Organisatie- en mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2015

Geraadpleegd op 28-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 23-11-2016.
Geldend van 23-11-2016 t/m heden

Regeling van de Minister van Financiën van 26 oktober 2015, tot vaststelling van het Organisatie- en mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2015

De Minister van Financiën,

Gelet op artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1. : Begrippen

In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. het ministerie: het Ministerie van Financiën;

  • b. het kernministerie: het Ministerie van Financiën exclusief de Belastingdienst;

  • c. de minister: de Minister van Financiën;

  • d. de staatssecretaris: de Staatssecretaris van Financiën;

  • e. bewindspersoon: de Minister of de Staatssecretaris van Financiën;

  • f. algemene leiding: de ambtelijke leiding van het ministerie, respectievelijk van de directoraten-generaal, waaronder de Generale Thesaurie, van het ministerie;

  • g. mandaat: de bevoegdheid om in naam van een bewindspersoon besluiten te nemen;

  • h. volmacht: de bevoegdheid die een volmachtgever verleent aan een ander, de gevolmachtigde, om in zijn naam privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;

  • i. (hoofd)budgethouder: hoofd van een organisatie-eenheid verantwoordelijk voor het financieel beheer van één of meer budgetten.

Hoofdstuk 2. Algemene leiding

Artikel 2. : Missie en taakopdracht

Het ministerie werkt aan een goede financiële huishouding van Nederland, int belastingen op basis van solide fiscale regelgeving en ziet toe op een doelmatige besteding van overheidsgeld. Het ministerie maakt regels voor het goed functioneren van het financiële stelsel en werkt aan een sterke economische structuur die verankerd is in een economisch en financieel gezond Europa.

De algemene leiding hanteert de basiswaarden van het ministerie en draagt zorg voor de bevordering van deze waarden onder de medewerkers. Zij stimuleert de toewijding, de deskundigheid, de professionaliteit en de aanspreekbaarheid van de medewerkers. De algemene leiding geeft ruimte aan talent in de organisatie en bevordert de samenwerking tussen dienstonderdelen en met andere ministeries. De algemene leiding legt over de bedrijfsvoering en het beheer van de haar toevertrouwde middelen op inzichtelijke wijze verantwoording af.

Artikel 3. : Secretaris-generaal

  • 1 De secretaris-generaal (de SG) is belast met de ambtelijke leiding van al hetgeen het ministerie betreft. De SG draagt zorg voor de coördinatie van de hoofdlijnen van beleidsvoorbereiding en -uitvoering binnen het ministerie en waarborgt de ministeriële verantwoordelijkheid.

  • 2 De SG geeft collegiaal leiding aan de directeuren-generaal, onder wie de thesaurier-generaal (de DG’s).

  • 3 De SG is verantwoordelijk voor de beleidsterreinen van de onder hem ressorterende directies en diensten, genoemd in artikel 7 onder a en b, voor de samenhang tussen die beleidsterreinen en voor de bijbehorende bedrijfsvoering. De SG geeft op collegiale wijze leiding aan de onder hem ressorterende directeuren en voorziet daartoe in de nodige ondermandaten van die directeuren.

  • 4 De SG treft een vervangingsregeling inzake vervanging bij zijn afwezigheid.

Artikel 4. : Directeuren-generaal

De DG’s zijn verantwoordelijk voor de beleidsterreinen van de onder hen ressorterende directies, genoemd in artikel 7 onder c tot en met f, voor de samenhang tussen die beleidsterreinen en voor de bijbehorende bedrijfsvoering. De DG’s hebben een plaatsvervanger, die hen bij afwezigheid vervangt. De DG’s geven op collegiale wijze leiding aan de onder hen ressorterende directeuren en voorzien daartoe in de nodige ondermandaten van die directeuren.

Artikel 4a

  • 1 Er is een chief information officer (de CIO).

