mogelijkheden bij Nationale Hypotheek Garantie.

De kandidaat verwijst waar nodig door naar instanties die de klant verder kunnen helpen.

Gebruik maken van de vaardigheden die horen bij een slechtnieuwsgesprek: korte introductie, slecht nieuws meedelen, opvangen emoties, argumenten toelichten en hoe dan verder.

Evalueert of er voldoende is gedaan om de klant van dienst te zijn bij betalingsproblemen.

Bijlage 8. Eind en toetstermen module pensioenverzekeringen

Algemene kennis en vaardigheden

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1a

De persoon maakt bij zijn werkzaamheden gebruik van actuele kennis van de relevante wet- en regelgeving en de van toepassing zijnde richtlijnen en gedragscodes.

1a.1

De kandidaat kan aangeven welke middelen klanten hebben als zij geconfronteerd worden met onprofessioneel en niet-integer gedrag (verschil klachtenprocedure, Kifid, Ombudsman Pensioenen, schikkingen, rechterlijke uitspraak.

B

1a.2

De kandidaat kan de voorwaarden om professioneel en integer gedrag af te dwingen via zelfregulering verklaren en benoemen (voorbeelden noemen van zelfregulering op niveau productaanbieders bijv. Van Leeuwen convenant, Gedragscode verwerking persoonsgegevens, Wet op de medische keuringen (WMK), keurmerkorganisaties van financiële dienstverleners zoals: NOPD, RPA, RPC). Kan daarbij het verschil tussen zelfregulering en wet- en regelgeving aangeven.

B

1a.3

De kandidaat kan de gevolgen van uitspraken klachtenprocedures en rechterlijke uitspraken voor het dagelijks handelen beschrijven.

K

1a.4

De kandidaat kan beschrijven in welke wet- en regelgeving de functie en bevoegdheden van de verschillende toezichthoudende organisaties vastliggen: Pensioenwet (Pw), Wet op het financieel toezicht (Wft) en lagere regelgeving.

K

1a.5

De kandidaat kan aansprakelijkheidsrisico’s uitleggen (afdwingen professioneel en integer gedrag door de klant en kan daarbij recente praktijkvoorbeelden noemen.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2a

De persoon beschikt over het vermogen om mondeling en schriftelijk te communiceren.

2a.1 Gestructureerd interviewen.

De kandidaat werkt gestructureerd en is onbevooroordeeld. Interviewtechniek en vraagpunten van het onderzoek zijn goed uitgewerkt en worden goed uitgevoerd. De kandidaat stelt de juiste en relevante vragen. De interviewtechniek is gebaseerd op de onderdelen: luisteren, doorvragen, confronteren en inleven in de klant.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert.

Het doel is dat de adviseur een goed klantbeeld krijgt, tegenstrijdigheden in wensen en doelstellingen signaleert en bespreekt om uiteindelijk een passend advies te kunnen geven.

2a.2 Een adviesgesprek voeren.

De relevante informatie en de persoonlijke toelichting zijn correct, duidelijk en niet-misleidend en afgestemd op het begripsniveau van de klant.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert. De kandidaat is in staat te verifiëren of de gesprekspartner de informatie begrepen heeft.

2a.3 Formulieren en offertes invullen, aanvragen, controleren en indienen.

De kandidaat werkt gestructureerd en controleert de ingevulde formulieren. Is alert op fouten. Spoort eventuele fouten, onjuistheden of onvolkomenheden op. Communiceert hierover mondeling en schriftelijk op correcte en effectieve wijze met betrokkenen. Zorgt voor correcte documenten. De aanvraag wordt op de correcte wijze ingediend.

De kandidaat dient er alert op te zijn dat formulieren onduidelijkheden kunnen bevatten, de gevraagde informatie door de klant niet altijd goed begrepen wordt en uiteindelijk alle relevante vragen voldoende duidelijk beantwoord zijn, zodat de aanbieder zoveel mogelijk in een keer alle informatie krijgt die nodig is voor een juiste verwerking.

2a.4 De documenten uitleggen.

De informatie is correct, duidelijk en afgestemd op het begripsniveau van de gesprekspartner.

 

2a.5 Schriftelijk communiceren.

De informatie is correct, duidelijk en niet-misleidend en afgestemd op het begripsniveau van de gesprekspartner. Document kent een heldere structuur en goede opbouw. Kandidaat gebruikt tekeningen/grafische voorstellingen.

Het niveau van kennis en begrip van gesprekspartner varieert.

Demonstreert hoe hij de communicatie aanpast naar de verschillende belanghebbenden, zoals de directie, controller, accountant en vertegenwoordigende overlegorganen.

Eindterm 2b

De persoon beschikt over het vermogen om ICT-toepassingen te gebruiken.

2b.1 Vragenlijsten en ICT-toepassingen, waaronder rekenmodellen toepassen.

De kandidaat voert de gegevens die hij heeft gekregen op de juiste manier in.

De kandidaat gebruikt de juiste ICT-toepassing en controleert zoveel mogelijk het systeemantwoord op bijzondere, opvallende en/of afwijkende uitkomsten.

Is alert op fouten en onlogische uitkomsten.

ICT-programma’s die ondersteunen bij de verwerking van gegevens om te komen tot een passend advies.

Professioneel gedrag

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 4a

De persoon beschikt over het vermogen om de volgende dilemma’s op het gebied van integer handelen in de uitoefening van zijn beroep te analyseren en bespreekbaar te maken, alsmede de keuzes af te wegen en te verantwoorden:

• fraudesignalen onderkennen en daarop handelen;

• integer omgaan met de klantgegevens;

• doorverwijzen;

• verschillende belangen in kaart brengen;

• morele aspecten en verantwoordelijkheid uitleggen.

4a.1 Fraudesignalen onderkennen en daarop handelen.

De kandidaat kan de acties die vereist zijn bij het constateren van fraude omschrijven. Geeft op adequate wijze opvolging aan een fraudesignaal.

Bijvoorbeeld dilemma als financiële dienstverlener die bemiddelt merkt dat de aanvraag niet strookt met de waarheid.

4a.2 Integer omgaan met de klantgegevens.

De kandidaat gaat integer met de klantgegevens om. Respecteert privacy.

 

4a.3 Doorverwijzen naar anderen.

De kandidaat onderkent tijdig tekortkomingen bij zichzelf op het gebied van deskundigheid.

De kandidaat kent de grenzen van zijn kennen en kunnen en verwijst door als bepaalde vraagstukken beter beantwoord kunnen worden door anderen, zowel collega’s als derden.

 

4a.4 De verschillende belangen in kaart brengen.

De kandidaat brengt de belangen van de klant en de financiële instellingen bij de te maken keuzes duidelijk in kaart.

De kandidaat kan het belang en de positie van bijvoorbeeld klant, bedrijf en aanbieder onderscheiden en analyseert de mogelijke dilemma’s die kunnen ontstaan ingeval tegengestelde belangen.

Onderkent mogelijke belangenverstrengeling (adviseur versus accountant).

De kandidaat kan ook met de verschillende actoren over de dilemma’s mondeling en schriftelijk communiceren.

De kandidaat houdt rekening met de belangen van de klant.

Onder andere belangen van aanbieders, adviseurs, bemiddelaars, werkgevers, werknemers, DGA, partner DGA, op alle aspecten van het pensioenadvies.

Bijvoorbeeld

– Overgang naar nieuwe pensioenregeling: werkgever heeft belang bij lagere pensioenlasten en derhalve met het akkoord van werknemers, werknemers hebben belang bij objectieve voorlichting over gevolgen nieuwe regeling, pensioenadviseur heeft belang bij tevreden houden werkgever.

– Streefregeling: werknemer heeft belang bij uitkeringsovereenkomst: gevolg werkgever moet bijstorten, werkgever heeft belang bij premieovereenkomst: gevolg werknemer krijgt lager pensioen, pensioenadviseur: wie betaalt voor zijn dienstverlening m.a.w. wiens belangen vertegenwoordigt hij, in hoeverre is dat duidelijk voor de werkgever/werknemer.

– Accountant betrekken in advies. Accountant wil geen medewerking verlenen aan de beoordeling over de invloed van de pensioenregeling op de financiële positie van de onderneming. De adviseur dient de juiste informatie van de accountant in opdracht van de werkgever voor deze beoordeling te verkrijgen. De klant heeft belang bij een binnen de financiële positie passende oplossing.

– Advisering van een onderneming waarbij de directie verdeeld is over te kiezen pensioenoplossing.

4a.5 Morele aspecten en verantwoordelijkheid uitleggen.

De kandidaat legt de morele aspecten en morele verantwoordelijkheid binnen het adviestraject duidelijk en expliciet uit.

De kandidaat kan de gemaakte keuzen bij bijvoorbeeld de geadviseerde producten verantwoorden.

De kandidaat kan de spanningsvelden binnen het adviestraject en de gevolgen daarvan herkennen en benoemen.

Naast diversiteit van de producten zelf is er een combinatie mogelijk van al deze producten bij verschillende productaanbieders. Dat vraagt om uitgebreide kennis van deze range van producten en dan niet alleen de productspecificaties, maar ook de kostenstructuur en het verdienmodel.

De kandidaat moet voor- en nadelen van product of advies onderkennen, alternatieve producten of adviezen meewegen, belangen belanghebbenden – o.a. werkgevers/werknemers, aanbieders, bemiddelaars, adviseurs – afwegen.

Betreft ook relatiegeschenken, incentives, commerciële doelstellingen, verstrengeling privébelangen en voorwetenschap.

Taak 1. Inventariseren van de gegevens van de klant

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1b

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot pensioenverzekeringen en premiepensioenvorderingen op juridische kennis van rechtspersonen en ondernemingsstructuren.

1b.1

De kandidaat kan in concrete gevallen de vertegenwoordigingsbevoegdheid met betrekking tot pensioenregeling aangeven en kan daarbij de gegevens Kamer van Koophandel (KvK) raadplegen.

B

1b.2

De kandidaat kan aangeven wie de beslissers zijn bij de gevallen van 2c.2 en kan aangeven wat de verschillen zijn tussen vertegenwoordigingsbevoegdheid en beslisbevoegdheid, ook binnen een internationaal bedrijf.

B

1b.3

De kandidaat kan in concrete situaties de aansprakelijkheid van (rechts)personen benoemen.

K

1b.4

De kandidaat kan de rechtsverhoudingen binnen de structuur van een onderneming met meerdere ondernemingen omschrijven.

K

1b.5

De kandidaat kan de verschillende fusievormen uitleggen alsmede de consequenties voor de pensioenregelingen bij fusies en overnames (overgangsbepalingen, et cetera).

B

1b.6

De kandidaat kan de betekenis van een overgang van onderneming beschrijven, alsmede de uitzonderingsregel daarbij en kan benoemen welke rechten er bij een overgang van onderneming overgaan.

K

1b.7

De kandidaat kan opsommen aan welke regels een Nederlandse vestiging van een internationaal bedrijf met een hoofdzetel in het buitenland is gehouden.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/resultaat/prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheid rond de vaardigheid

Eindterm 2c

De persoon beschikt over het vermogen om relevante informatie over de financiële positie en wensen van de klant te inventariseren, te controleren en vast te leggen.

2c.1 De wensen en mogelijkheden van de opdrachtgever m.b.t. de pensioenverzekering inventariseren.

Verschillende personen gestructureerd en onbevooroordeeld bevragen en dit correct rapporteren.

Kan in gevallen waarbij de door de belanghebbenden gewenste oplossing, of situatie niet gewenst wordt, de passende boodschap brengen, de emoties die dit teweeg brengt hanteren en acceptatie van de boodschap bewerkstellingen, waarna samen met belanghebbende constructief gezocht wordt naar mogelijkheden die wel passen of kunnen.

2c.2 De informatie controleren en vastleggen.

De kandidaat verifieert de tijdens de inventarisatiefase van de klant verkregen informatie op juistheid, volledigheid en tegenstrijdigheden.

De kandidaat legt de gegevens duidelijk vast. Bij het ontbreken van gegevens vraagt de kandidaat de ontbrekende gegevens bij de klant op.

De kandidaat heeft uiteindelijk goed inzicht in de gestelde wensen, eisen en prioriteiten en alle benodigde gegevens voor het beoordelen van een juist en passend advies.

Een goede vastlegging zorgt voor reconstrueerbaarheid van het advies op basis van de ingewonnen informatie.

De kandidaat werkt bijv. volgens de leidraden en regelgeving in de organisatie.

2c.3 De behoefte met betrekking tot de pensioenvoorziening van de DGA inventariseren.

Leidt het gesprek, stelt open vragen, luistert en verplaatst zich in de situatie van de DGA, vat het gesprek herkenbaar samen.

De gespreksituatie kenmerkt zich door veel andere motieven en belangen van de gesprekspartner. De rollen van privé persoon en de rol van werkgever worden gecombineerd. Je gaat mogelijk met je partner anders om dan met je werknemers. De kandidaat moet op basis hiervan onder andere de doelstellingen en risicobereidheid van de DGA kunnen duiden ten aanzien van zijn financiering van de oude dag en de financiering van zijn nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidsvoorziening.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3a

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij de benodigde gegevens voor het klantprofiel kan inventariseren en aan de hand daarvan een klantprofiel kan opstellen.

3a.1 De gegevens van de klant inventariseren.

Bevindt zich in een gesprekssituatie met opdrachtgever bij diverse ondernemingen in diverse sectoren met diverse partijen.

Bevraagt de juiste personen.

Brengt behoefte in kaart zonder toe te werken naar een vooraf gekozen oplossing.

Interviewtechniek.

Signaleer ik eventuele dilemma’s op het gebied van ethisch en integer handelen?

Heb ik de vraagpunten van het onderzoek goed uitgewerkt en uitgevoerd?

Wat is mijn eigen rol? Weet ik voldoende of moet ik anderen inschakelen?

3a.2 Het klantprofiel opstellen.

 

Verantwoordt uitkomsten van het onderzoek, waarbij belanghebbenden (bijv. accountant, ondernemingsraad, opdrachtgever) zich voldoende herkennen met betrekking tot hun behoeften.

Kandidaat legt in het belang van zijn klant gegevens vast over de doelstellingen, zijn kennis- en ervaring met betrekking tot pensioen(verzekeringen), zijn risicobereidheid en zijn financiële positie voor zover relevant voor het advies.

 

Taak 2. Opstellen van de risicoanalyse ten behoeve van het advies

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1c

De persoon baseert de uitvoering van de risicoanalyse ten behoeve van het advies met betrekking tot pensioenverzekeringen en premiepensioenvorderingen op kennis van de basisprincipes, hoofdlijnen en actuele ontwikkelingen van risicomanagement.

1c.1

De kandidaat kan omschrijven wat onder het begrip ‘risicomanagement’ wordt verstaan.

K

1c.2

De kandidaat kan uitleggen wat onder risicobewustzijn wordt verstaan.

B

1c.3

De kandidaat kan omschrijven wat er onder het begrip ‘ondernemingsrisicomanagement’ (Enterprise Risk Management) wordt verstaan, waarbij sprake is van onderscheid tussen:

– strategisch risicomanagement (SRM);

– financieel risicomanagement (FRM);

– operationeel risicomanagement (ORM);

– compliance.

K

1c.4

De kandidaat kan de voordelen en kansen benoemen van een goede risicomanagementaanpak op het terrein van pensioenregeling.

K

1c.5

De kandidaat kan voorbeelden geven in potentiële risico’s die betrekking hebben op het onderwerp pensioenregeling en kan deze risico’s in de volgende risicosoorten verdelen: persoonlijke risico’s, technische risico’s, organisatorische risico’s, juridische risico’s, financieel en economische risico’s, maatschappelijke risico’s en natuurrisico’s.

B

1c.6

De kandidaat kan uitleggen wat onder het begrip ‘risicoacceptatiegraad’ (risk appetite) wordt verstaan.

B

1c.7

De kandidaat kan uitleggen wat onder het begrip ‘risicotolerantie’ (risk tolerance) wordt verstaan.

B

1c.8

De kandidaat kan het doel en belang van een systematische aanpak van risicomanagement benoemen.

K

1c.9

De kandidaat kan de fasen (afkomstig uit het risicomanagement model COSO II) die binnen een professioneel uitgevoerd risicomanagement traject moeten worden doorlopen, beschrijven. Het betreft achtereenvolgens de volgende fasen:

– Fase 1: Risico – oriëntatiefase waarbij de mate van risicobewustzijn en cultuur op het terrein van risicomanagement binnen een organisatie in kaart wordt gebracht. Het toelichten van het belang van adequaat risicomanagement.

– Fase 2: Het formuleren van doelstellingen en te bereiken resultaten van een organisatie (p.s. deze fase heeft betrekking op artikel 4:23 Wft).

– Fase 3: Het inventariseren van risico’s die de te bereiken doelstellingen of de te behalen resultaten kunnen bedreigingen, of kansen biedt zodat beoogde doelstellingen en resultaten worden behaald.

– Fase 4: Het beoordelen van risico’s door het uitvoeren van een risicoanalyse.

– Fase 5: Het bepalen op welke wijze risicomanagement moet plaatsvinden door risico’s te vermijden, te accepteren, te verminderen en/of over te dragen. In deze fase wordt mede op basis van kosten en baten afgewogen wat de beste balans voor de beheersing van de te lopen risico’s is.

– Fase 6: Het implementeren van risicobeperkende maatregelen waardoor effectief risicomanagement wordt gewaarborgd

– Fase 7: Het communiceren en informeren op welke wijze risicomanagement dient plaats te vinden en te bepalen wie er verantwoordelijk is voor welke acties.

– Fase 8: Het monitoren van het risicomanagement proces met een vooraf afgestemde frequentie.

K

1c.10

De kandidaat kan voorbeelden geven van het proces: ‘Plan, Do, Check, Act’ in een pensioentraject.

K

1c.11

De kandidaat kan de risico’s die verbonden zijn aan het partnerpensioen uitleggen.

B

Eindterm 1d

De persoon baseert de uitvoering van de risicoanalyse ten behoeve van het advies met betrekking tot pensioenverzekeringen en premiepensioenvorderingen op kennis van de relevante bedrijfseconomische vraagstukken (zoals groei, stabilisatie, krimp) en financiële verslaglegging van een onderneming.

1d.1

De kandidaat kan ten behoeve van het pensioenadvies de diverse balansposten, posten op de resultatenrekening, enkelvoudige en geconsolideerde balansen analyseren. Kan de gevolgen van seizoenpatronen herkennen en verwerken.

B

1d.2

De kandidaat kan financiële kengetallen (RTV, REV, current ratio, quick ratio, solvabiliteitsratio) interpreteren.

B

1d.3

De kandidaat kan het netto werkkapitaal beoordelen en kan de gevolgen van toekomstplannen, (groei, krimp, fusie, overnames) van de onderneming voor de pensioenlasten in kaart brengen.

B

1d.4

De kandidaat kan globaal de inhoud van boekhoudregels omschrijven, ook van de internationale.

K

Eindterm 1e

De persoon baseert de uitvoering van de risicoanalyse ten behoeve van het advies met betrekking tot pensioenverzekeringen en premiepensioenvorderingen op risicoanalyse van de financiële draagkracht van de betreffende werkgever.

1e.1

De kandidaat kan de waardering van activa uitleggen en kan deze waardering voor de financiële gevolgen van het pensioenadvies (bedrijfseconomisch en fiscale balansen) beoordelen.

B

1e.2

De kandidaat kan de gevolgen van toekomstplannen, (groei, krimp, fusie, overnames, leeftijdsopbouw pensioen) van de onderneming voor de pensioenlasten aangeven.

B

1e.3

De kandidaat kan de trends ten aanzien van de ontwikkeling van de financiële kengetallen aangeven alsmede de gevolgen van deze trends voor het pensioenadvies.

B

1e.4

De kandidaat kan het gevolg aangeven van trendmatige ontwikkelingen voor de meerjarige ontwikkeling van de pensioenlasten.

B

1e.5

De kandidaat kan de situaties waarbij de inhoud van boekhoudregels een rol spelen voor het pensioensysteem beschrijven.

K

1e.6

De kandidaat kan de juiste informatie uit de jaarrekening van de onderneming uit diverse sectoren en internationale contexten voor zover relevant voor het pensioenadvies, onderscheiden.

B

Eindterm 1f

De persoon baseert de uitvoering van de risicoanalyse ten behoeve van het advies met betrekking tot pensioenverzekeringen en premiepensioenvorderingen op kennis van de wijze van investeren of beleggen van vermogen.

1f.1

De kandidaat kan de risico’s en het principe van lifecycle beleggen beschrijven en kan de verschillen tussen lifecyclefondsen op het gebied van kosten, rebalancing, samenstelling en risico’s uitleggen.

B

1f.2

De kandidaat kan de gevolgen en risico’s voor een verzekeraar en de werkgever bij het investeren van de pensioenpremie bij een salarisdiensttijdregeling versus een zuivere beschikbare premieregeling beschrijven.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/resultaat/prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheid rond de vaardigheid

Eindterm 2d

De persoon beschikt over het vermogen om binnen het adviestraject op hoofdlijnen gebruik te maken van een risicomodel.

2d.1 Een risicomodel op basis van Enterprises Riskmanagement (ERM) hanteren.

De kandidaat hanteert een van de volgende risicomanagementmodellen COSO II en ISO 31000 om de risico’s die betrekking hebben op de pensioenregeling van de organisatie op een overzichtelijke wijze in kaart te brengen.

Brengt de risico’s die betrekking hebben op de pensioenregeling van een organisatie, op een overzichtelijke wijze in kaart.

De kern is het fasegewijs werken bij risicoanalyse.

Het betreft hier alleen risicomanagement in de context van het pensioenadvies.

Verschillende bedrijven en sectoren, verschillende situaties m.b.t. de aanwezigheid van bewust risicomanagement.

Het ‘kleinbedrijf’ kan deze benadering overdreven vinden, het groot bedrijf kan deze benadering als overbodig zien. Dit betekent dat de pensioenadviseur vanuit het staande beleid m.b.t. risicomanagement moet vertrekken.

Eindterm 2e

De persoon beschikt over het vermogen om de doelstellingen en resultaten van een organisatie en de risico’s die vanuit de situatie van de pensioenverzekering een bedreiging vormen of een kans bieden in kaart te brengen, alsmede op welke wijze deze risico’s op adequate wijze kunnen worden beheerd, zodat de risico’s tot een voor de organisatie acceptabel risiconiveau kunnen worden ingevuld.

2e.1 De risico’s in kaart brengen.

De kandidaat brengt de risico’s die betrekking hebben op de pensioenregeling van een organisatie op een overzichtelijke wijze in kaart.

Schat de risico’s met betrekking tot de pensioenregeling op juiste wijze in.

Betreft de interne en externe omgeving, ondernemingsrisico’s, procesrisico’s, kritische succesfactoren, risico’s vanuit een breed en divers perspectief.

2e.2 Zich een beeld vormen van de klant.

De kandidaat vormt zich een beeld van de markt van de opdrachtgever en van de sector waarin de opdrachtgever zijn onderneming heeft. Bestudeert de relevante cao’s, gaat na of de bedrijfsactiviteiten vallen onder de reikwijdte van een pensioenfonds.

Bestudeert lopende pensioenverzekeringen en premiepensioenvorderingen.

 

Eindterm 2f

De persoon beschikt over het vermogen om met het oog op de pensioenverzekering en premiepensioenvordering de risicobereidheid en het risicoprofiel van de onderneming op heldere wijze in kaart te brengen en vast te leggen.

2f.1 De financiële informatie van de onderneming analyseren.

De kandidaat is verantwoord kritisch.

Na de analyse krijgt men een goed beeld van de financiële positie van de onderneming.

Vraagt door in onbekende financiële situaties, bijvoorbeeld ontwikkeling rekening-courant verhoudingen met directie en dochterondernemingen.

Gesprekspartners zijn: accountant, directie controller, vertegenwoordigend overleg organisatie en belangen behartigers.

2f.2 De te bereiken doelstellingen, strategie en activiteiten van de onderneming analyseren.

Hij voert de risicoanalyse fasegewijs uit. Brengt de risico’s die zich kunnen voordoen bij een tweedepijler pensioensituatie goed in kaart door de informatie te verzamelen, te beoordelen en te documenteren. Zorgt ervoor dat de risicoanalyse traceerbaar en herleidbaar is.

Op basis van de verzamelde informatie kan de kandidaat inschatten hoe groot de kans is dat een betreffend risico zich zal voordoen en kan de mogelijke gevolgen aangeven als een betreffend risico zich daadwerkelijk voordoet.

Kandidaat heeft zelf een goed inzicht in de mogelijke risico’s van de pensioenregeling voor een organisatie en geeft de verzekeringnemer een goed inzicht van de risico’s die hij zelf wel of niet kan of wil dragen.

Met betrekking tot pensioenregeling

Verschillende sectoren, verschillende beroepen.

Past de kennis toe van systematische risicoanalyse.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3b

De persoon demonstreert en bewijst dat hij het risicoanalysetraject met betrekking tot een pensioenverzekering en premiepensioenvordering zelfstandig en succesvol kan uitvoeren.

3b.1 Pensioenadviestraject fasegewijs uitvoeren.

 

De kandidaat werkt procesmatig. Legt informatie op de juiste wijze vast.

De kandidaat heeft na afloop een goed inzicht in de risico’s van de pensioenregeling voor een organisatie.

Klant is op de hoogte.

Creëert draagvlak voor de modelmatige benadering van risicomanagement bij de opdrachtgever. Het resultaat is herkenbaar voor de opdrachtgever.

 

3b.2 Met de verzekeringnemer over de risico’s die zich kunnen voordoen bij een tweedepijler pensioensituatie communiceren.

Verschillende opleiding- en kennis niveaus van klanten.

Gebruikt duidelijke en begrijpelijke taal. Geeft voorbeelden, stelt vragen om te toetsen of de verzekeringnemer een en ander begrepen heeft. Controleert of de verzekeringnemer in eigen woorden kan vertellen welke risico’s gedekt zijn.

 

Eindterm 3c

De persoon demonstreert en bewijst dat hij de directeur-grootaandeelhouder kan adviseren over de verschillende mogelijkheden om het voor hem benodigde pensioenkapitaal bijeen te brengen, alsmede duidelijkheid kan verschaffen over het verschil tussen de reële en de fiscale waardering van de pensioenverplichting.

3c.1 De motieven van de DGA met betrekking tot de pensioentoezegging vaststellen en deze analyseren.

