Subsidieregeling NER 300

Geraadpleegd op 11-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 25-12-2010.
Geldend van 25-12-2010 t/m 02-04-2013

Regeling van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 20 december 2010, nr. WJZ / 10169116, tot vaststelling van een nationaal instrument ter uitvoering van het Besluit van de Europese Commissie van 3 november 2010 inzake NER 300 (Subsidieregeling NER 300)

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

Gelet op artikel 3 Kaderwet EZ-subsidies;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • CCS-project: een samenhangend geheel van activiteiten dat:

    • a. gericht is op het milieutechnisch veilig afvangen, transporteren en geologisch opslaan van CO2,

    • b. valt onder één van de categorieën, bedoeld in bijlage 1, onderdeel A, onder I, van het NER-besluit en

    • c. voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, van het NER-besluit;

  • EERP: verordening (EG) nr. 663/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 houdende vaststelling van een programma om het economisch herstel te bevorderen via financiële bijstand van de Gemeenschap aan projecten op het gebied van energie (PbEU 2009, L 200);

  • ETS-richtlijn: richtlijn nr. 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van en regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PbEU 2003, L 275);

  • minister: de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

  • NER-besluit: besluit 2010/670/EU van de Commissie van 3 november 2010 tot vaststelling van criteria en maatregelen voor de financiering van commerciële demonstratieprojecten ter bevordering van de milieutechnisch veilige afvang en geologische opslag van CO2, alsook voor demonstratieprojecten ter bevordering van innovatieve technologieën voor hernieuwbare energie in het kader van de bij Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (PbEU 2010, L 290);

  • ondernemer: een natuurlijke persoon, een rechtspersoon, een vennootschap of een hiermee gelijk te stellen entiteit, die een onderneming in stand houdt, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld;

  • onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • penvoerder: de door het samenwerkingsverband aangewezen penvoerende persoon of organisatie;

  • procedureverordening: verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-verdrag (PbEG 1999, L 83);

  • RES-project: een samenhangend geheel van activiteiten dat:

    • a. gericht is op het ontwikkelen en toepassen van nieuwe technologieën voor hernieuwbare energie;

    • b. valt onder één van de categorieën bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van het NER-besluit;

    • c. voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, van het NER-besluit;

    • d. innovatief is, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel c, van het NER-besluit en

    • e. waarvan de totale projectkosten ten minste € 50.000.000,– bedragen.

  • samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit ten minste twee niet in een groep verbonden deelnemers, dat is opgericht ten behoeve van de uitvoering van activiteiten, niet zijnde een vennootschap;

  • toekenningsbesluit: het besluit van de Europese Commissie bedoeld in artikel 5, vijfde lid, van het NER-besluit.

§ 2. CCS-projecten

Artikel 2

1. De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een ondernemer die of aan een deelnemer in een samenwerkingsverband dat een CCS-project uitvoert in Nederland, op het Nederlandse continentale plat of in de Nederlandse exclusieve economische zone.

Artikel 3

  • 1 De subsidie bedraagt 50% van de subsidiabele kosten.

  • 2 De subsidie bedraagt maximaal 15% van de 300 miljoen beschikbare emissierechten, uitgedrukt in een bedrag in Euro.

Artikel 4

Indien reeds door de Europese Commissie subsidie op grond van de EERP is verstrekt voor de subsidiabele kosten of een deel daarvan, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat het totale bedrag aan subsidies op grond van de EERP en op grond van deze regeling niet meer bedraagt dan 50% van de subsidiabele kosten.

Artikel 5

  • 1 De subsidiabele kosten zijn de investeringskosten van een CCS-project verminderd met de netto contante waarde volgens de best mogelijk schatting van de exploitatiekosten en -baten uit de toepassing van de afvang en opslag CO2 in de eerste tien exploitatiejaren.

  • 2 De investeringskosten zijn de rechtstreeks aan het CCS-project toe te rekenen kosten voor grond, installaties,en apparatuur. De investeringskosten kunnen eveneens betrekking hebben op technologieoverdracht en knowhowlicenties, mits aan de voorwaarden, genoemd in artikel 3, vierde lid, van het NER-besluit is voldaan.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde exploitatiekosten en -baten van het CCS-project worden berekend met toepassing van artikel 3, vijfde lid, van het NER-besluit.