  • 2 De CIO heeft de volgende hoofdtaken:

    • de ambtelijke en politieke leiding gevraagd en ongevraagd adviseren over de doelstelling, uitvoering, kosten en risico’s van grote ICT-projecten;

    • oordelen over de start van ICT-projecten en op kritieke momenten tijdens de uitvoering daarvan;

    • opstellen en actueel houden van de departementale strategie en visie op geautomatiseerde informatievoorziening en ICT en deze ontwikkelen en onderhouden, vanuit de rijksbreed afgesproken kaders, de departementale architectuur en standaarden;

    • bewaken van de samenhang in informatievoorziening en ICT-projecten binnen het ministerie door applicatie- en projectenportfoliomanagement;

    • toezicht houden op de naleving van de rijksbrede kaders binnen het ministerie en het stellen van eisen aan projectbeheersingsmethodieken op basis van de rijksbrede kaders, en ondersteunen van audits, reviews en second opinions.

  • 3 De SG wijst een CIO aan.

Artikel 5. : Collegiaal overleg

  • 1 Er is een bestuursraad. De volgende functionarissen voeren in de bestuursraad regelmatig collegiaal overleg over de hoofdlijnen van beleidsontwikkeling en -uitvoering, over de hoofdlijnen van de departementale bedrijfsvoering en over al het andere dat nodig is voor een goed functioneren van het ministerie:

    • a. de SG;

    • b. de directeur-generaal Belastingdienst;

    • c. de directeur-generaal voor Fiscale Zaken;

    • d. de directeur-generaal van de Rijksbegroting;

    • e. de thesaurier-generaal;

    • f. de CIO, ten aanzien van zijn hoofdtaken zoals genoemd in artikel 4a, tweede lid.

  • 2 De bestuursraad staat onder voorzitterschap van de SG en elk van de functionarissen neemt daaraan deel met volledig behoud van de eigen verantwoordelijkheden en bevoegdheden. De directie Bestuurlijke en Juridische Zaken verzorgt het secretariaat van de bestuursraad.

  • 3 Er is een bedrijfsvoeringsberaad. De volgende functionarissen voeren in het bedrijfsvoeringsberaad regelmatig collegiaal overleg over beleidsvoorstellen met betrekking tot de departementale bedrijfsvoering:

    • a. een lid van het Management team van het directoraat-generaal Belastingdienst;

    • b. de plaatsvervangend directeur-generaal voor Fiscale Zaken;

    • c. de plaatsvervangend directeur-generaal van de Rijksbegroting;

    • d. een directeur van de Generale Thesaurie;

    • e. de directeur Financieel-Economische Zaken;

    • f. de directeur Bedrijfsvoering;

    • g. een directeur van het SG-cluster.

  • 4 Het bedrijfsvoeringsberaad kent een roulerend voorzitterschap en elk van de functionarissen neemt deel aan het beraad met volledig behoud van de eigen verantwoordelijkheden en bevoegdheden.

Artikel 6. : Overleg met bewindspersonen

Over vraagstukken die van politiek gevoelige of anderszins zwaarwegende aard zijn, treedt de algemene leiding in contact met de bewindspersoon die het aangaat, voordat van bevoegdheden gebruik wordt gemaakt.

Hoofdstuk 3. Organisatie en taken

Artikel 7. : Organisatie ministerie

Het ministerie bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

  • a. de hierna genoemde ministeriebrede organisatieonderdelen van het SG-cluster die rechtstreeks ressorteren onder de SG:

    • 1°. de directie Algemene Financiële en Economische Politiek;

    • 2°. de directie Bedrijfsvoering;

    • 3°. de directie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

    • 4°. de directie Communicatie;

    • 5°. de directie Financieel-Economische Zaken.

  • b. de hierna genoemde Rijksbrede organisatieonderdelen van het SG-cluster die rechtstreeks ressorteren onder de SG:

    • 1°. de Auditdienst Rijk;

    • 2°. de dienst Domeinen Roerende Zaken.