Een DGA geeft aan flexibel te willen zijn ten aanzien van premiebetaling. Af te vragen is of lijfrente of lijfrentesparen dan mogelijk passender is bij het doel van de DGA dan pensioen.

Een DGA geeft aan voor de hoogte van zijn oudedagsvoorziening afhankelijk te zijn van zijn onderneming. Dit doel sluit niet goed aan bij Eigen Beheer. Afhankelijk van andere doelen, risicobereidheid zal dan wellicht een verzekerde pensioenregeling of lijfrente beter bij de DGA en zijn besloten vennootschap passen.

Kandidaat adviseert over risico en rendement op pensioenvoorziening eigen beheer in vergelijking met risico en rendement van een verzekerd pensioen, analyseert doelstellingen, kennis en ervaring van de DGA met betrekking tot pensioen. De kandidaat beschrijft de mogelijkheden van DGA voor zijn oude dag, in het bijzonder de hoogte van het pensioen, lijfrente of lijfrente banksparen en box III.

Kan goed op basis van een klantgesprek na afloop aangeven welke doelen de DGA en zijn bv heeft ten aanzien van een voorziening voor de oudedag of bij overlijden.

In hoeverre staat het creëren van liquiditeiten of de mate waarin de DGA een zeker inkomen na de pensioendatum wil centraal? De kandidaat wijst daarbij op risico’s, gevolgen van verzekeren en eigen beheer.

 

3c.2 De behoeften van de DGA analyseren.

Bevindt zich in een gesprekssituatie met diverse partijen. De advisering aan deze groepen is van toepassing voor het afdekken van risico’s van overlijden en arbeidsongeschiktheid in relatie tot de pensioenvoorziening in privé.

Brengt behoeften in kaart zonder vooringenomen instelling. Signaleert eventuele dilemma’s op het gebied van integer handelen. Benoemt welke belangen spelen voor betrokken partijen en benoemt hoe wordt omgegaan met een gerezen dilemma.

Onderkent de effecten van de verschillende inkomenssituaties op het vermogen in de levensfasen van de klant.

Durf ik in complexe fiscale situaties hulp in te roepen van derden, financieel planner, accountant. Ken ik mijn grenzen?

Taak 3. Adviseren (en eventueel bemiddelen) van een passende oplossing, zowel financieel als organisatorisch

A. aan de werkgever

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1g

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot pensioenverzekeringen en premiepensioenvorderingen op grondige en actuele kennis met betrekking tot relevante wetgeving inzake pensioen en directeur-grootaandeelhouder-pensioentoezegging, voorzover deze niet in eigen beheer wordt opgebouwd.

1g.1

De kandidaat kan de relatie tussen ziekte en arbeidsongeschiktheid en pensioenopbouw beschrijven.

K

1g.2

De kandidaat kan uitleggen hoe wetgeving rond gelijke behandeling inwerkt op het pensioen.

B

1g.3

De kandidaat kan uitleggen hoe het Burgerlijk Wetboek (BW) en de Pensioenwet (PW) inwerkt op de arbeidsovereenkomst met betrekking tot pensioen.

B

1g.4

De kandidaat kan de invloed van individuele en collectieve waardeoverdracht op het adviestraject aangeven.

B

1g.5

De kandidaat kan uitleggen invloed van fiscale wetgeving en de Pensioenwet (PW) hebben op de uitvoeringsovereenkomst met betrekking tot flexibiliseringselementen.

B

1g.6

De kandidaat kan uitleggen hoe de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) inwerkt op pensioen.

B

1g.7

De kandidaat kan benoemen welke gevolgen de Financial Accounting Standards (FAS) en de International Financial Reporting Standards (IFRS) hebben op de bedrijfsvoering bij de verschillende pensioenregelingen.

K

1g.8

De kandidaat kan de gevolgen aangeven van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Wet BPF) en het bestaan van een beroepspensioenfonds of een ondernemingspensioenfonds op de pensioenregeling van de werkgever.

B

1g.9

De kandidaat kan de gevolgen aangeven die de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) kan hebben op de pensioenregeling van de werkgever.

B

1g.10

De kandidaat kan de relatie aangeven tussen de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) en Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB) op pensioen.

B

Eindterm 1h

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot pensioenverzekeringen en premiepensioenvorderingen op begrippen en procedures inzake actuarieel rekenen.

1h.1

De kandidaat kan de volgende pensioenbegrippen omschrijven en in voorkomende gevallen toepassen: tranche, U rendement, rente termijnstructuur, garantiepremie, technisch resultaat, gesepareerd depot, maatschappij winstdeling, rekenrente, bestemmingsreserve, toeslag, dispensatie, life cycle, bepaald en onbepaald partner, gehuwdheidsfrequentie, uitruilvoet, bruto- en netto opslag op premie, generatietafel, overlevingstafels en leeftijdverschuiving.

B

1h.2

De kandidaat kan de financiering van eind- en middelloonregelingen, toeslagen en salarisverhogingen beschrijven.

K

1h.3

De kandidaat kan de volgende pensioenbegrippen omschrijven en kan deze in voorkomende gevallen toepassen: toetredingsleeftijd, drempelperiode, wachttijd, minimale toetredingsleeftijd, premieovereenkomst, kapitaalovereenkomst, uitkeringsovereenkomst, AOW franchise, loonindex, prijsindex, onvoorwaardelijke toeslag, voorwaardelijke toeslag, gewezen deelnemer, verschillende premiestaffels, diensttijd, elementen die diensttijd bepalen, de aanspraken die in stand blijven met levensloop en/of onbetaald verlof, tussentijds ontslag, VUT en prepensioenregeling, de gevolgen van het verbod op leeftijdsdiscriminatie ook in verband met eigen bijdrage.

B

1h.4

De kandidaat kan het begrip waardeoverdracht omschrijven en kan deze in voorkomende gevallen toepassen, geeft aan welke pensioenregelingen een financieel risico inhouden bij waardeoverdracht, en kan in algemene zin de gevolgen van collectieve waardeoverdracht aangeven.

B

1h.5

De kandidaat kan het effect van een gemiddelde stijging van de leeftijd op de pensioenlasten benoemen.

K

1h.6

De kandidaat kan het effect van in- en uitstroom op de pensioenlasten uitleggen.

B

1h.7

De kandidaat kan met behulp van relevante wet- en regelgeving uitleggen of parttimers mogen worden uitgesloten van deelname aan een pensioenregeling.

B

1h.8

De kandidaat kan uitleggen wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn met betrekking tot pensioenopbouw bij bijzondere arbeidscontracten.

B

1h.9

De kandidaat kan uitleggen in welk geval de arbeidsovereenkomst invloed heeft op de pensioenregeling van de werknemer.

B

1h.10

De kandidaat kan beschrijven wanneer ongelijke behandeling is toegestaan.

K

1h.11

De kandidaat kan ‘direct en indirect’ onderscheid omschrijven en kan beschrijven hoe verzekeraars het verbod op onderscheid tussen man en vrouw in hun verzekeringstarieven verrekenen.

K

1h.12

De kandidaat kan definiëren wat leeftijdsdiscriminatie is binnen een pensioenregeling.

K

1h.13

De kandidaat kan in voorkomende gevallen de effecten van actuele ontwikkelingen en wijzigingen in wet en regelgeving voor de pensioenregeling aangeven.

B

1h.14

De kandidaat kan de informatie die benodigd is voor het maken van een passend pensioenadvies omschrijven en completeren.

K

1h.15

De kandidaat kan verschillende manieren van kostenbepaling aangeven, waaronder percentage vaste kosten.

B

1h.16

De kandidaat kan aspecten rondom start en einde dienstverband, moment van verwerven van de aanspraak door de deelnemer, moment wanneer een werkgever een aanbod moet doen omtrent pensioen, gevolgen van uitdiensttreding, welke risicoafdekking er kan zijn bij overlijden en wat de gevolgen zijn van het overlijden van de deelnemer voor de nabestaanden en de werkgever benoemen en beschrijven.

K

1h.17

De kandidaat kan de werkgever en de werknemer uitleggen wat er gebeurt bij arbeidsongeschiktheid van de werknemer.

B

1h.18

De kandidaat kan de gevolgen van echtscheiding/ontbinding partnerregelingen voor de werknemer met betrekking tot verwachtingen ten aanzien van pensioen beschrijven en berekenen, licht het begrip dekkingsgraad toe, omschrijft afstempelen en de manieren om de dekkingsgraad te beïnvloeden.

K

1h.19

De kandidaat kan de gevolgen van faillissement werkgever met betrekking tot pensioenregeling beschrijven.

K

1h.20

De kandidaat kan de werkgever over de toekomstige pensioenlasten bij verschillende scenario’s van de ontwikkeling van de onderneming uitleggen.

B

1h.21

De kandidaat kan in relatie tot andere verzekeraars met andere producten het inlooprisico, het uitlooprisico, de inhoud van het convenant Van Leeuwen beschrijven; kan het begrip ‘carenzjaar’ omschrijven en het belang beschrijven dat werknemers tijdig worden aangemeld.

K

1h.22

De kandidaat kan de effecten van verschillende overlevingstafels, het effect van de factor tijd op een projectie, het rekenkundig gemiddelde uitleggen.

B

Eindterm 1i

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot pensioenverzekeringen en premiepensioenvorderingen op grondige en actuele kennis met betrekking tot pensioenverzekeringen als onderdeel van het pakket arbeidsvoorwaarden van een werkgever.

1i.1

De kandidaat kan de juridische en financiële consequenties van het aangaan van een pensioenovereenkomst beschrijven.

K

1i.2

De kandidaat kan de werkgever de risico’s van het afstand doen van pensioen door een deelnemer uitleggen en kan de werkgever adviseren hoe hij hier mee om kan gaan.

B

1i.3

De kandidaat kan de invloed van de Wet op de Medische keuringen (Wmk) op het acceptatieproces verklaren, inclusief in- en uitlooprisico’s.

B

1i.4

De kandidaat kan de werking van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid beschrijven.

K

1i.5

De kandidaat kan de verschillende wijzen verklaren waarop nabestaandenpensioen kan worden verzekerd.

B

1i.6

De kandidaat kan de financiering van de verschillende vormen van nabestaandenpensioen uitleggen.

B

1i.7

De kandidaat kan de verschillen uitleggen tussen de verschillende vormen van nabestaandenpensioen.

B

1i.8

De kandidaat kan de aanvullende regelingen die meeverzekerd kunnen worden met de pensioenregeling en de werking daarvan beschrijven.

K

1i.9

De kandidaat kan de financiële gevolgen van het invoeren van een verplichte eigen bijdrage verklaren en kan de wijze waarop de eigen bijdrage vormgegeven kan worden, uitleggen.

B

1i.10

De kandidaat kan de methoden uitleggen hoe bepaald wordt hoeveel binnen een pensioenregeling vrijwillig bijgespaard mag worden en kan in concrete gevallen de hoogte van het bedrag dat bijgespaard mag worden, berekenen.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/resultaat/prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheid rond de vaardigheid

Eindterm 2g

De persoon beschikt over het vermogen om adviestrajecten te plannen, te sturen en tot een succes te brengen, waaronder wordt verstaan:

1 het kwalitatief en kwantitatief vergelijken van offertes en lopende pensioenverzekeringen en premiepensioenvorderingen en het verklaren van de verschillen hiertussen;

2 het beoordelen van en adviseren over collectieve waardeoverdracht;

3 het adviseren over winstdelingssystemen en life cycle beleggen;

4 het adviseren over excedentregelingen, ook als aanvulling op ondernemingspensioenfondsen en bedrijfstakpensioenfondsen, in combinatie met verzekerde regelingen;

5 het berekenen van lasten en aanspraken;

6 het uitleggen van een individuele waardeoverdracht;

7 het vertalen van alle ingewonnen informatie over de werkgever naar een passende pensioenverzekering;

8 het interpreteren van effecten van toeslagmodellen;

9 relevante wetgeving praktisch te kunnen toepassen.

2g.1 Offertes van verzekeraars met elkaar vergelijken.

Vergelijkt de offertes kwalitatief en kwantitatief met elkaar en kan de verschillen verklaren.

Houdt rekening met rekentechnische elementen zoals sterfte, kosten en rente en de verschillen in de producten met betrekking tot winst.

Bij rente kan de kandidaat analyseren op welke wijze de rekenrente van het contract tot stand is gekomen en welke invloed dit heeft op de kosten van de regeling en acceptatie.

Gaat bij vergelijking van (ook collectieve) pensioenen zo veel mogelijk uit van gelijke en reële uitgangspunten

Beoordeelt het eventueel te vormen ondernemingspensioenfonds.

Bij kosten betreft het zowel kosten in de regeling als de kosten rondom beleggen, zoals provisie, TER, aan- en verkoopkosten, beheer- en administratiekosten, garantiekosten, de exit voorwaarden en PVI en overige kosten.

Bij sterfte betreft het de sterftetabel en de op- of afslagen hierop.

2g.2 De verschillende offertes vanuit de wensen van de opdrachtgever prioriteren en verklaren.

Verklaart de verschillen in begrijpelijke taal en met voorbeelden.

Handelt integer en professioneel in verband met eigen positie en klantbelangen. Durft ook mogelijke negatieve gevolgen te benoemen van de gekozen pensioenregeling.

 

2g.3 Collectieve waarde-overdracht beoordelen.

Analyseert de factoren inkomende en uitgaande waardeoverdracht.

Houdt rekening met elementen zoals reserve, (exit)voorwaarden, sterftetafels, opslagen, kosten, kortingen, rente, risico’s, PVI, winstdeling, acceptatie, ziekte, tijdpad, arbeidsongeschiktheid.

Stelt vast of kosten redelijk zijn in relatie tot Pensioenwet (Pw).

Bij BP betreft het de kosten rondom beleggen, zoals provisie, TER, aan- en verkoopkosten, beheer- en administratiekosten, garantiekosten, PVI en overige kosten.

2g.4 Over winstdelingssystemen en life cycle beleggen adviseren.

Houdt rekening met het premievolume, de risicobereidheid van de werkgever, de mate van risico- afbouw bij verschillende aanbieders.

Houdt rekening met de verschillen in indexatiepotentieel afhankelijk van de omvang van het verzekerde bestand en de toegepaste winstdelingsvorm.

Beschrijft de risico’s en het principe van lifecycle beleggen.

Onderkent de positie van de werkgever m.b.t. de wens tot indexatie en de te gebruiken rekenrente.

Advies is passend.

De kandidaat moet verschillen tussen lifecycles in hoofdlijnen (zoals assetverdeling, methodiek van afbouw van risico’s, het afdekken van risico’s van een lage rentestand en inleggaranties) onderkennen.

2g.5 Over excedent-regelingen adviseren.

Sluit aan bij de basispensioenregeling, rekening houdend met de fiscale ruimte, basispensioenregeling passend binnen het budget dat de werkgever daarvoor beschikbaar heeft.

Houdt rekening met de bestaande regeling, bijspaarregelingen, kosten, gewenste soort pensioenovereenkomst en onderbrengingmogelijkheden

Advies is passend.

Betreft ook excedentregelingen als aanvulling op ondernemingspensioen.

fondsen en bedrijfstakpensioenfondsen in combinatie met verzekerde regelingen.

2g.6 Lasten en aanspraken m.b.v. software berekenen.

Maakt foutloze berekeningen.

Berekent de lasten aan de hand van de juiste tarieven van de pensioenuitvoerder.

Bepaalt welke lasten de pensioenregeling voor de werkgever met zich meebrengt, zowel voor het ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en aanvullende dekkingen.

Berekent de koopsom voor de inkoop in een jaar; inkooptarief gericht beleggen, het effect van inkooptarief gericht beleggen op de hoogte van het aan te kopen pensioen op pensioendatum; welke kostensoorten er vallen onder de TER; welke kostensoorten er niet vallen onder de TER; het effect is van een TER op het rendement; de effecten van toeslagverlening.

Berekent de pensioenlast bij wijzigingen in het personeelsbestand.

Kan de wijze van berekenen verklaren en principes achter de berekeningen uitleggen.

Schat uitkomsten op juistheid in.

Betreft de aanspraken en lasten voor de verschillende soorten pensioenovereenkomsten.

De berekening van de aanspraken komt voort uit de volgende situaties: bij indiensttreding, salariswijziging, waardeoverdracht, parttime wijziging, arbeidsongeschiktheid, echtscheiding, uitdiensttreding en bij toepassing van flexibiliseringselementen.

Betreft de wet- en regelgeving met betrekking tot toeslagverlening; premiekorting verschillende tariefstructuren; de effecten van verschillende rekenrentes omvangkorting.

2g.7 Effecten van toeslagmodellen interpreteren.

Beoordeelt wat in relatie tot de Pensioenwet (Pw) en in relatie tot de financiële lasten de consequenties zijn van diverse vormen van toeslagverlening en adviseert de werkgever over de best passende vorm van toeslagverlening.

 
Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3d

De persoon demonstreert en bewijst dat hij het adviestraject met betrekking tot pensioenregelingen voor werkgevers met ondernemingen van diverse omvang en complexiteit ten behoeve van diens werknemers zelfstandig, succesvol en correct kan uitvoeren.

In dit adviestraject kunnen zich in ieder geval de volgende zaken voordoen met betrekking tot natuurlijke en/of rechtspersonen:

1 start en einde dienstbetrekking;

2 overlijden;

3 arbeidsongeschiktheid;

4 echtscheiding of ontbinding partnerregelingen;

5 pensioendatum;

6 verwachtingen ten aanzien van pensioen;

7 verlenging van een pensioencontract;

8 collectieve waardeoverdracht;

9 prognosticeren van toekomstige pensioenlasten;

10 versobering of uitbreiding van de pensioenregeling;

11 faillissement of mogelijkheid daartoe.

3d.1 Het adviestraject plannen.

Verwerft opdracht via verschillende kanalen bij een nieuwe relatie.

Creëert acceptatie van aanbiedende organisatie, aanbiedende persoon, werkwijze. Onderkent mogelijke belangenverstrengeling (adviseur versus accountant).

Vormt zich een beeld van markt van de opdrachtgever, vormt zich een beeld van de sector waarin de opdrachtgever zijn onderneming heeft.

Overgang naar nieuwe pensioenregeling: werkgever heeft belang bij lagere pensioenlasten en derhalve met het akkoord van werknemers, werknemers hebben belang bij objectieve voorlichting over gevolgen nieuwe regeling, pensioenadviseur heeft belang bij tevreden houden werkgever.

 

3d.2 De pensioenregeling ontwerpen.

 

Vertaalt alle over de werkgever ingewonnen informatie (van de financiële positie, de risicobereidheid, de doelstellingen en kennis en ervaring van de werkgever) voor collectieve pensioenregeling naar een passende pensioenverzekering.

Geeft advies met behulp van pensioenleidraden van de Autoriteit Financiële Markten.

Gaat goed om met tegenstrijdige prioriteiten/doelstellingen, signaleert en benoemt deze koppelt ze terug naar de werkgever.

Het gaat i.c. om de ingewonnen informatie.

3d.3 De ontworpen pensioenregeling aan de klant presenteren.

Presenteert aan opdrachtgever, werknemers, partners en ondernemingsraad.

Heeft het passende aanbod geselecteerd.

Taalniveau, vertelt complexe materie begrijpelijk, didactische aspecten van de presentatie.

Bespreekt de regeling in samenhang met onder meer de verkregen financiële gegevens van de onderneming.

Benoemt risico’s op basis van de uitgevoerde risicoanalyse.

Wijst op lastenontwikkeling en betaalbaarheid.

Benoemt financiële, fiscale en juridische implicaties van de regeling.

Maakt duidelijk dat het een passend advies is op basis van behoeften analyse.

Vult zorgplicht in. Let op mogelijke fraude aspecten (niet informeren werknemers bij wijzigingen).

Kandidaat geeft inzicht in de fiscale en juridische risico’s die de werkgever loopt als deze afwijkt van het passend advies. Maakt de werkgever duidelijk wat deze risico’s voor hem inhouden.

Wat is het effect van knelpunten?

Wordt de oplossing voldoende geaccepteerd?

Durf ik ook mogelijke negatieve gevolgen te benoemen van de gekozen pensioenregeling?

3d.4 Handelen in geval van gewijzigde omstandig-heden tijdens het adviestraject.

 

De kandidaat kan de gevolgen van wezenlijke wijzigingen tijdens het advies- en aanvraagtraject voor klant en aanbieder inschatten op consequenties en hiernaar op een juiste manier handelen.

Bijvoorbeeld: de financiële positie van de onderneming wijzigt sterk door onverwachte omstandigheden.

3d.5 Adviseren inzake de pensioen-verzekering en premiepensioenvordering bij fusieprocessen, management buy out, overnames en overgang onderneming.

Heeft te maken met verschillende pensioenregelingen

Kandidaat moet de hoofdregels uit BW en PW bij overgang onderneming kunnen toepassen.

Gaat om met complexiteit, belangentegenstellingen. Contractverlenging: productaanbieder en adviseur hebben belang bij voortzetting (afhankelijk van beloningsstructuur), werkgever heeft belang bij goedkoopste oplossing, werknemer heeft belang bij (ongewijzigde) voortzetting pensioenregeling.

Kandidaat begrijpt de (juridische) gevolgen voor de pensioenregeling van de over te nemen werknemers en kan deze gevolgen uitleggen.

Schiet ik hiervoor tekort? Roep ik in dat geval tijdig ondersteuning van andere deskundigen in?

B. aan de DGA

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1j

De persoon baseert zijn advies met betrekking tot pensioenverzekeringen en premiepensioenvorderingen op grondige en actuele kennis met betrekking tot relevante wetgeving inzake pensioen en de directeur-grootaandeelhouder-pensioentoezegging.

1j.1

De kandidaat kan bij echtscheiding ten aanzien van zijn pensioenadvies de volgende wet- en regelgeving toepassen en de gevolgen uitleggen: Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wet VPS) en Pensioenverrekening volgens het arrest Boon van Loon (HR 27 november 1981, NJ 1982, 503). De kandidaat kan verbanden leggen tussen huwelijkse voorwaarden en pensioenregeling.

De kandidaat kan ten aanzien van zijn advies over een pensioenverzekering en premiepensioenvordering omgaan met huwelijkse voorwaarden en/of echtscheidingsconvenant, jurisprudentie rond verevening pensioenrechten bij scheiding en deling van de partner om deze te verzekeren bij een pensioenverzekeraar.

B

1j.2

De kandidaat kan de juiste inhoud beschrijven van de pensioenbrief ingeval van gedeeltelijk verzekeren en gedeeltelijk eigen beheer.

K

1j.3

De kandidaat kan de inhoud uitleggen van de bestaande pensioenbrief uit bij volledig eigen beheer.

B

1j.4

De kandidaat kan de impact beschrijven van de inhoud van een pensioenbrief waarin een deel wordt herverzekerd ten opzichte van twee losse pensioenbrieven.

K

1j.5

De kandidaat kan de gevolgen beschrijven van prijsgeven, belenen, afkopen beschrijven en kan hiervan voorbeelden geven. Kan daarbij het begrip ‘voor zover voor verwezenlijking vatbaar’ beschrijven.

K

1j.6

De kandidaat kan de fiscale aspecten beschrijven van pensioen in eigen beheer en verzekeren, basiskennis winstbepalingen (artikel 3:25 e.v. wet IB), grondige kennis bepalingen Wet op de loonbelasting 1964 (art 18 e.v. Wet LB) basiskennis zakelijkheidbepalingen Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Vpb) inclusief artikel 8 lid 6 (leeftijd terugstellingen) en de collectieve gangbaarheidtoets.

K

1j.7

De kandidaat kan het verschil aangeven tussen een dekkingspolis en een polis met een loonbelastingclausule en kan uitleggen welke polis voor een specifieke DGA de beste keuze is.

B

1j.8

De kandidaat kan de aspecten verklaren van de werking van de pensioenvoorziening in de uitkeringsfase bij eigen beheer (bijvoorbeeld verliesverdamping, gevolg winstreserve en langlevenrisico).

B

1j.9

De kandidaat kan aspecten verklaren van de werking van de uitkeringsfase bij een verzekerde regeling (verschil tussen pensioenuitkering van verzekeraar als gevolg van afstorting ten opzichte van eigen beheer en gevolgen voor indexering).

B

1j.10

De kandidaat kan de belangrijke aspecten beschrijven bij het maken van een pensioenbrief bij gedeeltelijk verzekeren en gedeeltelijk eigen beheer.

K

1j.11

De kandidaat kan de begrippen ‘bepaald deel verzekerd’ en ‘onbepaald deel verzekerd’ uitleggen.

B

1j.12

De kandidaat kan de invloed uitleggen van een bestaande pensioenregeling, (gedeeltelijk) verzekerd dan wel in eigen beheer, op verkoop van de werkgever-bv en de invloed op een bestaande pensioenregeling bij liquidatie en faillissement van de werkgever.

B

1j.13

De kandidaat kan de gevolgen beschrijven van het aangaan van en aanpassingen op een pensioenverzekering en premiepensioenvordering

tijdens looptijd. De kandidaat houdt daarbij rekening met de polisredactie, kan de indexatietoezegging analyseren en kan dit toepassen op de hoogte van het te adviseren verzekeringsproduct.

K

1j.14

De kandidaat kan het begrip ‘open indexatie’ beschrijven. De kandidaat kan de gevolgen overgangsrecht Witteveen, wet VUT, Pensioen en Levensloop (Wet VPL) en Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet (IPW) (de gevolgen indien lopend DGA-pensioen onder de Pensioenwet valt door overgangsrecht) signaleren en kan daarbij situaties beschrijven wanneer waardeoverdracht kan worden toegepast naar de DGA-pensioenverzekering.

K

1j.15

De kandidaat kan de risico’s van de DGA en zijn besloten vennootschap bij arbeidsongeschiktheid uitleggen.

B

1j.16

De kandidaat kan de civiel- juridische aspecten uitleggen van pensioen aan een DGA (met name arbeidsrecht, overige bepalingen Burgerlijk Wetboek (BW) en de Wet op de medische keuringen (Wmk)).