Artikel 6

  • 1 Het subsidieplafond bedraagt het totale bedrag dat op basis van het toekenningsbesluit voor Nederland beschikbaar is voor CCS-projecten.

  • 2 De minister verdeelt het subsidieplafond overeenkomstig het toekenningsbesluit.

Artikel 7

  • 1 Een aanvraag om subsidie wordt uiterlijk 9 februari 2011 ingediend met gebruikmaking van een formulier dat als bijlage 1 bij deze regeling is gevoegd.

  • 2 De aanvraag wordt in de Engelse taal gedaan.

  • 3 De aanvraag gaat, overeenkomstig in het formulier is vermeld, vergezeld van de in het formulier aangegeven bescheiden.

  • 4 Bij de aanvraag worden in ieder geval de gegevens, bedoeld in artikel 5, derde lid, tweede alinea, onderdeel a tot en met d, van het NER-besluit, verstrekt.

Artikel 8

Indien aanvragers van subsidie samenwerken in een samenwerkingsverband, dienen zij hun aanvraag in via een penvoerder.

Artikel 9

  • 1 De minister beslist afwijzend op een aanvraag om subsidie indien de aanvraag niet voldoet aan:

    • a. deze paragraaf;

    • b. de vereisten, bedoeld in bijlage I, onderdeel B, bij het NER-besluit.

  • 2 De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

    • a. onvoldoende vertrouwen bestaat dat de aanvrager het CCS-project naar behoren kan uitvoeren;

    • b. onvoldoende vertrouwen bestaat dat de aanvrager voldoende financiële draagkracht en stabiliteit kan waarborgen;

    • c. onvoldoende vertrouwen bestaat in de haalbaarheid van het CCS-project.

Artikel 10

  • 1 De minister dient de aanvragen waarop op grond van artikel 9 niet afwijzend is beslist, op basis van artikel 5, derde lid, van het NER-besluit in bij de Europese Investeringsbank.

  • 2 De minister beslist afwijzend op een aanvraag om subsidie indien een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, op grond van een toekenningsbesluit niet voor financiering uit hoofde van het NER-besluit in aanmerking komt.

Artikel 11

De minister geeft een beschikking op een aanvraag om subsidie binnen zeventien weken nadat duidelijk is of een CCS-project uit hoofde van het NER-besluit wordt gefinancierd op grond van een voorwaardelijk toekenningsbesluit.

Artikel 12

Indien uit andere hoofde subsidie wordt verstrekt als cofinanciering aan een CCS-project wordt de subsidie verleend onder de ontbindende voorwaarde dat de Europese Commissie overeenkomstig artikel 4, tweede en derde lid, van de procedureverordening bij beschikking heeft vastgesteld dat de cofinanciering geen steun vormt dan wel verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt en de door de Europese Commissie aan de beschikking verbonden voorwaarden bedoeld in artikel 7, vierde lid, van de Procedureverordening zijn toegepast.

Artikel 13

De subsidie wordt verleend onder de ontbindende voorwaarde dat het toekenningsbesluit voor het CCS-project rechtskracht heeft.

Artikel 14

De subsidieontvanger deelt de kennis betreffende de in bijlage II bij het NER-besluit bedoelde elementen overeenkomstig artikel 12 van het NER-besluit.

Artikel 16

De minister kan bij de beschikking tot subsidieverlening bepalen dat ambtshalve voorschotten worden verleend, en, indien voorschotten worden verleend, aangeven hoe deze voorschotten worden berekend.

Artikel 17

  • 1 De subsidieontvanger dient zijn aanvraag om subsidievaststelling in uiterlijk dertien weken na het tijdstip waarop de activiteiten moeten zijn voltooid.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat als bijlage 3 bij de regeling is gevoegd.

  • 3 De aanvraag gaat, overeenkomstig in het formulier is vermeld, vergezeld van de in het formulier aangegeven bescheiden.

