Bij de volgende voorbeelden is het uitgangspunt dat aan alle voorwaarden van de toepasselijke
wettelijke bepalingen en regelingen is voldaan.
Voorbeeld 1
Een werkgever treft een structurele regeling die gebaseerd is op een CAO. Op grond
van deze regeling kan elke werknemer die kosten voor het lidmaatschap van een vakbond
maakt elk jaar afzien van een deel van het brutoloon per maand in ruil voor een vergoeding
van die kosten. De werkgever zal die vergoeding aanwijzen als eindheffingsbestanddeel
ten laste van de zogenoemde vrije ruimte.
Uitwerking
In dit geval bestaat, gelet op het structurele karakter van de regeling en de aanvullende,
toekomstgerichte voorwaarden geen twijfel over de realiteitswaarde van de ruil. Een
eventueel op grond van deze regeling verstrekte vergoeding van de kosten van het lidmaatschap
van een vakbond kan onbelast blijven bij de werknemer.
Voorbeeld 2
Werknemers die regelmatig telewerken kunnen van een werkgever een vergoeding voor
de inrichting van de werkruimte krijgen. De werkgever zal die vergoeding aanwijzen
als eindheffingsbestanddeel en vervolgens gebruikmaken van de gerichte vrijstelling
voor vergoedingen die verband houden met een werk- of studeerruimte. De werkgever
stelt als voorwaarde dat de werknemer gedurende drie jaren afziet van een aantal verlofdagen.
Hiertoe wordt de waarde van een verlofdag gesteld op een evenredig gedeelte van het
brutoloon van de desbetreffende werknemer. Indien de werknemer niet langer telewerkt,
of bij tussentijds ontslag, stopt de werkgever de vergoeding. De werknemer hoeft vanaf
dat moment niet langer af te zien van verlofdagen.
Uitwerking
Ook in dit geval bestaat er geen twijfel over de realiteitswaarde. Werknemers die
aan de regeling deelnemen werken in feite langer, in ruil waarvoor de werkgever bereid
is een kostenvergoeding toe te kennen.
Voorbeeld 3
Werknemers hebben recht op een 13e maanduitkering, uit te betalen in januari. In de
loop van het jaar daaraan voorafgaand wordt na overleg met de ondernemingsraad overeengekomen,
dat een werknemer geheel of gedeeltelijk kan afzien van de 13e maanduitkering en in
plaats daarvan kan kiezen voor een aanvullende reiskostenvergoeding. De werkgever
zal die vergoeding aanwijzen als eindheffingsbestanddeel en vervolgens gebruikmaken
van de gerichte vrijstelling voor vervoer in het kader van de dienstbetrekking. Als
het brutobedrag van de 13e maanduitkering van de individuele werknemer ontoereikend
is om de maximale gerichte vrijstelling ter zake van vervoer te benutten kan de werknemer
daarnaast nog afzien van een deel van het brutoloon per maand gedurende de resterende
maanden van het jaar. De werkgever legt dit vast in een cafetariaregeling. Als een
werknemer deelneemt komen de werkgever en werknemer een aanvulling op de arbeidsovereenkomst
overeen.
Uitwerking
In dit geval bestaat, gelet op het structurele karakter van de regeling en de aanvullende,
toekomstgerichte voorwaarden, geen twijfel over de realiteitswaarde van de ruil.