B

1j.17

De kandidaat kan, met betrekking tot partnerpensioen het verschil tussen opbouwpartnerpensioen en risicopartnerpensioen beschrijven en kan daarbij beschrijven hoe dit in de pensioenbrief (erfrente, risicokapitaal) er uit ziet. De kandidaat kan de bepalingen rond restbegunstiging in de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) beschrijven. De kandidaat kan daarbij de gevolgen van de dekking van het partnerpensioen bij wijziging van de pensioengrondslag omschrijven. De kandidaat kan de alternatieven van partnerpensioen beschrijven (bijvoorbeeld geen partnerpensioen toezeggen maar een losse risicodekking al dan niet met lijfrenteclausule) beschrijven. De kandidaat kan de eventuele gevolgen benoemen (o.a. fiscale) van het onvoldoende verzekeren van een toegezegd partnerpensioen. Kan de globale gevolgen benoemen met betrekking tot erfbelasting bij het vrijvallen van pensioenverplichtingen of dekkingspolis met restitutie.

K

1j.18

De kandidaat kan de risico’s van de DGA en zijn besloten vennootschap beschrijven met betrekking tot overlijden van de DGA ten behoeve van partner en nabestaanden wanneer er tevens sprake is van een pensioenverplichting. Kandidaat kan dit tevens toepassen in situaties als: liquidatie, faillissement, onvoldoende middelen en onderverzekering.

B

1j.19

De kandidaat kan de bv-structuur, vanuit financiële, juridische invalshoeken analyseren in verband met de pensioenregeling (dienstverband, historie opbouw pensioen, enkelvoudige geconsolideerde balans). De kandidaat kan een verplicht gestelde deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds of een bedrijfspensioenregeling signaleren. De kandidaat kan huidige en toekomstige liquiditeitspositie en financiële draagkracht van de betrokken vennootschappen met betrekking tot pensioenvoorziening ingeval eigen beheer en geheel of gedeeltelijk verzekeren. De kandidaat kan de begrippen intern- en extern eigen beheer uitleggen alsmede de invloed van de hoogte van de pensioenverplichting bij intern eigen beheer versus extern eigen beheer.

B

1j.20

De kandidaat kan de fiscale kaders voor de loonbelasting en de gevolgen van de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting beschrijven en uitleggen. De kandidaat kan omgaan vanuit fiscale optiek, met optimalisatie naar laagste belastingdruk en kan behoefte met betrekking tot maximeren van pensioengevend loon aangeven.

B

1j.21

De kandidaat kan bij afstorting van het pensioen naar een verzekeraar de civiel- juridische, fiscale, boekhoudkundige en verzekeringstechnische aspecten van de afstorting aangeven. De kandidaat kan in het bijzonder de gevolgen aangeven van het resultaat en de liquiditeitspositie van het eigen beheerlichaam wanneer een voorwaardelijk ouderdomspensioen of een geconverteerde pensioenaanspraak wordt overgedragen aan een professionele verzekeraar, alsmede de mate waarin de pensioenlast in mindering kan worden gebracht op het resultaat bij het geheel of gedeeltelijk afstorten naar een verzekeraar. De kandidaat legt de verschillen tussen de commerciële en de fiscale pensioenvoorziening uit en geeft de achtergrond hiervan aan.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/resultaat/prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheid rond de vaardigheid

Eindterm 2h

De persoon beschikt over het vermogen om specifiek bij het ontwerpen van het advies van de directeur-grootaandeelhouder te beoordelen of de aansluiting tussen verzekering pensioenregeling en eigen beheer correct is.

2h.1 Een pensioenbrief opstellen voor wat betreft het verzekerde deel en kan de door de verzekeraar verstrekte pensioenbrief controleren.

Stelt een pensioenbrief op die pensioentechnisch, civiel-juridisch en fiscaal juist.is. De pensioenbrief is tevens correct en begrijpelijk geformuleerd.

Houdt rekening met de totale pensioenpositie (dus eventuele eigen beheersituatie) en de doelstellingen van de DGA.

2h2 De aansluitingsverschillen oplossen tussen pensioentoezegging in eigen beheer en verzekerde regeling.

Vertaalt (mondeling en schriftelijk) deze pensioentoezegging naar risico’s voor de bv. Legt (schriftelijk) de financieringsovereenkomst uit. Bepaalt welke verzekeringsoplossing past bij de civielrechtelijke pensioentoezegging van de DGA. Toetst of de eventuele wens om de pensioendatum te vervroegen of te verlaten past bij de reeds bestaande verzekerde oplossing en past dientengevolge actief, indien nodig, het product aan.

In de praktijk sluiten de producten redelijk slecht aan op de toezegging. Zo wordt meestal een kapitaalproduct aangeboden door verzekeraars. Dergelijke producten sluiten niet aan bij de rentetoezegging en staan onder grote druk. Bovendien is het afgestorte deel niet in mindering te brengen op het resultaat voor zover er een indexatiecomponent in het afgestorte deel zit. Dit betekent dat er vaak een risico is dat de fiscus het product niet 100% passend vindt, groot is terwijl de adviseur daar feitelijk niet veel aan kan doen omdat de exact passende producten bij de toezegging tijdens de opbouwfase niet worden aangeboden.

Eindterm 2i

De persoon beschikt over het vermogen om specifiek bij het ontwerpen van het advies van de directeur-grootaandeelhouder adviestrajecten te plannen, te sturen en tot een succes te brengen, waaronder wordt verstaan:

1 het kwalitatief en kwantitatief vergelijken van offertes en lopende pensioenverzekeringen (en premiepensioenvorderingen) en het verklaren van de verschillen hiertussen;

2 het adviseren over winstdelingssystemen;

3 het berekenen van lasten en aanspraken;

4 het beheren van een lopend pensioencontract;

5 het uitleggen van een individuele waardeoverdracht;

6 het geven van een passend advies aan een directeur-grootaandeelhouder over zijn pensioenverzekering;

7 relevante wetgeving praktisch te kunnen toepassen.

2i.1 Lasten en aanspraken, specifiek met betrekking tot de DGA situatie, met behulp van software berekenen.

Kan correcte pensioen berekeningen maken.

Schat uitkomsten van berekeningen.

Het met behulp van software kunnen berekenen van de commerciële waarde en de fiscale waarde van de pensioenaanspraken. Kunnen bepalen van de hoogte van een risicokapitaal gegeven een partnerpensioentoezegging een conversie kunnen berekenen ten gevolg van echtscheiding. Inbouw van (her)verzekerd pensioen in de pensioenverplichting kunnen berekenen en de systematiek begrijpen (beleggingspolis wordt anders ingebouwd dan een verzekerd kapitaal).

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3e

De persoon demonstreert en bewijst dat hij de directeur-grootaandeelhouder met betrekking tot zijn eigen pensioenverzekeringen (en premiepensioenvorderingen) zelfstandig, correct en passend kan adviseren, in ten minste de volgende situaties:

1. overlijden;

2. arbeidsongeschiktheid;

3. echtscheiding of ontbinding partnerregelingen;

4. pensioendatum;

5. verwachtingen ten aanzien van pensioen;

6. faillissement of de mogelijkheid daartoe.

3e.1 De pensioenregeling (en premiepensioenvordering) voor de DGA ontwerpen

 

Vertaalt alle ingewonnen informatie (van de financiële positie, de risicobereidheid, de doelstellingen en kennis en ervaring) naar een passende pensioenverzekering.

Gaat goed om met tegenstrijdige prioriteiten/doelstellingen, signaleert en benoemt deze en koppelt ze terug naar de DGA.

Het gaat om de ingewonnen informatie en wat de kandidaat hier mee doet.

3e.2 De ontworpen pensioenverzekering (of premiepensioenvordering) aan de DGA presenteren.

Heeft gesprekken met DGA, accountant en eventueel partner.

Taalniveau: begrijpelijk complexe materie vertellen, didactische aspecten van de presentatie.

Benoemt risico’s op basis van de uitgevoerde risicoanalyse.

Benoemt financiële, fiscale en juridische implicaties van de regeling.

Maakt duidelijk dat het een passend advies is. Om kunnen gaan met de verschillen tussen eigen beheer en pensioenverzekeringen.

Benoemt liquiditeitsaspecten van de regelingen.

Aspecten van integer en professioneel handelen. Benoemt bijvoorbeeld fiscale en pensioentechnische risico’s.

Reflecteert op eigen rol en kennis.

Taak 4. Beheren en actueel houden van het advies

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/resultaat/prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheid rond de vaardigheid

Eindterm 2j

De persoon beschikt over het vermogen om in het beheertraject:

• de financiële informatiestromen te controleren en de implementatie van het pensioencontract correct uit te voeren;

• wijziging of -beëindiging van een pensioenverzekering te begeleiden.

2j.1 De financiële informatiestromen tussen werkgever en pensioenuitvoerder (nota’s rekening courant) controleren.

Is alert op fouten en onvolkomenheden; is precies.

De ‘operational excellence’ is in de praktijk niet 100%

2j.2 Juridische en financiële stukken controleren en indien nodig corrigeren.

De kandidaat beoordeelt of de juridische en financiële stukken die vanuit de regels van de Pensioenwet (PW) moeten worden opgeleverd voldoen aan de wet, consistent zijn en overeenstemmen met de afspraken met de werkgever, zoals de uitvoeringsovereenkomst, pensioenovereenkomst, startbrief, polis, rekening courant en pensioenreglement.

 

2j.3 De kritische punten in het pensioencontract vaststellen.

Zorgt ervoor dat de kritische punten worden herkend en onderschreven door de opdrachtgever.

Verschillende pensioencontracten in verschillende bedrijven en sectoren.

2j.4 De pensioenregeling implementeren en uitvoeren.

De kandidaat geef voorlichting aan belanghebbende. Lost eventuele knelpunten op.

 

2j.5 Een wijziging van de pensioenverzekering begeleiden.

Verstrekt mondeling en schriftelijk begrijpelijke en juiste informatie naar belanghebbenden.

Brengt in relatie tot de Pensioenwet (PW), het BW, de WOR en de fiscale wetgeving een wijziging van de pensioenregeling tot een succes.

Beoordeelt wat de financiële consequenties zijn voor de werkgever van de wijziging.

Competenties

Competentie (C)

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3f

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij het beheer met betrekking tot pensioenregelingen voor werkgevers met ondernemingen van diverse omvang en complexiteit ten behoeve van diens werknemers zelfstandig, passend en correct kan uitvoeren

In dit beheertraject kunnen zich in ieder geval de volgende zaken voordoen met betrekking tot natuurlijke en/of rechtspersonen:

1. start en einde dienstbetrekking;

2. overlijden;

3. arbeidsongeschiktheid;

4. echtscheiding of ontbinding partnerregelingen;

5. pensioendatum;

6. verwachtingen ten aanzien van pensioen;

7. wijziging, beëindiging of revisie van een pensioencontract;

8. collectieve waardeoverdracht;

9. prognosticeren van toekomstige pensioenlasten;

10. versobering of uitbreiding van de pensioenregeling;

11. faillissement of mogelijkheid daartoe.

3f.1 Individuele en of collectieve waarde-overdracht begeleiden.

Tijdens lopende pensioenverzekering.

De kandidaat legt de rechten en plichten begrijpelijk aan de belanghebbenden (individu of groep) begrijpelijk uit, mondeling en/of schriftelijk.

Bespreekt de risico’s van de pensioensregeling in dit verband.

Voldoet aan zorgplicht en is alert op mogelijke belangentegenstellingen tussen werkgever en werknemer.

Wat is mijn rol bij knelpunten?

Welke belangen spelen er?

3f.2 De pensioen-regeling tijdens en/of einde looptijd beoordelen.

Diverse situaties: einde contractuele looptijd, tegenvallende financiële resultaten van de werkgever, te dure pensioenregeling.

De kandidaat voldoet aan zorgplicht naar alle belanghebbenden. Zorgt dat advies passend is/blijft.

Inventariseert zorgvuldig de knelpunten en afwijkingen van het lopende contract.

Start bij einde looptijd het adviestraject van voren af aan, doorloopt voor zover relevant alle stappen opnieuw.

 

3f.3 Handelen in geval van (onverwachte) gebeurtenissen.

 

Kandidaat handelt op de juiste wijze ingeval van een onverwachte gebeurtenis, zoals overlijden, arbeidsongeschiktheid, echtscheiding etc. van deelnemer aan pensioenverzekering.

Kandidaat berekent aanspraken correct.

Hoe ga ik nu om met de bestaande pensioenverzekering?

Wat is nu mijn positie en welk gedrag hoort hierbij?

Eindterm 3g

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij voor de directeur-grootaandeelhouder het beheer met betrekking tot zijn eigen pensioenverzekeringen (en premiepensioenvorderingen) zelfstandig, correct en passend kan uitvoeren, in ten minste de volgende situaties.

1. overlijden;

2. arbeidsongeschiktheid;

3. echtscheiding of ontbinding partnerregelingen;

4. pensioendatum;

5. verwachtingen ten aanzien van pensioen; en

6. faillissement of de mogelijkheid daartoe.

3g.1 Handelen in geval van pensionering en/of overlijden en/of arbeidsongeschiktheid en/of echtscheiding van de DGA en/of zijn partner.

Belicht voorval vanuit de positie eigen beheer of pensioenverzekeringen of combinatie van producten.

Tekortschietende reserveringen, slechte financiële resultaten en positie van de vennootschap die zelfs kunnen leiden tot faillissement van de rechtspersoon.

Complexe financieringsvraagstukken onderkennen.

Benoemt successievraagstukken.

Relatieproblemen hanteren, slechtnieuws gesprekken kunnen voeren.

Aspecten van integer en professioneel handelen, echtscheiding: belang van deelnemer versus belang partner.

Wat is nu mijn positie en welk gedrag hoort hierbij?

Bijlage 9. Eindtermen en toetstermen module volmacht algemeen

Taak 1. Risicomanagement

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid.

Eindterm 2a

De persoon beschikt over het vermogen om (integriteit-)risico’s te beoordelen, alsmede aan te tonen op welke wijze deze risico’s tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden teruggebracht.

2a.1 Risico’s signaleren en kwalificeren.

Voert als gevolmachtigde agent het proces van risicomanagement fasegewijs uit, waarbij rekening wordt gehouden met:

– oriëntatie inzake het risicobewustzijn en risicobereidheid;

– doelstellingen en achtergronden van een betreffende organisatie;

– inventariseren en analyseren van de risico’s die de doelstellingen van een organisatie kunnen bedreigen;

– beoordelen van de vervaardigde risicoanalyse.

Heeft als gevolmachtigde agent een goed inzicht in de risico’s van een organisatie. De kandidaat vormt en eigen oordeel op basis van een uitgevoerde risico-inventarisatie en risicoanalyse.

De kandidaat bepaalt welke risico’s de risicobereidheid van de organisatie te boven gaan en welke risicomitigerende oplossingen moeten worden getroffen.

 

2a.2 Risicomitigerende oplossingen bepalen.

Geeft duidelijk aan welke oplossingen voor een organisatie mogelijk zijn.

Met de voorgestelde oplossingen kunnen de gesignaleerde risico’s op adequate wijze beheerst worden. De risico’s vallen na de implementatie van de oplossingen binnen de grenzen van de risicobereidheid van de organisatie.

Een gevolmachtigde agent heeft binnen de administratieve organisatie de taak om de te lopen risico’s op adequate wijze te beheersen door een combinatie te hanteren van de volgende mitigerende oplossingen:

• het vermijden van risico’s;

• het reduceren van risico’s;

• het overdragen van risico’s;

• het accepteren van risico’s.

2a.3 De gesignaleerde risico’s en de risicomitigerende oplossingen rapporteren.

Zorgt voor een constructieve vastlegging van de risico’s en risicomitigerende oplossingen, zodat deze binnen de organisatie gecommuniceerd en geïmplementeerd kunnen worden.

Bij dit proces wordt rekening gehouden met relevante wet- en regelgeving en de verschillende regelingen, protocollen die er zijn gemaakt.

Heeft betrekking op alle aspecten binnen het volmachtbedrijf.

2a.4 Een voorstel ten aanzien van de gesignaleerde risico’s en beheersingsmaatregelen doen.

Doet een voorstel aan de verschillende belanghebbenden bij de risicobeoordeling om een passende oplossing te kiezen die leidt tot een goede risicobeheersing.

Het voorstel is passend binnen de organisatie.

Heeft binnen de administratieve organisatie als gevolmachtigde agent de taak om de te lopen risico’s op adequate wijze te beheersen door een combinatie te hanteren van de volgende mitigerende oplossingen:

• het vermijden van risico’s;

• het reduceren van risico’s;

• het overdragen van risico’s;

• het accepteren van risico’s;

• implementatie van de risicomitigerende oplossingen;

• communicatie van de risicomitigerende oplossingen;

• monitoren van de risicomitigerende oplossingen.

Taak 2. Administratieve organisatie en interne beheersing (ao/ib) w.o. rapportage en uitwisseling van digitale databestanden

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1a

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op globale kennis van de belastingwetgeving.

1a.1

De kandidaat kan de algemene aspecten benoemen die betrekking hebben op het belastingstelsel.

K

1a.2

De kandidaat kan benoemen wie op grond van de te heffen inkomstenbelasting, belastingplichtig zijn.

K

1a.3

De kandidaat kan opsommen over welke bestanddelen van het fiscale inkomen inkomstenbelasting moeten worden betaald.

K

1a.4

De kandidaat kan de bestanddelen opnoemen, die onder het belastbaar inkomen uit werk en woning vallen.

K

1a.5

De kandidaat kan een definitie geven van het begrip partner.

K

1a.6

De kandidaat kan beschrijven hoe de belastingheffing van het belastbaar inkomen plaatsvindt bij kinderen, uit eigen woning, uit aanmerkelijk belang en uit sparen en beleggen.

K

1a.7

De kandidaat kan beschrijven op welke wijze het te betalen belastingbedrag uit werk en woning moet worden berekend.

K

1a.8

De kandidaat kan definiëren wat er onder heffingskorting wordt verstaan.

K

1a.9

De kandidaat kan onderscheid maken tussen de algemene heffingskorting en andere aanvullende kortingen.

B

1a.10

De kandidaat kan in eigen woorden vertellen wat wordt verstaan onder inkomen uit aanmerkelijk belang.

B

1a.11

De kandidaat kan enkele voorbeelden van inkomen uit aanmerkelijk belang noemen.

K

1a.12

De kandidaat kan opsommen op welke wijze de inkomsten uit diverse vormen van sparen en beleggen worden belast.

K

1a.13

De kandidaat kan de bezittingen en schulden opsommen die zijn vrijgesteld van de vermogensrendementsheffing.

K

1a.14

De kandidaat kan de onderdelen noemen die onder de Successiewet vallen.

K

1a.15

De kandidaat kan de globale werking van de onderdelen van de Successiewet beschrijven.

K

1a.16

De kandidaat kan de globale werking van de vennootschapsbelasting beschrijven.

K

1a.17

De kandidaat kan de verschillende bestanddelen benoemen die onder de te heffen vennootschapsbelasting vallen.

K

1a.18

De kandidaat kan een definitie geven van het begrip ‘omzetbelasting’.

K

1a.19

De kandidaat kan opsommen wie omzetbelastingplichtig zijn.

K

1a.20

De kandidaat kan de verschillende onderdelen benoemen die nodig zijn om de te betalen omzetbelasting te berekenen.

K

1a.21

De kandidaat kan opnoemen welke belastingsoorten vallen onder de Wet op belastingen van rechtsverkeer.

K

1a.22

De kandidaat kan uitleggen wanneer assurantiebelasting over te betalen verzekeringspremies moet worden geheven.

B

1a.23

De kandidaat kan uitleggen wat de maatstaf van heffing is.

B

1a.24

De kandidaat kan opsommen in welke situatie sprake is van vrijstelling van assurantiebelasting.

K

1a.25

De kandidaat kan uitleggen op welke wijze assurantiebelasting wordt geheven.

B

1a.26

De kandidaat kan globaal beschrijven welke invloed internetgebruik heeft op het assurantiebemiddelingsbedrijf, de aanbieders en op het consumentengedrag.

K

Eindterm 1b

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op kennis van bedrijfsorganisaties, belangenverenigingen en samenwerkingsverbanden.

1b.1

De kandidaat kan een opsomming geven van de verschillende samenwerkingsvormen in de financiële dienstverlening.

K

1b.2

De kandidaat kan in eigen woorden globaal vertellen wat de werkwijze van de verschillende samenwerkingsvormen is.

B

1b.3

De kandidaat kan een opsomming geven van de organisaties die actief zijn om de belangen van adviseurs, bemiddelaars en gevolmachtigde agenten in Nederland te behartigen.

K

1b.4

De kandidaat kan een opsomming geven van de overige organisaties die het resultaat zijn van de samenwerking van verschillende organisaties.

K

1b.5

De kandidaat kan een samenvatting geven van economische ontwikkelingen op zowel nationaal- als internationaal niveau kan uitleggen welke invloed deze ontwikkelingen op de financiële dienstverlening hebben.

B

1b.6

De kandidaat kan omschrijven hoe de distributie van verzekeringen op zowel nationaal- als internationaal niveau plaatsvindt.

K

Eindterm 1c

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op kennis van het wettelijk toezicht en eventuele zelfregulering.

1c.1

De kandidaat kan omschrijven op welke wijze het wettelijk toezicht op het verzekeringsbedrijf is geregeld.

K

1c.2

De kandidaat kan een omschrijving geven van de gedragsregels en overige regelingen, die op het assurantiebemiddelingsbedrijf en op het volmachtbedrijf van toepassing zijn.

K

1c.3

De kandidaat kan een opsomming geven van de wet- en regelgeving die van toepassing is op het assurantiebemiddelingsbedrijf en op het volmachtbedrijf.

K

1c.4

De kandidaat kan de gedragscodes, convenanten en overige bedrijfsregelingen waaraan aanbieders, gevolmachtigde agenten, adviseurs en bemiddelaars moeten voldoen omschrijven.

K

Eindterm 1d

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op kennis van de rechtspositie van de adviseur en bemiddelaar.

1d.1

De kandidaat kan het verschil aangeven tussen de verschillende soorten adviseurs en bemiddelaars.

K

1d.2

De kandidaat kan omschrijven met welke aspecten een adviseur en bemiddelaar in de praktijk te maken heeft.

K

1d.3

De kandidaat kan in eigen woorden vertellen wat de doelstelling en reikwijdte van de Wet op het financieel toezicht is.

B

1d.4

De kandidaat kan de regels noemen die het deel Gedragstoezicht van de Wet op het financieel toezicht aan financiële dienstverleners stelt.

K

1d.5

De kandidaat kan uitleggen hoe de aansprakelijkheid van de bemiddelaar en gevolmachtigde agent is geregeld.

B

1d.6

De kandidaat kan de verplichtingen noemen waaraan de bemiddelaar en gevolmachtigde agent op het gebied van aansprakelijkheid moeten voldoen.

K

1d.7

De kandidaat kan uitleggen welke verantwoordelijkheid de klant heeft.

B

1d.8

De kandidaat kan uitleggen op welke wijze een integere en beheerste bedrijfsvoering door een financiële dienstverlener kan worden toegepast.

B

1d.9

De kandidaat kan voorbeelden geven van organisaties in de financiële dienstverlening, die niet als adviseur, bemiddelaar of gevolmachtigde agent actief zijn.

K

1d.10

De kandidaat kan het juridische begrip ‘volmacht’ omschrijven

K

1d.11

De kandidaat kan de onderwerpen benoemen die verband houden met het begrip ‘volmacht’.

K

1d.12

De kandidaat kan de gevolgen benoemen die de het Gedragsdeel van de Wft heeft voor klanten, financiële dienstverleners, aanbieders en toezichthouders.

K

Eindterm 1e

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op kennis van de verschillende rechtsvormen en globale kennis van de juridische en fiscale consequenties daarvan.

1e.1

De kandidaat kan een omschrijving geven van de verschillende rechtsvormen waarin een onderneming kan worden uitgeoefend.

K

1e.2

De kandidaat kan uitleggen hoe de aansprakelijkheid van de bestuurders van de verschillende rechtsvormen is geregeld.

B

1e.3

De kandidaat kan de belangrijkste fiscale consequenties van de verschillende rechtsvormen benoemen.

K

Eindterm 1f

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op kennis van het stelsel van sociale zekerheid.

1f.1

De kandidaat kan uitleggen wat het doel van de sociale zekerheidsregelingen is.

B

1f.2

De kandidaat kan het stelsel van sociale zekerheid onderverdelen in sociale verzekeringen en sociale voorzieningen en kan de verschillende soorten dekking en voorzieningen benoemen.

K

1f.3

De kandidaat kan de verschillende uitkeringsregelingen bij arbeidsongeschiktheid omschrijven.

K

1f.4

De kandidaat kan de verschillende voorzieningen op het gebied van leven, werk, wonen en vervoer omschrijven.

K

1f.5

De kandidaat kan een opsomming geven van de regelingen waarop derving van inkomen kan worden verzekerd.

K

1f.6

De kandidaat kan omschrijven waarop het zorgstelsel is gebaseerd.

K

1f.7

De kandidaat kan de verschillende onderdelen opsommen die samen het basispakket van de Zorgverzekeringswet vormen

K

1f.8

De kandidaat kan de verzekerde rubrieken opsommen die onderdeel uitmaken van de Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz).

K

1f.9

De kandidaat kan uitleggen op welke wijze de Algemene ouderdomswet en de Algemene nabestaandenwet functioneren.

B

1f.10

De kandidaat kan de werking en de doelstelling van de Arbodiensten omschrijven.

K

Eindterm 1g

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op kennis van het verbintenissenrecht.

1g.1

De kandidaat kan het begrip ‘verbintenis’ omschrijven.

K

1g.2

De kandidaat kan het verband tussen het begrip ‘verbintenis’ en het verbintenissenrecht aangeven.

K

1g.3

De kandidaat kan met behulp van voorbeelden uitleggen hoe verbintenissen ontstaan.

B

1g.4

De kandidaat kan omschrijven wat er onder een overeenkomst wordt verstaan.

K

1g.5

De kandidaat kan met behulp van voorbeelden uitleggen aan welke voorwaarden moet zijn voldaan om van een overeenkomst te kunnen spreken.

B

1g.6

De kandidaat kan beschrijven welke rechtshandelingen moeten worden verricht, die nodig zijn om een verzekeringsovereenkomst tot stand te brengen.

K

1g.7

De kandidaat kan uitleggen wanneer een verzekering aanvangt.

B

1g.8

De kandidaat kan in eigen woorden het kenmerkende verschil aangeven tussen het formele begin en het materiële begin van een verzekering.