§ 3. RES-projecten

Artikel 18

De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een ondernemer die of aan een deelnemer in een samenwerkingsverband dat een RES-project uitvoert in Nederland, op het Nederlandse continentale plat of in de Nederlandse exclusieve economische zone.

Artikel 19

  • 1 De subsidie bedraagt 50% van de subsidiabele kosten.

  • 2 De subsidie bedraagt maximaal 15% van de 300 miljoen beschikbare emissierechten, uitgedrukt in een bedrag in Euro.

Artikel 20

Indien reeds door de Europese Commissie subsidie op grond van de EERP is verstrekt voor de subsidiabele kosten of een deel daarvan, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat het totale bedrag aan subsidies op grond van de EERP e op grond van deze regeling niet meer bedraagt dan 50% van de subsidiabele kosten.

Artikel 21

  • 1 De subsidiabele kosten zijn de extra investeringskosten voor een RES-project die verbonden zijn aan de toepassing van innovatieve technologieën voor hernieuwbare energie verminderd met de netto contante waarde volgens de best mogelijk schatting van de exploitatiekosten en -baten in de eerste vijf jaar in vergelijking met die van een conventionele installatie met dezelfde effectieve energieproductiecapaciteit.

  • 2 De investeringskosten zijn de rechtstreeks aan het RES-project toe te rekenen kosten voor grond, installaties en apparatuur. De investeringskosten kunnen eveneens betrekking hebben op technologieoverdracht en knowhowlicenties mits aan de voorwaarden, genoemd in artikel 3, vierde lid, van het NER-besluit is voldaan.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde exploitatiekosten en -baten worden berekend met toepassing van artikel 3, vijfde lid, van het NER-besluit.

Artikel 22

  • 1 Het subsidieplafond bedraagt het totale bedrag dat op basis van het toekenningsbesluit voor Nederland beschikbaar is voor RES-projecten.

  • 2 De minister verdeelt het subsidieplafond overeenkomstig het toekenningsbesluit.

Artikel 23

  • 1 Een aanvraag om subsidie wordt uiterlijk 9 februari 2011 ingediend met gebruikmaking van een formulier dat als bijlage 3 bij deze regeling is gevoegd.

  • 2 De aanvraag wordt in de Engelse taal gedaan.

  • 3 De aanvraag gaat, overeenkomstig in het formulier is vermeld, vergezeld van de in het formulier aangegeven bescheiden.

  • 4 Bij de aanvraag worden in ieder geval gegevens, bedoeld in artikel 5, derde lid, tweede alinea, onderdeel a tot en met d, van het NER-besluit verstrekt.

Artikel 24

Indien de aanvragers van subsidie samenwerken in een samenwerkingsverband, dienen zij hun aanvraag in via een penvoerder.

Artikel 25

  • 1 De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien de aanvraag niet voldoet aan:

    • a. deze paragraaf;

    • b. de vereisten, bedoeld in bijlage I, onderdeel B, bij het NER-besluit.

  • 2 De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

    • a. onvoldoende vertrouwen bestaat dat de aanvrager het RES-project naar behoren kan uitvoeren;

    • b. onvoldoende vertrouwen bestaat dat de aanvrager voldoende financiële draagkracht en stabiliteit kan waarborgen;

    • c. onvoldoende vertrouwen bestaat in de haalbaarheid van het RES-project.

Artikel 26

  • 1 De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist, hoger naarmate het RES-project:

    • a. de Nederlandse economie meer versterkt;

    • b. het meer bijdraagt aan het Nederlandse innovatiebeleid;

    • c. het meer bijdraagt aan de realisatie van de duurzame energiedoelstelling van Nederland in 2020.

  • 2 Voor de rangschikking wegen de in het eerste lid vermelde cirteria even zwaar.

  • 3 De vijf hoogst gerangschikte aanvragen worden door de minister op grond van artike  27 ingediend.

Artikel 27

  • 1 De minister dient de aanvragen waarop op grond van artikel 25 en 26 niet afwijzend is beslist, op basis van artikel 5, derde lid, van het NER-besluit in bij de Europese Investeringsbank.