  • c. de Belastingdienst, die rechtstreeks ressorteert onder de directeur-generaal Belastingdienst en waarvan het directoraat-generaal Belastingdienst de concernstaf vormt. Het directoraat-generaal Belastingdienst bestaat uit de volgende onderdelen:

    • 1°. Cluster Uitvoeringsbeleid;

    • 2°. Cluster Fiscaliteit;

    • 3°. Cluster Bedrijf;

    • 4°. Cluster Informatie Voorzieningen-beleid.

  • d. de hierna genoemde organisatieonderdelen van het directoraat-generaal voor Fiscale Zaken, die rechtstreeks ressorteren onder de directeur-generaal voor Fiscale Zaken:

    • 1°. de directie Algemene Fiscale Politiek;

    • 2°. de directie Internationale Zaken en Verbruiksbelastingen;

    • 3°. de directie Directe Belastingen;

  • e. de hierna genoemde organisatieonderdelen van het directoraat-generaal van de Rijksbegroting, die rechtstreeks ressorteren onder de directeur-generaal van de Rijksbegroting:

    • 1°. de directie Begrotingszaken;

    • 2°. de Inspectie der Rijksfinanciën;

  • f. de hierna genoemde organisatieonderdelen van de Generale Thesaurie, die rechtstreeks ressorteren onder de thesaurier-generaal;

    • 1°. de directie Buitenlandse Financiële Betrekkingen;

    • 2°. de directie Financiële Markten;

    • 3°. de directie Financieringen;

    • 4°. het Agentschap van de Generale Thesaurie.

Artikel 8. : Taken organisatie

  • 1 De organisatieonderdelen van het SG-cluster als genoemd in artikel 7, onder a:

    • a. ondersteunen de organisatieonderdelen van het ministerie op het gebied van organisatie, personeel, financiën, salaris, communicatie, documentaire informatievoorziening, archiefbeheer, facilitaire dienstverlening en ICT;

    • b. behartigen, specifieke ministeriebrede functies inzake:

      • 1°. algemeen juridische en Europeesrechtelijke advisering;

      • 2°. politiek-bestuurlijke advisering van algemene aard;

      • 3°. ondersteunende werkzaamheden voor de algemene leiding;

      • 4°. communicatiebeleid en begeleiding van communicatie-uitingen van de bewindslieden en het ministerie;

      • 5°. de controlfunctie voor het ministerie;

      • 6°. het integriteitsbeleid;

      • 7°. De advisering over en onderzoek naar het te voeren financieel-economisch beleid.

  • 2 De organisatieonderdelen van het SG-cluster als genoemd in artikel 7, onder b, behartigen ministerie- en Rijksbrede functies inzake:

    • a. de auditfunctie voor het ministerie en in opdracht van andere ministers de auditfunctie voor andere ministeries;

    • b. het beheer en verkoop van overtollige en door overheidsinstanties in beslag genomen roerende zaken.

  • 3 Het directoraat-generaal Belastingdienst:

    • a. adviseert de bewindslieden en de algemene leiding over alle aangelegenheden inzake de Belastingdienst;

    • b. toetst voorgenomen wetgeving op uitvoeringsaspecten voor de Belastingdienst;

    • c. adviseert over het uitvoeringsbeleid van fiscale, douane-, en invorderingswetgeving;

    • d. adviseert over het dienstverlenings-, toezichts- en opsporingsbeleid van de Belastingdienst;

    • e. adviseert over het uitvoeringsbeleid van internationale gegevensuitwisseling op het gebied van belastingen;

    • f. heeft een strategie- en onderzoeksfunctie op zijn beleidsterrein;

    • g. voert de Wet op de verlening van bijstand aan de Europese Commissie bij controles en verificaties ter plaatse uit.

  • 4 Het directoraat-generaal voor Fiscale Zaken:

    • a. adviseert over het te voeren fiscaal beleid en bereidt de belastingwetgeving voor;

    • b. adviseert over het internationale beleid op het gebied van fiscaliteit en douane;

    • c. bereidt wetgeving en internationale regelingen voor op het gebied van de directe belastingen, de verbruiksbelastingen en wat daarmee verband houdt en adviseert over het hiermee samenhangende beleid;

    • d. adviseert over het beleid en bereidt wetgeving voor op het gebeid van de uitvoering van toeslagen door de Belastingdienst.