B

Eindterm 1h

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op kennis van het algemeen burgerlijk recht en de wijze waarop een civiele procedure en een strafproces verlopen.

1h.1

De kandidaat kan een definitie geven van het begrip ‘recht’.

K

1h.2

De kandidaat kan aangeven welke rechtsbronnen worden gehanteerd en uitleggen op welke verschillende manieren het recht kan worden toegepast.

B

1h.3

De kandidaat kan beschrijven hoe de rechterlijke organisatie is opgebouwd.

K

1h.4

De kandidaat kan uitleggen wanneer hoger beroep mogelijk is of wanneer cassatie kan worden ingesteld.

B

1h.5

De kandidaat kan onderscheid maken tussen een ‘civiel proces’ en een ‘strafzaak’.

B

1h.6

De kandidaat kan in eigen woorden de verschillende stappen tijdens een proces van de rechtsgang omschrijven.

K

1h.7

De kandidaat kan uitleggen op welke andere manieren, een geschil kan worden beslecht.

B

1h.8

De kandidaat kan het verschil aangeven tussen een faillissement en een surseance van betaling.

B

1h.9

De kandidaat kan de te volgen procedure bij een faillissement omschrijven.

K

1h.10

De kandidaat kan de te volgen procedure bij een surseance van betaling omschrijven.

K

1h.11

De kandidaat kan omschrijven tot welk recht het aansprakelijkheidsrecht behoort.

K

1h.12

De kandidaat kan het verschil aangeven tussen de verschillende soorten aansprakelijkheid.

B

Vaardigheden

Vaardigheid

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2b

De persoon beschikt over het vermogen om het algemene verzekeringsrecht toe te passen.

2b.1 Aan de hand van praktijksituaties illustreren wat de basisbeginselen en uitgangspunten van assurantie of verzekeren in het algemeen zijn.

Schetst een helder beeld van de basisbeginselen en uitgangspunten van het verzekeringsvak in het algemeen.

Hierbij wordt rekening gehouden met wet- en regelgeving, inhoud van de VSV.

2b.2 Aan de hand van gegeven praktijksituaties onderbouwen wat de juridische achtergrond van een volmacht inhoudt.

Legt in duidelijke en begrijpelijke taal uit wat de juridische achtergrond van de gevolmachtigde agent is.

Hierbij wordt rekening gehouden met wet- en regelgeving, inhoud van de VSV.

2b.3 Aan de hand van een voorbeeld beoordelen of sprake is van een opdracht of overeenkomst in de zin van titel 7 van het BW. (artikel 400 t/m 445).

Heeft het inzicht om op basis van een praktijksituatie te kunnen beoordelen of sprake is van een opdracht of overeenkomst.

Hierbij wordt rekening gehouden met wet- en regelgeving, inhoud van de VSV.

2b.4 Aan de hand van praktijksituaties aantonen dat aan de eisen van het Gedragstoezicht van de Wft wordt voldaan.

Is in staat om mondeling of schriftelijk op begrijpelijke wijze uit te leggen of een financieel dienstverlener in een specifieke situatie handelt conform de eisen die het Gedragstoezicht in het kader van de Wft stelt.

Hierbij wordt rekening gehouden met wet- en regelgeving, inhoud van de VSV.

2b.5 Aan de hand van praktijksituaties aantonen, dat wordt voldaan aan de eisen die het verzekeringsrecht stelt.

Is in staat om mondeling of schriftelijk op begrijpelijke wijze uit te leggen of een financieel dienstverlener in een specifieke situatie handelt conform de eisen die het verzekeringsrecht stelt.

Hierbij wordt rekening gehouden met wet- en regelgeving, inhoud van de VSV.

Eindterm 2c

De persoon beschikt over het vermogen om de relevante wet- en regelgeving juist te interpreteren en uit te leggen.

2c.1 In een praktijksituatie aantonen aan welke wet- en regelgeving moet worden voldaan.

Is in staat om mondeling of schriftelijk op begrijpelijke wijze uit te leggen of een financieel dienstverlener in een specifieke situatie handelt conform de eisen die het verzekeringsrecht stelt.

Hierbij wordt rekening gehouden met wet- en regelgeving, inhoud van de VSV en afspraken die er binnen het Platformoverleg Volmacht Verbond/NVGA zijn gemaakt

2c.2 Kan aan de hand van voorbeelden aantonen dat de administratieve organisatie en interne beheersing aan wet- en regelgeving voldoet.

Heeft een goed inzicht in de administratieve organisatie en interne beheersing en kan aantonen dat de organisatie aan de eisen van wet- en regelgeving voldoet.

Hierbij wordt rekening gehouden met wet- en regelgeving, inhoud van de VSV en afspraken die er binnen het Platformoverleg Volmacht Verbond/NVGA zijn gemaakt.

Taak 3. (klant)acceptatie, verzekeringstechnisch beheer en administratie, w.o. premie-incasso

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1i

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op grondige kennis van algemene verzekeringstechniek en algemene polisbepalingen.

1i.1

De kandidaat kan de definitie van verzekeren geven, zoals in artikel 7.17.1.1 staat vermeld.

K

1i.2

De kandidaat kan omschrijven wat het kernpunt van verzekeren is.

K

1i.3

De kandidaat kan een globale opsomming geven van de geschiedenis van het onderwerp ‘verzekeren’.

K

1i.4

De kandidaat kan voorbeelden geven van risico’s die de mens loopt.

K

1i.5

De kandidaat kan opsommen welke risico’s moeten worden verzekerd en welke risico’s onverzekerbaar zijn.

K

1i.6

De kandidaat kan beschrijven op welke wijze risico’s beperkt of voorkomen kunnen worden.

K

1i.7

De kandidaat kan de algemene aspecten van de verzekeringsovereenkomst omschrijven.

K

1i.8

De kandidaat kan de partijen in de bedrijfskolom opnoemen.

K

1i.9

De kandidaat kan omschrijven wat de rol en positie van elke afzonderlijke partij in de bedrijfskolom is.

K

1i.10

De kandidaat kan beschrijven welke invloed de partijen in de bedrijfskolom op elkaar hebben.

K

1i.11

De kandidaat kan het belang van het verzekeringsbedrijf in de economie omschrijven.

K

1i.12

De kandidaat kan de groepsgewijze indeling van verzekeringsvormen in branches beschrijven.

K

1i.13

De kandidaat kan een voorbeeld geven van individuele verzekeringsvormen die onder een bepaalde branche vallen.

K

1i.14

De kandidaat kan omschrijven aan welke eisen een polis moet voldoen en welke soorten polissen er bestaan.

K

1i.15

De kandidaat kan de verschillende soorten polissen opsommen en aangeven hoe de polisindeling, algemene voorwaarden, verzekeringsvoorwaarden en clausules zijn.

K

1i.16

De kandidaat kan de componenten omschrijven die bij het tot stand komen van de premie van een verzekering een rol spelen.

K

1i.17

De kandidaat kan beschrijven op welke wijze de premiebetaling in de polisvoorwaarden is vastgelegd.

K

1i.18

De kandidaat kan omschrijven wat de begrippen ‘verzekeringnemer’, ‘verzekerde’ en ‘begunstigde’ inhouden.

K

1i.19

De kandidaat kan omschrijven welke andere gerechtigden belang kunnen hebben bij een verzekeringsovereenkomst.

K

1i.20

De kandidaat kan omschrijven wat er verzekerd is en het verschil aangeven tussen het verzekerde belang en wiens belang is verzekerd.

K

1i.21

De kandidaat kan risico’s in een aantal categorieën onderverdelen en kan risico’s opsommen die kunnen worden verzekerd.

K

1i.22

De kandidaat kan de functies van het verzekerd bedrag omschrijven.

K

1i.23

De kandidaat kan de functie omschrijven van het verzekerde bedrag bij een sommenverzekering.

K

1i.24

De kandidaat kan de functie omschrijven van het verzekerde bedrag bij een schadeverzekering.

K

1i.25

De kandidaat kan uitleggen wat er bij wanbetaling gebeurt en wanneer premierestitutie mogelijk is.

B

1i.26

De kandidaat kan de verschillende soorten kosten bij schade omschrijven.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2d

De persoon beschikt over het vermogen om algemene verzekeringstechniek en algemene polisbepalingen toe te passen.

2d.1 Aan de hand van een praktijksituatie de juridische achtergrond van de premiebetaling, zoals deze in de polisvoorwaarden is geregeld, beargumenteren.

Legt op een heldere wijze uit hoe de juridische werking van de premiebetaling in de polisvoorwaarden is geregeld.

Hierbij wordt rekening gehouden met wet- en regelgeving, inhoud van de VSV.

2d.2 Bij het schadebehandelings-proces, de verplichtingen bij schade, de bewijslast en de wijze waarop de schade wordt vastgesteld beargumenteren.

Geeft duidelijke uitleg aan belanghebbende hoe het proces van schadebehandeling plaatsvindt en welke rechten en plichten alle betrokken partijen bij dit proces hebben.

Hierbij wordt rekening gehouden met wet- en regelgeving, inhoud van de VSV.

2d.3 Berekenen welk bedrag moet worden uitgekeerd.

Houdt rekening met specifieke factoren als onderverzekering, eigen risico en wie uitkeringsgerechtigd is.

Maakt foutloze berekeningen en kan de berekeningsmethode verklaren.

Legt de principes achter de berekeningen uit en geeft aan in welke situatie er mogelijk sprake is van onderverzekering. Kan op eenvoudige wijze de werking van eigen risico bij schade uitleggen. Heeft overzicht welke actoren mogelijk in aanmerking kunnen komen voor een toe te kennen schade-uitkering.

Hierbij wordt rekening gehouden met wet- en regelgeving, inhoud van de VSV.

2d.4 Beoordelen wanneer de verzekeraar het recht van subrogatie en cessie kan toepassen.

Heeft inzicht om in een praktijksituatie te kunnen bepalen of een verzekeraar een verrichte schade-uitkering kan verhalen op een andere partij of in de rechten kan treden van een andere partij.

Hierbij wordt rekening gehouden met wet- en regelgeving, inhoud van de VSV.

2d.5 Beoordelen wat de duur van de verzekering is en/of na het verlopen van de duur van de verzekeringstermijn, de dekking daadwerkelijk ten einde is.

Heeft het inzicht om in een praktijksituatie de contractduur van een verzekering te kunnen bepalen en is in staat om op basis van juridische aspecten de verlenging of beëindiging van verzekeringscontracten op een heldere wijze uit te leggen.

Hierbij wordt rekening gehouden met wet- en regelgeving, inhoud van de VSV.

2d.6 De jaarrekening beoordelen bij acceptatie van een verzekering.

Heeft het inzicht om op basis van de jaarrekening de acceptatie van een verzekering te kunnen beoordelen.

Hierbij wordt rekening gehouden met wet- en regelgeving, inhoud van de VSV.

Bijlage 10. Eindtermen en toetstermen module volmacht schade extra

Taak 1. Risicomanagement

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1a

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op kennis met betrekking tot de basisprincipes, hoofdlijnen en actuele ontwikkelingen van risicomanagement.

1a.1

De kandidaat: kan omschrijven wat onder het begrip ‘risicomanagement’ wordt verstaan.

K

1a.2

De kandidaat kan uitleggen wat onder risicobewustzijn wordt verstaan.

B

1a.3

De kandidaat kan omschrijven wat er onder het begrip ‘ondernemingsrisicomanagement’ (Enterprise Risk Management) wordt verstaan, waarbij sprake is van onderscheid tussen:

• strategisch risicomanagement (SRM);

• financieel risicomanagement (FRM);

• operationeel risicomanagement (ORM);

• compliance.

K

1a.4

De kandidaat kan de voordelen en kansen van een goede risicomanagementaanpak op het terrein van schadeverzekeringen benoemen.

K

1a.5

De kandidaat kan voorbeelden geven van potentiële risico’s waaraan een organisatie bloot kan staan en kan deze risico’s in de volgende risicosoorten verdelen: persoonlijke risico’s, technische risico’s, organisatorische risico’s, juridische risico’s, financieel en economische risico’s, maatschappelijke risico’s en natuurrisico’s.

B

1a.6

De kandidaat kan uitleggen wat onder het begrip ‘risicoacceptatiegraad’ (risk appetite) wordt verstaan.

B

1a.7

De kandidaat kan uitleggen wat onder het begrip ‘risicotolerantie’ (risk tolerance) wordt verstaan.

B

1a.8

De kandidaat kan het doel en belang van een systematische aanpak van risicomanagement benoemen.

K

1a.9

De kandidaat kan de fasen (afkomstig uit het risicomanagement model COSO II) die binnen een professioneel uitgevoerd risicomanagement traject moeten worden doorlopen, beschrijven. Het betreft achtereenvolgens de volgende fasen:

– fase 1: Risico-oriëntatiefase waarbij de mate van risicobewustzijn en cultuur op het terrein van risicomanagement binnen een organisatie in kaart wordt gebracht. Het toelichten van het belang van adequaat risicomanagement;

– fase 2: Het formuleren van doelstellingen en te bereiken resultaten van een organisatie (deze fase heeft betrekking op artikel 4:23 Wft);

– fase 3: Het inventariseren van risico’s die de te bereiken doelstellingen of de te behalen resultaten kunnen bedreigingen, of kansen biedt zodat beoogde doelstellingen en resultaten worden behaald;

– fase 4: Het beoordelen van risico’s door het uitvoeren van een risicoanalyse;

– fase 5: Het bepalen op welke wijze risicomanagement moet plaatsvinden door risico’s te vermijden, te accepteren, te verminderen en/of over te dragen. In deze fase wordt mede op basis van kosten en baten afgewogen wat de beste balans voor de beheersing van de te lopen risico’s is;

– fase 6: Het implementeren van risicobeperkende maatregelen waardoor effectief risicomanagement wordt gewaarborgd;

– fase 7: Het communiceren en informeren op welke wijze risicomanagement dient plaats te vinden en te bepalen wie er verantwoordelijk is voor welke acties;

– fase 8: Het monitoren van het risicomanagement proces met een vooraf afgestemde frequentie.

K

Eindterm 1b

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op kennis van risicofactoren en preventiemaatregelen.

1b.1

De kandidaat kan de begrippen risicobeoordeling en preventie omschrijven.

K

1b.2

De kandidaat kan een definitie van het verschijnsel brand geven en toelichten aan de hand van voorbeelden.

K

1b.3

De kandidaat kan een opsomming geven van de menselijke risicofactoren.

K

1b.4

De kandidaat kan de twee hoofddoelen noemen van salvage.

K

1b.5

De kandidaat kan de factoren noemen die bij een risicobeoordeling brand van belang zijn.

K

1b.6

De kandidaat kan de begrippen EML en MPL uitleggen.

B

1b.7

De kandidaat kan uitleggen wat de invloed is van statistieken bij de beoordeling van risico’s.

B

1b.8

De kandidaat kan de factoren die van belang zijn bij de beoordeling van het inbraakrisico benoemen en uitleggen.

B

1b.9

De kandidaat kan de drie verschillende beveiligingsmaatregelen noemen.

K

1b.10

De kandidaat kan de zes punten van de inbraakpreventieclausule opnoemen.

K

1b.11

De kandidaat kan preventiemaatregelen die passend zijn bij een specifiek risico benoemen en uitleggen.

B

1b.12

De kandidaat kan de preventiemaatregelen bij een specifiek risico benoemen en uitleg geven hoe onder meer aan de NEN-norm elektrische installaties, bezit actuele risico-inventarisatie en -evaluatie en onderhoudscontracten kan worden voldaan.

B

1b.13

De kandidaat kan de belangrijkste verzekeringstechnische begrippen uitleggen, waaronder opstal, inventaris, goederen, motorrijtuig, verzekerden, alles tenzij dekking, positieve dekkingsomschrijving, bepalingen dwingend en aanvullend recht, kwalitatieve aansprakelijkheid, risicoaansprakelijkheid, schuldaansprakelijkheid, vermoeden van schuld.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/resultaat/prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheid rond de vaardigheid

Eindterm 2a

De persoon beschikt over het vermogen om risicomanagement met betrekking tot een organisatie in een aantal fasen te plannen, uit te voeren en te beheren en daarbij op hoofdlijnen gebruik te maken van een risicomodel waarmee een risicoprofiel van een organisatie kan worden aangegeven.

2a.1 Het traject van risicomanagement op procesmatige wijze uitvoeren en dit vastleggen.

De kandidaat heeft een goed inzicht in de risico’s van de organisatie.

Creëert draagvlak voor de modelmatige benadering van risicomanagement bij de opdrachtgever. Het resultaat is herkenbaar voor de opdrachtgever.

2a.2 Een risicomodel hanteren op basis van Enterprises Riskmanagement (ERM).

De kandidaat brengt de risico’s van de organisatie op een overzichtelijke wijze in kaart en gebruikt hierbij de volgende risicomanagementmodellen: COSO II en ISO 31000.

De kern is het fasegewijs werken op basis van een risicoanalyse.

Bedrijven en sectoren kijken verschillend aan tegen het belang van risicomanagement. Het ‘klein bedrijf’ kan deze benadering ‘overdreven’ vinden. Het ‘groot bedrijf’ kan deze benadering als overbodig zien. Vertrekpunt voor de financieel dienstverlener is het bestaande beleid met betrekking tot risicomanagement.

Eindterm 2b

De persoon beschikt over het vermogen om mondeling op heldere wijze uitleg te geven over de doelstellingen en resultaten van een organisatie, welke risico’s een bedreiging vormen of een kans bieden, en op welke wijze deze risico’s op adequate wijze kunnen worden beheerd, zodat de risico’s tot een voor de organisatie acceptabel risiconiveau kunnen worden teruggebracht.

2b.1 Communiceren en beoordelen met betrekking tot de interne en externe omgeving, ondernemingsrisico’s, procesrisico’s, in kaart gebrachte kritische succesfactoren, risico’s vanuit een breed en divers perspectief.

De kandidaat brengt de risico’s die betrekking hebben op een organisatie op een overzichtelijke wijze in kaart. De kern is het fasegewijs werken op basis van een risicoanalyse.

Verschillende bedrijven en sectoren, verschillende situaties met betrekking tot de aanwezigheid van bewust risicomanagement, het ‘klein bedrijf’ kan deze benadering ‘overdreven’ vinden. Het ‘groot bedrijf’ kan deze benadering als overbodig zien.

Vertrekpunt voor de financieel dienstverlener is het bestaande beleid met betrekking tot risicomanagement bij de organisatie uit te voeren risicoanalyse.

2b.2 De te bereiken doelstellingen, strategie en activiteiten van de onderneming analyseren.

Hij kan daarbij de risicoanalyse met betrekking tot de organisatie fasegewijs op procesmatige wijze uitvoeren en vastleggen.

De kandidaat heeft een goed inzicht in de risico’s van een organisatie. Communiceert hierover duidelijk en vormt een eigen oordeel welke advieskeuze voor de betreffende organisatie passend is. Creëert draagvlak voor de modelmatige benadering van risicomanagement bij de opdrachtgever. Zorgt voor een herkenbaar resultaat voor de opdrachtgever.

Verschillende bedrijven en sectoren, verschillende situaties met betrekking tot de aanwezigheid van bewust risicomanagement, het ‘klein bedrijf’ kan deze benadering ‘overdreven’ vinden. Het ‘groot bedrijf’ kan deze benadering als overbodig zien.

Vertrekpunt voor de financieel dienstverlener is het bestaande beleid met betrekking tot risicomanagement bij de organisatie uit te voeren risicoanalyse.

Eindterm 2c

De persoon beschikt over het vermogen om de risicobereidheid en het risicoprofiel van de onderneming op heldere wijze in kaart te brengen en vast te leggen.

2c.1 Informatie die nodig is om risico’s in kaart te brengen, die zich kunnen voordoen in een organisatie inventariseren, bewerken, beoordelen en documenteren.

De kandidaat geeft de klant een goed inzicht in de risico’s die hij zelf wel of niet kan of wil dragen. Zorgt ervoor dat de risicoanalyse traceerbaar en herleidbaar is.

Verschillende sectoren, verschillende beroepen.

Past de kennis toe op basis van systematische risicoanalyse.

2c.2 Kan op basis van de verzamelde informatie inschatten hoe groot de kans is dat een betreffend risico zich zal voordoen en kan de mogelijke gevolgen aangeven als een betreffend risico zich daadwerkelijk voordoet.

De kandidaat geeft de verzekeringnemer een goed inzicht in de risico’s die hij zelf wel of niet kan of wil dragen. Zorgt ervoor dat de risicoanalyse traceerbaar en herleidbaar is.

Verschillende sectoren, verschillende beroepen.

Past de kennis toe op basis van systematische risicoanalyse.

2c.3 Met de verzekeringnemer en andere betrokkenen over de risico’s communiceren.

De kandidaat gebruikt duidelijke en begrijpelijke taal. Geeft voorbeelden, stelt vragen om te toetsen of de verzekeringnemer een en ander begrepen heeft. Controleert of de verzekeringnemer in eigen woorden kan vertellen welke risico’s gedekt zijn.

Verschillende opleiding- en kennis niveaus van klanten.

Competenties

Competentie (C)

De kandidaat kan:

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3a

De persoon demonstreert en/of bewijst te kunnen werken op basis van een verzekeringstechnische risicoanalyse.

3a.1 Gegevens inventariseren en interpreteren waarbij de belangen, bezittingen en doelstellingen van de klant in kaart worden gebracht.

Bepalen van het risicoprofiel van de klant.

De kandidaat kan een duidelijk beeld schetsen wat de achtergrond van de klant is en op welke wijze risicobeheersing door de klant wordt gehanteerd.

Vermelden van zaken die van belang zijn:

• in welke sector is de organisatie actief?

• wat zijn de perspectieven voor deze sector op langere termijn?

• in welke levensfase bevindt de organisatie zich? (is het een bedrijf dat pas 5 jaar bestaat of is het een familiebedrijf dat wordt geleid door de 3e generatie?)

• wat zijn de doelstellingen binnen de komende 3 jaar en op langere termijn?

• wat is de risicobereidheid op diverse terreinen? wat is voor de organisatie nog acceptabel? (hoeveel mag de omzet en/of winst dalen, hoe ver mogen de kosten oplopen, welk percentage aan ziekteverzuim is acceptabel, welke foutenpercentage is in de product- dienstverlening acceptabel, etc.)

3a.2 In een specifieke situatie de risico’s inventariseren die de belangen, bezittingen en doelstellingen van een verzekeringnemer kunnen bedreigen.

Bepalen van het risicoprofiel van de klant.

De kandidaat inventariseert op basis van de ontvangen gegevens van de klant alle relevante risico’s die de doelstellingen van de klant kunnen bedreigen.

Levert de informatie een consistent beeld van het risico op?

3a.3 Een risicoanalyse maken waarbij wordt aangetoond welke risico’s voor de klant onacceptabel zijn.

Bepalen van het risicoprofiel van de klant.

De kandidaat voert een risicoanalyse op correcte wijze uit.

De risicoanalyse doet recht aan de uitgangspunten en doelstellingen van de klant en de klant herkent zich erin.

Begrijpt klant de analyse?

Herkent klant de analyse?

Hoe word je daarvan overtuigd?

Taak 3. (klant)acceptatie, verzekeringstechnisch beheer en administratie, w.o. premie-incasso

Kennis

Nummer

Toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1c

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op algemene kennis over zakelijke schadeverzekeringen.

1c.1

De kandidaat kan verschillende voorbeelden opsommen van de risico’s die zich tijdelijk op een andere locatie bevinden.

K

1c.2

De kandidaat kan op basis van een UGV of NBBZ-polis de kenmerkende dekkingen en uitsluitingen uitleggen.

B

1c.3

De kandidaat kan de inhoudelijke details van een bedrijfsschadeverzekering en aan deze verzekering aanverwante verzekeringen uitleggen.

B

1c.4

De kandidaat kan omschrijven wat de gevolgen zijn van het niet tijdig betalen van de eerste premie en de vervolgpremie van een schadeverzekering, nadat de verzekeringnemer een aanmaning heeft ontvangen.

K

1c. 5

De kandidaat kan opsommen in welke gevallen een schadeverzekering opzegbaar is, welke opzegtermijn er in acht gehouden moet worden. en wat de gevolgen van de opzegging kunnen zijn.

K

1c.6

De kandidaat kan uitleggen of een verzekeringspolis de schade dekt die veroorzaakt is door opzet of roekeloosheid en welke andere verhaalsmogelijkheden er in dat geval zijn.

B

1c.7

De kandidaat kan de verschillende vormen van schuldgradaties uitleggen.

B

1c.8

De kandidaat kan de risico’s op het gebied brand-, transport- en variaverzekeringen benoemen.

K

1c.9

De kandidaat kan uitleggen welke schadeoorzaken onder de dekking van een verzekeringspolis vallen en heeft kennis van de meest voorkomende verzekeringsdekkingen.

B

1c.10

De kandidaat kan van een risico-object het onderscheid tussen materiële- en aansprakelijkheidsrisico’s benoemen.

B

1c.11

De kandidaat kan het acceptatieproces en de hierbij uit te voeren handelingen volledig en correct aangeven.

B

1c.12

De kandidaat kan uitleggen op welke wijze het verzekerd belang of te verzekeren waarde van een risico-object kan worden bepaald.

B

1c.13

De kandidaat kan het verschil in verzekeringsvoorwaarden uitleggen.

B

1c.14

De kandidaat kan bij wijziging van het risico de gevolgen voor eventuele verzekeringsdekkingen uitleggen.

B

1c.15

De kandidaat kan bij wijziging van het risico, uitleggen uit welke bestanddelen de door de klant te betalen premie voor een schadeverzekering bestaat.

B

Eindterm 1d

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op globale kennis van de brandverzekeringsmarkt.

1d.1

De kandidaat kan opsommen in welke delen de brandverzekeringsmarkt kan worden opgesplitst.

K

1d.2

De kandidaat kan omschrijven hoe het provinciale verzekeringsbedrijf en het beursbedrijf werken.

K

1d.3

De kandidaat kan de organisatie en de doelstelling van verzekeraars omschrijven.

K

Eindterm 1e

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op grondige kennis wet- en regelgeving die betrekking heeft op brandverzekeringen.

1e.1

De kandidaat kan opsommen in welke wetten de belangrijkste bepalingen met betrekking tot de verzekeringsovereenkomst zijn opgenomen.

K

1e.2

De kandidaat kan voorbeelden opsommen van de risico’s die zich kunnen voordoen bij het tijdelijk stallen van inventaris op een andere locatie en in reparatiegeving.