  • 2 De minister beslist afwijzend op een aanvraag om subsidie indien een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, op grond van een toekenningsbesluit niet voor financiering uit hoofde van het NER-besluit in aanmerking komt.

Artikel 28

1. De minister geeft een beschikking op een aanvraag om subsidie binnen zeventien weken nadat duidelijk is of een RES-project uit hoofde van het NER-besluit wordt gefinancierd op grond van een voorwaardelijk toekenningsbesluit.

Artikel 29

Indien uit andere hoofde subsidie wordt verstrekt als cofinanciering aan een RES-project wordt de subsidie verleend onder de ontbindende voorwaarde dat de Europese Commissie overeenkomstig artikel 4, tweede en derde lid, van de procedureverordening bij beschikking heeft vastgesteld dat de cofinanciering geen steun vormt dan wel verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt en de door de Europese Commissie aan de beschikking verbonden voorwaarden bedoeld in artikel 7, vierde lid, van de Procedureverordening zijn toegepast.

Artikel 30

De subsidie wordt verleend onder de ontbindende voorwaarde dat het toekenningsbesluit voor het RES-project rechtskracht heeft.

Artikel 31

De subsidieontvanger deelt de kennis betreffende de in bijlage II bij het NER-besluit bedoelde elementen overeenkomstig artikel 12 van het NER-besluit.

Artikel 33

De minister kan bij de beschikking tot subsidieverlening bepalen dat ambtshalve voorschotten worden verleend, en, indien voorschotten worden verleend, aangeven hoe deze voorschotten worden berekend.

Artikel 34

  • 1 De subsidieontvanger dient zijn aanvraag om subsidievaststelling in uiterlijk dertien weken na het tijdstip waarop de activiteiten moeten zijn voltooid.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat als bijlage 3 bij de regeling is gevoegd.

  • 3 De aanvraag gaat, overeenkomstig in het formulier is vermeld, vergezeld van de in het formulier aangegeven bescheiden.

§ 4. Slotbepalingen

Artikel 35

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 6 november 2010.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 20 december 2010

De

Minister

van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M.J.M. Verhagen

Controleprotocol aangaande het geven van aanwijzingen over de reikwijdte en intensiteit van de accountantscontrole van EL&I subsidies

behorende bij

ACCOUNTANTSVERKLARING

betreffende

de subsidieverstrekking door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie ten behoeve van het project NER300

1. Uitgangspunten

1.1. Doelstelling

Dit controleprotocol heeft als doel het geven van aanwijzingen omtrent de reikwijdte en de intensiteit van de controle aan de accountant, die is belast met de controle van de, door de subsidie-ontvanger, bij het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (hierna te noemen EL&I) in te dienen aanvraag om subsidievaststelling.

De controle kan worden uitgevoerd door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

1.2. Procedures

Reviewbeleid Ministerie van EL&I

De Auditdienst van EL&I kan een review uitvoeren op de uitgevoerde accountantscontrole inzake deze subsidie. De accountant, die de controle uitvoert, verstrekt de Auditdienst desgevraagd alle inlichtingen en bescheiden1. De eventuele extra kosten van deze accountant in verband met de review zijn niet voor rekening van het ministerie.

1.3. Wet- en regelgeving

Voor de controle van de rechtmatigheid volgens dit protocol is in ieder geval van toepassing:

  • de relevante Europese en Nederlandse aanbestedingsregelgeving

  • de specifieke subsidievoorwaarden volgens de subsidieverleningsbrief met directe financiële gevolgen voor de subsidieverantwoording.

2. Controleaanpak

2.1. Eisen voor de controleaanpak

De controle dient te voldoen aan de zogenaamde nadere voorschriften Controle- en overige standaarden (NV COS), die daarvoor door het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) zijn vastgesteld.

Zonder de in voorgaande alinea geformuleerde voorschriften in te perken zijn voor de controle van specifieke financiële verantwoordingen ten behoeve van de vaststelling van bijdragen vanuit het Ministerie van EL&I met name de volgende voorgeschreven controlewerkzaamheden van toepassing:

  • 1. . De accountant stelt een risico-analyse op inzake het risico dat de specifieke financiële verantwoording een materiële fout bevat. Deze risico-analyse wordt specifiek gemaakt voor deze controle; niet volstaan kan worden met een standaard analyse. In de risicoanalyse maakt de accountant zichtbaar welke (eventuele aanvullende) controles gericht op deze risico’s zullen worden uitgevoerd.