    • e. heeft een strategie- en onderzoeksfunctie op zijn beleidsterrein.

  • 5 Het directoraat-generaal van de Rijksbegroting:

    • a. adviseert met betrekking tot de beheersing van de collectieve uitgaven van het Rijk;

    • b. bewaakt namens de minister als toezichthouder de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van de collectieve uitgaven;

    • c. doet voorstellen voor effectieve begrotingsregels en infrastructuur van de begroting;

    • d. voorziet in transparantie over de budgettaire besluitvorming;

    • e. heeft een strategie- en onderzoeksfunctie op zijn beleidsterrein.

  • 6 De Generale Thesaurie:

    • a. adviseert over het beleid ten aanzien van de financiële markten en het toezicht daarop en bereidt de daartoe benodigde wetgeving voor;

    • b. vervult namens de bewindspersoon het aandeelhouderschap in de staatsdeelnemingen;

    • c. adviseert over publiek-private samenwerking;

    • d. adviseert over buitenlands financiële betrekkingen;

    • e. voorziet in de uitgifte en het beheer van de Nederlandse staatsschuld;

    • f. heeft een strategie- en onderzoeksfunctie op zijn beleidsterrein.

Artikel 9. : Tijdelijke directies

  • 1 De SG kan, met inachtneming van de taken genoemd in artikel8 en passend binnen de in artikel7 genoemde hoofdstructuur van de rechtstreeks onder hem ressorterende dienstonderdelen, tijdelijke directies of projectdirecties instellen.

  • 2 De SG kan de DG’s toestemming verlenen om, met inachtneming van de taken genoemd in artikel7 en passend binnen de in artikel8 genoemde hoofdstructuur van hun directoraat-generaal, tijdelijke directies of projectdirecties in te stellen.

Artikel 10. : Organisatie- en mandaatbesluiten SG-cluster en Directoraten-Generaal

  • 1 De SG stelt een organisatie- en mandaatbesluit vast voor de rechtstreeks onder hem ressorterende dienstonderdelen.

  • 2 De DG’s stellen, in overeenstemming met de SG, een organisatie- en mandaatbesluit voor hun directoraat-generaal vast.

Hoofdstuk 4. Mandaten

Artikel 11. : Hoofdbudgethouderschap

  • 1 De SG en DG’s zijn hoofdbudgethouder voor wat betreft hun taken en zijn uit dien hoofde bevoegd verplichtingen – met financiële consequenties – aan te gaan en uitgaven goed te keuren binnen hun budgetten.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, gaat de DG Belastingdienst verplichtingen ten aanzien waarvan het verscherpt toezicht geldt, als bedoeld in bijlage 3, slechts aan in overeenstemming met de directeur van de Inspectie der Rijksfinanciën.

  • 3 De SG stelt, na advies van de directeur FEZ, de hoogte vast van de budgetten bedoeld in het eerste lid.

  • 4 De hoofdbudgethouders zijn verantwoordelijk voor een adequaat financieel beheer.

Artikel 12. : Budgethouderschap

  • 1 De SG en de DG’s kunnen voor de in artikel 11 genoemde bevoegdheden ondermandaat verlenen aan budgethouders.

  • 2 In een ondermandaat wordt de omvang ervan aangegeven.

Artikel 13. Mandaat aan SG en DG’s

  • 1 De SG en DG’s hebben binnen het kader van de jaarplannen en binnen eventueel door de minister of namens de minister door de SG gegeven richtlijnen mandaat ten aanzien van het nemen van besluiten en afdoen van stukken betreffende alle aangelegenheden die behoren tot hun werkterrein tenzij bij wet anders is bepaald of de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet. De SG en DG’s oefenen die bevoegdheden uit met inachtneming van de bevoegdheden van de op hun dienstonderdeel ingestelde ondernemingsraden.