K

1e.3

De kandidaat kan aan de klant de voordelen van garantie tegen onderverzekering uitleggen.

B

Eindterm 1f

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op grondige kennis van de verschillende vormen van brandverzekering.

1f.1

De kandidaat kan het ontstaan van de NBB2006 omschrijven.

K

1f.2

De kandidaat kan de doelstelling van de NBB2006 beschrijven.

K

1f.3

De kandidaat kan uitleggen wat de betekenis is van artikel 22 depot.

B

1f.4

De kandidaat kan omschrijven op welke wijze de verzekeraars in hun maatschappijpolissen gebruik maken van de NBB2006.

K

1f.5

De kandidaat kan uitleggen waarvoor de NBUG gebruikt wordt en wat de inhoud hiervan is.

B

1f.6

De kandidaat is in staat om de dekkingen van de NBB2006-voorwaarden uit te leggen.

B

1f.7

De kandidaat kan uitleggen hoe verzekeraars zich tegen tussentijdse risicoverzwaring kunnen beschermen.

B

1f.8

De kandidaat kan de inhoud van de bekendheid- en belendingenclausule uitleggen.

B

1f.9

De kandidaat kan het verschil aangeven tussen een voortaxatie door partijen en door deskundigen.

B

1f.10

De kandidaat kan de strekking van de even-alsof clausule beschrijven en de rechtskracht hiervan omschrijven.

K

1f.11

De kandidaat kan uitleggen wat de drie functies van de verzekerde som in de polis zijn.

B

1f.12

De kandidaat kan de vier premie-elementen noemen.

K

1f.13

De kandidaat kan uitleggen op welke wettelijke gronden de premiebetaling is gestoeld.

B

1f.14

De kandidaat kan het delcredererisico en de kwijtingsclausule uitleggen.

B

1f.15

De kandidaat kan uitleggen wat de betekenis is van garanties en wat de gevolgen zijn bij het niet nakomen hiervan

B

1f.16

De kandidaat kan uitleggen in welke gevallen premierestitutie mogelijk is en waarom.

B

1f.17

De kandidaat kan een opsomming geven van de bedrijfsmatige clausules die worden toegepast.

K

1f.18

De kandidaat kan aan de klant het belang van de keuzeclausule uitleggen.

B

Eindterm 1g

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op grondige kennis van de uitgebreide gevarenverzekeringen.

1g.1

De kandidaat kan omschrijven aan welke criteria een gebouw volgens de UGV/NBUG moet voldoen.

K

1g.2

De kandidaat kan uitleggen welke zaken er niet tot de inboedel gerekend worden.

B

1g.3

De kandidaat kan de begrippen geld en geldswaardig papier, kostbaarheden, huurdersbelang uitleggen.

B

1g.4

De kandidaat kan de begrippen brand, ontploffing, blikseminslag, brandblussing, vliegtuigschade, storm, neerslag en alle andere gedekte gevaren van de UGV omschrijven en uitleggen.

B

1g.5

De kandidaat kan de vijf standaarduitsluitingen noemen die in NBUG zijn opgenomen.

B

1g.6

De kandidaat kan de verplichtingen van de verzekeringnemer opsommen.

K

1g.7

De kandidaat kan de gevolgen noemen van het niet nakomen van de verplichtingen van de verzekeringsnemer.

K

1g.8

De kandidaat kan uitleggen op welk gebied de UGV voor winkels, bedrijven, goederen en inventaris afwijkt van de UGV voor woonhuizen en inboedels.

K

1g.9

De kandidaat kan aangeven welke ongeoorloofde manieren om binnen te komen gelijk gesteld worden aan inbraak.

K

1g.10

De kandidaat kan de meest kenmerkende wijzigingen van de NBUG ten opzichte van de NBB2006-voorwaarden noemen.

K

1g.11

De kandidaat kan de definitie geven van een verzekerbaar belang.

K

1g.12

De kandidaat kan het wetsartikel waarin de premiebetalingsplicht voor de particulier is geregeld benoemen en geeft een voorbeeld hoe de verzekeraar om moet gaat met betalingsverzuim.

K

1g.13

De kandidaat kan aan de klant de werking van de indexclausule bij een schade op een opstal- en goederen- en inventarisverzekering uitleggen.

B

1g.14

De kandidaat kan de overdekkingsregeling op de inventarisverzekering uitleggen.

B

Eindterm 1h

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op grondige kennis van de bedrijfsschadeverzekering.

1h.1

De kandidaat kan een definitie geven van een uitkeringstermijn.

K

1h.2

De kandidaat kan het verschil aangeven tussen een effectief bedrag en jaarbedrag en uitleggen in welke situaties deze kunnen worden toegepast.

B

1h.3

De kandidaat kan de vier factoren noemen waarmee rekening gehouden moet worden bij het bepalen van de uitkeringstermijn.

B

1h.4

De kandidaat kan de functies van de jaarrekening, liquiditeit, solvabiliteit en rentabiliteit uitleggen.

B

1h.5

De kandidaat kan omschrijven wat variabele kosten zijn.

K

1h.6

De kandidaat kan uitleggen waarom variabele kosten niet in het verzekerde bedrag opgenomen worden en de vaste kosten juist wel.

B

1h.7

De kandidaat kan de overeenkomsten en de verschillen met de materiële brandverzekering benoemen.

K

1h.8

De kandidaat kan de drie voordelen van de overdekkings- en restitutieclausule opsommen.

K

1h.9

De kandidaat kan de vier voorwaarden noemen waar aan moet worden voldaan, voordat sprake kan zijn van een gedekte bedrijfsschade.

K

1h.10

De kandidaat kan de verschillen tussen een standaard- en een standaarduitgebreide dekking aangeven.

K

1h.11

De kandidaat kan de facultatieve uitbreidingen noemen.

B

1h.12

De kandidaat kan opsommen welke varianten zich kunnen voordoen bij het verzekeren van lonen.

K

1h.13

De kandidaat kan uitleggen waarom het toeleverings- en opslagrisico van belang kunnen zijn.

B

1h.14

De kandidaat kan uitleggen welke problemen zich in de praktijk kunnen voordoen ten aanzien van vermindering van de loonsom voor vaste werknemers.

B

1h.15

De kandidaat kan een opsomming geven van verzekeringen verwant de aan de bedrijfsschadeverzekering.

K

1h.16

De kandidaat kan de verschillen aangeven tussen de standaard bedrijfsschadeverzekering en de aanverwante verzekeringen.

B

1h.17

De kandidaat kan een definitie geven van de doelstelling van de NBBU 2006.

K

1h.18

De kandidaat kan aan de klant het belang van de keuzeclausule op een bedrijfsschadeverzekering uitleggen.

B

Eindterm 1i

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op kennis van de belangrijkste tariefovereenkomsten en calculatiemodellen met betrekking tot brandverzekeringen.

1i.1

De kandidaat kan de vijf factoren benoemen die een rol spelen bij beoordeling van het brandrisico met betrekking tot de opslag van goederen.

K

1i.2

De kandidaat kan opsommen voor welke bedrijven het risicobeoordelingsmodel voor de industrie kan worden toegepast.

K

1i.3

De kandidaat kan de twee verschillende soorten uitsluitingen noemen en samenvatten.

B

1i.4

De kandidaat kan de factoren noemen die de bedrijfsschadepremieberekening beïnvloeden.

K

Eindterm 1j

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op kennis van de transportverzekeringsmarkt.

1j.1

De kandidaat kan voor de klant de specifieke situatie van de transportrisico’s onderscheiden.

B

1j.2

De kandidaat kan de in de transportsector gebruikelijke transportmiddelen en hun benamingen onderscheiden.

B

1j.3

De kandidaat kan op grond van de benoemde transportrisico’s van de klant de verzekeringsvormen opnoemen die deze transportrisico’s (deels) kunnen afdekken.

K

1j.4

De kandidaat kan de klant uitleggen op welke wijze de premie wordt verrekend bij de diverse goederencontractpolissen.

B

1j.5

De kandidaat kan de volgende begrippen omschrijven: regeling kentekenplicht, verzekering aanhangers en verzekeringsbewijs (zoals certificaat, groene kaart).

K

Eindterm 1k

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op kennis van het vervoersrecht.

1k.1

De kandidaat kan leveringscondities en regelingen die betrekkingen hebben op vervoersrecht gedetailleerd beschrijven.

B

1k.2

De kandidaat kan het Nederlandse recht onderverdelen en uitleggen wat de twee vormen van recht inhouden.

B

1k.3

De kandidaat kan de begrippen, dwingend, semi-dwingend en regelend recht omschrijven.

K

1k.4

De kandidaat kan een overzicht geven van de verschillende rechtsbronnen.

K

1k.5

De kandidaat kan aangeven welke verdragen van toepassing zijn op transportverzekeringen.

K

1k.6

De kandidaat kan aangeven welke beurspolissen de VNAB in het leven heeft geroepen.

K

1k.7

De kandidaat kan in een gegeven situatie uitleggen wat eigen gebrek inhoudt.

B

1k.8

De kandidaat kan aangeven hoe de verjaring is geregeld en waar dit is vastgelegd.

K

1k.9

De kandidaat kan aan de hand van een gegeven voorbeeld uitleggen wat causaliteitsleer betekent.

B

1k.10

De kandidaat kan uitleggen welk recht er op welke vormen van transportverzekeringen van toepassing is.

B

1k.11

De kandidaat kan aangeven in welk wetsartikel het verhaalsrecht voor verzekeraars staat omschreven.

K

1k.12

De kandidaat kan omschrijven op welke wijze de verzekeraar het verhaalsrecht kan uitoefenen, wat hij daarbij moet bewijzen en wat de verantwoordelijkheden van de verzekerde zijn.

K

1k.13

De kandidaat kan de wettelijke regeling noemen voor verhaal op een vervoerder.

K

Eindterm 1l

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op grondige kennis van de verschillende vormen van goederentransportverzekering

1l.1

De kandidaat kan omschrijven hoe een goederentransportverzekering op de assurantiebeurs tot stand komt.

K

1l.2

De kandidaat kan aangeven waarom men is gekomen tot het opstellen van standaardvoorwaarden.

K

1l.3

De kandidaat kan de rangorde van bepalingen opsommen.

K

1l.4

De kandidaat kan beschrijven wat er in de NBGP is geregeld over alle in de NBGP opgenomen polisartikelen.

K

1l.5

De kandidaat kan de dekking omschrijven volgens de dekkingsclausules G13 t/m G17.

K

1l.6

De kandidaat kan de meest voorkomende polisvormen beschrijven.

K

1l.7

De kandidaat kan aangeven hoe de administratieve procedure in de praktijk werkt bij de verschillende contractpolissen.

K

1l.8

De kandidaat kan een omschrijving geven van meerwaardeverzekering, de verschil in conditieverzekering, de overnameverzekering en de eigenvervoerverzekering.

K

1l.9

De kandidaat kan de strekking van de gebruikelijk opgenomen clausules uitleggen.

B

1l.10

De kandidaat kan de systematiek van de Institute Cargo Clauses (ICC) uitleggen.

B

1l.11

De kandidaat kan aangeven wat de verschillen zijn tussen de dekkingen volgens Nederlands recht en hoe dat in Engelse polissen is geregeld.

B

1l.12

De kandidaat kan de verschillen tussen de ICC A, B en C aangeven.

B

1l.13

De kandidaat kan de strekking van de overige ICC clausules weergeven.

K

1l.14

De kandidaat kan omschrijven wat in het algemeen onder molest wordt verstaan.

K

1l.15

De kandidaat kan aangeven hoe het oorlogs- en stakersmolest op een goederenverzekering kan worden bijverzekerd en wat die dekking precies inhoudt.

K

1l.16

De kandidaat kan aangeven in hoeverre en hoe lang het molestrisico volgens M3 is gedekt op zee, in de lucht en op het land.

K

1l.17

De kandidaat kan aangeven in welke situaties de verzekeraars het molestrisico kunnen beëindigen en op welke termijn.

K

1l.18

De kandidaat kan de strekking en de inhoud van de Engelse molestuitsluitingsclausules beschrijven en aangeven wat er in deze clausules wordt verstaan onder oorlogs- en stakersrisico’s.

K

1l.19

De kandidaat kan het verschil aangeven tussen de Engelse en Nederlandse molestclausules.

B

1l.20

De kandidaat kan in hoofdlijnen uitleggen hoe verzekeraars omgegaan met het terrorismerisico.

B

1l.21

De kandidaat kan uitleggen op welke wijze en onder welke voorwaarden het terrorismerisico kan worden herverzekerd.

B

Eindterm 1m

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op kennis van de verzekering van landmateriaal.

1m.1

De kandidaat kan aangeven voor welke objecten de NBPL van toepassing is.

K

1m.2

De kandidaat kan de vijf dekkingsrubrieken noemen en de inhoud hiervan toelichten.

K

1m.3

De kandidaat kan de verschillen aangeven tussen casco-standaard en casco-uitgebreid en ook voor aansprakelijkheid-standaard en aansprakelijkheid- uitgebreid.

B

1m.4

De kandidaat kan een overzicht geven van de algemene, casco, aansprakelijkheids- en schade aan andere zaken uitsluitingen.

K

Eindterm 1n

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op kennis van leverings- en vervoerscondities met betrekking tot transportverzekeringen.

1n.1

De kandidaat kan Nederlandse condities die betrekking hebben op transportverzekeringen gedetailleerd beschrijven.

K

1n.2

De kandidaat kan beschrijven hoe de transportverzekering is ontstaan zowel in Nederland als in Engeland.

K

1n.3

De kandidaat kan een onderverdeling maken van de verschillende transportrisico’s.

K

1n.4

De kandidaat kan toelichten welke doelgroepen welke transportrisico’s lopen en welke verzekeringsvormen hierop van toepassing zijn.

K

1n.5

De kandidaat kan aangeven welke zaken in een koopovereenkomst geregeld moeten zijn.

K

1n.6

De kandidaat kan de belangrijkste Incoterms toelichten en aangeven welke partij welk risico loopt.

K

1n.7

De kandidaat kan aangeven wat de CIF leveringsconditie stelt t.a.v. de te sluiten verzekering.

K

1n.8

De kandidaat kan de twee gebruikelijke documenten bij zeevervoer beschrijven (factuur en vervoersdocument).

K

1n.9

De kandidaat kan omschrijven hoe de aansprakelijkheid van de vervoerder is geregeld bij nationaal en internationaal vervoer over de weg.

K

1n.10

De kandidaat kan de verschillen aangeven tussen de AVC en de Algemene Voorwaarden voor Verhuizingen.

B

1n.11

De kandidaat kan het begrip ‘cabotage’ omschrijven.

K

1n.12

De kandidaat kan de clausule ‘ladingdiefstallen bij beroepsgoederenvervoer over de weg’ verduidelijken.

K

1n.13

De kandidaat kan omschrijven hoe de aansprakelijkheid bij spoorwegvervoer is geregeld.

K

1n.14

De kandidaat kan aangeven wat er onder het begrip groupagevervoer wordt verstaan.

K

1n.15

De kandidaat kan het verschil aangeven tussen de aansprakelijkheidsregeling nationaal en internationaal.

B

1n.16

De kandidaat kan aangeven volgens welk verdrag het aansprakelijkheidsregime voor internationaal binnenvaartvervoer is geregeld.

K

1n.17

De kandidaat kan de wijze omschrijven waarop de aansprakelijkheid van de vervoerder bij zeevervoer is geregeld en volgens welke regels dit geschiedt.

K

1n.18

De kandidaat kan omschrijven wat de functies zijn van het cognossement.

K

1n.19

De kandidaat kan uitleggen waarom de Hamburg Rules in het leven zijn geroepen.

B

1n.20

De kandidaat kan aangeven hoe het binnenlands luchtvervoer is geregeld.

K

1n.21

De kandidaat kan de verdragen en protocollen m.b.t. de regeling van het internationale luchtvervoer benoemen en uitleggen.

B

1n.22

De kandidaat kan de hoofdlijnen van de Incoterms uitleggen.

B

Eindterm 1o

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op globale kennis van transportverzekeringen op andere dan Nederlandse condities.

1o.1

De kandidaat kan beschrijven hoe het Engelse recht vorm heeft gekregen.

K

1o.2

De kandidaat kan aangeven welke regels ten aanzien van het internationale recht, als norm Engels Recht, van belang zijn en waar deze te vinden zijn.

B

1o.3

De kandidaat kan uiteenzetten wat het verschil is tussen de verschillende warranties.

B

1o.4

De kandidaat kan benoemen wat de MIA onder belang verstaat en onder de verzekerde waarden.

K

1o.5

De kandidaat kan aangeven welke verzekerde gevaren het Engels recht kent en hoe deze zijn onderverdeeld.

K

1o.6

De kandidaat kan een overzicht geven van de algemene uitsluitingen die in de MIA zijn opgenomen.

K

1o.7

De kandidaat kan uitleggen wanneer een risico aanvangt en eindigt.

B

1o.8

De kandidaat kan omschrijven waar de causaliteitsleer volgens het Engels recht afwijkt van het Nederlands recht.

K

1o.9

De kandidaat kan het verschil aangeven tussen ATL en CTL.

B

1o.10

De kandidaat kan aangeven welke twee vormen van partial losses voorkomen.

K

1o.11

De kandidaat kan uitleggen wat de verschillen zijn tussen de dekkingen volgens Nederlands recht en hoe dat in Engelse polissen is geregeld.

B

Eindterm 1p

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op grondige kennis van de pleziervaartuigenverzekering.

1p.1

De kandidaat kan aangeven wat de verschillen zijn in vaargebieden.

B

1p.2

De kandidaat kan aangeven tegen welke gevaren dekking wordt geboden en op welke wijze.

K

1p.3

De kandidaat kan een opsomming geven van de meest voorkomende uitsluitingen.

K

1p.4

De kandidaat kan een definitie geven van schepen in het algemeen en van binnenschepen in het bijzonder.

K

1p.5

De kandidaat kan een opsomming geven van de verschillende typen binnenvaartschepen.

K

1p.6

De kandidaat kan aangeven wie de belanghebbenden zijn of kunnen zijn.

K

1p.7

De kandidaat kan omschrijven welke verzekerbare belangen er zijn en welke verzekeringsmogelijkheden hiervoor zijn.

K

1p.8

De kandidaat kan omschrijven wat de Nederlandse wet verstaat onder aanvaring.

K

1p.9

De kandidaat kan aangeven hoe de eigenaar van een schip zijn aansprakelijkheid kan beperken en welk verdrag daarover handelt.

K

1p.10

De kandidaat kan globaal omschrijven hoe een beperking van aansprakelijkheid door fondsstelling in z’n werk gaat.

K

1p.11

De kandidaat kan het verschil aangeven tussen directe/eigenlijke aanvaring en oneigenlijke aanvaring.

B

1p.12

De kandidaat kan aangeven uit welke onderdelen de NBCP voor de Binnenvaart is opgebouwd.

K

1p.13

De kandidaat kan aangeven waar de duur van verzekering afwijkt van andere beurspolissen en hoe het verzekerd bedrag wordt vastgesteld.

K

1p.14

De kandidaat kan een overzicht geven van de gedekte gevaren en de algemene uitsluitingen.

K

1p.15

De kandidaat kan toelichten wat de maximum aansprakelijkheid inhoudt.

B

1p.16

De kandidaat kan globaal omschrijven wat er is vastgelegd in de Rotterdamse Overeenkomst inzake kleine aanvaringsschades in de binnenvaart.

K

1p.17

De kandidaat kan aangeven welke soorten clausules in de NBCP voor de Binnenvaart kunnen worden opgenomen en welke gebruikelijk worden opgenomen.

K

1p.18

De kandidaat kan globaal aangeven wat de inhoud is van deze gebruikelijk opgenomen clausules.

K

1p.19

De kandidaat kan globaal de inhoud van de facultatieve clausules weergeven.

K

Eindterm 1q

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op grondige kennis van de zorg- en ongevallenverzekeringen.

1q.1

De kandidaat kan een uitvoerige omschrijving geven van de opzet en de regelingen in het per 1 januari 2006 geldende zorgverzekeringswet (Zvw) en het daaruit voortvloeiende zorgverzekeringsstelsel.

B

1q.2

De kandidaat kan omschrijven voor welke vormen van zorg de ZVW dekking biedt.

K

1q.3

De kandidaat kan aangeven hoe de premie voor de ZVW wordt opgebouwd.

K

1q.4

De kandidaat kan aangeven hoe de acceptatieplicht van de ZVW werkt.

K

1q.5

De kandidaat kan uitleggen hoe de eigen risicoregeling werkt.

B

1q.6

De kandidaat kan aangeven wat de functie van de AWBZ in het zorgverzekeringsstelsel is.

K

1q.7

De kandidaat kan aangeven voor welke behandelingen de AWBZ dekking geeft en hoe deze wordt gefinancierd.

K

1q.8

De kandidaat kan uitleggen wat zorginkoop voor gevolgen kan hebben voor de dekking en de premie van de zorgpolis.

B

1q.9

De kandidaat kan uitleggen waarom een collectieve verzekering tot een lagere nominale premie kan leiden.

B

1q.10

De kandidaat kan de mogelijkheid van de aftrekbaarheid van zorgkosten, inclusief de betaalde zorgpremie, voor de I.B benoemen.

K

1q.11

De kandidaat kan omschrijven hoe de regeling werkt voor het verkrijgen van een Zorgtoeslag.

K

1q.12

De kandidaat kan het doel en de vormen van ongevallenverzekering uitgebreid uitleggen.

B

1q.13

De kandidaat kan het onderscheid aangeven tussen individuele en collectieve ongevallenverzekeringen.

B

1q.14

De kandidaat kan opsommen welke gegevens belangrijk zijn bij de totstandkoming van de verzekering.

K

1q.15

De kandidaat kan uitleggen waarop de premie is gebaseerd en welke opslagen op deze premie kunnen worden berekend.

B

1q.16

De kandidaat kan aangeven wat onder het begrip ‘ongeval’ wordt verstaan en wat de kenmerkende elementen daarvan zijn.

K

1q.17

De kandidaat kan de verplichtingen van verzekeringnemer en verzekerde bij een schadeclaim noemen.

K

1q.18

De kandidaat kan de consequenties uitleggen van het niet-nakomen van de verplichtingen van verzekeringnemer en verzekerde bij een schadeclaim.

B

1q.19

De kandidaat kan omschrijven wat de Gliedertax inhoudt.

K

1q.20

De kandidaat kan omschrijven op welke wijze de Gliedertax kan worden toegepast.

B

1q.21

De kandidaat kan omschrijven wat de voor- en nadelen van de Gliedertax zijn.

B

1q.22

De kandidaat kan de strekking van de keuzeclausule omschrijven.

K

1q.23

De kandidaat kan omschrijven wat functionele invaliditeit en beroepsinvaliditeit inhoudt.

K

1q.24

De kandidaat kan de regels omtrent het omgaan met medische gegevens, het gebruik ervan en de archivering ervan benoemen.

K

1q.25

De kandidaat kan op basis van een grondige kennis van de Wet medische keuringen uitleggen welke consequenties de genoemde wet heeft voor (medewerkers van) werkgevers, (medewerkers van) verzekeraars, medisch adviseurs en schaderegelaars.

B

1q.26

De kandidaat kan op hoofdlijnen aangeven hoe de samenhang is voor de verzekering van de zorgrisico’s van de klant tussen de Zorgverzekeringswet, de AWBZ, de WMO en de (aanvullende) zorgverzekeringen.

B

Eindterm 1r

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op grondige kennis van het aansprakelijkheidsrecht en wettelijke verplichtingen voor aansprakelijkheidsverzekeringen.

1r.1

De kandidaat kan een definitie van verbintenissen geven.

K

1r.2

De kandidaat kan omschrijven hoe verbintenissen ontstaan.

K

1r.3

De kandidaat kan opsommen welke verbintenissen van rechtswege ontstaan.

K

1r.4

De kandidaat kan voorbeelden geven van meerdere soorten verbintenissen.

B

1r.5

De kandidaat kan de definitie van onrechtmatige daad geven.

K

1r.6

De kandidaat kan de vereisten voor onrechtmatige daad opsommen.

K

1r.7

De kandidaat kan een uitvoerige toelichting geven bij elk van de vereisten voor onrechtmatige daad.

B

1r.8

De kandidaat kan de betreffende wetteksten ten aanzien van aansprakelijkheidsrecht omschrijven.

K

1r.9

De kandidaat kan het verschil tussen schuld- en risicoaansprakelijkheid aangeven.

B

1r.10

De kandidaat kan omschrijven wat groepsaansprakelijkheid inhoudt.

K

1r.11

De kandidaat kan omschrijven wat de vereisten voor groepsaansprakelijkheid zijn.

K

1r.12

De kandidaat kan omschrijven hoe het intern verhaalsrecht werkt.

K

1r.13

De kandidaat kan omschrijven wat alternatieve causaliteit inhoudt.

K

1r.14

De kandidaat kan omschrijven wat de vereisten voor alternatieve causaliteit zijn.

K

1r.15

De kandidaat kan omschrijven wat hoofdelijke aansprakelijkheid inhoudt.

K

1r.16

De kandidaat kan omschrijven wat de vereisten voor hoofdelijke aansprakelijkheid zijn.

K

1r.17

De kandidaat kan het wetsartikel inzake eigen schuld in eigen woorden omschrijven.

B

1r.18

De kandidaat kan aangeven wanneer een billijkheidscorrectie mogelijk is.

K

1r.19

De kandidaat kan uitleggen wat de gevolgen van gevaar scheppend gedrag zijn.

B

1r.20

De kandidaat kan het verschil tussen contractuele en wettelijke aansprakelijkheid aangeven.

B

1r.21

De kandidaat kan de voorwaarden voor aansprakelijkheid opsommen.

K

1r.22

De kandidaat kan voorbeelden geven van beide soorten aansprakelijkheid.

B

1r.23

De kandidaat kan het begrip ‘tekortkoming’ omschrijven.

K

1r.24

De kandidaat kan het verschil aangeven tussen een resultaats- en een inspanningsverbintenis.

B

1r.25

De kandidaat kan uitleggen wat de gevolgen voor de al of niet toerekenbaarheid van een tekortkoming zijn.

B

1r.26

De kandidaat kan de verschillende vormen van toerekening opsommen en beschrijven.