  • 2. . De accountant ontwikkelt op grond van de risico-analyse een controleplan waarin zijn vastgelegd: de aard, de tijdsfasering en de omvang van de controlewerkzaamheden die door leden van het opdrachtteam moeten worden uitgevoerd om toereikende controle-informatie te verkrijgen om het controlerisico tot een aanvaardbaar laag niveau te reduceren.

  • 3. In het controleplan worden de feitelijk gebruikte controletolerantie (in relatie tot de financiële verantwoording) in euro’s vastgelegd. Hierbij wordt de goedkeuringstolerantie (zie paragraaf 2.2) vertaald naar toegepaste controletolerantie, waarbij de goedkeuringstolerantie het maximum is.

  • 4. . Bij de controle wordt vastgesteld of de in de financiële verantwoording opgenomen posten, met in achtneming van de gestelde marges (zie 2.2), rechtmatig (zie definitie 2.3) zijn besteed.

  • 5. De accountant controleert of de financiële verantwoording voldoet aan de daarvoor gestelde eisen.

  • 6. De accountant controleert de bij de aanvraag om subsidievaststelling verstrekte informatie op de volgende punten:

    • a) de juiste en volledige weergave van de door andere bestuursorganen of door de Commissie van de Europese Gemeenschappen verstrekte subsidies (en indien van toepassing bijdragen van andere derden) ter zake van de kosten van de gesubsidieerde activiteiten.

    • b) de juistheid van de verstrekte informatie over het al dan niet in aftrek kunnen brengen van de BTW.

  • 7. De accountant kan bij zijn controle gebruik maken van controlewerkzaamheden, die zijn uitgevoerd bij de controle van de jaarrekening. Een enkele verwijzing hiernaar is onvoldoende documentatie. In het controledossier voor de specifieke verklaring dienen deze werkzaamheden te worden beschreven evenals de belangrijkste relevante conclusies. Het controledossier voor de specifieke verklaring moet zelfstandig bruikbaar zijn. Dit betekent dat de relevante stukken in dat dossier zelf opgenomen moeten worden en dat de informatie uit het jaarrekeningdossier voor dit doel gekopieerd en indien nodig bewerkt moet worden.

  • 8. De accountant zorgt voor adequate controledocumentatie, waaruit blijkt dat de werkzaamheden c.f. het controleplan zijn uitgevoerd, wat de uitkomsten van de controle zijn alsmede dat deze zijn beoordeeld door de eindverantwoordelijke partner. Deze documentatie omvat in ieder geval stukken waaruit blijkt:

    • dat de cijfermatige juistheid van de verantwoording is nagegaan

    • dat de verantwoording aansluit met de financiële administratie

    • welke de aard en de omvang is van verrichte deelwaarnemingen op in de verantwoording opgevoerde kosten

    • dat een cijferbeoordeling is uitgevoerd van de werkelijk verantwoorde kosten ten opzichte van de begrote kosten

    • dat de accountant heeft gecontroleerd of de Europese aanbestedingsrichtlijnen door de instelling – indien van toepassing2– zijn nageleefd.

2.2. Goedkeuringstoleranties en gewenste zekerheid

Bij zijn oordeelsvorming over de naleving van de subsidievoorwaarden streeft de accountant naar een redelijke mate van zekerheid. Indien dit begrip voor het gebruik van statistische technieken gekwantificeerd moet worden, moet uitgegaan worden van een betrouwbaarheid van 95 procent.

Een accountantsverklaring met een goedkeurende strekking impliceert dat, gegeven eerder genoemde betrouwbaarheid, de meest waarschijnlijke fout in de financiële verantwoording niet groter is dan één procent van het totaal financieel belang van die verantwoording. De hierna vermelde tabel van toepassing.