  • 2 De ondertekening van uitgaande stukken zal luiden als volgt:

    De Minister van Financiën, resp. De Staatssecretaris van Financiën,

    namens deze,

    gevolgd door de aanduiding van de (onder)gemandateerde functionaris.

Artikel 14. : Ondermandaat

  • 1 De SG en de DG’s kunnen ieder voor hun werkterrein ondermandaat verlenen.

  • 2 Directeuren kunnen het aan hen verleende ondermandaat doormandateren. Voor ondermandaat door een directeur is de goedkeuring door de SG of de DG vereist.

  • 3 In een ondermandaat wordt de omvang ervan aangegeven.

  • 4 De directeur Bestuurlijke en Juridische Zaken draagt zorg voor openbare terinzagelegging op het ministerie en bekendmaking op het intranet en de internetsite van het ministerie van de krachtens deze regeling verleende ondermandaten.

Artikel 15. : Mandaatregister

Onderdeel van deze regeling vormt een mandaatregister dat is opgenomen in bijlage 2. Het mandaatregister bevat handtekeningen en parafen van de in dit besluit gemandateerde functionarissen.

Artikel 16. : Personeelsbesluiten

Bij het nemen van besluiten, afdoen van stukken en ondertekenen van uitgaande brieven met betrekking tot alle personeelsaangelegenheden, bedoeld in bijlage 1 bij deze regeling, betreffende het kernministerie is advies van de directeur Bedrijfsvoering vereist.

Artikel 17. : Besluiten met financiële consequenties

Voor zover voorgenomen besluiten met financiële consequenties niet passen binnen de door de SG vastgestelde budgetten, is instemming van de directeur Financieel-Economische Zaken vereist.

Artikel 18. : Mandaat, volmacht en machtiging

Voor de toepassing van deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt met de verlening van mandaat gelijkgesteld de verlening van:

  • a. volmacht,

    en

  • b. machtiging om in naam van een bewindspersoon handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

Hoofdstuk 5. Algemene bepalingen ten aanzien van de uitoefening van taken

Artikel 19. : Voorbehouden aan bewindspersonen

Aan de bewindspersonen is voorbehouden het afdoen en ondertekenen van stukken:

  • a. gericht aan de Koning;

  • b. gericht aan de Raad van State;

  • c. gericht aan de ministerraad (van het Koninkrijk);

  • d. gericht aan de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal;

  • e. gericht aan de president van de Algemene Rekenkamer;

  • f. gericht aan autoriteiten in binnen- en buitenland, gelijk of hoger in rang dan een minister of staatssecretaris;

  • g. zijnde Ministeriële regelingen houdende algemeen verbindende voorschriften.

Artikel 20. : Voorbehouden aan de secretaris-generaal

Aan de SG is voorbehouden het afdoen en ondertekenen van stukken:

  • a. betreffende voorstellen omtrent de vaststelling van de hoofdstructuur van het ministerie, tot en met het niveau van directies;

  • b. betreffende de vaststelling van de formatie van schaal 15 en hoger;

  • c. betreffende de benoeming van ambtenaren in functies van schaal 15 tot en met 18;

  • d. betreffende de besluiten tot bezoldiging conform artikel 8 en tot bijzondere beloning conform artikel 22a BBRA van functionarissen in schaal 15 tot en met 18, met uitzondering van de toekenning van de incidentele beloningen op grond van artikel 22a BBRA die gedurende het jaar worden toegekend voor incidentele, bijzondere prestaties. De bevoegdheid tot het nemen van deze besluiten berust bij de DG’s en de SG.

Hoofdstuk 6. Verantwoording

Artikel 21. : Planning en control

De SG en de DG’s leggen, aan het eind van het verslagjaar en tussentijds, gestructureerd verantwoording af over de uitvoering van aan hen opgelegde taken en het gebruik van daarbij verleende bevoegdheden.