K

1r.27

De kandidaat kan een definitie geven voor de volgende termen: zakelijk belang, hypotheekrecht, pandrecht, appartementsrecht en het behoud van een zaak en de aansprakelijkheid daarvoor.

K

1r.28

De kandidaat kan de volgende begrippen omschrijven:

• verplaatste schade;

• vermogensschade;

• letselschade;

• inkomensschade;

• verlies aan doe-het-zelf-capaciteit;

• schadebeperkingsplicht;

• smartengeld;

• toekomstige schade;

• toekomstige waarde;

• schade van de werkgever;

• loondoorbetalingsplicht;

• regres van de werkgever;

• civiel plafond;

• te derven levensonderhoud;

• draagkracht;

• behoeften van de nabestaanden;

• kosten van lijkbezorging;

• bespaarde kosten;

• spiegelbeeldschade.

K

1r.29

De kandidaat kan factoren benoemen die een rol spelen bij de regeling voor matiging.

K

Eindterm 1s

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op grondige kennis van de aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren.

1s.1

De kandidaat kan het begrip kwalitatieve aansprakelijkheid uitleggen aan de hand van enkele voorbeelden.

B

1s.2

De kandidaat kan een omschrijving geven van de regelingen voor:

• aansprakelijkheid voor kinderen en de vereisten daarvoor;

• disculpatierecht;

• aansprakelijkheid voor ondergeschikten;

• aansprakelijkheid voor huispersoneel;

• de aansprakelijkheid van de ondergeschikte zelf;

• exoneratie;

• de aansprakelijkheid voor niet-ondergeschikten;

• aansprakelijkheid voor vertegenwoordigers.

K

1s.3

De kandidaat kan een omschrijving geven van de regelingen voor:

• kwalitatieve aansprakelijkheid voor zaken;

• aansprakelijkheid voor gebrekkige roerende zaken;

• aansprakelijkheid voor opstallen;

• aansprakelijkheid van een wegbeheerder;

• aansprakelijkheid van een leidingbeheerder;

• aansprakelijkheid voor dieren;

• mede-eigenaren;

• kopen op afbetaling;

• bedrijfsmatig uitlenen;

• de kwalitatieve aansprakelijkheid van een kind.

K

1s.4

De kandidaat kan een omschrijving geven van de regelingen voor: productaansprakelijkheid, en de omschrijving van het begrip product in dit verband.

K

1s.5

De kandidaat kan de kring van aansprakelijke personen opsommen.

K

1s.6

De kandidaat kan de definitie geven van gebrekkigheid, de regels omtrent de bewijslast, de franchiseregeling en de regeling van verjaring en verval.

K

1s.7

De kandidaat kan de reden van de tijdelijke regeling verhaalsrechten geven.

K

1s.8

De kandidaat kan de voornaamste wetten op het gebied van milieuaansprakelijkheid opnoemen.

K

1s.9

De kandidaat kan het doel van een aansprakelijkheidsverzekering omschrijven.

K

1s.10

De kandidaat kan de inhoud van het polismodel AVP van het Verbond van Verzekeraars omschrijven.

K

1s.11

De kandidaat kan de polisvoorwaarden van het polismodel AVP van het Verbond van Verzekeraars beschrijven, m.b.t.:

• de kring van verzekerden;

• de verzekerde hoedanigheid;

• de omvang van de dekking;

• het dekkingsgebied;

• het schadebegrip;

• de uitsluitingen;

• opzet;

• seksuele gedragingen;

• zaken onder opzicht;

• schade met of door motorrijtuigen;

• schade met of door vaartuigen;

• schade met of door luchtvaartuigen;

• schade door molest en atoomkernreacties;

• schade door wapens;

• schade door een verzekerde woonachtig buiten Nederland;

• de verzekerde som;

• het eigen risico;

• de insluitingen;

• letselschades tussen verzekerden onderling;

• aansprakelijkheid voor onroerende zaken;

• aansprakelijkheid voor antenneschade;

• proceskosten en wettelijke rente;

• zekerheidsstelling;

• de schaderegeling tussen verzekeraar en verzekerde;

• de directe actie voor de benadeelde.

K

1s.12

De kandidaat kan de specifieke vereisten opnoemen waaraan de verplichte aansprakelijkheidsverzekering voor jagers moet voldoen.

K

Eindterm 1t

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op kennis van andere algemene aansprakelijkheidsverzekeringen.

1t.1

De kandidaat kan in een specifieke situatie waarbij meerdere partijen betrokkenen zijn uitleggen welke mogelijke verzekeringsdekkingen de betrokken partijen zouden kunnen hebben

B

1t.2

De kandidaat kan de inhoud van het polismodel AVB van het Verbond van Verzekeraars en de polisvoorwaarden van dit model omschrijven.

K

1t.3

De kandidaat kan de drie verschillend dekkingssystemen van de AVB omschrijven.

K

1t.4

De kandidaat kan de specifieke kenmerken van de diverse vormen van beroepsaansprakelijkheid benoemen, zoals voor:

• accountants;

• advocaten;

• architecten;

• artsen, ziekenhuizen en andere zorgverleners;

• notarissen;

• bestuurders en commissarissen;

• consultants en adviseurs;

• assurantietussenpersonen en makelaars in onroerende zaken.

K

1t.5

De kandidaat kan de specifieke kenmerken van aansprakelijkheidsverzekeringen voor bijzondere risico’s benoemen, zoals:

• de bouw;

• garages;

• en bestuurdersaansprakelijkheid.

K

1t.6

De kandidaat kan de specifieke kenmerken van een milieuschadeverzekering formuleren, zoals:

• het begrip milieuaantasting;

• verontreiniging;

• emissie;

• het karakter van een directe verzekering;

• het causaal verband;

• de dekkingsmogelijkheden van de MSV;

• op de eigen locatie;

• op de werklocatie;

• de tankpolis;

• het verzekerde bedrag;

• overloop;

• verweersbijstand;

• uitsluitingen;

• genetische modificatie;

• onvoldoende milieuzorg.

K

1t.7

De kandidaat kan de onderstaande onderdelen van een AVB-polis omschrijven:

• de verzekerden;

• de verzekerde hoedanigheid;

• het verzekerde bedrag;

• de proceskosten;

• de wettelijke rente;

• de kosten ter voorkoming van schade;

• het schadebegrip;

• de uitsluiting voor zuivere vermogensschade;

• het schadeveroorzakende voorval;

• de systemen van begrenzing van de dekking naar tijd;

• loss-occurrence;

• claims-made;

• uitsluitingen;

• opzet;

• opzicht;

• de uitsluiting voor motorrijtuigen en (lucht)vaartuigen;

• de uitsluiting voor risicoverhogende bedingen;

• de uitsluiting voor schade aan geleverde zaken en diensten;

• de uitsluiting voor grondverzakking en kabelschade;

• het dekkingsgebied;

• de premiebepaling en -berekening;

• de gevolgen van wijziging van het risico;

• de schaderegeling;

• de bedrijfsregeling brandregres 2000.

K

Eindterm 1u

De persoon baseert zijn werkzaamheden als gevolmachtigde agent op grondige kennis van motorrijtuigenverzekeringen.

1u.1

De kandidaat kan de waardemaatstaven en het verzekerd belang omschrijven voor de verzekering en schadevergoeding van een motorrijtuig- of aanverwante verzekering.

K

1u.2

De kandidaat kan uitleggen wat de gevolgen van artikel 185 WVW zijn voor de aansprakelijkheid van de eigenaar of houder van een motorrijtuig.

B

1u.3

De kandidaat kan een omschrijving geven van:

• de WAM;

• haar doelstelling;

• de verzekeringsplicht;

• het zelfstandig vorderingsrecht van de benadeelde;

• de toegelaten uitsluitingen en beperkingen;

• de controle op de naleving van de verzekeringsplicht;

• het narisico van de WAM-verzekeraar;

• het Waarborgfonds Motorverkeer.

K

1u.4

De kandidaat kan de drie onderdelen van een motorrijtuigverzekering opsommen.

K

1u.5

De kandidaat de volgende onderdelen uit de algemene voorwaarden omschrijven:

• voorlopige dekking;

• aanvang van de dekking;

• einde van de verzekering en einde van de dekking;

• verzekeringsgebied;

• vervangend motorrijtuig;

• algemene uitsluitingen en ontsnappingsclausule;

• hulpverlening;

• vervoer van gewonden;

• no-claimkorting en bonus-malusstelsel;

• verplichtingen in geval van schade.

 

1u.6

De kandidaat kan de volgende onderdelen uit het deel aansprakelijkheid in een motorrijtuigverzekering omschrijven:

• onderscheid tussen gekentekende en niet-gekentekende motorrijtuigen;

• de WAM-strik;

• uitsluitingen;

• verhalen niet-gedekte schade door verzekeraar;

• verzekerd bedrag;

• cautie;

• kosten;

• schaderegeling in het buitenland, groene kaart, nationaal bureau en de Multilateraal Guarantee Agreement;

• samenloop;

• lading;

• sproei- en spuitschades;

• aanhangwagens;

• passagiers;

• joyriding;

• vervoer van gevaarlijke stoffen;

• vervuilde wegen.

K

1u.7

De kandidaat kan omschrijven wat de specifieke kenmerken zijn van:

• de garageverzekering;

• de aansprakelijkheidsverzekering voor carrosseriebedrijven;

• de aansprakelijkheidsverzekering voor autohandelaren.

K

1u.8

De kandidaat kan de volgende onderwerpen van het onderdeel cascoverzekering in een motorrijtuigverzekering omschrijven:

• risicobeoordeling en premiestelling;

• accessoires;

• diefstal en beveiliging;

• dekkingsvormen: brand en diefstal, beperkt casco- en uitgebreide cascoverzekering;

• uitsluitingen, vaststelling van de schadeomvang;

• totaal verlies en vaste afschrijving;

• BTW;

• eigen risico;

• invloed van de schade op de bonus-maluskorting;

• autohuur en waardevermindering;

• schadeverhaal;

• bedrijfsregelingen;

• OVS;

• bedrijfsschade;

• roydata;

• royementsverklaring;

• schuldloze derde;

• reurmerk letselschadebehandeling;

• gedragscode letselschadebehandeling.

K

1u.9

De kandidaat kan omschrijven wat risicomanagement bij een collectief wagenpark is.

K

1u.10

De kandidaat kan uitleggen waarom en hoe een risico-inventarisatie wordt uitgevoerd.

B

1u.11

De kandidaat kan aangeven wat de risico’s zijn die zijn verbonden aan het gebruik of bezit van voertuigen.

K

1u.12

De kandidaat kan een aantal onderwerpen opnoemen die van belang zijn voor de beoordeling van de risico’s van een wagenpark.

K

1u.13

De kandidaat kan aangeven welke invloed een eigen risico op de premiestelling heeft.

B

1u.14

De kandidaat kan het belang aangeven van monitoring en naselectie.

B

Eindterm 1v

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op kennis van verschillende vormen van variaverzekering.

1v.1

De kandidaat kan het doel van de CAR-verzekering en de verschillende vormen daarvan omschrijven.

K

1v.2

De kandidaat kan aangeven wie allemaal bij een bouwwerk betrokken kunnen zijn.

K

1v.3

De kandidaat kan aangeven:

• wat een bestek is;

• hoe een aanbesteding kan verlopen;

• welke bouwvoorwaarden er zijn;

• hoe men de te bouwen objecten onderscheidt;

• wie een CAR-verzekering sluiten.

K

1v.4

De kandidaat kan een definitie geven van de volgende onderwerpen in de algemene voorwaarden van een CAR-verzekering:

• begripsomschrijvingen van het werk, de eindwaarde, de verzekeringnemer en de verzekerden;

• algemene uitsluitingen;

• de verzekeringstermijn, bouwtermijn en onderhoudstermijn;

• premieberekening;

• verplichtingen van de verzekerden;

• eigen risico;

• schaderegeling.

K

1v.5

De kandidaat kan de rubrieken in een CAR-verzekering opsommen en aangeven welke verplicht en welke facultatief zijn.

K

1v.6

De kandidaat kan de specifieke voorwaarden van de rubrieken in de CAR- polis ten aanzien van de dekking, de verzekerde som, de uitsluitingen en de schaderegeling en -vergoeding opnoemen.

K

1v.7

De kandidaat kan het doel en de specifieke elementen van de montageverzekering omschrijven.

K

1v.8

De kandidaat kan het doel en de specifieke elementen van de machinebreukverzekering omschrijven.

K

1v.9

De kandidaat kan in het kader van de machinebreukverzekering omschrijven wat de dekking inhoudt.

K

1.v.10

De kandidaat kan de uitsluitingen van de machinebreukverzekering benoemen.

K

1v.11

De kandidaat kan de premiefactoren van de machinebreukverzekering benoemen.

K

1v.12

De kandidaat uitleggen hoe het verzekerde bedrag van de machinebreukverzekering wordt vastgesteld.

K

1v.13

De kandidaat kan uitleggen hoe de schade-uitkering wordt bepaald in het kader van de machinebreukverzekering.

K

1v.14

De kandidaat uitleggen wat de gevolgen zijn van onderverzekering in het kader van de machinebreukverzekering.

K

1v.15

De kandidaat kan het doel en de specifieke elementen van de elektronicaverzekering omschrijven.

K

1v.16

De kandidaat kan het doel en de specifieke elementen van de machinebreukbedrijfsschadeverzekering omschrijven.

K

1v.17

De kandidaat kan omschrijven wat bedrijfsschade is in het kader van de machinebreukbedrijfsschadeverzekering.

K

1v.18

De kandidaat kan de inhoud van de overdekkings-/restitutieclausule omschrijven.

K

1v.19

De kandidaat kan het doel en de specifieke elementen van de garantieverzekering omschrijven.

K

1v.20

De kandidaat kan aan de hand van enkele voorbeelden het verband aantonen tussen het doel en de specifieke elementen van de computerverzekering, vooral met betrekking tot dekking, uitsluitingen en premie(bepaling).

B

1v.21

De kandidaat kan aan de hand van enkele voorbeelden het verband aangeven tussen het doel en de specifieke elementen van de computerbedrijfsschadeverzekering, vooral met betrekking tot dekkingsuitsluitingen en premie(bepaling).

B

1v.22

De kandidaat kan aan de hand van enkele voorbeelden het verband aangeven tussen het doel en de specifieke elementen van de computerextrakostenverzekering, vooral met betrekking tot dekking, uitsluitingen en premie(bepaling).

B

1v.23

De kandidaat kan de verschillen aangeven tussen de verschillende dekkingen die voor computers mogelijk zijn.

B

1v.24

De kandidaat kan aan de hand van voorbeelden het verband aangeven tussen het doel en de specifieke elementen van de volgende recreatieverzekeringen, vooral met betrekking tot dekking, verzekerde rubrieken, uitsluitingen, en premie(bepaling): reisverzekeringen, eenmalig en doorlopend, kampeerwagen- of caravanverzekering.

B

1v.25

De kandidaat kan het doel en de specifieke elementen van de kredietverzekering omschrijven, vooral met betrekking tot dekking, uitsluitingen en premie(bepaling).

K

1v.26

De kandidaat kan aan de hand van enkele voorbeelden het verband aangeven tussen het doel en de specifieke elementen van de geld- en fraudeverzekering, vooral met betrekking tot dekking, uitsluitingen en premie(bepaling).

B

1v.27

De kandidaat kan het verband aangeven tussen het doel en de specifieke elementen van de rechtsbijstandsverzekering, vooral met betrekking tot dekking, uitsluitingen en premie(bepaling).

B

1v.28

De kandidaat kan aan de hand van enkele voorbeelden het verband aangeven tussen het doel en de specifieke elementen van de kostbaarhedenverzekering, vooral met betrekking tot dekking, uitsluitingen en premie(bepaling).

B

1v.29

De kandidaat kan aan de hand van enkele voorbeelden het verband aangeven tussen het doel en de specifieke elementen van de paarden- en veeverzekering, vooral met betrekking tot dekking, uitsluitingen en premie(bepaling).

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat: kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2d

De persoon beschikt over het vermogen om richtlijnen, gedragscodes en convenanten binnen de verzekeringssector toe te passen in voorkomende situaties.

2d.1 In een specifiek geval aantonen wat de gevolgen zijn van het niet tijdig betalen van de eerste premie en de vervolgpremie van een schadeverzekering, nadat de verzekeringnemer een aanmaning heeft ontvangen.

De kandidaat verricht conform wet- en regelgeving de juiste handelingen als een verzekeringnemer de premie niet tijdig betaalt.

Er is een verschil tussen de situatie van het niet tijdig betalen van de eerste premie en het niet tijdig betalen van de vervolgpremie.

De kandidaat kan beide situaties goed doorgronden en hetgeen door wet- en regelgeving hieromtrent is bepaald, uitleggen aan de klant.

2d.2 Het (acceptatie)proces bij de totstandkoming van een verzekerings-overeenkomst begeleiden.

De kandidaat voert de acceptatieprocedure op correcte wijze uit, waarbij wordt voldaan aan de VSV en andere afspraken.

De kandidaat coördineert het acceptatieproces op de juiste wijze, waarbij aandacht wordt besteed aan een goede afstemming van het verzekerd belang, diversiteit in verzekeringen, premieberekening en voorwaarden.

Communicatie vindt plaats met diverse actoren, zoals: verzekeringnemer, (eind-)klant, bemiddelaars, verzekeraars en andere partijen die bij het proces zijn betrokken.

2d.3 Op basis van een praktijksituatie de werking van een Gedragscode, Richtlijn en een Convenant aantonen.

De kandidaat past. op basis van praktijksituatie de werking van een Gedragscode, Richtlijn en een Convenant aantonen die zijn opgenomen in de (bijlagen) SOV.

Voorbeelden van Gedragscodes zijn o.a. ‘De Gedragscode Verzekeraars’ en ‘De Gedragscode Geïnformeerde Verlening en Contractstermijnen’ en ‘De Gedragscode Letselschade’.

Voorbeelden van Richtlijnen zijn: ‘Het Fraudeprotocol’ en ‘Richtlijnen interne klachtenprocedure van KiFiD’

Voorbeelden van Convenanten zijn: ‘Convenant Criminaliteit Bouwlocaties’ en ‘Convenant regeling Administratiekosten’ tussen aansprakelijkheidsverzekeraars en professionele beheerders en eigenaren van wagenparken

2d.4 De preventie-maatregelen, die betrekking hebben op het risico-object toepassen op grond van de inhoud van overeenkomsten en richtlijnen met verzekeraars.

De kandidaat voert het acceptatieproces correct uit op basis van preventieafspraken die zijn opgenomen in de overeenkomsten en richtlijnen met verzekeraars.

De passende preventiemaatregelen hebben betrekking op o.a. NEN-norm elektrische installaties, bezit actuele risico-inventarisatie en -evaluatie, onderhoudscontracten

Eindterm 2e

De persoon beschikt over het vermogen om de belangrijkste tariefovereenkomsten en calculatiemodellen van brandverzekeringen toe te passen.

2e.1 Een tariefberekening maken op basis van risicobeoordeling waaraan een inspectierapport ten grondslag ligt.

De kandidaat maakt een juiste en goede onderbouwde premieberekening.

Werkt de berekening uit aan de hand van coderingen (bijvoorbeeld BIC of CEA), het te bepalen aantal brandpunten, de toeslagen en kortingen.

2e.2 Premie voor een bedrijfsschadeverzekering berekenen

De kandidaat berekent het bedrag met behulp van het verzekerd belang, de basispremie en een premietabel met omrekeningsfactoren.

Gebruikt de premietabel op de juiste wijze. Maakt een financiële analyse aan de hand van het jaarverslag.

Is alert op fouten.

Berekent op basis van jaarverslag het verzekerd jaarbelang van de bedrijfsschadeverzekering en doet dit door constante kosten en nettowinst bij elkaar op te tellen of de brutowinstmethode te hanteren waarbij de omzet wordt verminderd met de variabele kosten.

2e.3 Een premieberekening maken voor een bedrijfsschadeverzekering met een standaard en een uitgebreide dekking.

De kandidaat maakt een juiste en goede onderbouwde premieberekening.

Het uitwerken van een goed onderbouwde premie voor een bedrijfsschadeverzekering met een standaard- en een uitgebreide dekking.

Eindterm 2f

De persoon beschikt over het vermogen om zijn expertise met betrekking tot schadeverzekeringen in praktijksituaties toe te passen.

2f.1 Risicobeoordeling hanteren en preventie in praktijksituaties toepassen.

De kandidaat maakt een juiste inschatting van de risico’s bij de acceptatie. Ter beperking van de risico’s draagt de kandidaat suggesties aan en maakt hierbij een onderverdeling in vier technische risicofactoren.

Hij maakt gebruik van risicomodellen en inspectie- en taxatierapporten.

2f.2 In de praktijk op diepgaande wijze preventieve maatregelen toepassen om risico’s bij de diverse schadeverzekeringen in specifieke situaties terug te brengen tot een acceptabel niveau.

De kandidaat maakt risico’s afdoende beheersbaar door het toeppassen van adequate preventiemaatregelen.

 

Eindterm 2g

De persoon beschikt over het vermogen om zijn expertise met betrekking tot de verschillende vormen van brand- en uitgebreide gevarenverzekering in praktijksituaties toe te passen.

2g.1 Beoordelen welke vorm van brand- of uitgebreide gevarenverzekering het beste geschikt is om het risico zo goed mogelijk af te dekken.

De kandidaat analyseert alle relevante risico’s.

De kandidaat geeft de adequate dekkingsmogelijkheden aan en wijst op de verplichtingen van de verzekeringsnemer.

Voorbeelden: een bedrijf met grote seizoensinvloeden, warehousingrisico’s, toeleveranciersrisico’s etc.

Expertise van brand- en uitgebreide gevarenverzekeringen toepassen in een praktijksituatie om risico’s zo goed mogelijk te kunnen beheersen.

Verplichtingen verzekeringnemer, zoals mededelingsplicht/bestemmingswijzigingen.

2g.2 Beoordelen of de NBB2006 dekking biedt bij een risicogebeurtenis in een specifieke situatie.

De kandidaat stelt vast of bepaalde soort risicogebeurtenissen onder de dekking van de NBB2006 vallen.

De kandidaat schetst de gang van zaken bij overgang van het verzekerde belang, met toepassing van de wettelijke aspecten en de bepalingen uit de NBB2006 voor goederen, gebouwen en inventarissen.

 

2g.3 Het verzekerd belang of verzekerde waarde van verschillende soorten brandverzekeringen vaststellen.

De kandidaat stelt het juiste verzekerd belang vast door het hanteren van de juiste waardemaatstaven en waarde begrippen de financiële situatie van een onderneming analyseren m.b.v. brutowinst en het jaarverslag berekenen.

De kandidaat kan verschil aantonen tussen variabele- en vaste kosten.

De kandidaat kan op basis van een casus de passende uitkeringstermijn bepalen.

De kandidaat hanteert indien nodig de werking van de overdekkings- en restitutieclausule hanteren.

 

2g.4 Indexerings- berekeningen maken voor woonhuizen en inboedels.

De kandidaat maakt een indexeringsberekening voor een woonhuis en inboedel op correcte wijze.

 

2g.5 Adviezen verstrekken omtrent brandbestrijdings-middelen voor de diverse soorten branden en materialen.

De kandidaat werkt een passend advies uit voor te treffen brandpreventieve maatregelen.

 

2g.6 Aan de hand van de risicofactoren een (indicatieve) berekening van het risico maken.

De kandidaat maakt een nauwkeurige risicobeoordeling en geeft aan welke risico’s wel en welke niet met risicobeoordelingsmodellen te calculeren zijn.

Stelt met behulp van inspectie/beoordelingsrapport, statistieken, risicomodellen en bijbehorende lijsten een berekening op.

2g.7 Aan de hand van een risicoberekening aangeven welke risicomitigerende maatregelen genomen moeten worden.

De kandidaat stelt passende risicomitigerende maatregelen voorstellen om de risico’s te reduceren, dan wel geeft aan welke preventiemaatregelen kunnen worden toegepast om het risico te normaliseren.

 

Eindterm 2h

De persoon beschikt over het vermogen om de verschillende vormen van leverings- en vervoerscondities in praktijksituaties toe te passen.

2h.1 In een praktijksituatie de werking van leverings- en vervoerscondities in samenhang met de overige contractuele overeenkomsten toepassen.

De kandidaat toont inzicht in de te hanteren condities en leveringsvoorwaarden.

O.m. de toepassing van AVC en CMR voorwaarden in praktijksituaties.

Ook internationale regelingen kunnen van toepassing zijn zoals ICC.

Eindterm 2i

De persoon beschikt over het vermogen om verschillende vormen van goederentransportverzekering in praktijksituaties toe te passen.

2i.1 In een praktijksituatie beoordelen welke vorm van een goederentransport-verzekering passend is om het risico zo goed mogelijk af te dekken.

De kandidaat toont aan dat op grond van de NBGP er sprake is van dekking of uitsluiting op de polis.

 

Eindterm 2j

De persoon beschikt over het vermogen om de specifieke vormen van verzekeringen met betrekking tot werk- en landmateriaal in praktijksituaties toe te passen.

2j.1 In een praktijksituatie de totstandkoming en beheer van een werk- of landmateriaal-verzekering toepassen.

De kandidaat hanteert de juiste acceptatieprocedure bij de werkmateriaalverzekering.

Gaat bijv. na of diefstal clausule B26 in de specifieke situatie toepasselijk is.

Eindterm 2k

De persoon beschikt over het vermogen om de verschillende bepalingen met betrekking tot het aansprakelijkheidsrecht en wettelijke verplichtingen in praktijksituaties toe te passen.

2k.1 Voor een specifieke situatie van de klant, aansprakelijkheidsrisico’s onderscheiden.

De kandidaat maakt een juiste analyse waarbij een goed onderscheid wordt gemaakt in onacceptabele aansprakelijkheidsrisico’s.

De kandidaat inventariseert en beoordeelt aansprakelijkheidsrisico’s op een correcte wijze.

Elke organisatie loopt aansprakelijkheidsrisico’s. Hierbij kan men denken aan de verregaande product-, werkgevers- en bestuurdersaansprakelijkheid.

2k.2 Aansprakelijkheids-beperkende of -vergrotende artikelen uit de diverse leverings-, diensten- en contractsvoorwaarden analyseren.

De kandidaat beoordeelt diverse aansprakelijkheidsbeperkende of -vergrotende artikelen uit leverings-, diensten- en contractsvoorwaarden.