Soort verklaring

Goedkeurend

Met beperking

Oordeelonthouding

Afkeurend

Fouten in de verantwoording

≤ 1%

> 1% en ≤ 3%

N.v.t.

> 3%

Onzekerheden in de controle

≤ 3%

> 3% en ≤ 10%

> 10%

N.v.t.

Genoemde percentages zijn ontleend aan het Handboek Auditing Rijksoverheid (HARo) van het Interdepartementaal Overleg Departementale Auditdiensten (IODAD).

2.3. Definitie rechtmatigheidsfouten en -onzekerheden

Van een rechtmatigheidsfout in de verantwoording is sprake indien naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek is gebleken dat een (gedeelte van een) post niet voldoet aan de geldende wet- en regelgeving (zie ook paragraaf 1.3).

Rechtmatigheidsfouten worden in absolute zin opgevat; saldering van fouten is daarom niet toegestaan.

Van een rechtmatigheidsonzekerheid in het onderzoek is sprake als er onvoldoende controle-informatie beschikbaar is om een (gedeelte van een) post als goed of fout aan te merken. Kortom als onzekerheid bestaat over het wel of niet voldoen aan de eisen.

Bij fouten in de verantwoording kan onderscheid gemaakt worden in incidentele en structurele fouten.

Van een incidentele fout is sprake als het een toevallige fout betreft. Kenmerkend voor incidentele fouten is dat in principe geen herhaling optreedt van de geconstateerde fout.

Van een structurele fout is sprake als de oorzaak van de fout is gelegen in (onderdelen van) het systeem van uitvoering, waardoor fouten met een (zeker) herhalingskarakter (kunnen) optreden. Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing op onzekerheden in de controles.

Voor een adequate onderbouwing van het oordeel is het noodzakelijk dat de accountant fouten en onzekerheden zoveel mogelijk kwantificeert.

Omgaan met geconstateerde fouten en onzekerheden

Onderscheid moet gemaakt worden tussen materiële en niet-materiële fouten.

Materiële fouten, die niet worden gecorrigeerd, leiden tot een andere dan een goedkeurende strekking van de accountantsverklaring (cf. tabel par. 2.2).

Voor niet-materiële fouten, die bij de accountantscontrole blijken, is het uitgangspunt dat gevonden fouten in eerste instantie worden gecorrigeerd. Voor zover dat niet gebeurt, worden individuele fouten boven een belang van 0,1 % van het absolute financieel belang (dus geen saldering van uitgaven en inkomsten) van de financiële verantwoording door de accountant in zijn bevindingen rapport gerapporteerd. Het ministerie van EL&I beoordeelt in hoeverre deze fouten tot correcties leiden.

3. Verslaglegging

De accountant legt de uitkomsten van de controle vast in een accountantsverslag, dat bestaat uit de volgende onderdelen:

  • 1. accountantsverklaring: hiervoor wordt de ‘Voorbeeldtekst HRA 3 sectie II hoofdstuk 10.3: accountantsverklaring bij een subsidiedeclaratie in de publieke sector’ gehanteerd.

  • 2. verslag van niet gecorrigeerde fouten: hierin rapporteert de accountant de gebleken niet-materiële fouten bij de controle, welke niet zijn gecorrigeerd, voor zover deze (per fout) de omvang van 0,1 % van het financieel belang van de financiële verantwoording overschrijden. Dit rapport heeft het karakter van een uitzonderingsrapportage. De aard en omvang van deze fouten worden vermeld. Deze rapportage kan (uitsluitend) achterwege blijven indien dergelijke fouten niet zijn gebleken.

Ad 1.:

Een voorbeeld van deze verklaring is opgenomen in de bijlage. Dit voorbeeld is de versie per februari 2008. Voor de actuele versie wordt verwezen naar de website van het NIVRA

10.3 Voorbeeldtekst basis goedkeurende accountantsverklaring bij een subsidiedeclaratie in de publieke sector 1

1 Gezien de diversiteit aan subsidieregelingen zal de basisverklaring nog aangepast moeten worden aan de specifieke situatie. Deze voorbeeldtekst is de versie per 20 februari 2008. Voor de actuele versie wordt verwezen naar de website van het NIVRA.