Artikel 22. : Planning en managementrapportages

  • 1 De SG stelt ieder jaar een jaarplan op. De DG’s stellen ieder jaar een jaarplan op en bespreken dit met de SG. In het jaarplan worden beleidsdoelstellingen opgenomen, alsmede een risicoanalyse, voorgenomen activiteiten en budgetten.

  • 2 De SG stelt gedurende het jaar twee uitvoeringsrapportages op. De DG’s stellen gedurende het jaar twee uitvoeringsrapportages op en bespreken deze met de SG. In de uitvoeringsrapportages wordt gerapporteerd over het realiseren van beleidsdoelstellingen en activiteiten, over de uitputting van budgetten en over bijzonderheden in de bedrijfsvoering.

  • 3 Op basis van de uitvoeringsrapportages van de SG en de DG's stelt de directeur Financieel-Economische Zaken tweemaal per jaar een concernrapportage op die wordt besproken in de bestuursraad.

  • 4 De SG stelt na afloop van ieder jaar een jaarrapportage en een managementverklaring op. De DG’s stellen na afloop van ieder jaar een jaarrapportage en een managementverklaring op en bespreken deze met de SG. In de managementverklaring wordt verslag gedaan van afwijkingen in de bedrijfsvoering en over de risicobeheersing daarbij. Voorts bevat de managementverklaring een oordeel over de rechtmatigheid van de gedane uitgaven.

  • 5 De SG stelt na afloop van ieder jaar een samenvattende managementverklaring op en brengt deze ter kennis van de minister.

Artikel 23. : Control

  • 1 De directeur Financieel-Economische Zaken (FEZ) ondersteunt in de vorm van toezicht en advies de SG en de DG’s bij hun overkoepelende verantwoordelijkheid voor beleidsterreinen en bijbehorende bedrijfsvoering.

  • 2 De directeur FEZ vervult de rol van concerncontroller – vanuit de in wet- en regelgeving, waaronder de Comptabiliteitswet 2001, vastgelegde taken – bij de totstandkoming van solide begrotingen en verantwoordingen in het kader van de planning- en controlcyclus, en bij de beoordeling van voorstellen met financiële gevolgen.

  • 3 De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de directeur FEZ zijn vastgelegd in het Besluit taak FEZ.

Artikel 24. : Audit

  • 1 De directeur Auditdienst Rijk (ADR), respectievelijk de certificerend accountant van de ministeries, verschaft zekerheid over de rechtmatigheid van verplichtingen, de uitgaven en de ontvangsten van de aangesloten ministeries. Hij voert de accountantscontrole uit op de jaarverslagen van deze ministeries. Hij informeert de algemene leiding, de bewindspersonen en het Audit Committee over de uitkomsten van deze werkzaamheden.

  • 2 In opdracht van de algemene leiding of van de directeuren onderzoekt de directeur ADR, respectievelijk de certificerend accountant van de ministeries, de beleids- en bedrijfsvoering en rapporteert daarover aan de opdrachtgever en aan het Audit Committee.

  • 3 De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de directeur ADR zijn vastgelegd in het Besluit taak DAD.

Artikel 25. : Audit Committee

  • 1 Er is een Audit Committee.

  • 2 Het Audit Committee is samengesteld uit drie externe leden en twee leden van de bestuursraad. Eén van de externe leden is de voorzitter van het Audit Committee.

  • 3 De externe leden van het Audit Committee kunnen hun bevindingen separaat aan de minister kenbaar maken.

Artikel 26. : Intrekking andere (mandaat)regelingen

De volgende regeling wordt ingetrokken: Organisatie- en mandaatbesluit Ministerie van Financiën, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 9 mei 2014.