De kandidaat zal ten behoeve van een passend advies, inzage moeten krijgen van de organisatie in allerlei juridische stukken zoals (niet uitputtend): arbeidscontracten, personeelsreglement, inkoopvoorwaarden, verkoopvoorwaarden, samenwerkingsvoorwaarden etc.

2k.3 Op basis van praktijksituaties beoordelen of er sprake is van onrechtmatige daad.

De kandidaat heeft inzicht of er in een bepaalde situatie sprake is van een onrechtmatige daad

 

2k.4 Op basis van praktijksituaties beoordelen of er sprake is van verschillende soorten van aansprakelijkheid en kan de gevolgen van het niet afdekken daarvan aangeven.

De kandidaat heeft inzicht of er in een bepaalde situatie sprake is van:

• persoonlijke aansprakelijkheid;

• groepsaansprakelijk-heid;

• hoofdelijke aansprakelijkheid;

• beroepsaansprakelijk-heid;

• werkgeversaan-sprakelijkheid;

• bestuurdersaan-sprakelijkheid;

• huurdersaansprakelijk-heid;

• jagersaansprakelijkheid.

Onderscheidt wie in welke situatie welke risico’s loopt en weet waar welke verantwoordelijkheden liggen.

2k.5 Op basis van praktijksituaties beoordelen of er sprake is van alternatieve causaliteit.

De kandidaat heeft inzicht of er in een bepaalde situatie sprake is van alternatieve causaliteit.

 

2k.6 Op basis van praktijksituaties beoordelen of er sprake is van eigen schuld, tekortkoming of verzuim.

De kandidaat heeft inzicht of er in een bepaalde situatie sprake is van eigen schuld. Kent de verschillende gradaties van schuld.

De kandidaat heeft inzicht of er in een bepaalde situatie sprake is van een tekortkoming of een verzuim. Hij besteedt aandacht aan de positie van de schuldeiser na het verzuim.

 

2k.7 De gevolgen van een tekortkoming bij een wederkerige overeenkomst beoordelen.

De kandidaat schetst de mogelijke gevolgen bij de tekortkoming van de wederkerige overeenkomst

 

2k.8 Beoordelen of een beding is toegestaan en wat de consequenties voor de aansprakelijkheid zijn.

De kandidaat heeft inzicht in de verschillende soorten bedingen en kan de mogelijke gevolgen daarvan schetsen.

 

2k.9 Beoordelen van de aansprakelijkheid beperkende of -vergrotende artikelen uit leverings-, diensten- en contractsvoorwaarden.

De kandidaat heeft inzicht in de diverse soorten aansprakelijkheidsbeperkende of vergrotende artikelen en neemt dit mee in zijn risicobeoordeling.

Verkoopvoorwaarden kunnen terzijde worden gesteld en dat inkoopvoorwaarden worden geaccepteerd met verregaande aansprakelijkheid. Weet vervolgens ‘battle of the forms’ te noemen en mogelijke oplossingen.

2k.10 beoordelen wie er aansprakelijk is voor vervoer van gevaarlijke stoffen waarbij wordt aangeven voor welke limieten het wettelijke aansprakelijkheidsrisico moet worden afgedekt door eigenaren van voertuigen die gevaarlijke stoffen vervoeren.

De kandidaat bepaalt wie het aansprakelijkheidsrisico van het vervoer van gevaarlijke stoffen moet verzekeren.

 

Eindterm 2l

De persoon beschikt over het vermogen om de verschillende bepalingen met betrekking tot motorrijtuigverzekeringen in de praktijk toe te passen.

2l.1 Artikel 185 WVW in een gegeven situatie toepassen.

De kandidaat heeft inzicht in alle bijzonderheden van art. 185 WvW, zoals:

• overmacht;

• eigen schuld;

• causale verdeling;

• billijkheidscorrectie;

• (bewuste) roekeloosheid;

• bewijslast;

• reflexwerkingregres.

 

2l.2 Bij het acceptatieproces van een motorrijtuig-verzekering de volgende regelingen toepassen:

• de WAM;

• haar doelstelling;

• de verzekeringsplicht;

• de toegelaten uitsluitingen en beperkingen;

• de controle op de naleving van de verzekeringsplicht;

• het narisico van de WAM-verzekeraar;

• Waarborgfonds Motorverkeer.

De kandidaat kan de relevante bepalingen van de WAM op een juiste wijze toepassen.

 

2l.3 Wagenpark risico’s gedetailleerd analyseren en beoordelen.

De kandidaat brengt de risico’s van een collectief wagenpark in kaart. Onderkent verschillen tussen transportrisico’s, eigen wagenpark en vervoerders die bijv. op AVC- of CMR-condities werken.

 

Taak 4. Schadebehandelingen en alle daarbij behorende werkzaamheden

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1w

De persoon beschikt over kennis van de wijze van schaderegeling.

1w.1

De kandidaat kan uitleggen welke verplichtingen een klant heeft bij schade op een schadeverzekering

B

1w.2

De kandidaat kan aan de klant uitleggen wanneer belanghebbenden bij de behandeling van een schade, een beroep kunnen doen op een (contra)expert, arbiter en tevens uitleggen welke mogelijkheden er zijn om de schade eventueel te kunnen verhalen.

B

1w.3

De kandidaat kan uitleggen wat er onder actief schaderegelingsbeleid bij schadeverzekeringen wordt verstaan.

B

1w.4

De kandidaat kan uitleggen welke personen, bedrijven en instanties bij het schadebehandelingsproces inclusief de wijze van schadevaststelling (kunnen) zijn betrokken na het ontstaan van de schade en de stappen in de schadebehandelingsprocedure beschrijven.

B

1w.5

De kandidaat kan omschrijven wat de rechten en de plichten van een verzekerde en verzekeraar zijn bij schade.

K

1w.6

De kandidaat kan omschrijven wat de gevolgen kunnen zijn van het niet tijdig melden van een schade

K

1w.7

De kandidaat kan de partijen noemen die betrokken zijn bij de afhandeling van een schade.

K

1w.8

De kandidaat kan opsommen wat een verzekerde moet bewijzen bij de schadeaangifte.

K

1w.9

De kandidaat kan de sanctie bij niet nakoming van de polisverplichtingen uitleggen.

B

1w.10

De kandidaat kan een omschrijving geven van de werkwijze, benoeming en betaling van de experts bij de vaststelling van de schade.

K

1w.11

De kandidaat kan de verplichtingen opsommen van de verzekeraars bij schade.

K

1w.12

De kandidaat kan opsommen welke drie zaken de gesubrogeerde verzekeraar moet bewijzen jegens degene op wie hij wil verhalen.

K

1w.13

De kandidaat kan meerdere feiten noemen en uitleggen hoe de verzekeraar die kan inroepen om een schadeclaim af te wijzen.

B

1w.14

De kandidaat kan uitleggen na hoeveel jaar de rechtsvordering tegen de verzekeraar tot het doen van een uitkering verjaart.

B

1w.15

De kandidaat kan de begrippen, subrogatie, regres, cessie en revindicatie toelichten.

K

Eindterm 1x

De persoon beschikt over kennis van de wijze van schaderegeling specifiek met betrekking tot brandverzekeringen.

1x.1

De kandidaat kan uitleggen waarom en op welke wijze de verzekeraar een uitkeringscorrectie kan toepassen op een bezitsverzekering waarbij sprake is van een taxatie door deskundigen of een taxatie door partijen.

B

1x.2

De kandidaat kan opsommen welke waardemaatstaf in het algemeen wordt gebruikt voor schadevaststelling van gebouwen, inventarissen, inboedels, koopmansgoederen en de drie groepen fabrieksgoederen.

K

1x.3

De kandidaat kan aan de hand van een praktijkvoorbeeld aangeven wat het verschil is tussen nieuwwaarde en vervangingswaarde.

B

1x.4

De kandidaat kan in eigen woorden aangeven wat bedoeld wordt met de non-contribution clausule.

B

1x.5

De kandidaat kan de procedure beschrijven die gevolgd wordt bij de schadeafwikkeling op een declaratieverzekering op voorraden.

K

1x.6

De kandidaat kan de factoren noemen die van belang zijn bij de beoordeling van een bedrijfsschade.

K

1x.7

De kandidaat kan de schaderegeling op basis van omzetvermindering uitleggen.

B

1x.8

De kandidaat kan de voor en nadelen van een schaderegeling op basis van omzetvermindering noemen.

K

1x.9

De kandidaat kan opsommen wat de voor- en nadelen zijn van een schaderegeling op basis van productievermindering.

K

1x.10

De kandidaat kan omschrijven wat de inhoud is van de keuzeclausule.

K

1x.11

De kandidaat kan omschrijven wat de inhoud is van de correctieclausule.

K

1x.12

De kandidaat kan de inhoud van de liquidatieclausule omschrijven.

K

1x.13

De kandidaat kan uitleggen aan wie dient te worden uitgekeerd ingeval van zaaksvervanging en bij hypothecaire financiers

B

Eindterm 1y

De persoon beschikt over kennis van de wijze van schaderegeling specifiek met betrekking tot transportverzekeringen.

1y.1

De kandidaat kan de schaderegelingsprocedure bij goederentransportverzekering stap voor stap omschrijven.

K

1y.2

De kandidaat kan aangeven wat de bewijslast is die op de verzekerde rust.

K

1y.3

De kandidaat kan aangeven wat de taken zijn van de betrokkenen bij een transportgoederenschade.

K

1y.4

De kandidaat kan aangeven welke partij de schaderekening opmaakt en wie uiteindelijk de schadepenningen int.

K

1y.5

De kandidaat kan aangeven wat het verschil is tussen schadevergoeding bij verlies en bij beschadiging.

B

Eindterm 1z

De persoon beschikt over kennis van de wijze van schaderegeling specifiek met betrekking tot aansprakelijkheidsverzekeringen.

1z.1

De kandidaat kan bij een aansprakelijkheidsverzekering aan de verzekerde uitleggen welke mogelijke vorderingen een of meerdere benadeelden hebben op grond van het algemene aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2m

De persoon beschikt over het vermogen om het schade/claimtraject correct te begeleiden en uit te voeren.

2m.1 Het volledige schadebehandelings-proces adequaat afwikkelen.

De kandidaat berekent het juiste uitkeringsbedrag en wikkelt de schade correct af op grond van de onderliggende polisdekking(en) en wet- en regelgeving.

De kandidaat ziet toe op tijdige uitbetaling van de schade uitkering.

De kandidaat gaat niet uit van de minimale, maar maximale uitkering op grond van de polisvoorwaarden. Tevens wordt de klant er actief op gewezen welke eventuele andere (verhaals)mogelijkheden voor hem/haar open staan.

De klant wordt proactief begeleid.

2m.2 Regres plegen en schade op derden verhalen.

De kandidaat verhaalt de maximale uitkering voor klant op de tegenpartij.

De kandidaat past zonodig ‘de tijdelijke regeling verhaalsrecht’ toe.

 

2m.3 In een praktijksituatie aantonen welke kosten voor vergoeding in aanmerking komen, zoals kosten van beperking van de schade en buitengerechtelijke kosten.

De kandidaat heeft inzicht welke diverse soorten kosten in welke situaties vergoed kunnen worden.

Onderbouwt dit goed.

 

2m.4 Beoordelen of een gebeurtenis gedekt is.

De kandidaat beoordeelt of een schadegebeurtenis onder de dekking van de polis valt.

De kandidaat past wet- regelgeving op de juiste wijze toe.

 

2m.5 Kan waardevermindering, bereddingskosten, opruimingskosten, toepassing van de onderverzekerings-regel, bij toepassing van de verbrugging, co-assurantie, en de BTW bij een te behandelen schade toepassen.

De kandidaat past bij een te behandelen schade waardevermindering, bereddingskosten, opruimingskosten en de BTW op de juiste wijze toe.

De kandidaat rekent het uit te keren bedrag voor en geeft exact de samenstelling van het bedrag weer.

De kandidaat toont het verschil tussen opruimingskosten en bereddingskosten aan.

 

2m.6 Op basis van een casus aangeven welke kosten boven de verzekerde som voor vergoeding in aanmerking komen en op welke basis deze verzekerd zijn.

De kandidaat beoordeelt welke kosten worden vergoed die de verzekerde som die in de polis is opgenomen overschrijden.

De kandidaat hanteert de (wettelijke) regelingen die van toepassing zijn op de omvang van de schade.

 

2m.7 Conform de eisen die de Wft aan de zorgplicht stelt het schadedossier in de functie van verzekeraar adequate wijze beheren.

Dossier bevat de juiste gegevens en deze zijn op een gemakkelijke manier terug te vinden Beheer vindt op een juiste manier heeft plaats.

In verband met de zorgplicht is een goede vastlegging en archivering van belang, Ook in het kader van het toezicht is het van belang dat e dossier compleet en goed reconstrueerbaar is.

Eindterm 2n

De persoon beschikt over het vermogen om het schade/claimtraject correct te begeleiden en uit te voeren specifiek met betrekking tot brandverzekeringen.

2n.1 Kan de schadebehandeling die betrekking heeft op afwijkende regelingen toepassen.

De kandidaat hanteert afwijkende regelingen bij de afwikkeling van schades op basis van specifieke afspraken die in polis zijn vastgelegd.

Voorbeelden van en afwijkende schaderegeling betreffen o.m.- premier risqué, –‘vorkclausule’, – ‘fundamentenclausule’, ‘koelschadeclausule’.

2n.2 Kan bij de schadebehandeling van een bedrijfsschadeverzekering de keuzeclausule toepassen.

De kandidaat kan’ de keuzeclausule’ van de bedrijfsschadeverzekering toepassen waarbij de schade wordt afgewikkeld op basis van ‘omzetvermindering ‘of ‘productievermindering’.

 

2n.3 Aan de hand van een gegeven praktijksituatie de bedrijfsschade vaststellen en berekenen en beoordelen of het maken van extra bedrijfskosten rendabel is.

De kandidaat maakt op basis van een inzichtelijke berekening duidelijk of het maken van extra kosten zinvol is.

 

2n.4 Aantonen wat er gebeurt indien de verzekerde som te laag is gekozen of de uitkeringstermijn te kort blijkt te zijn bij een bedrijfsschadeverzekering.

De kandidaat illustreert de gevolgen van een te laag verzekerde som of een te korte uitkeringstermijn.

Bedrijfscontinuïteit kan op het spel staan.

Eindterm 2o

De persoon beschikt over het vermogen om het schade/claimtraject correct te begeleiden en uit te voeren specifiek met betrekking tot transportverzekeringen.

2o.1 Een schadeclaim op basis van averij grosse analyseren en afwikkelen.

De kandidaat onderkent de situatie van averij grosse en kan een juiste en inzichtelijke schadeberekening maken.

Kan uitleggen in welke situatie de verzekeraar bereid is de kosten van averij grosse zal vergoeden.

2o.2 Aan de hand van een rekenvoorbeeld de rafactiemethode illustreren.

De kandidaat berekent het juiste uitkeringsbedrag op basis van de rafactiemethode.

 

Eindterm 2p

De persoon beschikt over het vermogen om het schade/claimtraject correct te begeleiden en uit te voeren specifiek met betrekking tot motorrijtuigen- en aanverwante verzekeringen.

2p.1 Voor een motorrijtuig- of aanverwante verzekering beoordelen of een beroep kan worden gedaan op het Waarborgfonds Motorverkeer.

De kandidaat beoordeelt of beroep op het Waarborgfonds Motorverkeer mogelijk is en indien dit het geval is, wordt de procedure uitgevoerd waarbij een beroep wordt gedaan op het Waarborgfonds Motorverkeer.

 

Bijlage 11. Eindtermen en toetstermen module volmacht overig

Algemene kennis en vaardigheden

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1a

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op grondige kennis van de wet- en regelgeving die de verzekeraar in staat moet stellen om verantwoording te kunnen afleggen aan de toezichthouders.

1a.1

De kandidaat kan omschrijven welke wet- en regelgeving van toepassing is op de samenwerking met de verzekeraar.

K

1a.2

De kandidaat kan aangeven welke informatie hij periodiek aan de verzekeraar moet aanleveren.

K

1a.3

De kandidaat kan het doel van de verplichting tot aanlevering uitleggen.

B

1a.4

De kandidaat kan verantwoording afleggen aan de toezichthouders over de wet- en regelgeving waaraan verzekeraars moeten voldoen.

K

Professioneel gedrag

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 4a

De persoon beschikt over het vermogen om de volgende dilemma’s op het gebied van integer handelen in de uitoefening van de functie van Gevolmachtigde Agent te analyseren en bespreekbaar te maken, alsmede de keuzes af te wegen en te verantwoorden.

4a.1 omgaan met dilemma’s.

De kandidaat geeft op de juiste wijze invulling aan de afspraken op het gebied van integer handelen.

De kandidaat handelt conform de gemaakte afspraken binnen de branche- en/of belangenorganisatie.

 

Taak 1. Risicomanagement

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2a

De persoon beschikt over het vermogen om risicomanagement op een gestructureerde en procesmatige wijze toe te passen.

2a.1 Risicomanagement binnen het volmachtbedrijf fasegewijs toepassen.

De kandidaat controleert en beheert de administratieve organisatie en procesvoering van het volmachtbedrijf door binnen het volmachtbedrijf fasegewijs risicomanagement toe te passen.

De kandidaat werkt gestructureerd.

Creëert draagvlak voor de modelmatige benadering van risicomanagement bij de opdrachtgever.

2a.2 Het risicoprofiel en de risicobereidheid van de Gevolmachtigde Agent in kaart brengen.

– De kandidaat gebruikt een risicomanagementmodel.

– De kandidaat voert het proces van risicomanagement fasegewijs uit en houdt daarbij rekening met:

• oriëntatie inzake het risicobewust zijn en de risicobereidheid van de gevolmachtigde agent;

• doelstellingen en achtergronden van de gevolmachtigde agent;

• inventariseren en analyseren van de risico’s die de doelstellingen van de gevolmachtigde agent kunnen bedreigen;

• beoordelen van de vervaardigde risicoanalyse;

• opstellen van risicomitigerende oplossingen;

• implementeren van de risicomitigerende oplossingen;

• communiceren van het risicomanagementproces;

• monitoren van het risicomanagementproces.

– Kandidaat verkrijgt een goed inzicht in de risico’s van het volmachtbedrijf voor de organisatie.

 

2a.3 De risico’s in kaart te brengen.

De kandidaat verzamelt, bewerkt, beoordeelt en documenteert de informatie van het volmachtbedrijf.

De kandidaat kan op basis van de verzamelde informatie inschatten hoe groot de kans is dat een betreffend risico zich zal voordoen en kan de mogelijke gevolgen aangeven als een betreffend risico zich daadwerkelijk voordoet.

Beoordeelt een risicogebeurtenis op basis van de formule: kans x impact = risico.

Hierbij kan de kandidaat vanuit een breed perspectief, de ondernemingsrisico’s in de interne en externe omgeving, in kaart brengen.

Eindterm 2b

De persoon beschikt over het vermogen om de risicomitigerende oplossingen te hanteren om de geïnventariseerde en geanalyseerde risico’s van de gevolmachtigde agent goed te kunnen beheersen.

2b.1 Risicomitigerende oplossingen hanteren om de geïnventariseerde en geanalyseerde risico’s van de Gevolmachtigde Agent goed te kunnen beheersen.

De kandidaat heeft binnen de administratieve organisatie als Gevolmachtigde Agent de taak om de te lopen risico’s op adequate wijze te beheersen door een combinatie te hanteren van de volgende mitigerende oplossingen:

• het vermijden van risico’s;

• het reduceren van risico’s;

• het overdragen van risico’s;

• het accepteren van risico’s.

 

2b.2 Communiceren over de geanalyseerde risico’s die betrekking hebben op het volmachtbedrijf.

De kandidaat communiceert over de geïnventariseerde en geanalyseerde risico’s binnen de organisatie van een gevolmachtigde agent.

De kandidaat heeft een goed inzicht van de risico’s die de gevolmachtigde agent zelf wel of niet kan of wil dragen.

Voor een juiste begeleiding van het proces moet de kandidaat over een goede mondelinge uitdrukkingsvaardigheid beheersen.

Taak 2. Administratieve organisatie en interne beheersing (ao/ib) w.o. rapportage en uitwisseling van digitale databestanden

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1b

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op grondige kennis van de structuur van het verzekeringsbedrijf en de bedrijfskolom.

1b.1

De kandidaat kan een samenvatting geven van economische ontwikkelingen op zowel nationaal- als internationaal niveau, en uitleggen welke invloed deze ontwikkelingen op de financiële dienstverlening hebben.

B

1b.2

De kandidaat kan omschrijven hoe de distributie van verzekeringen plaatsvindt.

K

1b.3

De kandidaat kan een vergelijking maken tussen de werkzaamheden die door een gevolmachtigde agent of door een assurantiebemiddelingsbedrijf worden verricht.

B

1b.4

De kandidaat kan de functies omschrijven die door een gevolmachtigde agent worden vervuld.

K

Eindterm 1c

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op globale kennis van de interne organisatie van het bedrijf van de verzekeraar.

1c.1

De kandidaat kan omschrijven aan welke eisen een goede administratieve organisatie moet voldoen.

K

1c.2

De kandidaat kan uitleggen welke eisen wet- en regelgeving en de toezichthouder aan de verzekeraar stellen.

B

1c.3

De kandidaat kan uitleggen wat de consequenties en risico’s zijn van werkzaamheden die door een verzekeraar worden uitbesteed.

B

Eindterm 1d

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op globale kennis van de interne organisatie van een gevolmachtigde agent.

1d.1

De kandidaat kan doelstellingen beschrijven, die een gevolmachtigde agent wil realiseren.

K

1d.2

De kandidaat kan de aspecten die betrekking hebben op assurantiebelasting omschrijven.

K

1d.3

De kandidaat kan opsommen welke onderwerpen in een ondernemingsplan moeten worden beschreven.

K

1d.4

De kandidaat kan de inhoud van een accountantsverklaring en accountantsmededeling beschrijven.

K

1d.5

De kandidaat kan omschrijven wat onder het begrip ‘control’ wordt verstaan.

K

1d.6

De kandidaat kan uitleggen wat de consequenties en risico’s zijn voor de gevolmachtigde agent van werkzaamheden die voor een verzekeraar worden uitgevoerd.

B

Eindterm 1e

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op kennis van de wet- en regelgeving in het algemeen en grondige kennis van die bepalingen gericht op de gevolmachtigde agent.

1e.1

De kandidaat kan een samenvatting geven van de achtergronden van het deel Gedragstoezicht van de Wft.

B

1e.2

De kandidaat kan de achtergronden van het Besluit gedragstoezicht financiële dienstverlening uitleggen.

B

1e.3

De kandidaat kan het juridische begrip ‘volmacht’ omschrijven.

K

1e.4

De kandidaat kan de onderwerpen benoemen die verband houden met het begrip ‘volmacht’.

K

1e.5

De kandidaat kan de bijzondere publicatieplichten die van toepassing zijn op de gevolmachtigde agent formuleren.

K

1e.6

De kandidaat kan de achtergronden van de AFM uitleggen.

B

1e.7

De kandidaat kan de procedure voor het aanvragen van een AFM-vergunning beschrijven.

K

1e.8

De kandidaat kan een beschrijving geven van de gedragsregels en kwaliteitseisen die de NVGA en het Verbond van Verzekeraars hanteren.

K

1e.9

De kandidaat kan omschrijven welke informatie een gevolmachtigde agent aan een volmachtgevende verzekeraar moet verstrekken.

K

1e.10

De kandidaat kan opsommen waarom een gevolmachtigde agent verplicht is, een accountantsverklaring en accountantsmededeling naar een volmachtgevende verzekeraars te sturen.

K

1e.11

De kandidaat kan de procedures voor klachtenbehandeling beschrijven.

B

1e.12

De kandidaat kan het doel van de Wet Bescherming Persoonsgegevens omschrijven.

K

1e.13

De kandidaat kan omschrijven wat de functie is van het College Bescherming Persoonsgegevens.

K

1e.14

De kandidaat kan aangeven hoe de informatieplicht in de Wet Bescherming Persoonsgegevens is geregeld.

K

1e.15

De kandidaat kan omschrijven wanneer van een ongebruikelijke transactie sprake is.

K

Eindterm 1f

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op kennis van de juridische positie van de gevolmachtigde agent en de vertegenwoordiger volgens het Burgerlijk Wetboek.

1f.1

De kandidaat kan de civielrechtelijke positie van de assurantietussenpersoon beschrijven.

K

1f.2

De kandidaat kan de civielrechtelijke positie van de Gevolmachtigde Agent beschrijven.

K

1f.3

De kandidaat kan de portefeuillerechten van de assurantietussenpersoon definiëren.

K

1f.4

De kandidaat kan het recht van portefeuille dat de verzekeraar of de gevolmachtigde agent heeft omschrijven.

K

Eindterm 1g

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op kennis van de toezichtwetgeving op het verzekeringsbedrijf.

1g.1

De kandidaat kan de verschillende toezichtsystemen en de reikwijdte hiervan opsommen.

K

1g.2

De kandidaat kan opsommen op welke wijze de harmonisatie van verzekeringsrichtlijnen binnen de EU is geregeld.

K

1g.3

De kandidaat kan opnoemen aan welke eisen moet worden voldaan om het directe verzekeringsbedrijf in Nederland te mogen uitoefenen.

K

1g.4

De kandidaat kan opnoemen aan welke verplichtingen een verzekeraar moet voldoen voordat een verzekeraar in een ander land als verzekeraar mag optreden.

K

1g.5

De kandidaat kan beschrijven hoe de uitoefening van het verzekeringsbedrijf in de wet is geregeld.

K

1g.6

De kandidaat kan de wettelijke eisen opnoemen die van toepassing zijn op de technische voorzieningen, die door een verzekeraar met een zetel in Nederland moeten worden aangehouden.

K

1g.7

De kandidaat kan de wettelijke eisen opnoemen die betrekking hebben op de solvabiliteit van een verzekeraar en daarbij de vermogensbestanddelen waaruit de solvabiliteitsmarge is samengesteld opsommen en uitleggen op welke wijze de vereiste hoogte van de solvabiliteitsmarge moet worden berekend.

B

1g.8

De kandidaat kan opnoemen aan welke wettelijke verplichtingen de administratieve organisatie en verslaglegging van een verzekeraar moeten voldoen.