Aan: Opdrachtgever

Accountantsverklaring ...3

Afgegeven ten behoeve van ... (naam subsidiegever).

Opdracht

Wij hebben bijgevoegde4, subsidiedeclaratie5ingevolge ...6van ... (naam entiteit) te ... (statutaire vestigingsplaats) over...(periode/jaar) gecontroleerd De subsidiedeclaratie is opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de entiteit7. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de declaratie te verstrekken.

Werkzaamheden

Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder/en ...8Dienovereenkomstig dienen wij onze controle zodanig te plannen en uit te voeren, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de subsidiedeclaratie geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van relevante gegevens.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.

Oordeel

Naar ons oordeel geeft de subsidiedeclaratie de ... in alle van materieel belang zijnde aspecten juist weer9, in overeenstemming met ...10

Overige aspecten- beperking in het gebruik (en verspreidingskring)11

De subsidiedeclaratie van ... (naam entiteit) en onze verklaring daarbij zijn uitsluitend bedoeld voor ... (naam entiteit) ter verantwoording aan ... (naam subsidiegever) en kunnen derhalve niet voor andere doeleinden worden gebruikt.

Plaats, datum

Naam accountantspraktijk

Naam externe accountant en ondertekening met die naam

  1. Krachtens de Comptabiliteitswet 2001 (artikelen 43, 43a) heeft de Minister bij - commanditaire vennootschappen, vennootschappen onder firma en natuurlijke personen die een beroep of bedrijf uitoefenen aan wie door de Staat of een derde voor rekening of risico van de Staat rechtstreeks of middellijk een subsidie, een lening of garantie wordt verstrekt - het recht nadere inlichtingen in te winnen n.a.v. terzake ontvangen bescheiden.Ook zijn onze Ministers bevoegd inzage te vorderen in de controledossiers van de accountant die de betreffende bescheiden heeft gecontroleerd om te bepalen of bij de vaststelling kan worden gesteund op de door deze accountant uitgevoerde controle. Met betrekking tot het verlenen van inzage in het controledossier kan de accountant zich niet beroepen op de omstandigheid dat hij op grond van andere bij of krachtens de wet opgelegde verplichtingen tot geheimhouding is verplicht van in dit dossier opgenomen vertrouwelijke gegevens. Onze Ministers zijn bevoegd van stukken inzake de betreffende controle uit de controledossiers kopieën te maken. ^ [1]
  2. Bedrijven/instellingen die in totaal voor meer dan 50% gesubsidieerd worden door aanbestedende diensten zijn daarmee zelf ook aanbestedende dienst geworden. ^ [2]
  3. Eventueel aan te vullen met de naam van de betreffende subsidieregeling. ^ [3]
  4. Indien voorgeschreven aanvullen met: ‘(en) door ons gewaarmerkte’. ^ [4]
  5. Afhankelijk van de subsidieregeling te vervangen door een meer passende benaming. ^ [5]
  6. Aan te vullen met een verwijzing naar de betreffende subsidieregeling. ^ [6]
  7. Afhankelijk van de aard van de entiteit te vervangen door een meer passende aanduiding zoals ‘het bestuur van de vennootschap’ (B.V./N.V.), ‘vereniging’, ‘stichting’ enz. ^ [7]
  8. Aan te vullen met een verwijzing naar de controlecriteria zoals vermeld in de relevante wet- en regelgeving, het van toepassing zijnde referentiekader of het controleprotocol. Afhankelijk van de status daarvan wordt ‘waaronder’ of ‘en’ gebruikt. ^ [8]
  9. Gekozen is voor een algemene formulering. Afhankelijk van de subsidieregeling kan het oordeel anders worden geformuleerd. Het aspect volledigheid is meestal niet van toepassing. ^ [9]
  10. Aan te vullen met een verwijzing naar de controlecriteria zoals vastgelegd in de relevante wet- en regelgeving, in het van toepassing zijnde referentiekader of in het controleprotocol. ^ [10]
  11. Deze paragraaf kan, vooruitlopend op de implementatie van ISA 800 (revised) optioneel worden toegepast. ^ [11]