Artikel 27. : Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 28. : Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Organisatie- en mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Financiën,

J.R.V.A. Dijsselbloem

Bijlage 1. bij het Organisatie- en mandaatbesluit Ministerie van Financiën

Personeelsaangelegenheden als bedoeld in artikel 16

De personeelsaangelegenheden als bedoeld in artikel 16 zijn:

artikel 14 ARAR (stopzetting bezoldiging algemeen)

artikel 40 ARAR (stopzetten bezoldiging bij ziekte)

artikel 43 ARAR (sancties ziekte 0-52 weken)

artikel 44 ARAR (sancties ziekte >52 weken)

artikel 49 l ARAR (ontslag/sanctie bij reorganisatie)

artikel 73 ARAR (aanzuiveren tekort)

artikel 77 ARAR (ontzegging toegang tot gebouw)

artikel 80-84 ARAR (disciplinaire straffen)

artikel 90-92 ARAR (schorsing)

artikel 94, derde lid, ARAR (blokkeren ontslag op verzoek)

artikel 94, vierde lid, ARAR (blokkeren ontslag op verzoek wijziging termijn)

artikel 96 ARAR (reorganisatie-ontslag)

artikel 98, eerste lid, ARAR (ontslag ongeschiktheid)

artikel 99 ARAR (ontslag om andere reden)

artikel 104a ARAR (vermissing)

alsmede

de vaststelling van de formatie zoals gebaseerd op artikel 2 van het Coördinatiebesluit inrichting organisatie en formatie rijksdienst.

Bijlage 3. Verscherpt toezicht

De toepasselijkheid van het verscherpt toezicht, bedoeld in artikel 11, tweede lid (nieuw), wordt beoordeeld aan de hand van de hierna genoemde criteria.

Algemene criteria verscherpt toezicht

  • Directie Financieel Economische Zaken (FEZ) van het kerndepartement en de Inspectie der Rijksfinanciën (IRF) beoordelen alle aan te gane verplichtingen van de Belastingdienst. Uitgangspunt hierbij is een drempelbedrag van € 100.000,– inclusief BTW.

  • Reeds gedane bestuurlijke toezeggingen boven het drempelbedrag, zonder concrete verplichtingen of toezeggingen vallen onder het verscherpt toezicht. Indien deze leiden tot een aan te gane verplichting, worden deze voorgelegd in het kader van verscherpt toezicht.

  • De werking van de criteria zullen periodiek worden geëvalueerd en kunnen waar nodig worden bijgesteld indien daar aanleiding toe bestaat.

  • Het is niet toegestaan om een aan te gane verplichting of opdracht te knippen in meerdere verplichtingen of opdrachten om daarmee onder het drempelbedrag te komen.

  • Lopende aanbestedingen worden gerespecteerd. Nieuwe aanbestedingen (vanaf de inwerkingtreding van artikel 11, tweede lid, van dit wijzigingsbesluit) die boven het drempelbedrag uit komen moet voorafgaand aan het publicatiemoment toestemming worden gevraagd. De verplichting die voortvloeiend uit de aanbesteding met de voorkeursleverancier wordt aangegaan, behoeft ook voorafgaande goedkeuring.

  • Bij de uitwerking van de criteria is gebruik gemaakt van de indeling van de budgettaire tabel van het beleidsartikel 1 Belastingen en de rijksbrede kostensoortentabel zoals opgenomen in de Rijksbegrotingsvoorschriften:

    • Eigen personeel

      • Nieuwe contracten van vast en tijdelijk eigen personeel in schaal 141 en hoger. Het betreft zowel instroom van buiten de Belastingdienst als doorstroom binnen de Belastingdienst. Dit betekent dat bij vervulling van vacatures in schaal 14 er eerst toestemming door FEZ/IRF wordt verleend voordat het arbeidsvoorwaardengesprek met de beoogde kandidaat kan worden gevoerd. Aangetoond moet worden dat het beschikbare budget voor eigen personeel toereikend is (past het binnen de meerjarige formatie?). Het is wel mogelijk selectiegesprekken en assessments te voeren. Indien akkoord bevonden, kan op basis van een door de Belastingdienst aan te leveren model van de in-, door- en uitstroom en de wervingsruimte, de afzonderlijke toetsing per aanstelling worden vervangen door een procesmatige benadering, waarbij bijvoorbeeld per wervingsactie goedkeuring kan worden verleend.