K

1g.9

De kandidaat kan de instrumenten opsommen waarover de toezichthouder beschikt om in te kunnen grijpen als een verzekeraar zich niet aan de wettelijke voorschriften houdt, of dat er sprake is van ontwikkelingen bij een verzekeraar, die aanleiding geven om in te grijpen.

K

1g.10

De kandidaat kan de bijzondere maatregelen opsommen die de toezichthouder kan toepassen, om in te kunnen grijpen als een verzekeraar toch in strijd handelt met de eisen die betrekking hebben op de technische voorzieningen, of met betrekking tot de vereiste solvabiliteitsmarge.

K

1g.11

De kandidaat kan opsommen wanneer de toezichthouder de noodregeling kan laten uitspreken en op welke wijze deze regeling wordt toegepast. Indien de noodregeling is ingesteld, kan de kandidaat opnoemen op welke wijze een verzoek tot faillietverklaring plaatsvindt.

K

Eindterm 1h

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op globale kennis van andere nationale en Europese wetgeving voor zover deze gevolgen voor de verzekering of de verkoop daarvan heeft.

1h.1

De kandidaat kan de Europese Richtlijn die betrekking heeft op de uitoefening van het assurantiebemiddelingsbedrijf omschrijven.

K

1h.2

De kandidaat kan in eigen woorden uitleggen wat het doel is van de sanctiewet (Freezelist) en kan daarnaast aangeven op welke wijze verzekeraars en gevolmachtigde agenten aan de eisen van deze wet dienen te voldoen.

B

Eindterm 1i

De persoon baseert zijn werkzaamheden als Gevolmachtigde Agent op kennis van herverzekering en reserveren.

1i.1

De kandidaat kan omschrijven wat technische reserves zijn en welke vormen hiervoor worden gehanteerd.

K

1i.2

De kandidaat kan het doel van herverzekering omschrijven.

K

1i.3

De kandidaat kan aangeven wat de functie is van ‘eigen behoud’.

K

1i.4

De kandidaat kan de vormen van herverzekering opsommen en omschrijven, zoals

• facultatief;

• obligatoir;

• facultatief-obligatoir;

• proportioneel;

• niet-proportioneel;

• quote herverzekeringscontract;

• excedent-herverzekeringscontract;

• excess of loss en stop loss.

K

1i.5

De kandidaat kan uitleggen wat de werkwijze van de verschillende vormen van herverzekering is.

B

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2c

De persoon beschikt over het vermogen om de interne organisatie van het volmachtbedrijf te controleren en te beheersen.

2c.1 De werking van de Administratieve Organisatie en Interne Beheersing (AO/IB) bij een volmachtbedrijf toepassen.

De kandidaat verricht de juiste procedures en handelingen om een goed functionerende administratieve organisatie van de gevolmachtigde agent te borgen.

De kandidaat hanteert het Handboek Administratieve Organisatie en Interne Beheersing.

De kandidaat zorgt er voor dat de doelstellingen kunnen worden gerealiseerd.

De kandidaat coördineert de processen die binnen de organisatie van de gevolmachtigde agent of een onderdeel hiervan moeten worden uitgevoerd.

De kandidaat voldoet aan de VSV en kwaliteitseisen die hierin zijn vastgelegd.

 

2c.2 Het bedrijfsresultaat berekenen.

De kandidaat berekent op basis van een exploitatieoverzicht van een gevolmachtigde agent het bedrijfsresultaat op een correcte wijze.

 

2c.3 Het resultaat van de volmachttekening berekenen.

De kandidaat berekent op basis van de verlies- en winstrekening van een gevolmachtigde agent het resultaat van de volmachttekening bij één verzekeraar op een correcte wijze.

 

2c.4 De handelingen toepassen, die in de rekeningcourant-verhouding tussen de gevolmachtigde agent en de volmachtgevende verzekeraar plaatsvinden.

De kandidaat verricht de handelingen die noodzakelijk zijn om het overzicht van de rekening-courantverhouding op een correcte wijze op te stellen.

Betreft de operationele werking van de rekening-courantverhouding tussen de verzekeraar en de gevolmachtigde agent, die betrekking heeft op de geldstromen tussen deze twee partijen.

2c.5 De activiteiten toepassen die tijdens het controleproces moeten worden uitgevoerd.

De kandidaat zorgt voor de borging van goed werkende administratieve organisatie.

Voor de inrichting van de organisatie wordt gebruik gemaakt van het handboek Administratieve Organisatie en Interne Beheersing OA/IB) voor de gevolmachtigde agent.

2c.6 De jaarrekening beoordelen.

De kandidaat trekt de juiste conclusies uit de jaarrekening.

De jaarrekening heeft betrekking op zowel de balans, verlies- en winstrekening als toelichting.

2c.7 Economische kengetallen op een juiste wijze interpreteren.

De kandidaat trekt de juiste conclusies uit de economische kengetallen.

Betreft de kengetallen die nodig zijn voor een gezonde bedrijfsvoering van de organisatie van de gevolmachtigde agent.

2c.8 Aan de hand van een praktijksituatie aantonen wat de voordelen voor een verzekeraar zijn om bepaalde werkzaamheden uit te besteden.

De kandidaat noemt de juiste voor- en nadelen van uitbesteding van werkzaamheden door de verzekeraar.

Betreft administratieve werkzaamheden van de gevolmachtigde agent binnen de distributieketen binnen de verzekeringssector, die in naam en voor risico van een verzekeraar worden verricht.

2c.9 Aan de hand van een praktijksituatie aantonen hoe werkzaamheden die door een verzekeraar worden uitbesteed op adequate wijze door een gevolmachtigde agent worden uitgevoerd.

De kandidaat zorgt voor de borging van goed werkende administratieve organisatie bij uitbesteding van werkzaamheden.

‘Self Assessment gevolmachtigde agent ‘(SAGA) dat door de gevolmachtigde agent wordt verricht en de Mededeling Administratieve Organisatie en Interne Beheersing (AO/IB) die door een accountant wordt verricht, dienen als een uitstekend handvat bij dit proces.

2c.10 De handelingen verrichten die noodzakelijk zijn bij de overvoer van een portefeuille vanuit de verzekeraar naar een gevolmachtigde agent.

De kandidaat voldoet bij het proces van portefeuille-overvoer aan de VSV waarin afspraken over overvoer van portefeuilles zijn vastgelegd.

Betreft overvoer van verzekeringen vanuit de (provinciale) portefeuille van een verzekeraar naar gevolmachtigde agenten.

2c.11 De handelingen die een gevolmachtigde agent voorafgaand, tijdens en na een door de verzekeraar uitgevoerde audit verricht.

De kandidaat zorgt dat de verzekeraar de audit volgens de juiste procedure kan uitvoeren en houdt hierbij rekening met de VSV.

 

2c.12 Een door de verzekeraar uitgewerkte auditrapportage beoordelen.

De kandidaat beoordeelt de door de verzekeraar uitgebrachte auditrapportage kritisch en onderneemt zonodig de juiste actie(s).

Betreft de beoordeling van een rapportage van een door een verzekeraar uitgevoerde audit.

2c.13 De klachtenprocedure hanteren.

De kandidaat neemt de klacht conform de richtlijnen in de VSV in behandeling

De kandidaat handelt de klacht op een correcte wijze af.

kandidaat moet bekend zijn met de klachtenprocedure die geldt voor de verzekeraar en de gevolmachtigde agent.

2c.14 Het Fraudeprotocol in de praktijk toepassen.

De kandidaat hanteert de Richtlijn ‘Fraudeprotocol’ van het Verbond van Verzekeraars op de juiste wijze.

 

2c.15 De handelingen in het Fraude Informatie Systeem Holland (FISH) op een correcte wijze verrichten.

De kandidaat voert de gemaakte afspraken in het kader van het FISH, zoals deze zijn vastgelegd in de VSV, op zelfstandige wijze uit.

Betreft de achtergrond van zowel FISH Extract als FISH Online.

2c.16 De Wet Bescherming Persoonsgegevens (Wbp) in de praktijk toepassen.

De kandidaat voert de gemaakte afspraken in het kader van de Wbp, zoals deze zijn vastgelegd in de VSV, op zelfstandige wijze uit.

 

2c.17 De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) toepassen.

De kandidaat kan een ongebruikelijke transactie melden bij de desbetreffende instantie.

De kandidaat kan beoordelen of identificatie noodzakelijk is en legt de identificatie volgens de wet in de administratie vast.

Bij dit proces wordt rekening gehouden met relevante wet- en regelgeving en de verschillende regelingen, protocollen en andere afspraken.

2c.18 De uitvoering van de ‘Gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen’ bij particuliere- en zakelijke schadeverzekeringen toepassen.

De kandidaat kan de gemaakte afspraken in het kader van de ‘Gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen’ op zelfstandige wijze toepassen.

Bij dit proces wordt rekening gehouden met relevante wet- en regelgeving en de verschillende regelingen, protocollen en andere afspraken.

2c.19 De managementinformatie beoordelen

De kandidaat verwerkt de gegevens over het volmachtbedrijf tot bruikbare managementinformatie.

 

2c.20 De assurantiebelasting afdragen.

De kandidaat past de heffing van de assurantiebelasting op juiste wijze toe en draagt de assurantiebelasting zelfstandig en op de juiste wijze aan de belastingdienst af.

Houdt rekening met de VSV, wet- en regelgeving en met het Handboek AO/IB dat binnen de eigen organisatie wordt toegepast.

 

2c.21 De bereikte resultaten van een organisatie als geheel en als afzonderlijke functies aan gestelde doelen toetsen.

De kandidaat toetst of de resultaten van de organisatie voldoen aan de gestelde doelen.

 

2c.22 Het Self Assessment Gevolmachtigde Agent (SAGA) op adequate wijze uitvoeren.

De kandidaat zorgt dat de administratieve organisatie is geborgd.

 

2c.23 Het Service Level Agreement (SLA) zoals opgenomen in de VSV in praktijksituaties toepassen.

De kandidaat zorgt dat de administratieve organisatie is geborgd.

 

2c.24 De inhoud van de VSV in praktijksituaties toepassen.

De kandidaat voert op de juiste wijze de gemaakte afspraken uit de VSV.

 

2c.25 Poolovereenkomst toepassen.

De kandidaat kan een nieuwe poolovereenkomst tot stand brengen, de continuatie van een poolovereenkomst begeleiden en handelingen verrichten die noodzakelijk zijn bij de beëindiging van een poolovereenkomst (uitloop).

De kandidaat houdt rekening met ‘Het Protocol Intermediaire pools’.

Met betrekking tot een te vormen pool, een te wijzigen pool of een te beëindigen pool.

2c.26 D.m.v. praktijkvoorbeelden aantonen, op welke wijze de informatieverstrekking van een gevolmachtigde agent aan een volmachtgevende verzekeraar plaatsvindt

De kandidaat voert de procedure van uitwisseling van data en informatie tussen verzekeraar en gevolmachtigde agent op correcte wijze uit en houdt rekening met de VSV, wet- en regelgeving en met het Handboek AO/IB dat binnen de eigen organisatie wordt toegepast.

Hierbij speelt het (NVGA)Protocol voor de uitwisseling van digitale databestanden (boekings-, polis- en schadebestand) een belangrijke rol.

2c.27 de protocollen, gedragsregels, besluiten en bedrijfsregelingen die door het Verbond van Verzekeraars zijn opgesteld toepassen.

De kandidaat past de inhoud van protocollen, gedragsregels, besluiten en bedrijfsregelingen die door het Verbond van Verzekeraars zijn opgesteld op correcte wijze toe.

 

Taak 3. (klant)acceptatie, verzekeringstechnisch beheer en administratie, w.o. premie-incasso

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1j

De persoon baseert zijn acceptatiewerkzaamheden op grondige kennis van het redigeren van polisvoorwaarden en clausules.

1j.1

De kandidaat kan de onderdelen van en de belangrijke elementen in een polis beschrijven.

K

1j.2

De kandidaat kan beschrijven welke soorten polissen en soorten clausules er zijn.

K

Eindterm 1k

De persoon baseert zijn acceptatiewerkzaamheden op kennis van de verschillende vormen van schadereserve.

1k.1

De kandidaat kan het begrip vergrijzingsreserve omschrijven.

K

1k.2

De kandidaat kan uitleggen, waarvoor een schadevoorziening nodig is.

B

1k.3

De kandidaat kan de methodes van schadevoorziening opsommen.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2d

De persoon beschikt over het vermogen om algemene aspecten van risicobeoordeling en acceptatietechniek toe te passen.

2d.1 Op basis van verzekeringstechniek het acceptatieproces van aangeboden risico’s goed toepassen en het beheer van de bestaande volmachtportefeuille op correcte wijze uit te voeren.

De kandidaat houdt acceptatieproces rekening met de Voorbeeld Samenwerkingsovereenkomst Volmacht (VSV), wet- en regelgeving en met het Handboek AO/IB dat binnen de eigen organisatie wordt toegepast.

Toepassen van het acceptatieproces dat met volmachtgevers is afgesproken.

2d.2 Bij wijziging van het risico-object het risico herbeoordelen.

De kandidaat maakt een goede inschatting van een gewijzigde situatie van het risico-object en doet een nieuw acceptatievoorstel dat passend is in de gewijzigde situatie.

De kandidaat houdt rekening met de VSV, wet- en regelgeving en met het Handboek AO/IB dat binnen de eigen organisatie wordt toegepast.

 

2d.3 Een inspectierapport vertalen naar een passend acceptatievoorstel.

De kandidaat trekt na bestudering van inspectierapport de juiste conclusies, bepaalt de noodzakelijke vervolgacties, werkt een passend acceptatievoorstel uit.

 

Eindterm 2e

De persoon beschikt over het vermogen om polisvoorwaarden te redigeren en clausules toe te passen.

2e.1 Een polis redigeren

De kandidaat redigeert de polis en past de juiste clausules toe en hanteert hierbij hetgeen in de VSV is vastgelegd.

 

2e.2 Het proces uitvoeren met betrekking tot de afgifte, wijziging of beëindiging van een digitale polis.

De kandidaat voert het proces uit waarbij wordt bepaald onder welke voorwaarden een digitale polis kan worden afgegeven, gewijzigd en opgezegd.

De kandidaat houdt rekening met wet- en regelgeving en met het Handboek AO/IB dat binnen de eigen organisatie wordt toegepast.

De kandidaat houdt rekening met de eisen die wet- en regelgeving stellen aan het werken met een digitale polis.

 

Eindterm 2f

De persoon beschikt over het vermogen om op basis van verschillende methoden de premiereserve te berekenen.

2f.1 De premiereserve berekenen.

De kandidaat berekent de premiereserve op de juiste wijze.

Betreft de meest voorkomende methoden om premiereserve te berekenen, zoals:

• de 40% methode

• de 1/8 methode

• de 1/24/methode

• de 1/365 methode

Eindterm 2g

De persoon beschikt over het vermogen om algemene verzekeringstechniek en algemene polisbepalingen toe te passen.

2g.1 Verzekeringstechnische en juridische aspecten toepassen.

De kandidaat past de verzekeringstechnische en juridische aspecten op een juiste wijze toe.

De kandidaat interpreteert de verzekeringstechnische en juridische problemen van de klant op een juiste wijze.

 

Taak 4. Schadebehandeling en alle daarbij behorende werkzaamheden

Kennis

Nummer toetsterm

Omschrijving toetsterm

Kennisniveau

Eindterm 1l

De persoon baseert zijn werkzaamheden bij de schaderegeling als Gevolmachtigde Agent op grondige kennis van algemene aspecten van schaderegeling.

1l.1

De kandidaat kan uitleggen wat de begrippen gebreken, bederf en aard en natuur van de zaak inhouden.

B

1l.2

De kandidaat kan uitleggen wat de consequenties van verzwijging zijn.

B

1l.3

De kandidaat kan uitleggen wat de gevolgen zijn van het gebruiken van een bepaalde soort taxatie voor de schade-uitkering.

B

1l.4

De kandidaat kan de betreffende wettelijke regelingen voor eigen schuld omschrijven en kan uitleggen bij welke soorten verzekeringen eigen schuld wel en niet van toepassing is.

B

1l.5

De kandidaat kan omschrijven, hoe eigen schuld in het verzekeringsrecht is geregeld.

K

1l.6

De kandidaat kan omschrijven, wat merkelijke schuld inhoudt en aangeven bij welk soort verzekeringen dit begrip van toepassing is.

K

1l.7

De kandidaat kan uitleggen wat de consequenties zijn indien sprake is van meerdere verzekerden/rechtspersonen.

B

1l.8

De kandidaat kan uitleggen wat samenloop inhoudt.

B

1l.9

De kandidaat kan in eigen woorden vertellen welke vormen van samenloop er kunnen zijn, hoe samenloop in poliscondities of clausules kan zijn geregeld, welke regelingen op het gebied van samenloop er bestaan en de werking van samenloop, de wettelijke en bedrijfsregelingen omtrent samenloop en de toepassing van deze regelingen uitleggen.

B

1l.10

De kandidaat kan de vormen van co-assurantie en de consequenties daarvan bij schaderegeling benoemen.

K

1l.11

De kandidaat kan de wettelijke regelingen voor bereddingskosten en de consequenties daarvan in verschillende verzekeringsvormen uitleggen.

B

1l.12

De kandidaat kan de wettelijke regelingen voor subrogatie en de consequenties daarvan in verschillende verzekeringsvormen en de Bedrijfsregeling Brandregres uitleggen.

B

1l.13

De kandidaat kan de regelingen voor Buitengerechtelijke Kosten benoemen.

K

Eindterm 1m

De persoon baseert zijn werkzaamheden bij de schaderegeling als Gevolmachtigde Agent op de binnen het Verbond van Verzekeraars afgesproken regelingen.

1m.1

De kandidaat kan bedrijfsregelingen en gedragsregels in de verzekeringsbranche omschrijven.

Het betreft onder meer de volgende regelingen:

• Overeenkomst Vereenvoudigde Schaderegeling;

• Bedrijfsregeling 4, Expertisekosten;

• Bedrijfsregeling 7, Schuldloze Derde;

• Bedrijfsregeling 16, Schadeafwikkeling op basis van totaal verlies;

• Regeling Casco/AVP;

• Regeling Buitengerechtelijke Kosten;

• Bedrijfsregeling 15, Gedragsregels bij Letselschade.

K

1m.2

De kandidaat kan uitleggen waarom een gedragsregel is ingesteld.

B

1m.3

De kandidaat kan de volgende regels omschrijven:

• Bedrijfsschade Autobus of Tram;

• Bedrijfsschade Taxi’s;

• Bedrijfsschade Huurauto’s;

• Huur vervangende Auto;

• Aftrek wegens Verbetering.

K

1m.4

De kandidaat kan uitleggen wat de algemene regel voor het Schaderegelingsbeleid inhoudt.

B

1m.5

De kandidaat kan uitleggen wat de taak is van de Tuchtraad Financiële Dienstverlening.

K

1m.6

De kandidaat kan het doel van de Stichting NIVRE omschrijven en aangeven welke experts zich kunnen registeren bij de NIVRE.

K

1m.7

De kandidaat kan een omschrijving geven van het begrip salvage.

K

1m.8

De kandidaat kan een omschrijving geven van de taken van de Stichting Salvage en van de functie van de Verzekeraarshulpdienst (VHD) daarin.

K

Vaardigheden

Vaardigheid (V)

De kandidaat kan:

Norm/Resultaat/Prestatie-indicator

Toelichting op vaktechnische of communicatieve aspecten van de vaardigheid of omstandigheden rond de vaardigheid

Eindterm 2h

De persoon beschikt over het vermogen om algemene aspecten van schaderegeling en van de regeling van uitkeringen bij

levensverzekering toe te passen.

2h.1 Beoordelen of een voorval c.q. gebeurtenis onzeker is.

De kandidaat beoordeelt of er sprake is van een onzeker voorval of onzekere gebeurtenis.

De kandidaat houdt rekening met wet- en regelgeving, e inhoud van de VSV.

 

2h.2 De verzekerbaarheid van gebreken, bederf en aard en natuur van de zaak, of het niet gedekt zijn daarvan beoordelen.

De kandidaat beoordeelt op correcte wijze de verzekerbaarheid of situatie dat er geen sprake is van dekking op een verzekeringspolis.

De kandidaat houdt rekening met wet- en regelgeving, de inhoud van de VSV.

 

2h.3 Handelen in geval van verzwijging.

De kandidaat beoordeelt op basis van relevante criteria of er in een specifieke situatie sprake is van verzwijging.

De kandidaat verricht de in de betreffende situatie alle noodzakelijke handelingen op de juiste wijze.

De kandidaat houdt rekening met wet- en regelgeving en de inhoud van de VSV.

Zoals relevantievereiste, kenbaarheidsvereiste, verschoonbaarheidsvereiste, strafrechtelijk verleden, voorlopige dekking, aanvraagformulier en bekendheidsclausule

2h.4 Een schade-uitkering verrichten bij een getaxeerde polis.

De kandidaat verricht alle handelingen die plaatsvinden bij een uit te keren schadebetaling waarbij sprake is van een getaxeerde polis op de juiste wijze.

De kandidaat houdt rekening met wet- en regelgeving en de inhoud van de VSV

 

2h.5 In praktijksituaties schadebehandeling toepassen waarbij onder meer verschillende regelingen worden gehanteerd.

De kandidaat voldoet aan de eisen van wet- en regelgeving en de inhoud van de VSV.

De kandidaat houdt rekening met meerder risicodragers (co-assurantie, pools in volmachttekening)

De kandidaat houdt rekening met de polisvoorwaarden.

De kandidate past de regeling Eigen Schuld 2006 op juiste wijze toe.

De kandidaat past de regeling van samenloop (OVS-regeling) op juiste wijze toe.

De kandidaat past de regeling voor Buitengerechtelijke Kosten op juiste wijze toe.

Beoordeelt of er sprake is van merkelijke schuld of opzet

Houd rekening met de wettelijke regelingen voor bereddingskosten bij verschillende verzekeringsvormen.

Eindterm 2i

De persoon beschikt over het vermogen om verschillende vormen van schadereserves te berekenen.

2i.1 De schadevoorziening vaststellen.

De kandidaat beoordeelt op de juiste wijze welk bedrag aan schadevoorziening moet worden opgenomen bij een schadeclaim die in behandeling is genomen.

De kandidaat kan bij het vaststellen van een schadevoorziening aantonen op welke wijze de voorziening tot stand is gekomen.

De kandidaat houdt rekening met wet- en regelgeving, de inhoud van de VSV.

 

Eindterm 2j

De persoon beschikt over het vermogen om de wets- en gedragsregels die gelden voor verzekeraars toe te passen.

2j.1 De bedrijfsregelingen en gedragscodes van het Verbond van Verzekeraars toepassen in een gegeven situatie.

De kandidaat past de bedrijfsregelingen, gedragscodes en convenanten van het Verbond van Verzekeraars op correcte wijze toe.

Rekening houden met wet- en regelgeving, de inhoud van de VSV en afspraken die er binnen het Platformoverleg Verbond/NVGA zijn gemaakt.

2j.2 De inhoud van het Rapport Schaderegelings-beleid en de naar aanleiding daarvan uitgegeven brochures omschrijven en uitvoeren.

De kandidaat past de inhoud van het Rapport van de Verbondscommissie Schaderegelingbeleid op correcte wijze toe

Rekening houden met wet- en regelgeving, de inhoud van de VSV en afspraken die er binnen het Platformoverleg Verbond/NVGA zijn gemaakt.

2j.3 De inhoud van de Gedragscode Persoonlijk Onderzoek omschrijven en uitvoeren.

De kandidaat past de inhoud de Gedragscode Persoonlijk Onderzoek van het Verbond van Verzekeraars op correcte wijze toe.

Rekening houden met wet- en regelgeving, de inhoud van de VSV en afspraken die er binnen het Platformoverleg Verbond/NVGA zijn gemaakt.

2j.4 Uitleggen wat het doel van het VbV is en de werking van het VbV in de praktijk beschrijven en toepassen.

De kandidaat werkt mee om werkmaterieel- en transportcriminaliteit te bestrijden conform de richtlijnen van de Verzekeringsbureau Voertuigcriminaliteit (VbV).

Rekening houden met wet- en regelgeving, de inhoud van de VSV en afspraken die er binnen het Platformoverleg Verbond/NVGA zijn gemaakt.

Eindterm 2k

De persoon beschikt over het vermogen om de aspecten van schadelastbeheer binnen de eigen organisatie toe te passen en de effecten daarvan te meten.

2k.1 Schadelastbeheer binnen een volmachtorganisatie uitvoeren.

De kandidaat kan de aspecten van schadelastbeheer benoemen en kan per aspect beschrijven wat het belang ervan is.

De kandidaat kan met een voorbeeld aantonen op welke wijze goed schadelastbeheer binnen de organisatie kan worden toegepast.

De kandidaat meet de effecten van schadelastbeheer periodiek.

De kandidaat stuurt waar nodig op de juiste wijze bij.

 

Taak 5. Portefeuillebeheer op basis van cijfers, kengetallen en trends

Competenties

Competentie

Context

Kritische kenmerken van de situatie

Waardering door de kandidaat

Eindterm 3a

De persoon demonstreert en/of bewijst dat hij de volmachtportefeuille kan analyseren en maatregelen kan benoemen ter verbetering van het resultaat.

3a.1 De volmachtportefeuille beheren.

Kwaliteit en bewaking daarvan is een belangrijke voorwaarde voor de continuïteit van het volmachtbedrijf.

• De kandidaat kan op basis van de resultaten en samenstelling van de volmachtportefeuille beoordelen wanneer er sprake is van een gezonde volmachtportefeuille.

• De kandidaat kan in een praktijksituatie de aspecten van goed portefeuillemanagement aantonen.

• De kandidaat kan in een praktijksituatie per aspect aantonen wat het belang van goed portefeuillemanagement is.

• De kandidaat kan met een voorbeeld aantonen op welke wijze de implementatie binnen de organisatie kan geschieden.

• De kandidaat analyseert de portefeuille vanuit diverse invalshoeken.

• De kandidaat kan de binnen de analyse gehanteerde begrippen verklaren en toepassen, ook in onderlinge samenhang.

• De kandidaat geeft op basis van een uitgevoerde portefeuille-analyse de acties aan die ondernomen moeten worden om een goede kwaliteit van de portefeuille te waarborgen.

Doe ik voldoende om de kwaliteit van de portefeuille te waarborgen?