      • De personele exploitatie-uitgaven zoals representatie, reiskosten, studie en opleidingen, contributies, personeelsevenementen en sociaal flankerend beleid.

    • Externe inhuur

      • Voor de definitie van externe inhuur wordt aangesloten op de rijksbegrotingsvoorschriften externe inhuur: ‘Externe Inhuur is het uitvoeren van werkzaamheden in opdracht van een bij de rijksoverheid in dienst zijnde opdrachtgever, door een private organisatie met winstoogmerk, middels het tegen betaling inzetten van personele capaciteit en deskundigheid, waarop door de opdrachtgever mede gestuurd wordt.’

      • Verlenging van een aflopend inhuurcontract geldt als een nieuwe verplichting. Indien het bedrag het drempelbedrag overschrijdt, valt de verlenging onder het verscherpt toezicht.

      • Externe inhuur op basis van mantelcontracten (zoals Randstad) valt bij overschrijding van het drempelbedrag onder het verscherpt toezicht.

      • Als de Belastingdienst nadere informatie heeft over de frequentie van deze beslissingen, de raming en de bijstellingen, kan worden bezien of dit aanleiding geeft om het drempelbedrag aan te passen.

      • Voor de goede orde: in lijn met de motie De Pater-Van der Meer is externe inhuur boven een uurprijs van 225 euro slechts in uitzonderlijke gevallen toegestaan, volgens het principe ‘comply or explain’.

    • ICT

      • Hieronder vallen o.a. licenties, aanschaf van hard- en software en uitbesteed werk op terrein van ICT.

    • Bijdragen aan SSO’s

      • Hieronder vallen de bijdragen aan de SSO’s zoals P-Direkt, FMHaaglanden, Rijksvastgoedbedrijf, Doc-Direkt, Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR), SSC-ICT (allen BZK), Dictu (EZ), Paresto en IVENT/DTO (DEF). Verplichtingen boven het drempelbedrag zijn vaak langlopend en vaak vastgesteld in rijksbrede overleggen.

    • Overig materieel

      • De overige materiële uitgaven (circa 350 miljoen euro) vallen onder het verscherpt toezicht. Voorbeelden van overige materiële uitgaven zijn betalingen aan het wagenpark en de schepen van Douane, huisvesting en facilitaire diensten voorzover deze niet vallen onder de bijdragen aan SSO’s, voorlichting, portokosten, dienstkleding, kosten Kamer van Koophandel en Kadaster, betalingsverkeer, betalingen aan Logius.

Wat valt niet onder het verscherpt toezicht?

  • Betalingen op reeds aangegane verplichtingen tot en met 12 oktober 2016 vallen niet onder het verscherpt toezicht. Facturen op deze verplichtingen kunnen dus betaalbaar worden gesteld.

  • Verplichtingen met betrekking tot de programma-uitgaven van de Belastingdienst zoals begroot op beleidartikel 1 van de begroting vallen niet onder de verplichtingenstop:

    • Verplichtingen inzake betalingen van belasting- en invorderingsrente aan belastingplichtigen;

    • Verplichtingen inzake betalingen van proceskostenvergoeding, indien belastingplichtigen in het gelijk zijn gesteld bij een bezwaar- of beroepsprocedure;

    • Verplichtingen inzake bekostigingsbijdragen aan de Waarderingskamer en de Douaneraad;

    • Medewerkers die reeds een beroep hebben gedaan op de vrijwillige regeling. De VSO (vaststellingsovereenkomst) met betrekking tot deze regeling is reeds ter ondertekening toegestuurd of zal binnenkort worden uitgestuurd. Hier is sprake van reeds aangegane verplichtingen die de Belastingdienst moet nakomen. Daarmee vallen deze verplichtingen niet onder het verscherpt toezicht.

    • Ontvangsten (belastingontvangsten en apparaatsontvangsten).

  1. Volgens de handleiding overheidstarieven zijn de loonkosten van schaal 14 circa € 105.000,– per jaar. ^ [1]